liedbundel
voor kinderen van 4 -12 jaar







liedbundel
voor kinderen van 4 -12 jaar
onder redactie van meesters in muziek
Frans Haverkort
Rinze van der Lei
Lieuwe Noordam met dank aan
Chrystal Cochius, Hans van Eerden, Thea Endedijk, Pieter Jaap Idema, Frida de Koning, Marjanka van Maurik, Christiane Nieuwmeijer, Suzan Overmeer, Marjo Schilling, Marinus Scholten, Theo Toenink, Ellen de Vugt, Hermien Wiechers.
Wanneer je op een goede, doordachte manier leiding geeft aan het aanleren van een lied, werk je vanzelf aan de muzikale ontwikkeling van de kinderstem en het muzikaal gehoor.
Daarnaast stimuleert het zingen de ontwikkeling van het muzikaal geheugen en het muzikaal voorstellingsvermogen.
wie zingt er?
Door telkens met de kinderen mee te zingen, leren ze niet zelfstandig te zingen. Bovendien leren ze niet goed te luisteren. Daarom luidt de basisregel vanaf groep 3: als de leraar zingt, luisteren de kinderen, als de kinderen zingen, luistert de leraar. Dat geldt ook – en juist daar –tijdens het aanleren van een lied. Natuurlijk zijn er uitzonderingen: zing even mee bij moeilijke passages, zing ook even mee om de kinderen te stimuleren.
begintoon
Geef voor het zingen van een lied met de kinderen altijd de juiste begintoon aan. Gebruik daarvoor een instrument: bijvoorbeeld een keyboard, blokfluit of een staafinstrument. Zomaar ‘ergens’ beginnen, levert in de meeste gevallen een te lage begintoon op. Dat is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van de kinderstem.
Bij het overnemen van de toon kan het zinvol zijn het niet bij één toon te laten, maar ook de eerste tonen van het lied (beginmotief) voor te zingen of voor te spelen. De kinderen nemen dan sneller de juiste tonen over. Een werkwijze:
• speel het eerste motief of de eerste toon van het te zingen lied;
• zing dit zelf na;
• zorg met een attentiegebaar voor aandacht van de kinderen;
• laat met een uitnodigend gebaar zien dat de kinderen de toon of het motief na mogen zingen;
• maak een afslaggebaar;
• zet met een handgebaar het lied in.
tacteren
Met een handgebaar geef je de inzet en het tempo van een lied aan. Dat noemen we tacteren. Met het inzetgebaar kun je ook het tempo aangegeven: hoe kleiner en sneller deze ‘voorbereidende slag’ hoe hoger het tempo. Vooral bij het zingen van canons, met meezingopnames of met andere vormen van begeleiding is het noodzakelijk dat de kinderen geleerd hebben hoe ze moeten reageren op het handgebaar van de leraar.
schematische weergave
activiteiten leraar activiteiten kinderen
toon/tonen opzoeken luisteren toon/tonen zelf overnemen luisteren uitnodigend gebaar toon overnemen afsluitend gebaar stoppen met overnemen handen ‘hoog’ houden stilte inzetgebaar maken inademen tacteren en stimuleren met mimiek en gebaren zingen afsluitend gebaar maken eindigen
werken aan kwaliteit
Als de kinderen zingen, gebruikt de leraar zijn handen (tacteren) en zijn gezicht (expressie). Goed luisteren naar de kwaliteit van het zingen is belangrijk bij het leiding geven aan een zingende groep. De volgende vragen kunnen dat luisteren ‘sturen’:
Zingen de kinderen:
• in de maat?
• gelijk?
• de melodie en het ritme correct?
• met een correcte ademhaling en zitten ze rechtop?
• met de juiste expressie?
• goed gearticuleerd?
• zuiver?
• niet te hard of te zacht?
• wel allemaal mee?
Let vanaf het begin op deze aspecten. Geef de kinderen aanwijzingen hoe ze beter kunnen zingen en daag ze tijdens het zingen met jouw bewegingen en gezichtsuitdrukkingen uit om het vervolgens ook beter te doen.
Het aanleren van een lied aan kleuters heeft zo zijn eigen dynamiek: het leren voltrekt
zich met behulp van allerlei activiteiten door de hele muziekles heen. (Lees hiervoor het laatste hoofdstuk van de inleiding.) Vanaf groep 3 is het zinvol bij het aanleren van een nieuw lied verschillende fasen te onderscheiden en de werkvormen daarbij aan te passen.
introductiefase
een goede sfeer
Breng de kinderen in de juiste sfeer om ze te motiveren tot goed, gericht luisteren. Dat kan op een muzikale, maar ook op een niet-muzikale manier. Wanneer de kinderen aan het begin van de les geconcentreerd zijn, ontstaat er meer kwaliteit bij het zingen, luisteren, spelen en bewegen. Daardoor verloopt het leerproces soepeler en sneller.
niet-muzikale werkvormen
De niet-muzikale werkvormen hebben meestal te maken met het thema van het nieuwe lied: herfst, Sinterklaas enzovoort. Denk daarbij aan een gesprek, een drama-werkvorm, een verhaal, een tekening of ander aanschouwelijk materiaal.
muzikale werkvormen
De voorbereiding van het aanleren kan ook muzikaal plaatsvinden. Denk aan het zingen van een bekend lied, luisteren naar de opname van het lied, het uitvoeren van een spreektekst of een klankspel. Zo staan er op verschillende plaatsen in deze bundel suggesties voor inzingoefeningen aan de hand van fragmenten uit het nieuwe lied of uit een reeds bekend lied. Met deze inzingoefeningen komen de kinderen in een muzikale sfeer. Ook bereiden ze hun stembanden fysiek voor op het leveren van prestaties. Met deze inzingoefeningen kunnen heel goed al bepaalde passages uit het nieuwe lied worden voorbereid; daardoor verloopt het aanleren sneller en beter.
De kleuters zingen snel en graag mee. Trek maar de parallel met de manier waarop peuters van hun vader of moeder een liedje leren: ze zingen altijd mee. Bij kleuters begint het leren van een nieuw lied vaak met meedoen, vanaf groep 3 neemt het expliciete, gerichte luisteren een steeds groter gedeelte in bij het aanleren. Probeer wel steeds de kleuters alleen te laten zingen.
herhaling
Kleuters (en oudere kinderen ook) leren door de voortdurende herhaling van activiteiten. Zing het liedje dus vaak voor (tien tot vijftien keer is geen uitzondering), wissel het af met activiteiten en laat ze meezingen. Meer liederen en didactiek voor het jonge kind vind je in de bundel Kleuter-wijs.
tekst en muziek: Geeske Nijdam
tekst en muziek: Petra Polman Tuin
spel met pittenzakken
Verspreid op de vloer van het speellokaal ligt een aantal pittenzakken. Zing het lied voor of gebruik de opname.
• Loop tussen de pittenzakken door en zing het lied voor of laat de opname horen. Ga precies op het woord ‘zitten’ op een pittenzak zitten.
• Herhaal het lied. Eén kind volgt het voorbeeld maar kiest een ‘eigen weggetje’.
• Het lied klinkt net zo vaak tot alle kinderen op een pittenzak zitten.
• Als iedereen op een pittenzak zit, zingen alle kinderen het lied. zingen en lopen
De kinderen starten allemaal tegelijkertijd en lopen al zingend tussen de pittenzakken door. Aan het eind van het lied zoeken ze hun eigen pittenzak weer op en gaan op het juiste moment zitten.
(Naar een idee van Petra Polman Tuin, De taal van muziek en materiaal.)
tekst en muziek: Herman Broekhuizen
drama
Schenk jezelf een lekker kopje thee in. ‘Wat suiker erbij… een lekker koekje.’ Zijn er ook kinderen die een kopje thee willen? Teken een ouderwetse theepot. Verklaar het oor en de tuit.
zingen
Zing het lied voor of laat de opname horen en voer de bewegingen erbij uit. De kinderen zullen deze bewegingen snel meedoen.
bewegen
Keteltje dik van buik. Met je handen een dikke buik maken. Dit is mijn oor…
Rechterhand in de zij… en dat is mijn tuit.
Linkerarm opheffen en buigen in de vorm van een tuit. Als het water kookt dan roep ik luid: til me op…
Op de tenen gaan staan… en schenk me uit.
Naar links buigend een schenkbeweging maken.
spel
Alle kinderen hebben een kopje. Zing het lied en schenk het kopje van een kind vol. Dit kind loopt tijdens het zingen naar een volgend kind en schenkt het kopje vol, enzovoort.
tekst en muziek: Herman Broekhuizen
In de maneschijn, in de maneschijn, Cirkel beschrijven met beide handen. Klom ik op een trapje naar het raamkozijn.
Met de handen omhoog klimmen en een vierkant beschrijven met beide handen.
Maar je waagt het niet, maar je waagt het niet.
Waarschuwende vinger met de rechterhand.
Dit is een vogel en dat is een vis.
Vogel: met de handen ‘vliegen’; vis: handpalmen tegen elkaar en zigzaggend vooruit.
Dit is een duizendpoot die schoenenpoetser is.
Poetsen met een vuist in de andere hand.
En dat is één en dat is twee…
Eén vinger, twee vingers opsteken.
En dat is dikke, dikke, dikke tante Kee.
Met beide handen een dikke buik maken.
En dat is recht en dat is krom…
Rechterarm gestrekt, rechterarm gebogen.
En nu draaien we het wieltje nog eens om. Rombom.
Handen om elkaar heen draaien en op ‘rombom’ twee klappen in de lucht.
Zing het lied voor of luister naar de opname. Maak zelf de bewegingen. De kinderen imiteren de bewegingen. Na enkele keren voeren ze de bewegingen zelfstandig uit en zingen ze het lied.
tekst en muziek: Herman Broekhuizen
Maak met de kinderen een ronde piste in het lokaal. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld hoepels, pylonen of andere hulpmiddelen. Kruip zelf in de rol van circusdirecteur (hoed, zweep).
De kinderen lopen stapvoets twee aan twee de piste rond. Begeleid dit eerst met een handtrom, zing daarna het lied of gebruik de opname. De kinderen lopen eerst als paarden en dan als clowns.
groep 3 4 3 4
tekst en muziek: Geeske Nijdam
* bij ‘down’: naar beneden swingen bij ‘Yeèh’: sprong in de lucht
Het laatste woord van elke regel worden vervangen door een geluid of gebaar. Tijdens de eerste herhaling van het lied is dat ‘zucht’, tijdens de tweede herhaling komt daar ‘lucht’ bij, enzovoort.
tekst: André Rooymans muziek: Leo Aussems
klankspel
‘Soms moet je thuis heel stil zijn, omdat iemand ligt te slapen. Toch maak je per ongeluk af en toe lawaai.’ Verzin met de kinderen acht geluiden. Maak met deze geluiden een klankspel met veel stilte. Geef de geluiden met een handgebaar aan.
luisteropdracht
Zing het lied langzaam voor of luister samen naar de opname. ‘Zingt het broertje zelf ook in het lied? Wat zingt hij?’
Acht kinderen maken tijdens het couplet een van bovengenoemde geluiden op de vierde tel van elke maat: na ‘lopen’, na ‘bed’, enz. Geef dit met een handgebaar aan. Herhaal dit enkele keren met andere kinderen.
zingen
Herhaal deze werkvorm een aantal keren. De kinderen zingen vervolgens eerst het refrein en daarna het hele lied.
uitbeelden
Verdeel de kinderen in twee groepen. De ene helft staat verspreid over het lokaal te ‘slapen’. De andere helft sluipt op de tenen rond en zingt zachtjes het couplet. Zing de regel ‘Dan krijst en schreeuwt ie ’t uit’ harder. Op dat moment wordt de eerste groep wakker, wijst naar de sluipers en zingt boos het refrein.
Overleg met de kinderen hoe het couplet met vader kan worden uitgebeeld.
tekst en muziek: Marjanka van Maurik
spelen
De kinderen drummen met de handen, ritmestokjes of echte kloppers op de tafel, de stoel en de vloer. Eén kind mag op de deur slaan.
tekst en muziek: Cees West
2. You put your right hand in…
3. You put your right knee in…
4. You put your right ear in…
5. You put your right hip in…
6. You put you whole self in…
De leerlingen staan in een kring met de handen los. Spreek van tevoren af welke twee leerlingen bij elkaar horen.
Maat 1:
Rechtervoet in de kring steken.
Maat 2:
Rechtervoet terugtrekken.
Maat 3:
In, terug, in, terug.
Maat 4:
Voet schudden.
Maat 5 t/m 8:
Op een zelf verzonnen manier op de plaats ronddraaien.
Maat 1 t/m 8:
Alles herhalen met de linkervoet.
Maat 9 en 10:
Met drie langzame ‘stap-knik’-passen naar binnen, zwaai op de laatste tel het vrije been naar voren.
Maat 11 en 12:
Met vier langzame ‘stap-knik’-passen achteruit naar buiten.
Maat 13 t/m 16:
Twee aan twee ronddansen en ten slotte weer in de kring uitkomen.
* Of een Nederlandse rivier: de IJssel, de Dinkel, de Regge, de Amstel enzovoort.
bord
Schrijf de tekst van het lied op het bord.
spreken en zingen
• Oefen met de leerlingen eerst de uitspraak en vertaal de Franse tekst.
• Maak er een spreektekst van door de woorden in het ritme van het lied uit te spreken.
• Zing het lied daarna enkele keren voor of luister samen naar de opname. De leerlingen zingen het lied dan snel zelfstandig.
bewegen
De bijbehorende dans is eenvoudig en slaat goed aan bij de leerlingen.
Opstelling: twee rijen op acht passen afstand tegenover elkaar, gezicht naar de partners.
Maat 1 en 2: Vier wandelpassen naar voren.
Maat 3 en 4: Vier wandelpassen achteruit.
Maat 5 t/m 8: Herhaling van maat 1 t/m 4, aan het eind blijft het eerste paar staan en geeft elkaar twee handen (i.v.m. de zijwaartse galoppas).
Maat 9 t/m 12: De rijen klappen de maat, het eerste paar danst in zijwaartse galoppas tussen de rijen door (voorbij het laatste paar).
Maat 13 t/m 16:
Het paar danst terug en sluit achter de rij aan; alle leerlingen schuiven een plaats op.
tekst: André Rooymans muziek: Arie Keyzer
improvisatie
Hé baba doe ba herhalen
Skoe doe dee herhalen
Ding dang doe da herhalen Hupsakee herhalen
tekst en muziek: Adriaan Dropsie track 187
2. Hoe zou het zijn in het café bij de Romeinen? Ik ben benieuwd of het rare jongens zijn. Hoe zou het zijn als Asterix gaat bestellen, neemt hij toverdrank of neemt hij everzwijn?
Refrein …
3. Laat me raden, was het eitje van Columbus, hard gebakken, zacht gekookt, gepocheerd? Laat me raden, toen hij thuis kwam van zijn reisje, zei, z’n vrouw: … ‘Maak jij maar rechtsomkeert!’
Refrein …
luisteren
Schrijf de tekst van het lied op het bord. Zing het lied voor of gebruik de opname. De leerlingen geven steeds op de rust voor ‘Mama’ een klap in de handen. Herhaal dit tot het goed gaat.
Afrikaanse dans
‘Hoe zien Afrikaanse dansen eruit? Wie kan bewegingen voordoen?’ Zoek eventueel op internet (YouTube) naar filmpjes onder de titel African Dance en bekijk enkele dansen. De leerlingen verzinnen in groepen danspassen bij het lied. Zing het lied met alle leerlingen. De groepen laten een voor een hun dans zien. Herhaal het lied tot alle groepen geweest zijn.
Vertaling:
Samba Lele voelt zich niet lekker, hij heeft een beetje hoofdpijn. Wat hij eigenlijk nodig heeft, is een pak voor zijn broek!
stem
Oefen in verschillende tempi met behulp van een echospel de volgende teksten:
bord
Schrijf de tekst van het lied en onderstaande fragmenten op het bord.
Zing het hele lied een aantal malen voor of gebruik de opname. ‘Welk fragment hoort bij de eerste zin?
En welk fragment bij de tweede? Welk fragment hoor je helemaal niet in het lied?’
(Het eerste, veeg dit weg.)
Neem het tempo tijdens het aanleren niet te snel.
• De kinderen zingen eerst het fragment van de eerste zin en dan het fragment van de tweede zin.
• Vervolgens oefenen ze het hele lied.
Veeg de tekst weg als de groep het lied goed kent.
liedbundel voor kinderen van 4 -12 jaar
heeee,
waar zijn de tracks ?!
Vul deze unieke code in op liedbundel-eigenwijs.com en ontvang een wachtwoord voor de streams van de liedjes.
Eigen-wijs is de meest gebruikte bundel met populaire liederen voor kinderen van 4-12 jaar. In de bundel staan traditionele en eigentijdse liederen, in verschillende talen en uit verschillende culturen.
De keuze is bepaald door kwaliteit, aantrekkelijkheid en bewezen waarde voor het gebruik in de basisschool en de Pabo’s. Veel liederen zijn voorzien van tips om het aanleren gemakkelijk te maken.
Bij de bundel hoort de website liedbundel-eigenwijs.com met de audio-opname van het eerste couplet en het refrein.
De complete audio-opnamen van de liederen en de meezingversies zijn te beluisteren in Eigenwijs Next, dé complete kunst- en cultuurmethode voor het primair onderwijs.