Metselen en voegen
Metselen en voegen Het begin (geboorte) van de boog hoeft niet met de lagenmaat van het opgaande werk samen te vallen. De mooiste oplossing is om bovenkant van de boog zo te kiezen dat je er met een 3/4 tot 1/2 laag overheen kunt metselen, [Fig 29.3]. Mocht dit niet uitkomen, dan kun je wellicht het begin van de boog ietsje verschuiven. Let hierbij op dat op punt M in [Fig 29.1] dat met een lintvoeg moet stroken. M
[Fig 29.1]
M
[Fig 29.2] Zijaansluiting (aanzet) van segmentboog
Maak voor een segmentboog boven een kozijn vooraf een uitslag. Omdat de boog aan de a chterzijde steunt op het kozijn, hoeft alleen aan de v oorkant een schenkel te w orden gesteld, [Fig 30.1] die je met lijmtangen vastzet. Het afschrijven van de lagen gaat dan het gemakkelijkst. Gebruik voor de ondersteuning een formeel met stutten (met wiggen) of schroefstempels als de segmentboog boven een muuropening komt waarin geen kozijn is geplaatst, [Fig 31.2]. Bij dikkere muren worden er aan de bovenkant latjes op geslagen. Om de boog na het m etselen uit te krabben, worden de latjes zodanig op lagenmaat op de schenkels bevestigd, dat de voegen bereikbaar zijn. Evenals voor een strek is er voor een boog maar een halve uitslag nodig. Bepaal op de buitenbooglijn eerst de sluitsteen terwijl op het overige gedeelte een maat afgepast wordt die gelijk is aan of zo dicht mogelijk ligt bij de gebruikte lagenmaat. Breng hierna de gevonden punten over op de binnenbooglijn. Is de straal van de boog groter dan 1 meter, dan zal het bij éénsteensbogen niet nodig zijn de stenen op dikte te hakken. Het verloop wordt in de voeg opgevangen. Het is echter wel noodzakelijk dat de lagenmaat aangehouden wordt. Bij het metselen houdt men de porringdraad dan over het midden van de steen, [Fig 31.1]. Hak de stenen taps als de boog hoger is dan één steen of als de straal van de boog kleiner is dan 1 meter. Gebruik hiervoor een zelfgemaakte mal, [Fig 31.1]. Tot slot een praktische manier om een segmentboog te trekken, [Fig 30]. In deze tekening is AB de overspanning, CE is de pijl. Bevestig twee latten in C stevig tegen elkaar. Plaats in de punten A en B een draadnagel waarover de einden van de latten zich vrij kunnen bewegen. Plaats in het knooppunt C een potlood. Wanneer je nu de latten van links naar rechts beweegt en daarbij zorgt dat ze over de draadnagels bij A en B blijven glijden, kun je een zuivere boog trekken. Bepaal nadat de boog is getrokken het p orringpunt P om de segmentboog verder af te werken zoals in [Fig 31] is aangegeven. Dit kan gebeuren door berekening of door constructie van de middelloodlijn van AC.
buitenbooglijn
C [Fig 29.3]
Tip: lange, scherpe punten kunnen worden voorkomen door boven de boog enkele stenen verticaal te plaatsen, [Fig 29.5].
A
E
B
P [Fig 30] Trekken van een segmentboog.
[Fig 29.4] PDC-folie of lood isolatie
schenkel
formeel
vastzetten met lijmtang porringdraad
[Fig 29.5] Segmentboog zonder lange scherpe punten in het aansluitende metselwerk
wiggen
stut of schroefstempel
[Fig 31.1]
mal
[Fig 31] Tijdelijke ondersteuning van segmentbogen met schenkel [30.1] en formeel [30.2]
47
www.weberbeamix.nl
[Fig 31.2]