Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter, behalve als: • de zin begint met een losse letter: ’s Avonds gaat ze om 7 uur naar bed. Dan begint het eerste volledige woord met een hoofdletter. • de zin begint met een cijfer: 13 is een ongeluksgetal. Het eerste in letters geschreven woord krijgt dan ook geen hoofdletter.
211 In tekst 1 en 2 ontbreken de hoofdletters. Welke woorden moeten met een hoofdletter beginnen? tekst 1
tekst 2
neem een getal in je hoofd. tel er 4 bij op. tel er dan 15 bij op en daarna nog eens 9. trek nu het getal af dat je in je hoofd had. 28 is je eindgetal.
13 augustus ben ik jarig. woensdag geef ik een feestje. kom je ook? het begint om 3 uur. je kunt blijven eten. ’s avonds word je om ongeveer 8 uur weer thuisgebracht.
Als je in je zin een hele zin van iemand anders letterlijk aanhaalt, begin je het citaat met een hoofdletter. Ze zei: ‘Ik ga niet mee.’ Het citaat moet tussen aanhalingstekens staan. Let op: je zet geen hoofdletter en geen aanhalingstekens als iemand de zin dacht in plaats van zegt. Hij dacht: het zal wel.
212 In tekst 3 – 7 ontbreken de hoofdletters. Welke woorden moeten met een hoofdletter beginnen?
88
tekst 3
tekst 4
tekst 5
een olifant en een muis lopen door de woestijn. de muis vraagt aan de olifant: ‘waarom heb jij een autodeur bij je?’ de olifant antwoordt: ‘als ik het warm heb kan ik het raampje open zetten’.
twee muizen lopen over een vlakte als er een vleermuis overvliegt. ‘kijk, dat is mijn broer’, zegt de ene muis tegen de andere. ‘die is bij de luchtmacht.’
er komt een kikker bij de melkboer. de melkboer vraagt: ‘waarmee kan ik u van dienst zijn?’ ‘kwark, kwark!’
tekst 6
tekst 7
een muis kijkt tegen een benzinepomp op en vraagt: ‘ben jij een robot?’ de benzinepomp zegt niets terug. de muis vraagt nog eens: ‘ben je een robot of niet?’ de pomp zwijgt nog steeds in alle talen. de muis zegt boos: ‘haal die vinger nou eens uit je oor, dan hoor je tenminste wat ik je vraag!’
een olifant en een muis lopen over een brug. de muis zegt tegen de olifant: ‘wat stampen wij, hè?’