Meetkunde Hoeken hoeken meten en berekenen 90
180
270
42
90°
60°
rechte hoek
scherpe hoek
30 20 10 0 360
a In een gelijkzijdige driehoek zijn alle 3 zijden even lang. De hoeken zijn ook alle 3 even groot. Hoe groot?
140°
stompe hoek
De 3 hoeken van een driehoek zijn samen 180°. Een rechthoekige driehoek heeft 1 rechte hoek van 90°. Een rechte lijn is 180°. Een cirkel is 360°.
c In een rechthoekige driehoek is altijd 1 hoek 90°. In de driehoek hiernaast is de bovenste hoek 50°. Hoe groot is dan de hoek rechtsonder?
b In een gelijkbenige driehoek zijn 2 zijden even lang. Geef aan welke 2 hoeken gelijk zijn.
C
A
B
43 Teken na op ruitjespapier. a Meet a en b; bereken c.
Een hoek meet je met een geodriehoek. Leg het nulpunt van de geodriehoek op het hoekpunt A. Leg de lange zijde van de geodriehoek langs een been (AB) van de hoek. Lees de hoek af bij het andere been, de lijn AC.
b Meet a; bereken b.
c Meet a en b; bereken c.
d Meet c; bereken a en b.
b c b
b
a
c
a
a
c
a
b
175