Wouw 2 - Thema 2 - Werkboek - inkijk methode

Page 1

Thema 2 Alle kleuren

Naam: Klas:
2 Les 1
Wat doe je op stap? 1 Bespreek wat je ziet. CONTRACT Onderweg We denken aan de ander! Respect voor de natuur Ik ga akkoord! Mijn handtekening:
Les 1 Samen op pad in de herfst!

Les 2 Ik ken de seizoenen!

Waar is de herfst?

1 Kleur wat past bij de herfst oranje

sneeuw

bloesem

3 Les 2
blaadjes vallen

Les 3 Planten in de herfst

De delen van een boom

1 Teken een herfstboom. Kleur in de juiste kleuren.

2 Schrijf het nummer bij het juiste deel van de boom. vrucht blad

3 4

stam tak

5 6

bolster wortels

7

kruin 1 2

4 Les 3

De delen van een blad

3 Schrijf het nummer bij het juiste deel van het blad.

4 Welke bladrand zie je? Verbind.

1 2 3 4 5

hoofdnerf zijnerf bladsteel bladrand bladmoes

gaaf getand gegolfd gekarteld gezaagd

5 Les 3
6 Les 3
1 2 3 4 5 6 1 A 4 D 2 B 5 E 3 C 6 F
Al die bomen! 5 Welke boom hoort bij welke vrucht? Vul het rooster in.

Al die vruchten!

6 Hoe kan je de vruchten verwerken? Vul in. appel ➞ walnoot ➞ kastanje ➞ peer ➞

7 Welke vruchten vind jij lekker? Kruis aan.

Appels, peren, kastanjes en noten zijn rijp in september en oktober.

jan feb ma apr mei jun jul aug sep okt nov dec

7 Les 3

De paddenstoel

8 Schrijf het nummer bij het juiste deel van de paddenstoel. Kleur de paddenstoel in.

plaatjes hoed

3 4

vlok steel

5 6

beurs ring

7

zwamvlok 1 2

8 Les 3

9 Waar groeien paddenstoelen?

Vul in: vochtig, donker en op rot materiaal.

10 Er zijn veel soorten paddenstoelen.

Verbind de naam met de juiste prent.

stuifzwam

buisjeszwam 9

Les 3
plaatjeszwam

Les 4 Dieren in de herfst

1 Verbind met het juiste dier.

Ik woon in een holletje. Ik maak het lekker warm met bladeren.

Ik eet graag kevers, regenwormen, spinnen en slakken.

De kleintjes zijn doof, blind en kaal. Ze drinken melk bij de mama.

Ik maak mijn nest in een schuur of onder de dakgoot.

Ik eet graag muggen, vliegen en andere insecten.

De kleintjes komen uit een ei en zijn kaal.

Ik woon hoog in een boom. Ik maak mijn nestje met zacht materiaal, zoals mos.

Ik eet graag nootjes, vruchten, bessen en boomscheuten.

De kleintjes drinken melk bij de mama. De ogen blijven de eerste dagen dicht en de haren zijn kort.

10 Les 4

Ik houd een winterrust.

Ik vlieg naar het zuiden, naar de warmte.

Ik houd een winterslaap.

Zodra het kouder wordt, beginnen dieren zich voor te bereiden. Ze bereiden zich voor op de winter in september, oktober en november.

jan feb ma apr mei jun jul aug sep okt nov dec

11 Les 4
2 Hoe bereiden deze dieren zich voor op de winter? Verbind.

De kruisspin

Tijdens de herfst zijn er niet méér spinnen dan tijdens de lente of zomer.

Je ziet ze enkel veel beter.

Dat komt omdat ze groter geworden zijn.

Hun webben maken ze ook groter.

3 Lees. Kruis of vul aan.

Veel mensen vinden spinnen akelig. Ze zijn er soms ook bang van.

Ben jij bang van een spin? ja nee

Waarom is een spin nuttig? Geef twee redenen.

Is een spin een insect? want

Ik heb acht ogen en acht poten.

Ik ben dus geen insect. Want insecten hebben zes poten.

Mijn

12 Les 4
Hallo! Ik ben Brin de spin.
lichaam bestaat uit twee delen: een kop-borststuk en een achterlijf.
Ik eet graag muggen, bijen, wespen en vliegen. Een vlinder lust ik ook!

Uit mijn achterlijf komen kleverige draden. Met die draden maak ik een web. Mooi he!

Als ik iets vang, trilt mijn web. Ik loop er dan snel heen.

Ik wikkel mijn prooi in.

Zo kan het niet meer weg.

Ik spuit dan gif in hun lichaam.

Maar er zijn ook dieren die mij lusten!

Vogels en grote spinnen vinden mij lekker.

Door het gif wordt mijn prooi vloeibaar vanbinnen.

Zo kan ik mijn prooi opzuigen. Mmm, ik vind het zo lekker!

13 Les 4

Hoe vangt de spin een prooi?

4 Nummer van 1 tot 5.

De spin zuigt de binnenkant van zijn prooi op.

Er wordt gif in het lichaam gespoten. De prooi wordt vloeibaar aan de binnenkant.

De vlieg vliegt in het web en blijft vastplakken.

De spin weeft een web.

De spin wikkelt zijn prooi in kleverige spindraden.

Hoe bouwt de spin een web?

5 Bespreek de stappen.

1. De spin spant de eerste draad.

2. Hij klautert heen en weer en blijft maar draden spinnen.

3. De spin maakt de zijden van het web aan elkaar vast.

4. Hij spant nog meer draden. Het web lijkt nu op een fietswiel.

5. De spin spant een spiraal van draden in het web. Zo wordt het web steviger.

6. Hij vervangt de spiralen draden door kleverig speeksel. Zo blijft de prooi plakken.

7. De spin is klaar! Nu wacht hij tot hij een prooi vangt.

14 Les 4

Les 5 Mensen in de herfst

Wat draag je in de herfst?

1 Kruis aan wat past.

15
Les 5

Wat doe je in de herfst?

Les 5
16
2 Hoe maak je de tuin klaar voor de winter? Bespreek.

3 Hoe maak je de boerderij klaar voor de winter? Bespreek.

De koeien gaan op stal! Het wordt te koud om buiten te blijven. Dat gebeurt vanaf november tot maart.

jan feb ma apr mei jun jul aug sep okt nov dec

17 Les 5

Les 6 Wat een weer!

1 Kijk naar buiten. Wat kan je over het weer vandaag zeggen? Bespreek kort samen.

2 Wanneer we over het weer spreken, spreken we over verschillende weerselementen. Noteer de vier elementen:

18 Les 6

4 Hoeveel graden is het? Noteer.

Het vriest. Het is 5 °C. Het is 12 °C. Het is 26 °C. Het is 2 °C. 6 8 7 9 10

5 Welke thermometers passen bij de herfst? Noteer de cijfers.

19 Les 6 3 Kleur de thermometers in.
1 3
4 5
2

Zoek de woorden in het woordraster. Markeer. Kruis de woorden aan die je gevonden hebt. zonnig warm bewolkt fris regen vrieskou sneeuw vochtig wind motregen bries mist heet hagel nevel

20 Les 6
WOUW
6

z e m o t r e g e n o b r i e s n m v h n a v w i n d i r a n b o z l e e s i g i n c h t e n t e e g e h i r u i k s l r v t b e w o l k t a e i a g e h o o i u l g h e e t k u s w a r m n n f r i s

21 Les 6

Les 7 Wat een kleurenpracht!

22 Les 7
1 Wat gebeurt er in de herfst? Schrijf wat je weet in de kaders.
Het weer Het is herfst van 21 september tot 21 december. De mensen
23 Les 7
De dieren De tuin

Wat weet ik nu?

1 Welke vruchten horen bij de herfst? Kruis aan.

2 Wie doet wat in de herfst? Verbind. Let op: er zijn te veel antwoorden. Kijk goed wat past.

De boer

3 Wat hoort bij de herfst? Kruis aan.

De eik en notelaar dragen volop vruchten.

De boom krijgt nieuwe blaadjes. Bomen sparen hun voeding. Daardoor krijgen de bladeren een ander kleur.

4 Schrijf

De egel De kastanjeboom 1 2 3 4 5

Illustratoren Vero Beauprez, Eric Bouwens, Luc Sauviller

Herdruk 2021/417 Bestelnummer

ISBN 978 90 4863 761 4 KB D/2020/0147/102

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge, België

© Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325 9 789048 637614

24
het nummer bij het juiste deel van het blad.
draagt volop vruchten. oogst rapen, kolen en maïs op het veld. zoekt volop eten. houdt een winterslaap. zaait nieuwe vruchten op het land. hoofdnerf zijnerf bladsteel bladrand bladmoes
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.