Themaoverzicht
WOUW-moment: maak je keuze uit het aanbod minimaal 50 minuten
Les 1 Voelen we ons blij, bang boos of verdrietig?
Les 2 Zintuigen aanscherpen in het bos
Les 3 Gezonde en ongezonde peperkoekenhuisje versieren
Les 4a Waar bevindt Hans zich in de klas?
Les 4b Waar is Hans op de maquette?
Les 5 We tonen Hans de weg
Les 6 Evaluatiemoment
25 minuten 75 minuten 50 minuten 25 minuten 50 minuten 75 minuten 25 minuten
WOUW-actie: maak je keuze uit het aanbod minimaal 100 minuten
Inleiding
Waar we ons bevinden en hoe we ons daarbij voelen kan heel erg verschillen. In een donkere kamer voelen we ons soms bang, maar met een klein lampje erbij is dat net gezellig. Hoe kunnen we iets op een duidelijke manier uitleggen zodat de andere persoon weet waar een voorwerp ligt?
In dit thema zorgen we (soms letterlijk) voor een lichtpuntje in de duisternis. En hoe helpen Hans en Grietje ons daarbij?
Je begint met het geschikte WOUW-moment te kiezen. Ga voor het WOUW-moment dat het beste past bij de interesses van de leerlingen, de mogelijkheden van de schoolomgeving en de klemtonen die de school legt. Laat de leerlingen experimenteren met het schimmenspel, een gezond peperkoekenhuisje bouwen, bosgeluiden en voetsporen herkennen of Hans en Grietje helpen met de weg terug te vinden in het donker.
Na het WOUW-moment verdiepen we ons in de ruimte van onze klas. Hoe ziet onze klas eruit? Waar bevinden we ons in de klas? Daarnaast bespreken we ook hoe we ons kunnen voelen. Zijn we altijd blij of zijn we soms ook verdrietig, bang of boos? Wanneer voelen we ons zo?
De focus in dit thema ligt op doelen met betrekking tot ruimtebeleving, ruimtelijke oriëntatie … maar ook op gevoelens, gezonde voeding, natuur en computationeel denken.
Tijdens de WOUW-actie gaan de leerlingen zelf aan de slag met hun nieuwe verworven kennis. De leerlingen zelf zijn aan zet! Je kunt opnieuw kiezen voor de optie die het beste bij de specifieke situatie van jouw klasgroep aansluit. Zo kunnen ze een eigen schimmenverhaal maken, een eetbaar peperkoekenhuis maken, zelf een dierenpaspoort maken of zelf Hans en Grietje spelen en de juiste weg zoeken en uitstippelen met verschillende materialen.
Het thema biedt ook kansen om een leer- of ervaringsmoment buiten de muren van de school te houden. Is er een bos, een park of een natuurgebied in de buurt, bezoek en ontdek die. Maak er op een veilige manier gebruik van. Wie weet wat je daar allemaal zult vinden!
Overzicht opties WOUW-moment
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
50' Het verhaal van Hans en Grietje zit vol gevoelens. Maar hoe voelen ze zich als ze hun huisje terug zien of als de heks hen opsluit … ? En die schaduwen die je overal in het bos ziet, wat is daarmee? Ga aan de slag met het schimmenspel en experimenteer erop los!
1
Een blij-bang-boosverdrietig schimmenspel
Een (on)gezond peperkoekenhuis
50' Een peperkoekenhuisje vol snoepgoed, wie wil dat niet in zijn tuin? Zouden we ook een gezonde versie kunnen maken? Tijd voor overleg dus, over wat kan en wat niet kan.
De dieren en hun voet–sporen wijzen ons de weg.
50' De weg kwijt in een donker bos vol geluiden en vreemde voetsporen, er zijn leukere dingen. Als we even van dichterbij kijken en goed luisteren weten we misschien waar ze vandaan komen. En heel misschien wijzen ze ons wel de juiste weg.
25' Hoe vinden we de weg terug in het donker? Wat was het plan van Hans en Grietje? Hoe zouden jullie het doen? Allemaal vragen om snel een antwoord op te vinden!
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Les 1 Voelen we ons blij, bang, boos of
verdrietig?
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen de gevoelens blij, bang, boos en verdrietig uit het verhaal van Hans en Grietje opsommen/halen.
2. De kinderen kunnen de gevoelens blij, bang, boos en verdrietig koppelen aan situaties in hun eigen leefomgeving.
3. De kinderen kunnen andere betekenisvolle contexten aanreiken waar de gevoelens blij, bang, boos en verdrietig voorkomen.
4. De kinderen kunnen de keuze van het gekozen gevoel bij een bepaalde situatie motiveren.
Lesmateriaal
- werkboek p. 2 - 4 - bijlage 1: emoji’s - bijlage 2: kamishibai Hans en Grietje
Lesverloop
1 Instap
Neem de emoji’s blij/bang/boos/verdrietig (bijlage 1). Kies een emoji en toon die aan de leerlingen. Laat een leerling verwoorden welk gevoel die emoji voorstelt.
‘Wanneer waren Hans en/of Grietje bang/boos/verdrietig/blij in het verhaal?’
Laat alle leerlingen rechtstaan. Vraag of iedereen een antwoord in zijn/haar gedachten heeft. Duid iemand aan die vertelt waaraan hij/zij denkt. Wie hetzelfde antwoord had, gaat zitten. Duid daarna iemand anders aan met een ander idee.
Hang de prenten van het verhaal van Hans en Grietje als kapstok aan het bord (bijlage 2).
2 Kern
2.1 Gevoelens in het verhaal van Hans en Grietje: partnerwerk
Neem het werkboek pagina 2 en 3. Laat de leerlingen elkaar vertellen wat ze op de prent zien en laat de bijpassende emoji inkleuren. Overloop nadien de antwoorden klassikaal.
2.2 Gevoelens in andere situaties: think – pair - share
Neem het werkboek pagina 4. Geef de leerlingen even de tijd om het werkboek in te vullen. Bij twijfel slaan ze de oefening over.
Zijn de leerlingen klaar? Geef hen dan een minuut om met hun partner te bespreken wat ze invulden. Bespreek daarna klassikaal waarom ze die emotie bij die bepaalde tekening hebben gezet.
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Het is de motivering die belangrijk is.
3 Slot
Laat de leerlingen vrij vertellen over de gevoelens blij, bang, boos en verdrietig op school.
Les 2 Zintuigen aanscherpen in het bos
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen enkele bomen en dieren uit het bos opsommen.
2. De kinderen kunnen geluiden in het bos met hun eigen woorden beschrijven.
3. De kinderen kunnen een schaduw projecteren van een voorwerp op een wit doek met behulp van een zaklamp.
4. De kinderen kunnen de grootte van schaduwen op een wit doek met behulp van een zaklamp laten variëren.
5. De kinderen kunnen dierensporen koppelen aan het juiste dier in het bos.
6. De kinderen kunnen aan de hand van dierensporen de looprichting van het dier aanduiden.
7. De kinderen kunnen aan de hand van sporen in het bos tellen hoeveel dieren er zijn.
Lesmateriaal
- werkboek p. 5 - 11 - kopieerblad 1: bewegingstussendoortje ‘de bewegende boom’ - fotocamera
- ajuin (als je voor mogelijkheid 1 kiest) - voor hoek 1:
• bijlage 3: elementen uit het bos
• audio 1: geluiden van het bos
• computer
• takken (die de leerlingen kunnen kraken)
• tak met bladeren eraan
• enkele fluitjes
• hamer en een plank - voor hoek 2:
• werkboek p. 5 - 7
• verschillende bladeren van bomen: let erop dat er minstens drie verschillende soorten bladranden bij zijn ‘gegolfd’, ‘gezaagd’ en ‘gaaf’
• enkele blokfluiten - voor hoek 3:
• werkboek p. 8
• bijlage 4: dieren en hun voetsporen - voor hoek 4:
• werkboek p. 9
• bijlage 5: schaduwkaarten
• zaklamp of gewone lamp
• wit doek
• twee even grote bomen (mag geknutseld zijn)
• popje dat zelfstandig kan rechtstaan - voor hoek 5:
• werkboek p. 10
• geurpotjes
• verschillende geurende materialen: bladeren, paddenstoelen, koffie, houtschaafsel, kaneel, parfum
Vooraf
Selecteer vooraf de planten, dierengeluiden en geuren uit het bos die de leerlingen moeten kennen. Dit is afhankelijk van de soortendiversiteit van de bossen in de omgeving en je persoonlijke interesse en/of je eigen knowhow.
Lesverloop
1 Instap
Vraag de leerlingen waar het verhaal van Hans en Grietje zich afspeelt. Wie is er al eens in een bos geweest? Wat vind je speciaal aan het bos? Ga je er graag naartoe? Laat de leerlingen vertellen welke indruk dit op hen nagelaten heeft.
2 Kern
2.1 Naar het bos of in de klas
Mogelijkheid 1: Op uitstap naar het bos: excursie Ga met de klas op uitstap naar het bos en doe deze vijf gerichte opdrachten:
1) Maak het zo stil mogelijk. Welke geluiden hoor je? Luister goed en probeer ze na te doen? Van waar komen die? Wie maakt deze geluiden.
2) Verzamel drie verschillende soorten bladeren in het bos. Wijs erop dat ze deze niet van een boom mogen trekken uit respect voor de natuur.
3) Zoek dierensporen en neem er een foto van.
4) Zijn er schaduwen? Speel zelf voor boom. Wat gebeurt er met je schaduw? Als er geen zon is, kun je deze oefening in de klas met een zaklamp doen.
5) Sporen ruiken. Wrijf een ajuin tegen boomstammen en maak zo een klein parcours. Laat de leerlingen aan de boomstammen ruiken om de weg te vinden van A naar B. Dieren bakenen hun territorium met geursporen af.
Laat de leerlingen, eens je terug bent in de klas, aan de hand van de vijf opdrachten het werkboek pagina 5 tot en met 10 invullen of je kunt alsnog kiezen om onderstaand hoekenwerk uit te voeren.
Bespreek nog enkele zintuigen zoals voelen, ruiken …
Hoek 4 is aan te raden als je WOUW-actie 4 kiest.
Mogelijkheid 2: We brengen het bos naar de klas: hoekenwerk Als een uitstap naar het bos niet haalbaar is, doe je hoekenwerk met minimum vier hoeken of standen.
Hoek 1: De geluiden van het bos
Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Laat de leerlingen audio 1 afspelen. Laat hen raden welke geluiden ze horen door de juiste prent te kiezen en trachten het na te bootsen met de materialen op de tafel.
Hoek 2: Bladeren in het bos
Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Laat de leerlingen aan de bladranden voelen en tekenen in hun werkboek pagina 5 en 6. Laat hen een voorwerp met dezelfde vorm tekenen in hun werkboek pagina 7.
Daag hen uit om de bladrand voor elkaar te spelen op de fluit. Een leerling speelt de bladrand, de andere leerlingen uit de groep raden welke bladrand er wordt gespeeld.
Hoek 3: dierensporen in het bos
Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Welke sporen horen bij welk dier/mens? Laat de leerlingen de twee juiste kaarten met elkaar combineren. Vertel dat ze de paren in dezelfde kleur mogen kleuren die ze hebben in het werkboek pagina 8. Laat de leerlingen de sporen die van een bepaald dier afkomstig zijn, omkringen in het juiste kleur. Laat hen nadien het aantal keer dat er een spoor van een dier voorkomt tellen en de hoeveelheid noteren op het werkblad.
Hoek 4: schaduwen
Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Daag de leerlingen uit om de schaduwen op de opdrachtkaarten na te bootsen.
a. kaart met een kleine boom en een grote boom b. kaart met twee even grote bomen c. kaart met een klein popje en een grote boom d. kaart met een grote pop en een kleine boom e. kaart met een klein popje, een kleine boom en een grote boom Laat nadien de juiste schaduw in het werkboek pagina 9 inkleuren. Herhaal om te verduidelijken: staat het voorwerp dichtbij de lamp dan wordt het voorwerp groter.
Hoek 5: geuren van het bos
Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Vul op voorhand de geurpotjes met het materiaal. Laat de leerlingen ruiken aan de geurpotjes. Ruiken ze een bosgeur dan duiden ze dit aan in het werkboek pagina 10 . a. bladeren vanop de grond b. paddenstoelen c. koffie d. houtschaafsel e. kaneel f. parfum
Slot: bewegingstussendoortje
Lees de tekst voor uit kopieerblad 1 en laat de leerlingen boom ‘spelen’ achter of op hun stoel.
2.2 Zintuigen in het bos: think – pair – share
Hou een nabespreking over wat de kinderen gehoord, gezien, geroken … hebben in het bos en/of het hoekenwerk. Laat hen eerst alleen nadenken, dan per twee brainstormen en bespreek daarna hun bevindingen klassikaal. Hou rekening met de geselecteerde inhouden die je vooraf uitpikte.
2.3 Planten-dieren-geluiden en geuren in het bos: zelfstandige verwerking
Laat de leerlingen de zintuiglijke ervaringen in het bos verwerken aan de hand van het werkboek pagina 11. Laat hen de planten, dieren, geluiden en geuren opschrijven of tekenen.
Toon eventueel foto’s van tijdens de uitstap in het bos.
3 Slot
Toon een leerling een prent uit bijlage 3 zonder dat de anderen dit zien en vraag om het geluid na te bootsen voor de rest van de klas. Laat de anderen het geluid raden.
Les 3
Gezonde en ongezonde peperkoekenhuisjes versieren
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen gezonde en ongezonde voedingswaren verdelen in twee groepen.
2. De kinderen kunnen de begrippen: voor, achter, links, rechts, onder, boven(op) en midden gebruiken bij voorwerpen en/of personen in een gesloten ruimte.
Lesmateriaal
- werkboek p. 12 - 15 - verschillende verpakkingen van gezonde en ongezonde voedingswaren - reclamefolders met voedingswaren - schaar - lijm
Vooraf
Vraag enkele dagen voor deze les aan de leerlingen om de reclamefolders van lokale warenhuizen thuis te verzamelen en mee te brengen naar de klas.
Lesverloop
1 Instap
Laat alle leerlingen rechtstaan. Vraag de leerlingen om twee woorden te bedenken die hen doen denken aan het peperkoekenhuisje. Duid iemand aan en die vertelt waaraan hij/zij denkt. Wie hetzelfde antwoord had, gaat zitten. Duid daarna iemand anders aan met een ander idee.
2 Kern
2.1 Onderwijsleergesprek: gezonde en ongezonde voeding
Bespreek de antwoorden en kom tot een gesprek rond gezonde en ongezonde voeding. Leg de verschillende voedingswaren vooraan in de klas en laat de leerlingen erover vertellen. Deel de reclamefolders uit. Laat de verschillende voedingsmiddelen uitknippen (gezonde en ongezonde) en hiermee de twee peperkoekenhuizen versieren (lijm): een gezond en een ongezond huis in het werkboek pagina 12 - 13.
Stel voor bovenstaande activiteiten een timer op.
2.2 Begrijpend luisteren: welk voorwerp hoort waar thuis in het huis van de heks?
Nu de buitenkant versierd is, gaan we binnen in het peperkoekenhuisje. Luister goed naar het verhaal om zo de binnenkant van het huis in het werkboek pagina 14 - 15 juist in te richten.
Vertel volgend verhaal in stukken zodat de leerlingen tijd hebben om de juiste plaats te zoeken.
- In het huis van de heks is heel erg donker. De deur kraakt als je binnenkomt in de kamer. In de rechterhoek van de kamer staat tegen de muur een kast. De kast zit vol lekkere cakejes.
- In het midden van de kamer staat een grote tafel.
- Onder de bank, in het midden ligt de kat. Die kat willen we niet doen opschrikken, want dat geeft wel tien jaar ongeluk zeggen ze.
- In de linkerhoek achteraan in de kamer staat wat het meest belangrijk is voor de heks: haar vliegende bezem. Wie kent een toverspreuk om hem te doen vliegen? Abrakodabra of zo iets?
- Boven de bezem hangt een spin aan het plafond. De heks houdt heel veel van spinnen. Die vangen zoemende muggen en vervelende vliegen in hun web.
- Op de tafel, in de rechterhoek vooraan, daar staat een brandende kaars. Gelukkig brandt die nog. Want de kroonluchter, die in het midden van de balk hangt, die lijkt me toch niet veel licht te geven.
- Links in de kamer staat de spinnensoep te pruttelen in de kookpot op het vuur. Wat ruikt het heerlijk. Wie wil proeven?
- Juist voor het vuur ligt er een tapijt op de grond waar de kat wel eens graag ligt te spinnen.
- In de kast helemaal onderaan, onder de kom met het been staat een krukje voor als er lekkere kindjes op bezoek komen.
Herhaal het verhaal eventueel nog eens, laat de leerlingen de items op het blad kleven.
3 Slot
Teken of projecteer het huis op het bord en stel enkele controlevragen :
- Wat staat er links in het huis van de heks?
- Welke dingen staan er op de grond?
-
Laat een leerling vooraan komen om het item te tekenen. Vraag na of hun tekening klopt.
In een sterke klas kun je die vragen ook in partnerwerk laten stellen.
Les 4a Waar bevindt Hans zich in de klas?
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen de plaats van iemand ten opzichte van objecten/anderen in de eigen klasruimte beschrijven aan de hand van de begrippen vooraan, achteraan, links, rechts, achter, voor, boven, onder, naast.
2. De kinderen kunnen de plaats van een voorwerp op de maquette van de klas beschrijven aan de hand van de begrippen vooraan, achteraan, links, rechts, achter, voor, boven, onder, naast.
3. De leerlingen kunnen een plattegrond maken aan de hand van een klasmaquette met behulp van een fototoestel.
Lesmateriaal
- werkboek p. 16
Vooraf
De lessen 4a en 4b horen bij elkaar. Deze lessen worden dus best na elkaar gegeven.
Lesverloop
1 Instap
Wie weet nog wat er met Hans en Grietje aan de hand was? (Ze waren de weg kwijt, toon eventueel de prent.) We kunnen Hans misschien helpen, maar hoe?
Hou een korte brainstorm. Noteer of teken de brainstorm op het bord.
Kom tot de conclusie dat de leerlingen eerst Hans moeten vinden in het bos en hem dan de weg moeten uitleggen. Op die manier kan Hans de weg naar huis terug vinden.
2 Kern
2.1 Hans ten opzichte van een object
Kies een leerling die Hans speelt en roep die naar voor. Zet op voorhand een bank en een stoel vooraan in de klas. Oriënteer ze in dezelfde richting als de leerlingen.
Begin met de oefeningen ten opzichte van een object in de ruimte. Fluister de opdracht in Hans zijn oor. Hans staat: - op/onder de bank/stoel, - tussen bank en stoel, - links/rechts, - voor achter…
Hans staat steeds met zijn rug naar de klas! Wissel vaak van Hans en laat verschillende leerlingen telkens om beurt beschrijven waar zijn plaats is. Laat de leerlingen die het moeilijk hebben de beschrijvingen herhalen.
2.2 Hans in de ruimte
Laat alle leerlingen achteraan naast elkaar staan. Kies een Hans die zich plaatst waar hij of zij wil. Laat hen zoveel mogelijk zaken opsommen die ze kunnen vertellen over Hans, zoals: Hans staat rechts in de klas, hij staat achter de eerste bank, hij staat op een stoel …
2.3 Rararara wie is Hans? Combinatieoefening
Duid een leerling aan die even naar buiten gaat. Laat de anderen een positie innemen ten opzichte van hun bank en/of stoel. Wijs een Hans aan. Laat de leerling terug binnenkomen en achteraan plaatsnemen. Laat de andere leerlingen tips geven over de plaats waar Hans zich bevindt en laat de leerling achteraan ontdekken wie hij of zij is.
3 Slot
Laat de leerlingen even tot rust komen door individueel werkboek pagina 16 in te vullen. Geef de volgende opdrachten:
- Hans staat voor het peperkoekenhuis.
- Grietje staat rechts van een lolly. De lolly staat rechts van het peperkoekenhuis.
- De heks staat tussen het huis en een boom. De boom staat links van het huis.
- De zwarte kat zit vooraan op het dak op een hartvormige koek.
- Onder een blad achteraan links ligt een spin te slapen.
Les 4b Waar is Hans op de maquette?
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen de plaats van iemand ten opzichte van objecten/anderen in de eigen klasruimte beschrijven aan de hand van de begrippen: vooraan, achteraan, links, rechts, achter, voor, boven, onder, naast.
2. De kinderen kunnen de plaats van een voorwerp op de maquette van de klas beschrijven aan de hand van de begrippen: vooraan, achteraan, links, rechts, achter, voor, boven, onder, naast.
3. De leerlingen kunnen een plattegrond maken aan de hand van een klasmaquette met behulp van een fototoestel.
Lesmateriaal
- werkboek p. 17 - simulatie: plattegrond - attribuut als Hans (bijvoorbeeld knapzak met kiezelstenen) - kartonnen doos met dezelfde vorm als de klas - speelgoed tafels, stoelen … voor in de maquette - popje dat kan rechtstaan - dikke stiften - fototoestel - afdrukken plattegrond/plan van de klas - ringmap - twee pionnen per twee leerlingen
Vooraf
Voorzie eventueel op voorhand al de geprinte foto van de klasmaquette voor elke leerling. Idealiter neem je de foto op het moment zelf en geef je een print bijvoorbeeld na de speeltijd, maar dat is niet steeds mogelijk.
Zorg voor een kartonnen doos die ongeveer dezelfde vorm heeft als de klas. Als je geen doos hebt, is een stuk karton ook goed, maar dan wordt de plaatsing van het bord/ramen wat moeilijker en minder visueel. Knip in de kartonnen doos de ramen op voorhand uit en schrijf op de deur eventueel de naam van de klas, dan wordt het voor de leerlingen aanschouwelijker. Leg alle attributen uit de klas: tafels, stoelen, kasten … in hun correcte aantallen op de demonstratietafel. Sta samen met de leerlingen rond de tafel.
Lesverloop
1 Instap
1.1 We maken de klasmaquette
Vraag of iemand een idee heeft wat de doos voorstelt, laat deze rondgaan, betasten, draaien … Zet ze in het midden van de tafel en oriënteer ‘de klas’ juist. Plaats samen met de leerlingen de voorwerpen in de klas. Zorg dat iedereen betrokken wordt. Laat hen veel verwoorden.
1.2 We oefenen met een ‘persoon’ op de maquette
Neem popje ‘Hans’ en zet het ergens in of rond de maquette. Laat de plaats van het popje in de maquette beschrijven.
Alle leerlingen moeten voor ofwel achter de maquette staan.
Er zijn twee verschillende soorten opdrachten! Hans ten opzichte van een voorwerp (in principe kan iedereen in de kring blijven, maar moeilijker) en Hans in de ruimte (best alle kinderen vooraan ofwel achteraan).
1.3 Van maquette naar plattegrond: brainstorm
Vertel dat je wil dat iedereen de klas thuis kan tonen, hoe die eruit ziet, maar je hebt enkel deze maquette. Hoe lossen we dit op?
Kom via een brainstorm tot de oplossing van een plattegrond. Wat weten de leerlingen daarover? Vraag na de brainstorm hoe ze een plattegrond/plan van de klas zien (van bovenuit). Zet de maquette voorzichtig op de grond en laat hen deze van bovenaf bekijken. Kunnen ze dat nu tekenen? Dit is moeilijk. Zoek verder naar de oplossing: een foto nemen van bovenaf. Neem de foto met een fototoestel
1.4 Van maquette naar plattegrond: uitvoering
Print de foto uit (kun je op voorhand doen), verdeel de klas in groepen van vier en geef hen dikke stiften Laat de leerlingen de contouren van het lokaal, de meubelen en andere herkenbare attributen overtrekken. Toon eerst even klassikaal een voorbeeld van een stoel, een bank … Geef hen vijf minuten de tijd en hang dan de verschillende plattegronden op. Bespreek kort.
2 Kern
2.1 Oefenen op de plattegrond van de klas
Geef alle leerlingen een geprinte versie van een plan van de klas (dat je vooraf zelf gemaakt hebt) en laat dit in hun werkboek pagina 17 kleven. Zorg dat het bord bovenaan hun werkblad kleeft, zoals ze zelf zitten. Geef nadien volgende opdrachten:
- Waar zit ik? Duid met je potlood aan waar je in de klas zit. Teken jezelf of schrijf je naam op je bank. (ga vlug rond en controleer)
- Voorzie de kast … van een paar bloemen
-
Voorzie nog enkele klasgebonden opdrachten. Eindig met enkele dubbele. Bijvoorbeeld: kleur de rechter stoel van de linkse bank vooraan in het groen.
2.2 Oefenen met de simulatie plattegrond
Projecteer de simulatie plattegrond op je digibord. Verken die samen met de kinderen - de drie ruimtes: klas, eetzaal en gymzaal; - de mogelijkheden om de voorwerpen te ‘besturen’ en te plaatsen; - de mogelijkheden om de ruimtes te besturen en te veranderen van gezichtshoek. Laat enkele leerlingen de tool bedienen terwijl ze op aangeven van de andere leerlingen de ruimtes inrichten. Geef iedereen een beurt aan de knoppen van het spel op het bord. Stel het beschikbaar op de klascomputers of -laptops zodat de kinderen ook in vrije tijd verder hun ruimtelijk inzicht kunnen oefenen met de simulatie.
3 Slot
Laat de leerlingen per twee een kaft tussen hen plaatsen, geef hen elk een pion. Laat de ene leerling de pion plaatsen en die plaats beschrijven. De andere leerling zet de pion op dezelfde plaats, heft de kaft op en controleert, dan wisselen ze.
Les 5 We tonen Hans de weg
Lesdoelen
1. De leerlingen kunnen een weg beschrijven op een grid aan de hand van de begrippen: vooruit, achteruit, links, rechts … en de bijhorende pijlen.
2. De leerlingen kunnen via een mondelinge wegbeschrijving gebruikmaken van de begrippen: stap vooruit, achteruit, draai links, draai rechts … om geblinddoekt een weg af te leggen.
3. De leerlingen kunnen een concrete reeks instructies opstellen (programmeren) om een weg te beschrijven voor hun medeleerlingen.
Lesmateriaal
- werkboek p. 18 - 23 - bijlage 2: kamishibai Hans en Grietje 8 - kiezelstenen - voor hoek 1:
• grid op de grond (op papier of in krijt - 1 hok = grootte van een post-it - 6 op 6 hokken)
• een tekening peperkoekenhuis (4 grids groot)
• achttal bomen (1 boom per grid)
• huis van Hans en Grietje (2 grids)
• post-its met pijlen op - voor hoek 2:
• een bee-bot
• grid met drie oefeningen voor de bee-bot
• een leeg grid voor de bee-bot OF tablet/computer met bee-bot app/sim - voor hoek 3: blinddoek - pion - lied/video voor bewegingstussendoortje - Kahoot!-quiz (herhaling)
Vooraf
Leg een weg met kiezels doorheen de klas die de leerlingen kunnen volgen bij het binnen komen na een speeltijd. Laat de kiezelweg eindigen bij een prent uit het boek die aantoont dat Hans en Grietje de weg kwijt zijn.
Lesverloop
1 Instap
Laat de kinderen binnenkomen na een speeltijd en de weg volgen tot bij de tekening. Hou een kort onderwijsleergesprek en kom tot het probleem dat Hans en Grietje ondervinden: ze zijn de weg kwijt in het bos, weten de richting niet meer, hebben geen wegbeschrijving …
2 Kern
2.1 Ruimtelijke oriëntatie - hoekenwerk
Verdeel de klas in drie groepen (eventueel ontdubbelen bij een grote klas) en voorzie drie hoeken. Leg uit dat we Hans vandaag echt zullen helpen, dat als hij geen kiezels heeft, we hem zullen leren de weg te onthouden met pijlen …
Overloop de drie hoeken en speel telkens een keer een fase klassikaal.
Hoek 1: pijlen op en in een rij onder het grid wijzen de weg Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal). Vertel de leerlingen dat het spel bestaat uit twee rondes.
Ronde 1
Leg zelf de huizen of bomen op de grid of laat de leerlingen dat vooraf doen. Hans moet een weg vinden van het peperkoeken huis naar zijn huis met behulp van de post-its met pijlen op de grid. De kinderen kiezen en bepalen zelf de weg door de post-its met pijlen op de grid te leggen en te verwoorden. Belangrijk: één pijl is één stap. ‘Hans start hier en gaat rechtdoor, dan naar links, terug rechtdoor, dan naar …’. Als dat lukt, komt ronde 2.
Ronde 2
We zoeken en beschrijven opnieuw een weg van het ene huisje naar het andere maar nu leggen we de post-its onderaan de grid in de juiste volgorde en dus niet meer in de hokjes zelf. Zo maken we zelf een legende zoals in oefening 2 in het werkboek op pagina 20.
Laat de oefening herhalen door de huizen en bomen van plaats te veranderen.
Hoek 2: we geven instructies aan de bee-bot om hem de weg te wijzen Voorzie het materiaal (zie lesmateriaal).
Geef de leerlingen een bee-bot. Maak een grid met drie zeer eenvoudige oefeningen (zie https://www.b-bot.nl/b-bot-spel/ voor voorbeelden), WANT opgelet: een bee-bot draait zonder vooruit te gaan, dus dat is een stap extra in het programmeren. Voorzie ook een leeg grid, waarin de leerlingen zelf een parcours kunnen maken als ze klaar zijn. Laat je inspireren in de app van de Bee-Bot.
Indien je niet over een bee-bot beschikt: kunnen de leerlingen op pc of tablet het bee-bot spel spelen, level per level.
Hoek 3: we geven instructies aan elkaar om de weg te vinden Vertel de leerlingen dat ze zelf Hans zullen spelen, maar dan geblinddoekt. Eén leerling is Hans en staat tussen enkele banken, de andere leerlingen staan achter Hans en beschrijven de weg naar een voorwerp op een bank elders in de klas. Laat hiervoor de woorden gebruiken: vooruit/achteruit, draai/stap, links/rechts …
Laat de leerlingen in een sterke klas ook eens vooraan staan bij het uitdelen van de instructies en dus tegenovergesteld de weg voor Hans beschrijven, dit wil zeggen de geblinddoekte Hans en de instructiegever staan niet in dezelfde kijkrichting.
2.2 Klassikaal en zelfstandige verwerking in het werkboek
Geef ze individueel een opdracht op werkboek pagina 18 - 19 Zoek de weg door het doolhof, er zijn meerdere wegen. Zoek er één. Je krijgt twee minuten. Duid nadien leerlingen aan om hun weg te beschrijven, teken mee aan het bord en vraag na wie een andere weg heeft. Herhaal tot alle wegen gevonden zijn.
Laat ze per de twee oefening werkboek pagina 20 en 21 maken. Geef ze even tijd alleen, nadien controleren ze bij elkaar of ze hetzelfde hebben en/of waar de fouten zitten.
Werkboek pagina 22 is veel moeilijker en is een verwijzing naar de Bee-bots. Verdeel de klas in twee groepen: een groep die dit individueel kan en verzamel de rest rond de zorgtafel. Geef hen een pion om te stappen, anders is het te moeilijk en laat de verschillende pijlen die al aan bod kwamen doorstrepen met potlood.
3 Slot Herhalingsmoment
We ronden deze lessenreeks af met een herhalingsmoment. In het werkboek pagina 24 zie je een aantal herhalingsoefeningen die de inhoud van een aantal lessen herhalen. Op Kabas vind je aanvullend een Kahoot!-quiz. Het is een aanleiding om het thema even opnieuw te overlopen en de lessen te bekijken en te bespreken.
Daarbij kunnen de leerlingen het blanco bolletje bij het nummer van elke opdracht inkleuren volgens de eenvoudige legende: - dit wist ik al. - dit weet ik nu.
De bedoeling is vooral om de leerlingen nog even te laten nadenken over wat we in dit thema allemaal hebben leren kennen en hebben geleerd.
Je kan de herhalingsoefeningen en de kleuropdracht zowel individueel (contractwerk, huistaak …) als klassikaal laten uitvoeren. Het is evenwel nooit de bedoeling om alle leerstof nog eens te gaan herhalen en uitleggen in detail.
Verwijs de leerlingen ook naar het online aanbod op Kabas: - de digitale oefeningen; - de simulatie plattegrond; - de oefentoets, die ze kunnen maken wanneer ze denken klaar te zijn voor de toets.
Les 6 Evaluatiemoment
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen aankruisen wat er wel en niet thuishoort in het bos.
2. De kinderen kunnen de gevoelens blij, bang, boos en verdrietig koppelen aan getekende situaties.
3. De kinderen kunnen de begrippen voor, achter, links, rechts, onder, boven(op) gebruiken bij voorwerpen en/of personen in een gesloten ruimte.
4. De kinderen kunnen een weg beschrijven op een grid aan de hand van de begrippen, vooruit, achteruit, links, rechts … en de bijhorende pijlen.
5. De kinderen kunnen gezonde voedingswaren aanduiden op een tekening.
6. De kinderen kunnen een schaduw projecteren van een voorwerp op een wit doek met behulp van een zaklamp.
7. De kinderen kunnen de grootte van schaduwen op een wit doek met behulp van een zaklamp laten variëren.
8. De kinderen kunnen de plaats van een voorwerp op de maquette/plattegrond van de klas beschrijven aan de hand van de begrippen vooraan, achteraan, links, rechts, achter, voor, boven, onder, naast. (les 4)
Lesmateriaal
- kopieerblad 2: toets - kopieerblad 3: correctiesleutel toets - kopieerblad 4: selfie - powerpoint 1: selfie - zaklamp - wit doek of muur - voorwerp - plattegrond of maquette van de klas (indien mogelijk telkens 3 keer)
Vooraf
Plaats alles voor vraag 6 en vraag 7 op voorhand klaar.
Lesverloop
Deel de toetsbladen uit (kopieerblad 2). De leerlingen noteren hun naam en klas. Overloop alle vragen. De leerlingen duiden met een markeerstift de belangrijkste begrippen in iedere vraag aan.
Vraag 1: Wat hoort in het bos? Hierbij kruisen de leerlingen aan wat er in het bos hoort.
Vraag 2: Wat hoort bij wat? Hierbij verbinden de leerlingen de foto met het gezicht.
Vraag 3: Luister en teken. Geef vier opdrachten die de leerlingen moeten tekenen. Laat hen alleen een kruisje zetten of iets specifieker tekenen. Zeg vooral bij dit laatste dat ze niet in detail moeten tekenen, vooral de begrippen: op, onder en naast moeten aan bod komen.
Bijvoorbeeld: - zet een kruisje onder de tafel. - teken een hoed op Hans zijn hoofd. - zet een kruis links van het glas op de tafel. - teken een cirkel naast de doos op het schap.
Vraag 4: Teken de weg van Hans, waar komt hij uit? Hierbij tekenen de leerlingen de weg die de pijlen voorstellen.
Vraag 5: Kruis aan wat gezond is. Hierbij kruisen de leerlingen aan wat gezond is.
Neem telkens drie leerlingen bij je die simultaan oefening 6 en 7 uitvoeren. Werk met uitleg 1, 2, 3 doe of plaats … Bij tijdsgebrek kun je vraag 6 en 7 ook tijdens andere individuele werkmomenten testen.
Vraag 6: Opdracht op schaduwen. Geef opdrachten die de leerlingen moeten uitvoeren met de zaklamp en een voorwerp. Laat ze schaduwen maken. Geef hen een zaklamp en een voorwerp. Bij opdracht 3 geef je hen een extra voorwerp, maar dat moet even groot zijn als het andere voorwerp.
- opdracht 1: maak een schaduw - opdracht 2: zorg dat de schaduw groter is dan het voorwerp zelf - opdracht 3: zorg dat voorwerp a groter is dan voorwerp b.
Afhankelijk van de eerste keer juist krijgt de leerling twee punten, bij twijfelen en verplaatsen één punt.
Vraag 7: Opdracht bij de plattegrond van de klas. Voorzie de plattegrond van de klas en geef volgende opdrachten die de leerlingen moeten uitvoeren op de plattegrond.
- opdracht 1: plaats een popje op je eigen stoel - opdracht 2: plaats de stoel voor jou op de bank - opdracht 3: neem de stoel rechts achteraan van de klas en plaats die vooraan in het midden - opdracht 4: wie zit er op de bank die nu achter de stoel staat
Beoordeling
Opdracht 1: 0.5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 3: 1 punt per correct antwoord Totaal: 4 punten Opdracht 4: 2 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 5: -0,5 punt per fout antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 6: 1 punt per correct antwoord Totaal: 4 punten Opdracht 7: 1 punt per correct antwoord Totaal: 4 punten
Totaal: 20 punten
De selfie
Bezorg alle leerlingen de selfie (kopieerblad 4) van dit thema. Leid kort in. We hebben het thema afgerond. We sluiten zoals steeds af met een momentje waarop we het even stil maken en een selfie maken van wat we er zelf van vinden.
Start de powerpoint met de eerste dia. Lees zelf de vraag voor. Herhaal die nog eens en verduidelijk indien nodig ook de mogelijke antwoorden.
Kruis nu het antwoord aan dat het best bij jou past, volgens jou. Wanneer je klaar bent, vouw je het blad en kleef je het dicht.
De leerlingen houden het bij op de afgesproken plaats. Dat kan een eigen envelop zijn, of een ringmapje of …
Overzicht opties WOUW-actie
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
100' Tijd om zelf ons schimmenverhaal te maken. Jullie vertellen zelf een schimmenverhaal met de figuurtjes, muziekinstrumenten … Lukt het om grote en kleine schaduwen te maken? Komt de muziek overeen met de gevoelens van de personages? Kortom dit wordt vast en zeker een spektakel!
1
Een blij-bang-boosverdrietig schimmenspel
100' Spelen met voedsel? Nee hoor, we maken een eetbare versie van het peperkoekenhuis! Aan jullie om te kiezen of je een gezonde of ongezonde versie maakt. Smakelijk!
100' Sporen in het bos, hoe fascinerdend zijn die wel niet? Weet je ook welke poten die sporen gemaakt heeft? Met een zelfgemaakt dierenpaspoort raken we alvast op de goede weg.
De
100' Zelf Hans en Grietje spelen? Uiteraard! Aan de hand van verschillende materialen zelf een weg uitstippelen en de juiste weg zoeken. Hadden hans en Griet dit gehad, dan waren ze vast en zeker de weg niet kwijtgespeeld.
On trouve le chemin
50' In deze les taalinitiatie Frans helpen de leerlingen Hans en Grietje de weg te vinden naar het peperkoekenhuisje. Dit doen ze aan de hand van de sporen van de dieren die ze in het bos tegenkomen. Ook leren de leerlingen in het Frans uitdrukken welke voeding gezond of ongezond is. Ze laten zich niet foppen door de boze heks!
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Begrippen- en namenlijst
Les 1 blij bang boos sip verdrietig Les 2 schaduw dierenspoor bos tak blad bladrand rond gaaf gezaagd ruiken horen zien voelen
Les 3 gezond ongezond voor achter links rechts boven midden(op)
Les 4 vooraan achteraan links rechts achter voor boven onder naast plattegrond maquette
Les 5 grid links rechts vooruit achteruit stappen draaien