Max-natuur 2B - Module 1

Page 1

Materie en kracht B-stroom
2B
Inhoud MODULE 1 Materie en kracht Kick-off 3 Materie 5 1.1 Voorwerp of stof ......................................................................................... 5 1.2 Zuivere stoffen en mengsels ..................................................................... 7 1.3 Verschijningsvormen 10 1.4 Invloed van temperatuur ........................................................................... 12 1.5 Stofomzettingen 26 Krachten 29 2.1 Gevolgen van een kracht 29 2.2 Soorten krachten........................................................................................ 34 2.3 Zwaartekracht 36 2.4 Wrijvingskracht .......................................................................................... 37 Oefeningen ..................................................................................................... 40 Finale 43 1 2

TIP

Kick-off

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Welke watersoort is het meest zuiver?

Hypothese

Ik denk dat de meest zuivere watersoort LEIDINGWATER / STRIJKWATER / BRUISWATER / FLESSENWATER is.

Strijkwater mag je niet drinken!

VOORBEREIDING

Materiaal

Theelichtje

Lucifers

4 aluminiumblaadjes (5 cm op 5 cm)

Wasknijper

4 watersoorten

UITVOERING

Stappenplan

1 Steek het kaarsje aan met een lucifer.

2 Stop één aluminiumblaadje tussen de wasknijper. Je houdt enkel het achterste van de knijper vast.

3 Breng op de blinkende zijde van een aluminiumblaadje enkele druppels water aan.

4 Houd het aluminiumblaadje ongeveer 2 cm boven het kaarsje.

5 Laat al het water verdampen (= er mag geen water meer zijn).

6 Herhaal dit met elke watersoort.

Resultaat

Wat zie je op het aluminiumblaadje na het verdampen van het water?

WATERSOORT WAARNEMING

leidingwater

strijkwater

bruiswater

flessenwater

3 MODULE 1 Materie en kracht

Besluit

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

Hoe kon je dit zien?

Waar gaat het water tijdens deze proef naar toe?

REFLECTIE
4 MODULE 1 Materie en kracht

Materie

1.1 Voorwerp of stof

Waaruit is alles gemaakt?

Schrijf onder de voorwerpen uit welk materiaal ze gemaakt zijn.

1 Stof of voorwerp

Gaat het hier om een stof of een voorwerp? Kruis aan.

STOF VOORWERP

zonnebril

ijzer

pasta rubber

katoen

kaars

5 MODULE 1 Materie en kracht
1

Experiment

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Hoe kunnen we een suikerklontje zo klein mogelijk maken?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Suikerklontje

Bekerglas

Kraantjeswater

Lepel

UITVOERING

Stappenplan

1 Neem een suikerklontje.

2 Plet het suikerklontje met je handen.

3 Vul een glas met kraantjeswater.

4 Doe enkele suikerkorrels in het glas water.

5 Roer goed door het water.

Resultaat

Je kan suiker splitsen in kleinere deeltjes. JUIST / FOUT

In water kan je na het roeren de suikerdeeltjes zien. JUIST / FOUT

REFLECTIE

Besluit

Zijn de korrels die je kreeg, na het pletten van het suikerklontje, de kleinste deeltjes die je kan maken? Leg uit waarom wel of niet.

Denk aan hoe je cellen leerde bekijken met de microscoop in Max 1B Module Iedereen wetenschapper?!.

Iedereen wetenschapper?! 1B 6 MODULE 1 Materie en kracht

Zijn de suikerdeeltjes nog aanwezig in het water na het roeren?

Hoe zou je dit kunnen onderzoeken?

Materie kan kleiner gemaakt worden door te breken, te pletten, op te lossen in vloeistof ... Materie is opgebouwd uit kleine onzichtbare deeltjes.

Wist je dat …

de deeltjes waaruit materie bestaat, moleculen worden genoemd? heel veel moleculen van dezelfde soort samen een stof of materie vormen?

moleculen zijn opgebouwd uit nog kleinere deeltjes die we atomen noemen?

de mens ook uit materie bestaat? Het grootste gedeelte van ons lichaam bestaat uit zuurstof en waterstof.

1.2 Zuivere stoffen en mengsels

Een stof of materie bestaat uit kleine onzichtbare deeltjes en wordt schematisch voorgesteld met het deeltjesmodel.

Bekijk de afbeeldingen en noteer de begrippen op de juiste plaats.

voorwerp

schematische tekening

Kies uit: water – tomatensoep – tomaat + =

Hoe kan je op de schematische tekeningen het verschil zien tussen water en tomaat?

Tussen de deeltjes van een stof is er WEL / GEEN ruimte.

De grootte van de deeltjes verandert WEL / NIET na het mengen.

7 MODULE 1 Materie en kracht

Het deeltjesmodel is een schematische voorstelling van materie.

Elke stof wordt voorgesteld door een ander figuurtje dat nooit van grootte verandert. Tussen de deeltjes is er ruimte.

stof (materie) deeltje

2 Zuivere stof of mengsel

Duid aan of het gaat over 1 stof of over meerdere stoffen.

1 stof meerdere stoffen

Zuivere stoffen bestaan uit één soort stof.

Mengsels bestaan uit twee of meerdere soorten stoffen.

1 stof meerdere stoffen 1 stof meerdere stoffen 1 stof meerdere stoffen 1 stof meerdere stoffen 1 stof meerdere stoffen
8 MODULE 1 Materie en kracht
}

3 Soorten water?

Verbind de afbeelding met het bijhorende deeltjesmodel en de juiste benaming.

afbeelding

strijkwater

bruiswater

4 Deeltjesmodel herkennen

deeltjesmodel benaming

zuivere stof

Kruis aan of het gaat om het deeltjesmodel van een zuivere stof of mengsel. Verklaar je antwoord.

5 Is het een zuivere stof of mengsel?

Schrijf in de bol een Z voor een zuivere stof en een M voor een mengsel.

mengsel

1 stof mengsel 1 stof mengsel
9 MODULE 1 Materie en kracht

1.3 Verschijningsvormen

Welke stof wordt voorgesteld op onderstaande afbeeldingen?

Welke verschillende verschijningsvormen heeft deze stof?

Een stof kan voorkomen in 3 verschijningsvormen: vast, vloeibaar en als gas.

Verbind de afbeelding met de correcte verschijningsvorm en het bijhorende deeltjesmodel.

vast vloeibaar gas

Een vaste stof heeft een vaste vorm. De deeltjes zitten dicht bij elkaar op een vaste plaats.

Een vloeibare stof heeft geen vaste vorm. De deeltjes rollen over elkaar. De vorm van de vloeistof is afhankelijk van het voorwerp waarin de vloeistof zich bevindt.

Als gas hebben de deeltjes heel wat plaats en kunnen ze zich vrij bewegen in de ruimte.

Wist je dat …

water als gas onzichtbaar is? Wanneer we damp zien, is dat een combinatie van twee verschijningsvormen tegelijk.

gassen, zoals stikstofgas, zuurstofgas en koolstofdioxide geurloos zijn?

een gaslek met aardgas vaak niet meteen opvalt omdat je het niet ruikt?

er aan een gevaarlijk gas soms geuren worden toegevoegd om ze te kunnen ruiken?

een verschijningsvorm ook wel een aggregatietoestand wordt genoemd?

10 MODULE 1 Materie en kracht

6 Verschijningsvormen

In welke verschijningsvormen bevinden deze stoffen zich bij kamertemperatuur (20 °C)? Kruis aan.

MATERIE VAST VLOEIBAAR GAS

benzine

zout

zeewater hout

koolstofdioxide

7 Deeltjesmodel van verschijningsvormen

Welke verschijningsvorm hebben deze stoffen bij kamertemperatuur (20 °C)?

Omcirkel het passende deeltjesmodel.

poedersuiker

ijs

inhoud van een opgeblazen ballon

waterdamp

kaars

helium boter

VERSCHIJNINGSVORMEN DEELTJESMODEL
11 MODULE 1 Materie en kracht

1.4 Invloed van temperatuur

Welke invloed heeft de temperatuur op de beweging van deeltjes?

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Welk verschil zal je opmerken bij het verspreiden van inkt in warm en koud water?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

2 bekerglazen

Water

Inktbuisje

UITVOERING

Stappenplan

1 Vul twee bekerglazen. Eentje met koud en eentje met warm water.

2 Duw het bolletje in het inktbuisje en laat enkel druppels inkt in het water van beide bekerglazen vallen.

Resultaat

Wat gebeurt er wanneer de inktdruppels in het water vallen?

Welk verschil zie je tussen het warme en koude water?

REFLECTIE

Besluit

Hoe komt het dat dit gebeurde?

De deeltjes krijgen bij warm water MEER / MINDER energie om te bewegen.

12 MODULE 1 Materie en kracht

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

De deeltjes van een stof bewegen.

De deeltjes gaan sneller bewegen bij een hogere temperatuur.

Welke invloed heeft de temperatuur op het volume van materie?

Experiment 1

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 1

Wat gebeurt er met de bol van ’s Gravesande bij verwarming en afkoeling?

Hypothese

De verwarmde bol kan WEL / NIET door de ring.

De afgekoelde bol kan WEL / NIET door de ring.

VOORBEREIDING

Materiaal

Bol van ’s Gravesande Bunsenbrander

Lucifers

Bekerglas met ijswater

UITVOERING

Stappenplan

1 Probeer de bol bij kamertemperatuur door de ring te krijgen.

2 Verwarm de bol gedurende enkele seconden.

3 Test of de bol door de ring kan.

4 Dompel de bol onder in het bekerglas met ijswater.

5 Test of de bol door de ring kan.

Resultaat

De verwarmde bol kan WEL / NIET door de ring.

De afgekoelde bol kan WEL / NIET door de ring.

13 MODULE 1 Materie en kracht

Besluit

Uit welke stof bestaat de bol voor het opwarmen?

Uit welke stof bestaat de bol na het opwarmen?

Wat gebeurt er met het volume van de bol als je hem verwarmt?

Wat gebeurt er met het volume van de bol als je hem afkoelt?

Wanneer een vaste stof opwarmt, zet de vaste stof uit. Het volume vergroot.

Wist je dat …

Wanneer een vaste stof afkoelt, krimpt de vaste stof. Het volume verkleint. er bij extreme hitte water op bruggen wordt gegoten? Zo kunnen bruggen niet uitzetten en altijd open of dicht gaan.

er bij wegen een voeg wordt geplaatst? Wanneer het beton van de weg uitzet door de warmte, blijft de weg mooi recht.

REFLECTIE
14 MODULE 1 Materie en kracht

Experiment 2

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 2

Hoe reageert een vloeistof op verwarming en afkoeling?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Maatkolf gevuld met gekleurd water

Glazen stop met buis

Bunsenbrander of vlam

IJswater

Statief met klem

UITVOERING

Stappenplan

1 Plaats de stop met buis op de maatkolf met gekleurd water.

2 Duid met een streepje het niveau van de vloeistof bij kamertemperatuur aan.

3 Plaats de maatkolf boven de vlam.

Resultaat

Wat gebeurt er met het niveau van het water bij het verwarmen? Vul de tekening aan.

Wat gebeurt er met het niveau van het water wanneer je de vloeistof terug afkoelt?

15 MODULE 1 Materie en kracht

REFLECTIE

Besluit

Is er water toegevoegd aan de maatkolf tijdens de proef?

Wat gebeurt er met het volume van een vloeistof bij verwarming?

Wat gebeurt er met het volume van een vloeistof bij afkoeling?

Wanneer een vloeistof opwarmt, zet de vloeistof uit.

Wanneer een vloeistof afkoelt, krimpt de vloeistof.

Wist je dat …

water uitzet als je het verwarmt, maar ook uitzet als je het bevriest? Het is een uitzondering op de regel. Opletten dus bij het plaatsen van vloeistoffen met veel water in de diepvries.

extreme hitte ervoor kan zorgen dat wegen, waterleidingen … kapot gaan? Lees het artikel.

Experiment 3

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 3

Hoe reageert lucht op verwarming en afkoeling?

Hypothese

Ik denk dat

16 MODULE 1 Materie en kracht

VOORBEREIDING

Materiaal

Statief met klem

Vlam of warmwaterbad

IJswater

Erlenmeyer of maatkolf

Ballon

UITVOERING

Stappenplan

1 Plaats een ballon om de erlenmeyer.

2 Plaats onder de erlenmeyer een vlam of plaats die in een warmwaterbad.

3 Neem na een tijdje de vlam weg of haal de erlenmeyer uit het warmwaterbad.

4 Plaats de erlenmeyer in ijswater.

Resultaat

Wat gebeurt er met de ballon als het gas in de erlenmeyer wordt gekoeld?

REFLECTIE

Besluit

Is er lucht toegevoegd aan de erlenmeyer tijdens de proef?

Wat gebeurt er met het volume van de lucht in de ballon bij verwarming?

Wat gebeurt er met het volume van de lucht in de ballon bij afkoeling?

Wat gebeurt er met de ballon als het gas in de erlenmeyer wordt verwarmd? Teken dit op de afbeelding.

Wanneer een gas opwarmt, zet het gas uit. Wanneer een gas afkoelt, krimpt het gas.

Wist je dat …

je een ballon kan laten krimpen zonder er lucht uit te halen?

17 MODULE 1 Materie en kracht

8 Uitzetten of inkrimpen

Vul aan of het in deze dagelijkse situaties gaat over het uitzetten of inkrimpen van de materie. Kies uit: zetten uit - krimpen in

De gasdeeltjes in de ballon

om op te stijgen.

De deur klemt in de zomer.

De deeltjes in de deur .

De deeltjes aarde van de weg overdag en wanneer de temperatuur daalt.

De vloeistofdeeltjes in de thermometer

bij het stijgen van de temperatuur.

Hoogspanningskabels zijn veel strakker in de winter. De hoogspanningskabels

De tegels bij warm weer waarbij de voeg zorgt voor plaats.

18 MODULE 1 Materie en kracht

Welke invloed heeft temperatuur op de verschijningsvorm?

Experiment 1

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 1

Wat gebeurt er met een ijsblokje als je het in je handen houdt?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal Hand IJsblokje

UITVOERING

Stappenplan

1 Houd het ijsblokje in je handen en wacht enkele seconden.

Resultaat

Wat gebeurt er na enkele seconden met het ijsblokje?

REFLECTIE

Besluit

Uit welke stof bestaat een ijsblokje?

Welke verschijningsvorm heeft het ijsblokje?

Uit welke stof bestaat het eindresultaat?

Welke verschijningsvorm heeft het eindresultaat?

Hoe kan je ervoor zorgen dat het water (vloeibaar) weer een ijsblokje (vast) wordt?

Wanneer de verschijningsvorm van een stof verandert, spreken we over een faseovergang of fysisch verschijnsel.

Smelten betekent dat een stof van vast naar vloeibaar gaat.

Stollen betekent dat een stof van vloeibaar naar vast gaat.

19 MODULE 1 Materie en kracht

9 Smelten en stollen

Noteer de faseovergang bij de passende pijl.

Kies uit: smelten - stollen

Kleur de pijl waarbij warmte wordt gebruikt voor de faseovergang in het rood.

Kleur de pijl waarbij warmte wordt weggenomen in het blauw

Experiment 2

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 2

Hypothese

Ik denk dat

Water

VOORBEREIDING Materiaal

Wat gebeurt er met het water in een (werkende) waterkoker?

Waterkoker Spiegel

UITVOERING Stappenplan

1 Vul de waterkoker met water.

2 Zet de waterkoker aan en wacht tot het water kookt.

vloeibaar vast

20 MODULE 1 Materie en kracht

Resultaat

Wat zie je verschijnen uit de waterkoker wanneer het water kookt?

Houd een spiegel boven de waterdamp. Wat zie je verschijnen op de spiegel?

REFLECTIE

Besluit

Welke verschijningsvorm heeft het water in de waterkoker?

Welke verschijningsvorm heeft het water dat uit de waterkoker ontsnapt?

Welke verschijningsvorm krijgt de waterdamp als het in contact komt met de spiegel?

Verdampen betekent dat een stof van vloeibaar naar gas gaat.

Condenseren betekent dat een stof van gas naar vloeibaar gaat.

10 Verdampen en condenseren

Noteer de faseovergang bij de passende pijl. Kies uit: verdampen – condenseren.

Kleur de pijl waarbij warmte wordt gebruikt voor de faseovergang in het rood

Kleur de pijl waarbij wegnemen van warmte wordt gebruikt in het blauw

vloeibaar gas

21 MODULE 1 Materie en kracht

Experiment 3

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 3

Wat gebeurt er als je met een droge zeepblok tussen je handen wrijft?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Handen

Zeepblok

UITVOERING

Stappenplan

1 Wrijf met het droge zeepblok stevig tussen je handen.

Resultaat

Wat neem je waar met je neus tijdens het wrijven?

REFLECTIE

Besluit

Welke verschijningsvorm heeft het zeepblok?

Welke verschijningsvorm heeft de geur die je neus binnenkomt?

Geuren die we kunnen ruiken, verspreiden zich door de lucht. TIP

Sublimeren betekent dat een stof van vaste vorm naar gas gaat.

22 MODULE 1 Materie en kracht

Experiment 4

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 4

Wat gebeurt er wanneer lucht plotseling afkoelt?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Bekerglas IJs

Zout Koffielepel

UITVOERING

Stappenplan

1 Vul het bekerglas met water.

2 Voeg ijsblokken aan het water toe.

3 Voeg één koffielepel zout toe.

Resultaat

Wat neem je waar op de buitenkant van het bekerglas?

REFLECTIE

Besluit

Welke verschijningsvorm heeft het water in de lucht?

Wat gebeurt er met de verschijningsvorm van het water in de lucht dat snel wordt afgekoeld?

Desublimeren betekent dat een stof van gas naar vaste vorm gaat.

23 MODULE 1 Materie en kracht

11 Sublimeren en desublimeren

Noteer de faseovergang bij de passende pijl.

Kies uit: sublimeren – desublimeren

Kleur de pijl waarbij warmte wordt gebruikt voor de faseovergang in het rood.

Kleur de pijl waarbij warmte wordt weggenomen in het blauw

gas vast

12 Faseovergangen in het dagelijks leven

Welke faseovergang zie je op de afbeeldingen? 24 MODULE 1 Materie en kracht

13 Faseovergangen

Vul het schema verder aan.

Noteer bij elk deeltjesmodel de passende verschijningsvorm.

Kies uit: vast – vloeibaar – gas.

Noteer bij elke pijl de naam van de passende faseovergang.

Kies uit: smelten – stollen – verdampen – condenseren – sublimeren – desublimeren.

Kleur de pijlen waarbij toevoegen van warmte nodig is, in het rood

Kleur de pijlen waarbij het wegnemen van warmte nodig is, in het blauw

temperatuur
25 MODULE 1 Materie en kracht
temperatuur

1.5 Stofomzettingen

Experiment

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Wat gebeurt er als je azijn en bakpoeder met elkaar mengt?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Bakpoeder Azijn Ballon Erlenmeyer

UITVOERING

Stappenplan

1 Doe azijn in de erlenmeyer. 2 Voeg bakpoeder toe aan de azijn.

Resultaat

Wat zie je gebeuren? Vul aan op de tekening.

3 Plaats onmiddellijk de ballon volledig over de opening van de erlenmeyer.

26 MODULE 1 Materie en kracht

REFLECTIE

Besluit

Wat ontstaat er door het mengen van azijn en bakpoeder?

Is deze stof al aanwezig in de erlenmeyer voor het mengen?

Wanneer een nieuwe stof ontstaat, spreken we over een chemische reactie of stofomzetting.

Bij een fysisch verschijnsel worden geen nieuwe stoffen gemaakt. De stof kan wel van verschijningsvorm veranderen.

Bij een chemische reactie worden wel nieuwe stoffen gemaakt, maar kun je nadien niet meer terugkeren naar de oorspronkelijke stof.

Wist je dat …

wanneer je boter smelt er sprake is van een fysisch verschijnsel want het blijft boter?

wanneer je de gesmolten boter laat aanbranden er een chemische reactie is? Je kan het niet meer omkeren.

het roesten van een ketting een chemische reactie is? Tegenwoordig is de reactie omkeerbaar door chemische producten.

27 MODULE 1 Materie en kracht

14

Fysisch of chemisch verschijnsel

Kruis aan of het gaat om een fysisch verschijnsel of een chemische reactie.

FYSISCH VERSCHIJNSEL CHEMISCHE REACTIE

Het glas van je smartphone breken Beschimmelen van fruit Haar knippen Verbranden van papier Boter smelten
28 MODULE 1 Materie en kracht
Cola en een pepermuntje mengen

Krachten

1 Laat een druppel water vallen op een bord.

2 Blaas met een rietje in de richting van de druppel.

Wat zie je gebeuren?

Wat zorgt ervoor dat de druppel zich verplaatst?

Een kracht zelf kan je niet zien, maar wel het resultaat van de kracht.

2.1 Gevolgen van een kracht

Welk gevolg heeft een kracht op de vorm van een voorwerp?

Experiment 1

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 1

Wat gebeurt er met een spons als je erop gaat staan?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal Spons

UITVOERING

Stappenplan

1 Neem de spons en leg die op de grond.

1 Ga op de spons staan en kijk wat er gebeurt.

Resultaat

Wat gebeurt er met de spons als je erop gaat staan?

2
29 MODULE 1 Materie en kracht

REFLECTIE

Besluit

Welke eigenschap van de spons veranderde in deze proef?

Experiment 2

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 2

Wat gebeurt er als je aan een elastiek trekt?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Elastiek

UITVOERING

Stappenplan

1 Neem een elastiek.

2 Trek eerst zachtjes aan de elastiek en kijk wat er gebeurt.

3 Trek nadien harder aan de elastiek en kijk wat er gebeurt.

Resultaat

Hoe harder je aan de elastiek trekt, hoe GROTER / KLEINER de kracht op de elastiek.

Hoe harder je aan de elastiek trekt, hoe MEER / MINDER de elastiek zal uitrekken.

REFLECTIE

Besluit

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

Een kracht kan zorgen voor de verandering van vorm van een voorwerp. Hoe groter de kracht, hoe groter de vervorming.

30 MODULE 1 Materie en kracht

Welk gevolg heeft een kracht op de snelheid van een voorwerp?

Experiment 1

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 1

Wat gebeurt er als je tegen een stilliggende knikker duwt?

Hypothese

Ik denk dat de knikker

VOORBEREIDING

Materiaal Knikker

UITVOERING

Stappenplan

1 Geef een duw tegen een stilliggende knikker.

Resultaat

Wat zie je gebeuren?

Wat zal er gebeuren als je harder duwt?

REFLECTIE

Besluit

Welke eigenschap van de knikker veranderde in deze proef?

31 MODULE 1 Materie en kracht

Experiment 2

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag 2

Wat gebeurt er wanneer je klasgenoot een bal vangt?

Hypothese

Ik denk dat de bal

VOORBEREIDING

Materiaal

Bal

UITVOERING

Stappenplan

1 Gooi een bal in de richting van je klasgenoot.

2 Je klasgenoot vangt de bal.

Resultaat

Wat gebeurt er met de bal?

Herhaal de proef, maar nu slaat je klasgenoot de bal weg.

Welk verschil merk je?

REFLECTIE

Besluit

Wat gebeurt er met de snelheid van de bal als de klasgenoot de bal vangt?

Wat gebeurt er met de richting van de bal als je klasgenoot terugslaat?

Een kracht kan zorgen voor een verandering van snelheid of richting van een voorwerp. Een voorwerp kan versnellen, vertragen of van richting veranderen Hoe groter de kracht, hoe groter de verandering van snelheid.

32 MODULE 1 Materie en kracht

15 Gevolg van een kracht

Welke verandering heeft de kracht op het voorwerp? Gaat het over een verandering van vorm (V) of een verandering van snelheid (S)? Soms zijn de twee antwoorden mogelijk.

Noteer de juiste letter(s) bij de juiste foto.

33 MODULE 1 Materie en kracht

2.2 Soorten krachten

Welke soorten krachten komen er op aarde voor?

Experiment

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Op welke manier(en) kunnen we verschillende stoffen sorteren?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING

Materiaal

Materialen Wollen doek

Ballon

Magneet Zeef

Pincet

Stoffen

Zand Knikkers

Steentjes

Paperclips Papiersnippers

UITVOERING

Stappenplan

1 Meng alle stoffen met elkaar.

2 Probeer de stoffen nu van elkaar te scheiden ZONDER ze aan te raken met je handen.

3 Je mag alle beschikbare materialen gebruiken. Je mag je handen gebruiken om de materialen te bedienen.

4 Gebruik elk materiaal slechts één keer.

34 MODULE 1 Materie en kracht

Resultaat

Uitgesorteerde stof:

Gebruikt materiaal: mengsel

Uitgesorteerde stof:

Gebruikt materiaal:

mengsel

Uitgesorteerde stof:

Gebruikt materiaal:

mengsel

Uitgesorteerde stof:

Gebruikt materiaal:

mengsel stof

Ik houd over:

REFLECTIE

Besluit

Afhankelijk van de stof gebruik je een andere manier om het te sorteren. Je gebruikt hiervoor verschillende krachten. Kies uit: trek- of duwkracht

Pincet: door knijp je het pincet samen.

Zeef: door vallen de kleine deeltjes erdoor.

Magneet: door wordt de paperclip aangetrokken.

Wollen doek en ballon: door wordt de ballon opgeladen en door worden sommige voorwerpen aangetrokken.

Een kracht geeft weer op welke manier er aan een voorwerp wordt getrokken (trekkracht) of geduwd (duwkracht).

Een kracht uitoefenen kan vanop afstand of door direct contact te maken met het voorwerp.

35 MODULE 1 Materie en kracht

16 Soorten krachten

Welke krachten zijn aanwezig in de volgende situaties? Kruis aan.

trekkracht duwkracht

trekkracht duwkracht

2.3 Zwaartekracht

Experiment ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

trekkracht duwkracht

trekkracht duwkracht

trekkracht duwkracht

trekkracht duwkracht

Wat gebeurt er als je een knikker over de rand van de tafel laat rollen?

Hypothese

Ik denk dat

VOORBEREIDING Materiaal

Knikker Tafel

36 MODULE 1 Materie en kracht

UITVOERING

Stappenplan

Laat de knikker over de tafel rollen. Duw hard genoeg zodat hij over de rand rolt.

Resultaat

Wat gebeurt er wanneer de knikker over de rand van de tafel rolt?

REFLECTIE

Besluit

Welke kracht zorgt ervoor dat de knikker valt?

De zwaartekracht is de trekkracht die de aarde uitoefent op alle voorwerpen.

Wist je dat …

de zwaartekracht op de maan kleiner is dan die op aarde?

Isaac Newton de zwaartekracht ontdekte door zich af te vragen waarom een appel uit een boom valt?

er zonder zwaartekracht geen aarde zou zijn? De aarde zou uit elkaar vallen.

2.4 Wrijvingskracht

Experiment

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Welke invloed heeft de ondergrond op de snelheid van een speelgoedauto?

Hypothese

Ik denk dat

37 MODULE 1 Materie en kracht

VOORBEREIDING

Materiaal

Speelgoedauto

Tafel

Keukenhanddoek of tafellaken

Potlood

Stappenplan

1 Duw tegen de auto en laat hem rijden over de tafel. Duid met potlood de stopstreep aan.

2 Leg de keukenhanddoek of het tafellaken op de tafel. Laat de auto er nu over rijden.

Opgelet: gebruik een even grote kracht als bij de eerste duw.

3 Vergelijk het resultaat van de rit zonder handdoek of tafellaken en de rit met handdoek of tafellaken.

Resultaat

Welk verschil merk je op tussen de ritten met en zonder handdoek?

REFLECTIE

Besluit

Hoe gladder de ondergrond, hoe de speelgoedauto beweegt.

Wrijvingskracht is de kracht die de beweging van een voorwerp tegenwerkt.

Wist je dat …

remmen voor wrijvingskracht zorgt en zo jouw fiets tot stilstand brengt?

38 MODULE 1 Materie en kracht

In welke situatie is de wrijvingskracht het grootst? Omcirkel.

17 Wrijvingskracht
1 2 3 39 MODULE 1 Materie en kracht

18 Materie

Markeer alle woorden die bestaan uit materie.

verliefdheid - krant - zwembad - typexroll - verdriet - glimlachpasta - mens - geluk.

19 Stoffen en hun deeltjesmodel

Verbind de stoffen met hun deeltjesmodel.

20 Deeltjesmodel

Teken de gevraagde deeltjesmodellen.

water melk suiker koolstofdioxide cacao zuurstofgas

bruiswater chocolademelk suikerwater lucht

40 MODULE 1 Materie en kracht

21 Woordzoeker

Zoek de 6 faseovergangen en de 3 verschijningsvormen.

A

N

E

R

E

S

E M K I C L Y M L U M L B U D C

D P Q L Y L K D M O C R B W L U

N E C B Z E V B F M E B H U S N

O N P U K N B Q F H C I K C S J

C D T S Z S M E L T E N B G I C

K

Q Q V D D Y H R T P I C W S A G

T

22 Rebus

Welke woord kan je vinden als oplossing van de rebus?

Wat betekent dit woord?

I M V B C M K N A O C E U B A
O B B O M D H O D S C P J N Y R
F V B W N O M P M L X E V A W
V A N T Y E U J R G O F F N L
E S E G B R R Y W E H T B I O
R T R U S W S E B K O E O K N
D X E W T D L F M L U Q O S B N A Q M I O Y V S D I D T M X Y
D W E K J W T W V W V P A E I
O N T C D N Y O O R L C D J R
- R BO = F T = Z N = T -R
41 MODULE 1 Materie en kracht

23 Cartoon

Vul de passende letter in.

Kies uit: trekkracht (T) – duwkracht (D) – zwaartekracht (Z) – wrijvingskracht (W)

24 Uitwerking van een kracht

Vul aan met het gevolg van de kracht.

1 Je knijpt hard in een opgeblazen ballon. De ballon .

2 Je laat je balpen los. Je balpen

3 Je trapt tegen een bal. De bal

4 De keeper grijpt de bal. De bal

25 Kahoot krachten

Speel het kahoot-spel met de klas.

42 MODULE 1 Materie en kracht

Finale

In deze module heb je kennisgemaakt met materie en haar eigenschappen. Tijd om aan de slag te gaan en zelf een materie te maken: bioplastic.

ORIËNTATIE

We maken bioplastic. Gebruik het internet om een antwoord te vinden op volgende vragen.

Wat zijn bioplastics?

Waar kan je bioplastics vinden?

VOORBEREIDING

Materiaal

Kleine steelpan

Maatbeker

Theelepel

Lepel

Keukenweegschaal

Kookplaat

Papieren of siliconen cupcake- of bakvormpjes

Aardappelzetmeel

Water

Glycerine

Eetbare kleurstof

UITVOERING

Stappenplan

1 Weeg 2,5 gram zetmeel af.

2 Doe het afgewogen zetmeel in een kleine steelpan.

3 Voeg 25 milliliter water toe aan het zetmeel.

4 Voeg 1 theelepel (2 ml) glycerine toe aan het zetmeel-watermengsel.

5 Verwarm, al roerend, het mengsel tot het kookt.

6 Laat het mengsel, al roerend, 10 minuten koken. Het mengsel wordt kleurloos en helder.

7 Voeg enkele druppels eetbare kleurstof toe aan het mengsel.

8 Giet het mengsel in een siliconen of papieren vorm.

9 Het plastic moet nu enkele dagen drogen.

Je kan vormen voor ijsblokjes gebruiken om vormen te maken met je eigen gemaakte plastic.

43 MODULE 1 Materie en kracht
TIP

Ik kan

voorbeelden geven van stoffen (materie) uit het dagelijks leven. deeltjesmodellen bij de bijhorende stof en verschijningsvorm plaatsen.

het verschil tussen een zuivere stof en mengsel uitleggen. de 3 verschijningsvormen van een stof opnoemen en herkennen. de 6 faseovergangen opnoemen en herkennen.

de invloed van temperatuur op het volume van stoffen uitleggen. het uitzetten en inkrimpen van stoffen in het dagelijks leven herkennen. de invloed van temperatuur op de beweging van deeltjes uitleggen. voorbeelden geven van stofomzettingen. krachten in het dagelijks leven opnoemen en herkennen. de gevolgen van een kracht herkennen.

Woordenlijst

Materie: alle stoffen om ons heen

Deeltjesmodel: schematische voorstelling van een stof

Zuivere stof: stof die bestaat uit één soort deeltjes

Mengsel: stof die bestaat uit twee of meerdere soorten stoffen

Verschijningsvorm: wijze waarin een stof kan voorkomen (vast, vloeibaar of gas)

Uitzetten: volume van een stof wordt groter door verwarming

Inkrimpen: volume van een stof wordt kleiner door afkoeling

Faseovergang: verandering van verschijningsvorm van een stof

Stofomzetting: verandering van de stof naar een nieuwe stof

Colofon

Auteur Tim Stoelen

Design & Lay-out die Keure

Eerste druk 2023/749

Benieuwd naar meer?

ISBN 978 90 4864 801 6 - KB 8 D/2024/0147/34

Bestelnummer 90 850 0153- NUR 127 - Thema YPMP5

• Blader door het inkijkmateriaal of bekijk het webinar op onze website.

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

RPR 0405 108 325 - © Copyright by die Keure, Brugge

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.

• Contacteer jouw educatief adviseur voor een presentatie.

Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.

@DieKeureEducatief @DieKeureEducatief @DieKeure

SCHRIJF JE IN OP DE NIEUWSBRIEF

850001347

max-natuur.diekeure.be

44 MODULE 1 Materie en kracht
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.