KRULLENMASSAGE De kinderen werken per twee. Het ene kind maakt van zichzelf een bolletje of gaat op de buik liggen. Het andere kind geeft zijn vriendje een heerlijke krullen-massage. Laat ondertussen ‘Spiralendans’ (cd 1, nummer 30) horen. Bij het eerste ritme laten de kinderen hun vingertoppen glijden over de rug van hun vriendje. Ze doen dat met één hand of beide handen samen en maken een doorgaande krullende beweging. Bij het tweede ritme tekenen ze met de wijsvinger(s) spiralen op de rug. Laat de kinderen ook eens wisselen.
SYMMETRISCHE BOMEN
Ondersteun met de woorden: ‘Eén, twee, drie, vier, stam.’ De muziek laat duidelijk horen wanneer de stam moet getekend worden. Daarna beginnen de kinderen weer bovenaan en herhalen de hoekige lijnvorming. Ze gaan zo verder tot het einde van het lied. Herhaal het lied enkele keren. De kinderen wisselen ondertussen eens van kleur. De kinderen versieren daarna hun boom met pluimpjes, kralen, stickers. Of teken symmetische bomen in de lucht.
Rijg kleine spulletjes (bv. parels, kleine strijkkralen, stukjes rietjes …) aan een draad.
KERSTPOMPONNETJES Maak twee cirkels uit karton, met daarin een gat en een gleufje. Leg de ringen op elkaar. De kinderen wikkelen er wol rond. Hoe meer wol je gebruikt, hoe dikker de pompon wordt. Knip de wol in het midden, tussen de twee kartonnen cirkels los. Neem een stukje wol en strik het stevig tussen de twee kartonnen ringen. Verwijder de ringen en knip de pompon een beetje bij. Maak een lintje aan de kerstpompon vast zodat je deze in de kerstboom kunt hangen.
KERSTBAL
Tape een blad vast aan de muur of het bord. Tijdens ‘Het kerstboomlied’ (cd 1, nummer 36) tekenen de kinderen op het ritme van de muziek een hoekige lijnvorming van boven naar onder op het blad. Beide handen werken goed samen.
RINKELSPEL
Draai een kerstbal op je vingers (beweegkaart 25).
KERSTBALLEN EN SLINGERS VAN KLEI OF PLASTICINE Rol kerstballen (kleine balletjes) of slingers(worstjes) tussen de handen en vingers. Rol de worstjes daarna eventueel op tot spiralen.
122
SLINGERS RIJGEN
Eén van de kinderen krijgt een bellenkrans in de hand. De andere kinderen sluiten de ogen. Toon een getallenkaart. Het kind met de bellenkrans rinkelt evenveel keer als het getal (of het aantal stippen) op de kaart. De andere kinderen proberen te raden hoeveel keer er gerinkeld is. Herhaal dit enkele keren en laat verschillende kinderen aan bod komen.