4 La structure d’un texte

4.1 Les marques d’organisation d’un texte

Le titre est le nom d’un livre, d’une histoire, d’un poème, d’un film… De titel is de naam van een boek, van een verhaal, van een gedicht, van een film ...

Le sous-titre est un titre secondaire qui annonce le sujet d’un ou de plusieurs alinéas.

De tussentitel is een bijkomende titel die het onderwerp van een of meerdere alinea’s aankondigt.

L’alinéa est une partie de texte séparée par des interlignes. De alinea is een stukje tekst dat door witregels afgescheiden wordt.

4.2 Les éléments structurels d’un texte

4.2.1 L’introduction, le développement et la conclusion

Avec l’introduction, l’émetteur veut attirer l’attention du lecteur et le convaincre de lire tout le texte. L’introduction présente aussi le sujet du texte.

Met de inleiding wil de zender de aandacht trekken van de lezer en de lezer overtuigen om de hele tekst te lezen. De inleiding introduceert ook het onderwerp van de tekst.

Le développement se situe au milieu du texte et vise à approfondir les différentes parties du sujet. C’est pourquoi il est souvent divisé en alinéas. Chaque alinéa répond à une question.

Het midden bevindt zich in het midden van de tekst en wil dieper ingaan op de verschillende delen van het onderwerp. Daarom is het midden vaak verdeeld in alinea’s. Elke alinea geeft antwoord op één vraag.

La conclusion est la dernière partie d’un texte. Cette partie ne contient pas de nouvelle information et répète habituellement l’essentiel.

Het slot is het laatste deel van een tekst. Dit deel bevat geen nieuwe informatie en herhaalt meestal de kern.

ATTENTION !

Les articles de journal et les nouvelles n’ont souvent pas de conclusion. Bij nieuwsberichten is er vaak geen slot.