1 minute read

Le langage 1 Le modèle de communication

2 objectif émetteur

1 émetteur zender envoie le message verzendt de informatie

2 objectif de l’émetteur doel van de zender ce que l’émetteur veut atteindre wat de zender wil bereiken

3 message boodschap ce qui est transféré wat wordt overgedragen

4 récepteur ontvanger reçoit le message ontvangt de boodschap

5 objectif du récepteur doel van de ontvanger ce que le récepteur veut atteindre wat de ontvanger wil bereiken

6 effet effect l’effet du message het effect van de boodschap

7 situation situatie l’encadrement du message - où, quand, avec qui… de omkadering van de boodschap – waar, wanneer, met wie …

8 canal kanaal la manière de transférer le message de manier waarop de boodschap wordt overgedragen

9 code code verbal (langue) ou non verbal (images, formules) verbaal (taal) of non-verbaal (beelden, formules)

10 registre register formel, informel, la langue standard, la langue de l’école, la langue étrangère formeel, informeel, standaardtaal, schooltaal, vreemde taal

11 bruits à la communication ruis des problèmes de communication communicatieproblemen

Pour bien communiquer (parler, écouter, lire, écrire), il faut tenir compte des différents éléments du modèle de communication. Chaque forme de communication se passe dans un contexte ou une situation spécifique.

Un émetteur (orateur, auteur…) envoie un message à un récepteur (auditeur, lecteur, spectateur…). L’émetteur a toujours un objectif (informer, exprimer son opinion…).

Il choisit un canal approprié (courriel, SMS, conversation…), un code (verbal ou non verbal) et un registre approprié (formel ou informel).

Le récepteur réagit au message d’une certaine manière. Le message a donc un certain effet. Cette réaction dépend de l’objectif du récepteur : qu’est-ce qu’il veut faire ou atteindre avec le message ?

S’il y a des problèmes dans la communication, on parle des bruits à la communication.

Om goed en efficiënt te communiceren (spreken, luisteren, lezen, schrijven), houd je het best rekening met de verschillende elementen van het communicatiemodel. Elke vorm van communicatie vindt plaats in een bepaalde context of een situatie

Een zender (spreker, schrijver …) geeft een boodschap door aan een ontvanger (luisteraar, lezer, kijker …). Dat doet hij met een bepaalde reden of bedoeling (informeren, zijn mening uiten …).

Hij kiest daarvoor een passend kanaal (e-mail, sms, gesprek …), een bepaalde code (verbaal of non-verbaal) en een passend register (formeel of informeel).

De ontvanger reageert op de boodschap op een bepaalde manier. De boodschap heeft dus een zeker effect. Die reactie hangt af van het doel dat hij voor ogen heeft: wat wil de ontvanger verder met de boodschap doen, wat is zijn bedoeling?

Als er zich ergens in de communicatie een probleem voordoet, dan ontstaat er een storing of ruis

This article is from: