11 minute read

Door stikstof minder huisjesslakken

Koolmees kijkt naar kalkbronnen buíten het bos, illustratie: Joost Tinbergen

en daardoor calciumgebrek bij zangvogels

Advertisement

Tekst en foto’s: Jaap Graveland

Stikstof blijft in het nieuws. Het nieuwe kabinet trekt maar liefst 25 miljard uit om de uitstoot en neerslag van stikstof te beperken tot het niveau dat ‘de natuur kan hebben’. In een vorig artikel (Waardvogel juni 2021) vertelde ik over m’n onderzoek naar de calciumhuishouding bij vogels. Waarbij we de koolmees als modelsoort gebruikten, want die is talrijk en broedt in nestkasten, dus je kunt eenvoudig gegevens verzamelen. In dit artikel laat ik zien hoe we aantoonden dat door verzuring als gevolg van stikstofneerslag de vogels een tekort aan calcium (Ca) hebben kregen, en dat afname van huisjesslakken hiervan de belangrijkste oorzaak lijkt te zijn. D

Het stikstofprobleem is al minstens 50 jaar oud. Pas in 1990 werd effectief beleid geformuleerd en sindsdien is de stikstofneerslag door maatregelen in onder meer de landbouw met 2/3 afgenomen. De overheid laat graag het effect van beleid zien dus toont bijna alleen het afnemend verloop vanaf 1990. Voor grafieken die ook toename daarvóór laten zien (figuur 1), moet je rapporten uitspitten. Het punt bij die afname is alleen dat de stikstofneerslag voor veel soorten natuur nog steeds veel te hoog is, dat staat meestal ook niet in trendgrafieken. Daar komt bij dat het effect van stikstofneerslag cumulatief is, optelbaar: elk jaar een beetje te veel heeft opgeteld een groot effect. Bijvoorbeeld dat op grote delen van de arme zandgronden een aantal mineralen bijna helemaal zijn weggespoeld uit de bovengrond, waaronder calcium. Maar ik loop op de feiten in mijn verhaal vooruit.

Bijvoerproef met calcium In het vorige artikel beschreef ik dat eischalen van mezen dun en poreus waren, en dat eieren daardoor uitdroogden of kapot gingen. Dat kon in principe meerdere oorzaken hebben: vergiftiging door stoffen als DDT, vergiftiging door aluminium en cadmium dat normaal gebonden zit aan bodemdeeltjes maar vrijkomt bij bodemverzuring en door planten en insecten wordt opgenomen. Of calciumgebrek.

Figuur 1: Resultaten bijvoerproef calcium (Ca).

De beste methode om hier uitsluitsel over te krijgen is het doen van een experiment, waarbij je één factor varieert, en de rest constant houdt. Omdat calciumgebrek de meest waarschijnlijke oorzaak leek, besloten we in het bos een bijvoerproef uit te voeren met calcium. Dat klinkt eenvoudiger dan het was. Toen ik nadacht over een proefopzet wisten we nog nauwelijks hoe mezen aan calcium komen voor hun eischalen. Een mogelijkheid was dat de vogels de Ca uit hun normale voedsel halen, zoals rupsen. Uit literatuuronderzoek had ik wat aanwijzingen dat vogels ook speciaal Ca-rijk materiaal verzamelen, zoals stukjes slakkenhuis. Dus ik moest een beetje gokken: bijvoeren met meelwormen gedompeld in Ca-poeder, of met echt calciumrijk materiaal? En zouden ze dat calciumrijke materiaal dan wel herkennen? Ik besloot twee Ca-bronnen te gebruiken: stukjes van huisjes van de bekende tuinslak Cepaea, met die duidelijke banden over het huisje. Die zouden ze vast wel herkennen. En kippe-eischalen, omdat we wat aanwijzingen hadden dat sommige mezen die weghaalden bij picknickplaatsen langs de A12 die langs ons onderzoeksbos liep.

Zanglijstersmidses Hoe kwam ik nu aan voldoende slakkenhuizen? Toevallig wist ik een aantal zanglijstersmidses (foto 1) te liggen bij een oude steenfabriek in de uiterwaarden bij Wageningen. De kippeneischalen waren makkelijk: die werden liefdevol, met zakken tegelijk geleverd door mijn collega’s. Maar dan waren we er nog niet: hoe ging ik dit materiaal aanbieden? Statistisch de beste opzet was om verspreid door het bos sommige mezen bij hun nestkast wel Ca, en andere geen Ca aan te bieden. Maar dan was het risico te groot dat mezen bij de buren Ca gingen halen. Dus wilde ik de vogels in een deel van het bos wel bijvoeren, en in een ander deel niet, met een bufferzone ertussen. Maar ik werkte op een gerenommeerd onderzoeksinstituut dus mijn aardige collega’s maakten bezwaar: een mogelijke verbetering van de eischaalkwaliteit zou ook kunnen worden veroorzaakt door iets anders. Ik voerde dan wel 25 mezen bij, maar feitelijk was dat maar één waarneming, namelijk één bosgedeelte. Dus besloot ik het bijvoer- en niet-bijvoerdeel na twee jaar om te draaien. De opzet was nu duidelijk. De werkplaats maakte voerbakjes die ik aan de nestkast kon bevestigen: onmogelijk dat de vogels de Ca dan níet zouden zien (foto 2).

Niet meehelpen! Laatste probleempje: verzuring stond volop in de belangstelling, vogels zijn zeer aaibaar, dus het onderzoek trok veel publiciteit. En dus gingen een aantal welwillende wandelaars mijn proef niet afwachten maar begonnen ze me een handje te ‘helpen’: op diverse plekken in het bos hadden ze stukjes kippeneischaal rondgestrooid, de schatten.

Foto 2: Bakje met stukjes kippe-eischaal en slakkenhuis aan nestkast

Maar dit kon mijn proef in het honderd schoppen. Dus ging ik als een omgekeerde klein-duimpje op zoek om die eischalen op te ruimen: alles voor de wetenschap. Gelukkig herhaalden de wandelaars hun strooiacties niet… In april hingen we de bakjes op aan de nestkasten, net vóór de verwachte start van de eileg. Ik weet nog hoe spannend ik het vond, na al dat werk, al die voorbereiding: zouden ze de Ca herkennen, én gebruiken? En zou het resultaat hebben? Van een afstand inspecteerde ik de kasten. Al vlot bleek dat de vogels inderdaad de ca uit de bakjes haalden en opaten. Het eerste succes was binnen.

Succes En aan het eind van het eerste seizoen, toen we de cijfers verzameld hadden, was er al een duidelijk resultaat: in het bijgevoerde deel waren veel minder eischaalproblemen dan in de jaren ervoor, en dan in het niet-bijgevoerde gebied. De jaren erna bevestigden dit resultaat: de eischaalproblemen waren het gevolg van gebrek aan calcium.

Huisjesslakken Ondertussen (zie vorige artikel) hadden we geleerd dat in bossen buiten de arme zandgronden huisjes van huisjesslakken de belangrijkste calciumbron voor eileggende zangvogels vormen. Dit leidde tot drie vragen: 1. Zijn er minder huisjesslakken in bossen op arme zandgronden dan in andere bossen? 2. Zijn ze afgenomen op arme gronden, maar niet op rijke gronden (een sterke aanwijzing voor het effect van verzuring)? 3. Is afname van calcium in de bovengrond dan oorzaak voor die afname?

Figuur 2: Op arme grond minder huisjesslakken en sterkere afname.

Figuur 3: Hoe lager het calciumgehalte in het strooisel hoe sterker de afname van huisjesslakken Foto 3: Jonge slakjes eten eerst hun eigen eischaal op.

Figuur 4: In bekalkt bos komen meer huisjesslakken voor.

De eerste vraag kon ik zelf makkelijk beantwoorden: we onderzochten het strooisel in bossen op rijke en arme gronden, en vonden inderdaad veel meer huisjeslakken op rijke dan op arme grond.

De tweede vraag beantwoorden was heel wat lastiger: hoe kwam ik aan oude gegevens van huisjesslakken? Er zijn slakkenliefhebbers, malacologen heten ze, maar de meeste daarvan zijn vooral geïnteresseerd in bijzondere soorten en in de ecologie van slakken. En veel minder in het nauwkeurig tellen van slakken. Dit is wat ik nodig had: precieze tellingen, netjes opgeschreven in een publicatie, die vindbaar was in bibliotheken of elders, met een precieze aanduiding van telmethode en locatie. Dan kon ik de tellingen op precies dezelfde manier over doen. Na flink wat zoekwerk vond ik gelukkig een aantal publicaties die aan de eisen voldeden. Ik herhaalde de tellingen, en voilà: inderdaad bleken huisjesslakken op arme gronden te zijn afgenomen, en op rijke gronden niet. (figuren 2 en 3). De resultaten zijn logisch: ook slakken hebben veel Ca nodig, hun eieren hebben een soort kalkschaal. Het eerste wat slakjes doen als ze uit het ei zijn gekropen (foto 3) is dan ook hun eigen eischaal (deels) opeten. Die derde vraag kon net als bij de mezen het beste beantwoord worden aan de hand van een bijvoerexperiment: zijn er meer huisjeslakken in bossen waar Ca is gestrooid, dan in bossen waar dat niet is gebeurd? Ik had maar drie jaar over voor m’n onderzoek, en voordat een bekalking effect kan hebben op slakken, ben je flink wat jaren verder. Die tijd had ik niet. Maar gelukkig waren die bekalkingsproeven al uitgevoerd: op verschillende plekken in het land waren bossen in proefvlakken bekalkt, om het effect daarvan te zien op herstel van de vegetatie en de vitaliteit van bomen. Bij Sint-Anthonis, onder de rook van de intensieve veehouderij (vleesvarkens en -kalveren), een grote uitstoter van stikstof) lag een mooie proef, op een bodem met dezelfde eigenschappen als die van mijn onderzoeksgebied op de Veluwe. Daar gingen we huisjesslakken tellen. En de resultaten waren weer duidelijk: veel meer huisjeslakken in de bekalkte dan in de onbekalkte proefvlakken. (figuur 4).

Nu had ik het verhaal wel rond: - De slechte eischalen, verlaten legsels, pootproblemen bij jongen zijn het gevolg van calciumgebrek - Dit wordt vooral veroorzaakt door een afname van huisjesslakken - En die afname wordt veroorzaakt doordat er minder Ca in hun voedsel zit: levend of dood plantenmateriaal - En die afname van Ca in het blad komt door de de afname van calcium in bovengrond, door uitspoeling veroorzaakt door bodemverzuring.

Bonte vliegenvangers In onze onderzoeksbossen broedden ook veel bonte vliegenvangers, gewoon tussen de mezen. Zij kenden geen eischaalproblemen en jongen met gebroken poten. De vraag was natuurlijk: hoe kan dat? Om die vraag te beantwoorden plaatsten we camera’s in de nestkasten zodat we konden zien wat de mezen en vliegenvangers precies aan hun jongen voerden. En we onderzochten het nestmateriaal op restjes Carijk materiaal. Dat gaf al snel een verrassend maar duidelijk resultaat: de vliegenvangers aten vrij veel pissebedden en miljoenpoten, die tussen de strooisellaag ruimschoots voorhanden waren. Die bevatten heel veel calcium omdat hun pantser is gecalcificeerd, een herinnering aan hun afkomst van zeedieren. Zee- en rivierkreeften bevatten bijvoorbeeld ook heel veel Ca. Heel veel meer dan insecten en spinnen. Wat rekenwerk wees uit dat die pissebedden en miljoenpoten voldoende Ca bevatten voor de eileg en de pootgroei van de jongen. Waarom aten de mezen dan geen miljoenpoten en pissebedden? Geen idee, ze verschillen in levenswijze en aanpassen kost nu eenmaal tijd. Zo is het goed mogelijk dat de mezen in het onderzoeksgebied ondertussen wel hebben geleerd om pissebedden en miljoenpoten te eten.

Hoe is het nú? Dit onderzoek is al weer dertig jaar geleden uitgevoerd. Gebreksproblemen komen nu ook nog voor. Arnold van den Burg doet er nog onderzoek naar (even googelen). Maar het probleem lijkt sinds de jaren negentig niet te zijn toegenomen (eigenlijk is dit niet onderzocht, ik ken geen publicaties). Dat kan een paar oorzaken hebben. 1) In veel bossen is simpelweg bijna alle Ca verdwenen, dus daar kon de situatie niet verder verslechteren. 2) De vogels hebben zich aangepast. Tijdens mij onderzoek bleek al dat vogels het bos uit vlogen naar picknickplaatsen langs de snelweg (kippeneischalen!) en woningen met bemeste moestuinen (huisjesslakken, kalkrijke mortel) om calcium te halen. Mogelijk is dit gedrag uitgebreid. Er zijn veel meer voorbeelden van gedragsaanpassing bij vogels bekend.

Effect op de vogelpopulatie? Door het Ca-tekort is het broedsucces in veel bossen op arme zandgronden tientallen procenten lager. We zagen in de kooiproef dat mezen uren aan het zoeken zijn naar calciumrijk materiaal. Die tijd kunnen ze niet besteden aan rupsen zoeken. Mogelijk kunnen die mezen dit alleen bolwerken in territoria met aanbod van heel veel voedsel, of in grote territoria. Dus de mezendichtheid zou door Cagebrek lager kunnen zijn.

Inderdaad zien we dat de mezendichtheid in bossen met calciumgebrekproblemen ook veel lager is dan elders. Maar dat is misschien geen effect van Ca-gebrek. Het blijkt bijvoorbeeld dat de rupsendichtheid er ook een stuk lager is. Bossen op arme grond produceren nu eenmaal minder blad en rupsen. Daar komt bij: het effect van een lager broedsucces en dus kleiner aantal uitgevlogen jongen op de broedpopulatie is misschien heel beperkt, omdat er meer voedsel overblijft voor een kleiner aantal vogels. Dus gaan er misschien relatief veel minder vogels dood in de moeilijke periode net na het uitvliegen of in de winter. En dus is het effect van Ca-tekort op ‘de vogelstand’ misschien maar gering. Ik had geen gelegenheid meer dit te onderzoeken. Het bij ‘bronnen’ genoemde NOS-artikel claimt dat er een effect is, maar het artikel maakt de claim niet waar. Dat leidt tot een bijna ethische vraag: maakt het wat uit voor ons

Foto 3: Legsel bonte vliegenvanger.

Figuur 5: in nesten bonte vliegenvanger meer gemorste pissebedden en miljoenpoten dan in koolmeesnesten.

handelen of de door ons veroorzaakte forse vermindering van het broedsucces van vogels op arme zandgronden ook leidt tot minder vogels, of niet? D

Bronnen: - Op het Compendium voor de Leefomgeving staan veel cijfers en grafieken over de relatie tussen natuur en stikstof. https://www.clo.nl - https://www.pbl.nl/onderwerpen/stikstof-en-natuur/feiten-en-cijfers-clo - Bobbink, R. (2021).Effecten van stikstofdepositie nu en in 2030: een analyse. Onderzoekcentrum B-WARE, Nijmegen. Rapportnummer RP20.135.21.35. - https://nos.nl/artikel/2409596-gestort-schelpgruis-leidt-tot-meermezen-en-andere-vogels-op-veluwe

This article is from: