Patijntje

Page 1

PETANQUE is meer dan een balletje gooien

ALGEMENE GEGEVENS & BASIS-PRINCIPES


Pétanque Club PATIJNTJE

Aangeboden door:

EMDEBE

Pétanqueclub

Industrial Projects

PATIJNTJE

www.emdebe.be

Coördinaten

PC PATIJNTJE Straat+Nr:

Patijntjestraat 27

Telefoon:

09 221 36 63

Postcode:

9000

Telefax

09 221 36 63

Email:

pc.patijntje@gmail.com

Gemeente: Gent Land:

België

Website:

www.everyoneweb.com/patijntje

Voorzitter:

Jo SZYGOWSKI 0473 401 996

Bank:

BE55 2900 1853 9044

Secretaris

Marc BOLLE 09 281 09 01 patijntje-secretaris@skynet.be

Patijntje bevindt zich op het kruispunt van de 2 stippellijnen.

vrijdag 7 september 2012

Pagina 1 van 1


INHOUD Overzicht Hoofdstuk 1: Voorwoord p.1 Voorwoord Hoofdstuk 2: Basisgegevens p.1 Categorie毛n p.2 Wedstrijden p.3 Spelers p.4 Clubs Hoofdstuk 3: Technieken p.1 Algemeen Hoofdstuk 4: Pointeren p.1 Theorie p.3 Oefeningen Hoofdstuk 5: Situaties Pointeren p.1 Bal buiten p.2 Bal veel te ver/te kort p.3 Bal voorbij cochonet p.4 Bal links/voor/rechts op cochonet p.5 Bal dichtbij/niet-voorbij cochonet p.6 Bal te ver v贸贸r cochonet p.7 Ballen duwen p.8 Balstop rondom cochonet p.9 Punt afpakken p.10 2e Bal p.11 Laatste bal p.12 Laatste balstop Hoofdstuk 6: Schieten p.1 Theorie p.4 Oefeningen Hoofdstuk 7: Situaties Schieten p.1 Bal voor/naast op cochonet p.2 Bal dichtbij niet-voorbij cochonet p.3 Bal dichtbij naast/voorbij cochonet p.4 Ballen over p.5 Laatste bal(len) p.6 Punt pakken p.7 Verdedigen Hoofdstuk 8: Belgische Petanque Federatie p.1 Uittreksels reglement p.3 Federaties Hoofdstuk 9: Bijvoegsels p.1 Memoires van een Boule p.3 Cartoons

Versie MDB - 110831. Eventuele opmerkingen/aanmerkingen kunnen altijd worden doorgestuurd naar: isabel.marc@skynet.be.


VOORWOORD Algemeen Dit boekje is bedoeld als een soort naslagwerkje voor beginners/leken en eventueel als ruggesteuntje voor andere spelers. Er worden verschillende categorieën van pétanque vermeld en ook verschillende soorten van kampioenschappen/tornooien (wedstrijden). Terzelfdertijd wordt hier ook de standaard indeling van de verschillende spelersgroepen (leeftijd enz…) opgenoemd. Pétanque is meer dan alleen maar een balletje werpen. Daarom worden hier een aantal standaard situaties voorgelegd met daarbij de eventuele oorzaken en remedies. Uiteraard zijn er altijd meerdere opinies (taktisch/technisch) en worden hier de meest gangbare voorgesteld. Als basisregel kan men stellen dat pétanque een puntenspel is waarbij de grondregel van het spel is dat men in elke situatie altijd dient te streven naar zo veel mogelijke punten per “mène” te behalen. M.a.w. het is beter om in 1 situatie bvb 4 punten te behalen dan te proberen om in de volgende 4 “mènes” telkens 1 punt te behalen voor hetzelfde resultaat.

Hoofdstuk 1 Voorwoord p.1


CATEGORIEËN Categorieën Men kan stellen dat er verschillende manieren van pétanque spelen zijn, hier verder onderverdeeld in 3 categorieën. Categorie 1: Recreanten (Amateurs)  spelen sporadisch en eerder voor amusement  spelen meestal op verharde en tamelijk vlakke pleinen (rolbanen)  spelers proberen altijd zo dicht mogelijk bij de cochonet te liggen  men speelt meestal defensief waarbij men de leuze hanteert "wie 't kleine niet begeert…" Een wedstrijd wordt hier meestal gewonnen door de beste pointeurs. In deze categorie wordt nogal eens beweerd “nooit 3 ballen na elkaar werpen”. Dit is een foutieve instelling gezien men na elke worp nog min of meer het gevoel bezit van de voorafgaande handeling waardoor gemakkelijker een correctie kan gebeuren.

Categorie 2: Competitie spelers  spelen bijna allemaal dagelijks en veelal meer dan eens per dag  hebben veelvuldige oefeningen en trainingen nodig om beste te behalen en te behouden  spelen op alle mogelijke pleinen  spelers proberen altijd zoveel mogelijke punten per "mène" te scoren  schieten gemakkelijk om een bal van de tegenstrever tussen de eigen ballen te verwijderen  men speelt meestal offensief door gebruik te maken van het overwicht in resterende ballen Een wedstrijd wordt meestal gewonnen door het beste samenspelende team (doublette/triplette) waarbij in triplette de 2e-man heel belangrijk is en veelal doorslaggevend kan zijn. Categorie 3: Kampioenen  zijn meestal aangeboren talenten met ongelooflijke lef die van jongs af aan spelen  komen nogal veel voor in families met veel spelers  spelen op alle mogelijke pleinen  maken het spel zelf door te streven naar het wegschieten van elke bal van de tegenstrever en te blijven liggen (carreau sur place)  de bal van de tegenstrever mag zelfs nog op meer dan 1 m van de cochonet liggen  elke speler van een team kan zowel goed pointeren als goed schieten Een wedstrijd wordt meestal gewonnen door het team dat op het einde van elke " mène " de meeste ballen op het plein over houdt.

Hoofdstuk 2 Basisgegevens p.1


WEDSTRIJDEN Kampioenschappen/Tornooien Er zijn meerdere vormen voor het spelen van wedstrijden. Klassieke competitie: Hier worden de verschillende wedstrijden gespeeld, eventueel heen en terug, binnen een bepaalde periode (de periode kan zelfs 1 dag zijn). De samenstelling van elke ploeg (of enkele speler) ligt in principe vast voor alle wedstrijden tijdens deze competitie. Elke ploeg/speler speelt tegen alle andere ploegen/spelers waarbij op het einde van de wedstrijden de rangschikking wordt opgesteld. Winnaar is de ploeg/speler die als 1e in de eindrangschikking eindigt. Voorronden + finales: De samenstelling van elke ploeg (of enkele speler) ligt in principe vast voor alle wedstrijden. De voorronden (kwalificaties) kunnen in meerdere poules worden afgewerkt waarna, volgens een rangschikking op het einde van deze voorronden, de beste ploegen/spelers van elke poule doorstoten naar de finales. De finales, 1/8 - 1/4 - 1/2 - finale, worden dan verder afgewerkt met rechtstreekse uitschakeling. Winnaar is de ploeg/speler die de finale heeft gewonnen. Rechtstreekse uitschakeling: De samenstelling van elke ploeg (of enkele speler) ligt in principe vast voor alle wedstrijden. Wedstrijden worden hier afgewerkt met rechtstreekse uitschakeling zoals in “finales” (bvb 1/16 - 1/8 1/4 - 1/2 - finale). Winnaar is de ploeg/speler die de finale heeft gewonnen. Klassiek tornooi: De samenstelling van elke ploeg (of enkele speler) ligt in principe vast voor alle wedstrijden. Hier worden meestal 3 ronden gespeeld waarbij vóór de 1e ronde bij lottrekking de verschillende wedstrijden worden bepaald. Voor de 2e ronde worden de wedstrijden bepaald aan de hand van winnaars en verliezers van de 1e ronde, waarbij de winnaars tegen elkaar en de verliezers tegen elkaar dienen te spelen. De wedstrijden van de 3e ronde worden verder gespeeld waarbij de ploegen/spelers die 2x hebben gewonnen tegen elkaar spelen en de spelers/ploegen die 1x hebben gewonnen tegen elkaar spelen en de spelers/ploegen die nog niet hebben gewonnen tegen elkaar spelen. Winnaar is de ploeg/speler die als 1e in de eindrangschikking eindigt. Meli-Melo: Hier worden meestal 3 ronden gespeeld. De ingeschreven spelers worden hier verdeeld in evenredige groepen van schutters, pointeurs en 2e man (doubletten of tripletten). Vóór elke ronde worden, bij lottrekking, de ploegen die het tegen elkaar moeten opnemen samengesteld Na de 3 ronden wordt de rangschikking per individuele speler opgemaakt. Winnaar is de speler die als 1e in de rangschikking eindigt.

Wedstrijden Wedstrijden worden gespeeld tot 13 punten. Wie eerst 13 punten behaalt is de winnaar. Opmerking:  in sommige gevallen (poules/barrages/quadrages) kan tot 11 worden gespeeld

Hoofdstuk 2 Basisgegevens p.2


SPELERS Spelers: Er zijn zowel mannelijke als vrouwelijke spelers. Kampioenschappen/tornooien kunnen dus worden ingericht als - enkel voor heren - of enkel voor dames - of gemengd Elke wedstrijdvorm kan worden gespeeld door: - enkele spelers - of door teams van 2 spelers (doublette: gemengd of niet) - of door teams van 3 spelers (triplette: gemengd of niet) Soms wordt ook wel eens bij speciale gelegenheden een formule toegepast waarbij dient te worden gespeeld met bvb: - 2 heren met 1 dame - of 2 dames met 1 heer

Soorten/Reeksen: In de pétanquewereld worden de spelers (leden van een club of van de federatie) onderverdeeld in verschillende soorten/reeksen. Soort: - recreanten - gefedereerde Spelers die aan “officiële” wedstrijden/kampioenschappen willen meedoen dienen te beschikken over een federatie lidkaart, waardoor die toegang krijgen tot alle gefedereerde clubs van het land. Reeksen (volgens leeftijd): - miniemen: minimum 6 tot en met 11 jaar - kadetten: minimum 12 tot en met 14 jaar - junioren: minimum 15 tot en met 17 jaar - (beloften: minimum 19 tot en met 23 jaar) - dames: minimum 18 tot en met 49 jaar - heren: minimum 18 tot en met 64 jaar - senioren: minimum 24 tot en met 49 jaar - dames-veteranen: vanaf 50 jaar (ook wel 50plussers of 50+ genoemd) - heren-veteranen: vanaf 55 jaar (ook wel 50plussers of 50+ genoemd)

Hoofdstuk 2 Basisgegevens p.3


CLUBS Zoals in andere sporttakken zijn er vele clubs verspreid over het ganse land. Deze clubs kunnen gaan vanaf vriendenclubs/cafeclubs/buurtenclubs tot echte professionele clubs In al deze clubs is dezelfde gemeenschappelijke constante terug te vinden. Alle clubs blijven enkel bestaan door de grote inzet van vrijwilligers die daar veel tijd/energie en kosten insteken. De meeste clubs zijn aktief in verschillende competities waarbij de “officiële” lid zijn van de federale bond als van provinciale bonden. De struktuur van de meeste clubs zijn vergelijkbaar en zien er meestal uit als volgt: clublokaal met de onvermijdelijke kantine binnen- en/of buitenterreinen voorzitter met een bestuur bestaande uit o.a. een secretaris, schatbewaarder, sportleider… Zoals in de andere sporttakken worden ook hier altijd sponsors gezocht om de boel leefbaar te houden. Meer info is terug te vinden in het hoofdstuk “Belgische Petanque Federatie”. Enkele clubs in de regio Gent: GENT Gent HAESEVELD Heusden HEIRNIS Gent MISTRAL Heusden PATIJNTJE Gent SCHORPIOEN Wondelgem VERBROEDERING Melle Zoals bij bvb voetbal worden hier ook competities gespeeld in verschillende klassen met op het einde stijgers en dalers. Naast de verschillende competities (zomer- en wintercompetities) worden vele andere tornooien ingericht door de clubs zelf. Deze worden meestal aangekondigd via eigen websites en/of andere affiches.

Hoofdstuk 2 Basisgegevens p.4


ALGEMENE TECHNIEKEN Algemeen Pétanque vergt concentratie, taktiek en techniek. Er is een groot verschil tussen “kennen” en “kunnen”, de echt goeie spelers bezitten deze beiden. In dit naslagwerkje worden verder de meest voorkomende situaties voorgesteld waarbij een speler moet kiezen tussen “pointeren” en “schieten”. Van beide zijn een aantal standaard situaties voorgesteld onderverdeeld in de hoofdstukken: “Pointeren” en “Schieten”. Er nogmaals op wijzend dat alle opgegeven situaties en remedies louter richtinggevend zijn en in bepaalde omstandigheden en/of spelers verschillend kan zijn.

Basishoudingen Algemene leiddraad waarbij niet mag vergeten worden dat elke speler een eigen stijl kan hebben. De houding bij rechtstaande worp: Beide voeten dicht bijeen met voor:  rechtshandigen: de rechtervoet iets naar voor  linkshandigen: de linkervoet iets naar voor De romphouding bij het schieten: iets voorover gebogen. De houding in hurkzit:  voeten en knieen tegen elkaar  romp recht houden De werparm: Een vloeiende beweging is noodzakelijk met best op het einde de pols in te schakelen en te eindigen met een vlakke handpalm. Vasthouden van de bal: De bal moet losjes in de handpalm liggen met aaneengesloten vingers.

Ballen Keuze van een bal is functie van de manier van spelen van de speler en van diens fysiologie:  de grootte van de hand bepaalt de te kiezen diameter  de kracht van de hand/arm bepaalt het te kiezen gewicht Daarbij komt dat over het algemeen ballen met groeven meer geschikt zijn voor pointeurs (omdat deze meer grip hebben op het veld). Meestal gebruiken schutters ook lichtere ballen om overbelasting en vermoeidheid tegen te gaan.

Hoofdstuk 3 Technieken p.1


POINTEREN Theorie Algemeen In veel gevallen is de pointeur misschien wel de belangrijkste speler waarbij het “goed pointeren” meestal de bepalende factor is om een wedstrijd te winnen. De meeste spelers, voornamelijk in Categorie 1, proberen altijd de bal zo dicht mogelijk bij de cochonet te krijgen wat totaal fout is. De beste pointage is altijd te spelen naar de winnende bal of tussen de winnende bal en de cochonet om een punt af te nemen. In sommige gevallen is het zelfs beter om het punt van de tegenstrever niet af te pakken maar een “muurtje” voor die bal te leggen. Een goede “pointeur” speelt (bijna) nooit naar de cochonet maar viseert (bijna) steeds de winnende bal!

Soorten gepointeerde ballen Zie hiervoor de volgende pagina’s met veel voorkomende situaties. Slechte ballen:  die buiten lopen  veel te ver/veel te kort  voorbij de cochonet  plakkend tegen de cochonet  muurtje vormend voorbij de cochonet Goeie ballen:  dichtbij/niet-voorbij de cochonet  laatste bal voor de cochonet Perfecte ballen:  dichtbij voor de cochonet  plakballen die winnen  ballen die leiden tot vermeerdering van punten

Techniek van Pointeren Elke speler heeft een beetje zijn eigen manier/wijze van werpen. Als men een eigen techniek redelijk onder de knie heeft doet men er best aan om deze te behouden. Men kan eventueel wel de (eigen) techniek verder verfijnen door bepaalde regels te volgen. Hierbij worden een aantal mogelijke richtlijnen gegeven om de eigen techniek bij te werken. Rollende boule:

De bal raakt de grond op een afstand van 3 à 5 m. Bij deze worp is het belangrijk dat de baan goed wordt gelezen gezien onregelmatigheden van het terrein een grote invloed hebben.

Hoofdstuk 4 Pointeren p.1


Lage lob of demi-porté:

De bal wordt met een boog geworpen tot +/- halfweg de afstand tot de cochonet. Hoe hoger gegooid hoe korter de uitloop. Uitloop wordt ook beinvloed door de bodemgesteldheid. Hoge lob of porté-complète:

De bal wordt zo hoog mogelijk geworpen zodat deze bijna vertikaal op minder dan 1 m van de cochonet naar beneden valt. Invloed van harde ondergrond kan belangrijk zijn (daarom tegeneffect te gebruiken). Algemeen: Veelal wordt te hard gepointeerd (voornamelijk in Categorie 1):  de meesten werpen de bal meestal rechtdoor/rechtaan en proberen door de snelheid te doseren het doel te bereiken  men dient te pointeren door de bal figuurlijk te “leggen” waar men wilt  beste wijze is door lichtjes in de lucht te werpen en op te volgen hoe ver de bal doorloopt op elk soort terrein Mogelijke verbeteringen (door te oefenen):  goed pointeren is sterk afhankelijk van het terrein, dus hoe minder contact met het terrein hoe minder afwijkingen  competitiespelers werpen meestal de bal omhoog tot op een afstand van 1/3 à 1/2 van de afstand tussen beginpunt en cochonet (sommigen zelfs verder)

Tips & Advies Vele spelers, zelfs competitie spelers, letten te weinig op de handelingen van de tegenstrever. Pointage van de tegenspeler: Bekijk het werppunt en het traject van de tegenstrever.  bij goed resultaat kan men eventueel hetzelfde gebruiken en/of lichtjes corrigeren  vereffen steeds een eventueel gevormd putje op het terrein (opgelet: in competitie mag dit enkel bij het laatst gemaakte putje) Werphand van de tegenstrever: Bekijk of de tegenspeler, voornamelijk dan de pointeur, of die rechts/linkshandig is (dit wordt weinig in het oog gehouden voornamelijk in de Categorie 1)!  als die linkshandig is probeer steeds te pointeren aan de linkerkant zodat deze speler tegen zijn hand in dient uit te wijken  als die rechtshandig is probeer steeds te pointeren aan de rechterkant zodat deze speler tegen zijn hand in dient uit te wijken

Opmerking De echte (sterke) spelers gebruiken meestal andere dan de hier voorgestelde algemene oplossingen.

Hoofdstuk 4 Pointeren p.2


POINTEREN Oefeningen Oefeningen (in volgorde van moeilijkheidsgraad) Hier geldt maar 1 grondregel: oefenen - oefenen - oefenen. Best uit te voeren te beginnen op 6 m en dan verder in stappen van 1 m zowel rechtuit als diagonaal (links/rechts). Boogworpen om invloed van terrein te minimaliseren: Leg bvb een borstelsteel op een afstand van 1/3 plat op de grond zodat men verplicht wordt om over de steel op de grond terecht te komen. komen

Worpen met "effect": De zijdelingse kracht van een uitgeoefend effect op de bal is veel kleiner dan de initiele voorwaartse kracht waardoor deze zijdelingse kracht maar begint te werken op hett einde van de loop loop. Door oor gebruik te maken van effect bij een worp kan men zowel rechts als links (eventueel rond een hindernis) indraaien. rechts effect (tegenuurwerkwijzer tegenuurwerkwijzerszin):  voor het werpen legt men daarvoor de bal links in de handpalm  tijdens het werpen zelf houdt men de rechterkant van de hand met de bal iets naar achteren

bovenkant hand

handpalm

links effect (uurwerkwijzerszin):  voor het werpen legt men daarvoor de bal rechts in de handpalm  tijdens het werpen zelf houdt men de linkerkant link erkant van de hand met de bal iets naar achteren

bovenkant hand

handpalm

Hoofdstuk 4 Pointeren p.3


Worpen met "corrigerend effect": effect" Vergelijkbaar met gyroscopisch h effect waarbij afwijkingen van richting min of meer worden tegen gewerkt. Met et deze techniek bekomt men een meer gecontrolleerde loop van het gewenste looptraject.  men steekt "corrigerend effect" door de bal tijden het werpen aan de vingertoppen in de handpalm te leggen en min of meer terug te trekken (polsbeweging)

bovenkant hand

handpalm

Pointeren over grote afstand: Hier gebruikt men best de boogworp al rechtstaande toe gezien bij dergelijke worp minder uitloop is waardoor de controle iets gemakkelijker is over grote afstand.  hoe hoger de boogworp hoe kleiner de uitloop  best ook hier “corrigerend effect” toe te passen

Hoofdstuk 4 Pointeren p.4


POINTEREN BAL BUITEN = verloren bal verloren

verloren

verloren

eigen ballen

ballen tegenstrever

Oorzaken Te hard werpen.

Gevolgen Zijn verloren ballen voor het spel (komt neer op spelen met minder ballen dan de tegenstrever).

Mogelijke verbeteringen Minder hard werpen en ook meer boogworp gebruiken. eventueel "trekken" aan de bal Hoe verder de bal de grond raakt hoe minder afhankelijk van de staat van het veld. Hoe hoger de boogworp hoe kleiner de resterende horizontale kracht (beweging vooruit).

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.1


POINTEREN BAL VEEL TE VER/KORT = praktisch verloren bal

+/- verloren +/- verloren

+/- verloren

eigen ballen

ballen tegenstrever

Oorzaken Te hard/zacht werpen.

Gevolgen Zijn zoveel als verloren ballen voor het spel.

Mogelijke verbeteringen Te ver: minder hard werpen en ook meer boogworp gebruiken. eventueel "trekken" aan de bal Te kort: harder werpen (rechtstaande houding is gemakkelijker voor verre worpen). Hoe verder de bal de grond raakt hoe minder afhankelijk van de staat van het veld. Hoe hoger de boogworp hoe kleiner de resterende horizontale kracht (beweging vooruit).

Opmerkingen Speculeren dat de cochonet daar nog wel komt is niet realistisch. De verplaatsing van de cochonet moet dan nog ĂŠn voldoende ĂŠn in de goede richting zijn. De kans dat de cochonet wordt verplaatst is kleiner dan 1/10, dus meer dan 9/10 gebeurt dit niet.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.2


POINTEREN BAL VOORBIJ COCHONET = slechte bal

slecht slecht

eigen ballen

ballen tegenstrever

Oorzaken Te hard werpen.

Gevolgen Levert zelden het winnende punt.

Opmerkingen Deze bal kan bij het einde wel nog in aanmerking komen om punten af te nemen. Dergelijke bal kan als stop worden gebruikt door de tegenstrever wat hem punt oplevert. Meerdere gelijkaardige ballen vormen een "muurtje" en kunnen door de tegenstrever als stop worden gebruikt.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.3


POINTEREN BAL LINKS/VOOR/RECHTS OP COCHONET = slechte bal

slecht

slecht

zeer slecht

eigen ballen

ballen tegenstrever

Gevolgen Kan zelden het winnende punt opleveren.

Opmerkingen Veel voortkomende fout: pointeren naar de cochonet. Een goede schutter schiet deze bal buiten en ligt op dezelfde plaats. resultaat: de weg geschoten bal is een verloren bal en men geeft punt weg. Een gewone schutter schiet deze bal weg en blijft min of meer in de buurt. resultaat: de weg geschoten bal is een verloren bal. Een bal die vooraan tegen de cochonet "plakt" is zelfs een zeer slechte bal. bij dergelijke situatie vliegt de cochonet niet alleen meestal mee weg maar zelfs buiten.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.4


POINTEREN BAL DICHTBIJ/NIET-VOORBIJ COCHONET = goeie/perfecte bal

goed

goed

perfect

eigen ballen

ballen tegenstrever

Gevolgen Kan het winnende punt opleveren. De bal voor de cochonet is perfecte bal met veel kans op het winnende punt.

Opmerkingen Verplicht de tegenstrever om te kiezen voor wel of niet te schieten. Is ook moeilijk voor de tegenstrever om punt af te nemen. Kan gemakkelijk nog "groeien" zowel door eigen ploeg als door de tegenstrever. zelfs als de bal tot +/- 40 cm voor de cochonet ligt dit verplicht de tegenstrever om links of rechts te spelen zodat het eindpunt van de worp onvermijdelijk verder naast de cochonet komt te liggen De perfecte bal: Is een "ambetante" bal die de tegenstrever verplicht om te schieten.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.5


POINTEREN BAL TE VER VOOR COCHONET = moeilijke bal

slecht

eigen ballen

ballen tegenstrever

Gevolgen Kan bijna nooit het winnende punt opleveren.

Opmerkingen Kan eventueel nog "groeien" zowel door eigen ploeg als door de tegenstrever. moet dan wel veel "groeien" wat niet evident is Is daardoor wel een "lastige" bal voor de tegenstrever. Pogingen om de eigen bal verder te duwen komen zelden goed uit. Gezien de afstand tot cochonet nog te groot is dient men daarvoor de bal hard te raken. Bij het missen van de bal schiet de geworpen bal veelal net naast en komt zo te ver te liggen. Resultaat van de poging is dan meestal een verloren bal, dus af te raden. Bij mislukte poging worden dan zowel de te "groeien" bal als de nieuwe bal een verloren bal.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.6


POINTEREN BALLEN DUWEN = goeie bal

plomberen

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Punt maken/afpakken door 1 of beide ballen duwen.

Opmerkingen Vermits er meer dan 1 bal ligt is dit haalbaar door te "plomberen" op eigen ballen. plomberen is niet te hard werpen met boog naar midden beide ballen Kan eventueel nog "groeien" zowel door eigen ploeg als door de tegenstrever. Zijn daardoor "lastige" ballen voor de tegenstrever.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.7


POINTEREN BALSTOP RONDOM COCHONET = sterke bal

sterk sterk goed

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Stoppen op goeie aanwezige ballen.

Opmerkingen Een stop op ballen naast of voorbij de cochonet kan het winnende punt afnemen. De perfecte bal van de tegenstrever voor de cochonet is moeilijk af te pointeren. Stoppen tegen de bal voor de cochonet: kan een heel goede verdediging vormen die eventueel punt kan opleveren Bij een "plak" situatie wordt de eigen bal dan beschermd tegen het weg schieten. Eigen schutter kan van deze situatie nadien gebruik maken om andere bal weg te schieten.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.8


POINTEREN PUNT AFPAKKEN = goeie bal

goed

eigen ballen

goed

ballen tegenstrever

Doel Punt afpakken door te spelen naar de winnende bal.

Opmerkingen Nooit pointeren naar de cochonet. Altijd streven naar een plaatsje tussen de bal en cochonet met lichtjes dichter bij de bal. Plakballen (tegen een bal van tegenstrever) vooraan of zijdelings zijn meestal zeer goede ballen meestal goede verdediging belemmeren de tegenstrever om weg te schieten eigen schutter kan door het schieten op eigen bal (in de poep) de bal van de tegenstrever wegschieten

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.9


POINTEREN 2e BAL = goeie bal

goed

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel 2e bal aan andere kant.

Opmerkingen Nooit pointeren naar de cochonet. Beter een 2e bal plaatsen, zonder het punt af te pakken, weg van de eigen bal in 3e positie eigen schutter kan het winnende punt wegschieten en dit resulteert dan in 2 punten indien de schutterbal min of meer blijft liggen resulteert dit in 3 punten Als een eigen bal links en rechts ligt kan: tegenstrever dient dan al 2 of 3 punten af te nemen en 2 of 3 ballen weg te schieten

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.10


POINTEREN LAATSTE BAL = verdediging

goed

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Beletten om meer punten toe te geven.

Opmerkingen Indien de tegenstrever nog over ballen beschikt moet de laatste bal altijd voor cochonet liggen. Beste oplossing is een "plakbal" min of meer voor de cochonet.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.11


POINTEREN LAATSTE BALSTOP = meerpunten

goed

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Proberen om meer punten te bekomen.

Opmerkingen Indien de tegenstrever geen ballen meer heeft kan gemakkelijk worden gestopt. Er dient te worden gestopt op elke bal die punt kan opleveren. Zodanig werpen dat de bal zeker toekomt zonder te hard te zijn.

Hoofdstuk 5 Situaties Pointeren p.12


SCHIETEN Theorie Algemeen In veel gevallen is de schutter als kapitein van de ploeg spelbepalend. De schutter zal altijd schieten als dit meer punten kan opleveren (of meer kans heeft) dan met pointeren. Een sterke schutter plaatst zijn bal precies in de plaats van de aangeschoten bal of blijft er heel dichtbij liggen. Een gewone schutter is dan meestal tevreden met het wegschieten en dan zelf min of meer in de buurt blijven liggen. In tripletten, ploeg met pointeur + 2e man + schutter, is de 2e man erg belangrijk vermits deze zowel goed moet kunnen pointeren als schieten.

Soorten schutter ballen Zie hiervoor de volgende pagina’s met geschetste situaties. Gewone: waarbij men tevreden is met enkel het wegschieten van de bal van de tegenstrever Carreau: waarbij men streeft naar het wegschieten en zelf de plaats van de aangeschoten bal inneemt Pile: waarbij men streeft naar het wegschieten en op exact dezelfde plaats blijft liggen Cochonet: in uitzichtloze situaties probeert men met de voorlaatste bal de cochonet buiten te schieten als de tegenstrever geen ballen meer heeft en het eigen team nog meerdere ballen over heeft probeert men de cochonet buiten te schieten om nog meer punten te behalen Poep: als de eigen bal plakt tegen de bal van de tegenstrever schiet men op de eigen bal om zo de bal van de tegenstrever weg te schieten en het punt over te nemen

Techniek van Schieten Elke speler heeft een beetje zijn eigen manier/wijze van schieten. Als men een eigen techniek redelijk onder de knie heeft doet men er best aan om deze te behouden. Men kan eventueel wel de (eigen) techniek verder verfijnen door bepaalde regels te volgen. Hierbij worden een aantal mogelijke richtlijnen gegeven om de eigen techniek bij te werken. Slepend schieten:

Lange afstand over de grond, enkel bij zeer effen terreinen te gebruiken zoniet wordt het resultaat moeilijk voorspelbaar.

Hoofdstuk 6 Schieten p.1


Indirect schieten:

Voornamelijk bij zanderige en vlakke terreinen te gebruiken. De boule doen vallen +/- 30 cm voor de te schieten bal waarna deze dan verder de bal raakt. Ijzer op ijzer schieten:

Voornamelijk op onregelmatige terreinen te gebruiken. De te schieten bal recht in het midden te raken. Algemeen: Onthoud dat op harde terreinen een bal gemakkelijk terug opwipt na het raken van de grond. De beste (maar ook moeilijkste) manier is het "ijzer schieten" waarbij men met deze wijze van schieten veel minder afhankelijk is van het soort terrein. Eens men dit een beetje onder de knie heeft is dit niet zoveel moeilijker maar bekomt men wel betere resultaten. Voornamelijk in Categorie 1 wordt veelal “slepend” geschoten: hierbij is men sterk afhankelijk van de toestand van het terrein achter elkaar liggende ballen zijn op deze wijze dan wel moeilijk bereikbaar Veelal wordt veel te hard geschoten: men dient te schieten door de bal figuurlijk te “leggen” op de weg te schieten bal  de schuttersbal zal bij minder hard schieten gemakkelijker terplaatse, of in de buurt, blijven liggen  bij te hard schieten vliegt de schutterbal zelf ook veel verder door  hoe harder men schiet hoe minder kans op een "carreau" (blijvende bal) Opmerking: topspelers schieten wel eerder hard en bijna zonder boog. Mogelijke verbeteringen (door te oefenen): altijd proberen om "ijzer" te schieten  het is duidelijk dat de staat van het terrein hierbij minder invloed heeft  bij niet-harde terreinen is hierbij de kans groter om terplaatse (carreau) te blijven liggen boogworpen (“heffen” genoemd)  goede boogworpen zijn deze waarbij de bal (meestal) een boog (parabool) beschrijft met het hoogtepunt iets hoger dan de ooghoogte

Tips & Advies Bij het schieten dient men met de werphand nooit de duim gebruiken, deze kan onvrijwillig een afwijking tijdens het werpen veroorzaken. Worpen met "corrigerend effect": Vergelijkbaar met gyroscopisch effect waarbij de bal na contact met een andere bal eerder ter plaatse wil blijven (carreau) liggen. men steekt "corrigerend effect" door de bal tijdens het werpen aan de vingertoppen in de handpalm te leggen en min of meer tijdens het schieten terug te trekken (polsbeweging)

Hoofdstuk 6 Schieten p.2


Schieten over grote afstand: meestal beter om iets over de bal te mikken grote zwaai beweging te gebruiken

Opmerking De echte (sterke) spelers geven veelal de voorkeur aan het weg schieten van de ballen van de tegenstrever om zo met de meeste ballen (punten) over te blijven.

Hoofdstuk 6 Schieten p.3


SCHIETEN Oefeningen Oefeningen (in volgorde van moeilijkheidsgraad) Hier geldt maar 1 grondregel: oefenen - oefenen - oefenen. Best uit te voeren te beginnen op 6 m en dan verder in stappen van 1 m zowel rechtuit als diagonaal (links/rechts). Neem een goede vaste houding aan waarbij de gestrekte arm met een grote zwaai van achteraan in 1 beweging naar voor tot op zekere hoogte wordt uigevoerd. uigevoerd Niet iet te vergeten dat grote krachten meestal uit den boze zijn voor het deponeren van de bal waar men dit wilt. Ijzer schieten om invloed van terrein te minimaliseren: Voor het inoefenen van houding en zwaai.  houding: plaats bvb een oude kleine scooter/moto-band scooter/moto band en probeer telkens de bal daar in te werpen (moet er in blijven liggen) liggen

zwaai: plaats bvb een met steentjes gevulde (grote) plasticfles op korte afstand (+/- zelfde hoogte als de fles) voor de te schieten bal en probeer de bal zuiver te raken zonder de fles te raken

Specifiek achter elkaar liggende ballen: Voor de juiste afstand in te schatten.  plaats 2 ballen achter elkaar met korte tussenafstand (10 à 15 cm) en probeer enkel de achterste bal te raken

Hoofdstuk 6 Schieten p.4


plaats 3 ballen achter elkaar met korte tussenafstand (10 à 15 cm) en probeer enkel de middelste bal te raken

Horizontaal naast elkaar liggende ballen: Voor de juiste richting in te schatten.  plaats 3 ballen naast elkaar met korte tussenafstand (10 cm) en probeer enkel de middelste bal te raken

Schuin naast elkaar liggende ballen: Voor de juiste richting en afstand in te schatten.  plaats 3 ballen schuin naast elkaar met korte tussenafstand (10 cm) en probeer eerst de middelste, dan de achterste en dan de voorste bal te raken

Alleenliggende ballen: Dit is de moeilijkste oefening gezien er geen referentiepunt aanwezig is.  probeer deze zuiver te raken  diagonaal liggende ballen zijn het moeilijkst

Cochonet schieten: Door een vizier op het doelwit te plaatsen.  door de vorm te geven van een vizier is dit gemakkelijker dan het er uit ziet  plaats een bal voor/achter/links links naast/rechts naast (4 ballen, +/- 15 cm cm) in kruis vorm rond de cochonet

Hoofdstuk 6 Schieten p.5


SCHIETEN BAL VOOR/NAAST-OP COCHONET = schieten moet

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Ballen in deze zone moeten worden weg geschoten.

Opmerkingen Een goede schutter schiet deze bal buiten en ligt op dezelfde plaats. resultaat: de weg geschoten bal wordt een verloren bal en men neemt punt over. Een gewone schutter schiet deze bal weg en blijft min of meer in de buurt. resultaat: de weg geschoten bal wordt een verloren bal. Indien men verkiest om eerst een eigen bal te plaatsen creĂŤert men een bijkomend risico. Risico voor de schutter: de eigen bal ligt in de weg per ongeluk de eigen bal weg schieten (verloren bal) de cochonet vliegt mee zodat de eigen bal niet meer mee telt (verloren bal)

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.1


SCHIETEN BAL DICHTBIJ NIET-VOORBIJ COCHONET = schieten moet

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Het winnende punt afpakken. De "lastige" bal verwijderen. is gevaarlijk voor nog te "groeien"

Opmerkingen Te schieten vermits moeilijk om beter te pointeren en punt af te nemen. Een goede schutter schiet deze bal altijd buiten en ligt op dezelfde plaats. Indien men verkiest om eerst een eigen bal te plaatsen creĂŤert men een bijkomend risico. Risico voor de schutter: de eigen bal ligt in de weg per ongeluk de eigen bal weg schieten (verloren bal) de cochonet vliegt mee zodat de eigen bal niet meer mee telt (verloren bal) De bal voor de cochonet is altijd een "lastige" bal. Kan gemakkelijk nog "groeien" zowel door eigen ploeg als door de tegenstrever. Gevaarlijk voor nog te "groeien" door tegenstrever (meestal op einde).

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.2


SCHIETEN BAL DICHTBIJ NAAST/VOORBIJ COCHONET = schieten niet nodig

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Een "muur" van de tegenstrever gebruiken.

Opmerkingen De ballen van de tegenstrever moeten door de pointeur worden (mis)bruikt om tegen te stoppen. Hard genoeg werpen dat de bal zeker toekomt.

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.3


SCHIETEN BALLEN OVER = schieten moet

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Als tegenstrever geen ballen meer heeft ruimte maken (opening) om meer punten te maken.

Opmerkingen Praktisch onmogelijk om in deze situatie nog ballen bij te leggen. Risico verkleinen voor ballen van tegenspeler nog te doen "groeien" (meestal op einde).

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.4


SCHIETEN BAL LAATSTE(n) = schieten moet

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Om puntentotaal te verhogen als tegenstrever geen ballen meer heeft.

Opmerkingen Altijd als het wegschieten van een bal van de tegenspeler winst kan opleveren (opletten bij risico). Gemakkelijker in 1 "menne" 4 punten scoren dan de 4 volgende "mennes" winnen met 1 punt.

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.5


SCHIETEN BAL LAATSTE = punt(en) pakken

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Geen onnodige risico nemen en punt(en) behouden.

Opmerkingen Situatie kan niet worden verbeterd. Laatste bal laten vallen.

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.6


SCHIETEN BAL LAATSTE = schieten mag niet

eigen ballen

ballen tegenstrever

Doel Verdediging plaatsen.

Opmerkingen Indien de tegenstrever nog over ballen beschikt mag nooit met de laatste bal worden geschoten. Beter is dan te pointeren voor de cochonet.

Hoofdstuk 7 Situaties Schieten p.7


REGLEMENT Hierbij een beknopte weergave van uittreksels van het Internationale Pétanque-reglement. Het complete reglement kan worden gevonden op www.bloso.be.

Belangrijkste uittreksels Spelers/ploegen: Petanque wordt gespeeld door:  3 spelers tegen 3 spelers (tripletten)  2 spelers tegen 2 spelers (doubletten)  1 speler tegen 1 speler (individueel) Bij tripletten beschikt iedere speler over twee ballen. Bij doubletten of individueel beschikt iedere speler over drie ballen Ballen: Eigenschappen:  moeten van metaal zijn  diameter tussen 7,05 cm (minimum) en 8 cm (maximum)  gewicht tussen 650 gram (minimum) en 800 gram (maximum). Wedstrijden voorbehouden aan jeugdige spelers van 11 jaar en jonger, zijn ballen van 600 gram en een diameter van 65 mm toegelaten. Cochonet: Eigenschappen:  hout, of een synthetische stof  diameter tenminste 25 mm en ten hoogste 35 mm Geverfde doelkogeltjes, in eender welke kleur, zijn toegestaan Terreinen: Pétanque wordt op alle terreinen beoefend. Ingeval van een afgebakend terrein moet dit de volgende minimale afmetingen hebben: 4 m x 15 m. Afwijkingen zijn toegestaan tot minimum 3 m x 12 m Afsluitingen dienen minstens 0,3 m buiten het speelveld liggen. Wedstrijden: Er wordt naar 13 punten gespeeld, met de mogelijkheid om de partijen van de poules en de quadrages naar 11 punten te doen spelen. Quadrages: zijn bijkomende wedstrijden na de poules voor spelers/ploegen aan te wijzen om tot een complete bezetting te komen voor verdere kwalificatie-ronden (1/8-, 1/4-, 1/2-finales). Aanvang wedstrijd: Eender welke speler van de ploeg die de loting gewonnen heeft kiest het vertrekpunt en trekt een cirkel, zodanig dat de beide voeten van iedere speler geheel binnen de cirkel kunnen geplaatst worden. De diameter mag evenwel niet kleiner zijn dan 35 cm en niet groter dan 50 cm. Indien er gebruik gemaakt wordt van gematerialiseerde cirkels, moeten deze een binnendiameter hebben van 50 cm. De cirkel, geldig voor de drie opeenvolgende worpen waartoe de ploeg bij de aanvang recht op heeft, moet geplaatst of getrokken worden op meer dan op 1 m van elke hindernis of van de grens van het speelveld. Het werpen van de cochonet door een speler van een ploeg houdt niet de verplichting in dat hij ook als eerste moet spelen.

Hoofdstuk 8 Federaties p.1


Afstand geworpen cochonet:  Miniemen: minimum 4 m en maximum 8 m  Kadetten: minimum 5 m en maximum 9 m  Senioren: minimum 6 m en maximum 10 m Vervanging van bal of cochonet mag enkel als:  cochonet of bal onvindbaar is  zoektijd is beperkt tot vijf minuten.  cochonet of bal breekt  in dit geval telt het grootste stuk voor de meting Nietige ballen:  bal volledig buiten het speelveld  bal volledig over de grenslijn  gezien van recht boven (100 %)  bal die terug op het speelveld komt na het buiten gaan Ballen op gelijke afstanden: Bij 2 gelijke ballen (1 van elke ploeg):  indien geen van beide ploegen nog ballen heeft  is de mène nietig en wordt de mène hernomen (zelfde ploeg die herbegint)  indien 1 ploeg nog ballen heeft  de resterende ballen worden gespeeld en tekenen evenveel punten aan als deze die dichter bij de cochonet liggen  indien beide ploegen nog ballen heeft  speelt de laatst gespeelde ploeg opnieuw en dan beurtelings verder Geen ballen over op het speelveld: Indien er op het einde van een mène geen enkele bal op toegestaan terrein ligt, is de mène nietig.

Hoofdstuk 8 Federaties p.2


BELGISCHE PETANQUE FEDERATIE Alle “officiële” clubs van België zijn verenigd in de Belgische Petanque Federatie met onderverdeling in de Petanque Federatie Vlaanderen en de Pétanque Fédération Belge Francophone. Pétanque Fédération Belge Francophone Bestaat uit de provinciale onderdelen:  Pétanque Brabant Wallon  Pétanque Luxembourg  Pétanque Namur  Pétanque Liège  Pétanque Hainaut Petanque Federatie Vlaanderen (PFV) website: www.pfv.be Staat in voor de contacten met de Belgische Federatie,licenties, selecties buitenlandse tornooien, organisatie Vlaamse kampioenschappen, reglementen. Bestaat uit de provinciale onderdelen:  Petanque Antwerpen  Petanque Vlaams Brabant  Petanque West-Vlaanderen  Petanque Oost-Vlaanderen  Petanque Limburg Secretariaat: Huis van de Sport Zuiderlaan 13 - B-9000 Gent Tel: 09 243 11 40 Petanque Oost-Vlaanderen (POV) website: www.pov-petanque.be Als onderdeel van de Petanque Federatie Vlaanderen staat deze in Oost-Vlaanderen in voor de wintercompetitie, veteranencircuit, regionale tornooien, selecties kleinere regionale tornooien, jeugdtrainingen… Secretariaat: POV Ruilare 180 - B-9080 Lochristi Tel: 0478 571 044 secretariaat.pov@skynet.be

Hoofdstuk 8 Federaties p.3


MEMOIRES van een BOULE Maandenlang lag ik op een plank in een donker magazijn. Er ging geen dag voorbij of ik vroeg mij af wie mijn nieuwe baas zou worden. Ik was er een van een drieling, maar mijn twee broertjes die bij mij in de doos zaten, hoorde ik nooit. Op een dag ging de deur van het magazijn open. Zouden we? Ik voelde dat ik werd opgetild. Er ging een schok door mij heen. Moesten ze ons hebben, of een doos die achter ons lag? Ik trilde hoorbaar, werd niet teruggezet maar meegenomen. Bij de inpakafdeling wist ik zeker dat ik naar mijn baasje zou gaan. Deze had voor een prachtige tas gezorgd waar mijn broertjes en ik voorzichtig in werden gelegd. Daar zat al een klein gekleurd balletje in en een rolmeter. Ik wist nog niet precies waar alles voor diende, maar daar zou ik snel achterkomen. We werden in een doos gestopt en daar bovenop plakten ze iets wat later het adres van mijn baasje bleek te zijn. We werden opgehaald door een bestelauto, die overal pakjes rondbracht en er werd regelmatig gestopt maar we werden niet opgepakt. Na iets wat een eeuwigheid leek en veel van mijn geduld vergde, stopte de auto voor de zoveelste keer en onze doos werd eindelijk opgepakt. Ik hoorde een bel rinkelen en ik bad dat mijn baas thuis was. Ja hoor, daar ging de deur open en we werden afgegeven. Ik hoorde het ritselen van papier dat er afgehaald werd. Toen gingen de ritsen open en daar zag ik hem, mijn baasje! Met glinsterende ogen keek hij ons aan. We glommen zo mooi dat hij zichzelf ook zag, het was liefde op het eerste gezicht. Voorzichtig tilde hij mij op en voor de eerste keer lag ik vol in zijn hand. Hij streelde mij liefkozend en ik hoorde hem tegen zijn vrouw zeggen dat hij mij zo mooi vond. Ik glom van trots, tot hij mij voorzichtig weer teruglegde wat mij teleurstelde hoewel ik wist dat hij mij niet 24 uur per etmaal in zijn hand kon houden. Wanneer zou hij met mij gaan werken? Dat was al de volgende dag. Hij nam mij mee naar een prachtig terrein met allemaal pétanquebanen. Op een gegeven moment stonden er, behalve mijn baas, nog meerdere mensen om mij heen. Ze bekeken mij vol bewondering en ik zag dat mijn baasje fier op mij was. Mijn broertjes en ik werden uit de tas gehaald en niet echt zachtzinnig op de steentjes gelegd. Ik zag mijn baas het klein gekleurd balletje weggooien, een balletje dat naar ik later hoorde “butje” heette. Ik vond het butje schattig en toen ik opgepakt werd, hoopte ik dat mijn baas mij naar het butje zou gooien. En wat denk je? Met een zwierige zwaai gooide hij mij precies naast het butje dat ik meteen een knipoog gaf. Mijn broertjes zag ik in geen velden of wegen, maar wel een aantal vreemde snoeshanen die links en rechts en voor en achter mij lagen. Opeens gebeurde het. Ik kreeg een enorme knal voor mijn kop. Niet alleen dat ik bij mijn geliefde butje wegrolde, maar ik had naar ik vermoedde een zware hersenschudding en barstende koppijn. Ik zag uit mijn ooghoek nu een vreemde bal bij “mijn” butje liggen en ik werd toch een partij link. Mijn baasje gooide ook mijn broertjes naar het butje, maar die kwamen niet aan. Ik puzzelde me suf, wie mij dat geflikt had, maar ik kwam er niet achter. Toen het potje afgelopen was, werd ik van de grond opgeraapt en mijn baasje streelde mij liefkozend. Weer werd ik naar het butje gegooid. Nu kwam ik ietsje verder verwijderd dan vorige keer. Sidderend lag ik te wachten tot ik weer geraakt werd, maar dat gebeurde niet en ineens werd ik punt genoemd. Ik had nu dus een naam gekregen: “Punt”. Hoofdstuk 9 Bijvoegsels p.1


Dagen lang dacht ik, dat het een ongelukje was, dat ik geraakt was. Maar op een ochtend werd ik wel drie keer geraakt. Kwaad dat ik was. Wel werd ik regelmatig afgeveegd met een vies doekje waar ik iets schoner van werd, maar het had niet tot gevolg dat ik niet meer geraakt werd. Wel kreeg ik steeds meer blutsen en krassen op mijn mooie lijf maar dat scheen mijn baasje niet erg te vinden. Ik zit nu onder de littekens, maar de hoofdpijn daar wen je aan. Het enige wat ik mijn baasje ooit heb horen zeggen was �Kun je wel, hij lag zo mooi.� Ik weet nu nog steeds zeker dat mijn baasje nog heel veel van mij houdt. Hij streelt mij regelmatig en zijn hand voelt steeds vertrouwder aan. Hij is ook nog met mij op oefenles geweest en verdraaid hij gooit mij nu veel vaker bij het butje. Bijna iedereen is verliefd op dat butje, ook al verschiet zij regelmatig van kleur. Dat is de reden dat ik zo vaak op mijn kop krijg. Ik krijg dus geen straf, maar ik heb mededingers die allemaal bij het butje willen liggen. Inmiddels hebben mijn broertjes ook allemaal littekens, dus we lijken weer op elkaar. Nog even en ik ga het spelletje, net als mijn baas, nog leuk vinden ook. Nou ik zie jullie wel weer bij het butje. Tot ziens allemaal.

Hoofdstuk 9 Bijvoegsels p.2


CARTOONS

Hoofdstuk 9 Bijvoegsels p.3


Hoofdstuk 9 Bijvoegsels p.4


Hoofdstuk 9 Bijvoegsels p.5


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.