7 minute read

Leo Timmers wil de verbeelding stimuleren

“Ik wil de verbeelding stimuleren” Ik wil de verbeelding stimuleren” Illustrator en auteur Leo Timmers keert met interactieve expo terug naar zijn roots “

We ontmoeten Leo Timmers in zijn tekenkamer, één hoog in Jette. Het licht valt ruim binnen. Hij is net begonnen aan een nieuw kinderprentenboek. De kamer straalt rust uit. Veel wit, een ellelange kinderboekenbibliotheekkast en een loungezetel. O p de speelse kat na, is het behoorlijk stil ten huize Timmers. Of toch niet, een van zijn dochters speelt zachtjes op de piano beneden in het salon. Vandaag herken je Timmers’ stijl uit de duizend. De Genkse stadsbibliotheek viert dit jaar de tiende verjaardag van het indrukwekkende bib-gebouw op het Stadsplein. Daar hoort uiteraard een heel feestprogramma bij. Een van de hoogtepunten is de prestigieuze tentoonstelling over de wondere wereld van Leo Timmers.

Advertisement

Door Jan Colla, Dada Magazine – Foto’s Els Gielen

Houthalenaar Leo Timmers (48, geboren in Genk) tekent en schrijft al op zijn achtste een eerste stripverhaal. In 1993 debuteert hij als illustrator met Ted en Netje van Agnes Verboven. Al snel gaat hij ook zijn eigen prentenboeken schrijven. Bekende

Dadamagazine # 04 .2018 titels zijn onder andere Wie rijdt?, Garage Gust, Franky, Meneer René, Diepzeedokter Diederik, Kraai, en Boem!.

“Ik wil pure prentenboeken maken”, zegt Leo zelf. “Visueel vertellen door middel van uitgepuurde beelden. Ik hou ervan sterke eenvoudige verhalen te maken. Met enkele woorden en eenvoudige beelden tracht ik een wereld op te roepen.”

Behalve met boeken maken is Leo de laatste jaren ook met animatie bezig. Zo bedacht hij de tv-reeks Ziggy en de Zootram (Ketnet) en staat er een tv-bewerking van Diepzeedokter Diederik op stapel.

Leo Timmers is meermaals bekroond voor zijn werk, en zijn boeken zijn wereldwijd vertaald en uitgegeven. Hij hanteert een heel persoonlijke stijl, zowel in zijn humor, vorm als kleurgebruik. Leo Timmers slaagt erin met beelden

In maar liefst 25 talen zijn zijn boeken vertaald. En zelfs de prestigieuze New York Times schrijft lovend over zijn werk

een eigen wonderlijke wereld te creëren voor kinderen, en dat is ook wat er in de Bib gebeurt.

Je bent geboren in Genk, opgegroeid in Houthalen, maar woont al jaren in Jette, vlakbij Brussel. Is de expo een beetje thuiskomen?

“Toch wel. Genk is voor mij een bijzondere plek. Als tiener was ik al gepassioneerd bezig met tekenen. Wat weinig mensen weten, is dat ik mijn eerste werkjes verkocht op de zondagsmarkt. Ik herinner me nog precies het plekje waar ik stond, elke zondag. (lacht) Met een beetje verbeelding zou je kunnen zeggen

dat mijn carrière daar begonnen is. De Genkse bib is vandaag trouwens een prachtig gebouw. Ik ben heel blij dat mijn expo hier te zien is, vlakbij de plek waar ik ben groot geworden.”

Even terug naar Houthalen. Je vader, beeldhouwer Staf Timmers, heeft daar een bekende ‘beeldentuin’. Het klinkt bijna als een metafoor, opgroeien in een beeldentuin. Ligt daar de kiem van je artistieke loopbaan?

“Heel zeker. Het was een fantastische omgeving voor mij om op te groeien. Ik wilde altijd bezig zijn, en in ik bracht uren door in de garage van mijn vader. Overal vond ik wel voorwerpen om mee bezig te zijn, en later lag er overal inspiratie om te tekenen. En dan is het wel fijn om een vader te hebben aan wie je kan vragen hoe je het best pakweg een hand tekent, iemand die je spelenderwijs het vak leert.”

Dat je als kind strips las in plaats van boeken, kwam – zo leert Google – door je dyslexie. Klopt het dat je die leeshindernis hebt omgebogen tot een troef?

“Eigenlijk wel, ja. Ik was absoluut geen goeie leerling, mijn schoolresultaten waren verre van geweldig. Tegenwoordig wordt dyslexie snel herkend, maar dat was in mijn schooltijd nog niet zo. Voor mij, als kind en als tiener, was het daarom zo belangrijk dat ik iets vond waarin ik wél heel goed was. Het is superbelangrijk dat mensen de kans krijgen om hun talent te ontdekken, en positief gesimuleerd worden om daar hun weg in te zoeken. Voor mij was dat tekenen een uitlaatklep, en ik heb het geluk gehad dat ik daar later mijn job van heb kunnen maken.”

Hoe ga je als tekenaar tewerk? Wat kenmerkt de stijl van Leo Timmers?

“Ik werk nog altijd heel ambachtelijk. Uren, dagen en nachten spendeer ik thuis in mijn atelier. Voordat een tekening in een boek terechtkomt, gaan daar honderden schetsen aan vooraf, in mijn hoofd

en op papier. Zo ontstaan uitgepuurde vormen en verhalen waarbij alle overbodigheden worden weggelaten. De illustraties worden allemaal met de hand geschilderd met penseel en verf. Daar komt geen computer aan te pas.”

Zijn je personages allemaal een stukje van jezelf? Op wie lijk je het meest?

“Da’s een goeie vraag. Ik denk dat in alle personages stukjes van mezelf zitten. Mijn personages zijn vaak ‘loners’ die niet zo makkelijk aansluiting vinden bij anderen. Ik zie dat in Kraai, Boem, Franky en Meneer René terugkomen. Vaak zijn het ook personages die in hun eigen wereld leven, waarin dingen gemaakt en uitgevonden worden, waar creativiteit en verbeelding belangrijk zijn. Maar als ik echt één personage moet kiezen dat het nauwst bij mij aansluit, dan zal dat Meneer René zijn. Hij is ook zo’n een eenzaat, een schilder die in zijn eigen wereld zit, maar op het einde toch herkend en erkend wordt. Nog zo’n thema dat vaak terugkomt ...”

De expo in de Bib, ‘De wereld van Leo Timmers’, is een heel concrete vertaling geworden. Hoe moest die er voor jouw uitzien?

“De Bib vroeg uitdrukkelijk om er een interactieve expo van te maken. We wilden kinderen zo veel mogelijk meetrekken in de wereld die in mijn boeken wordt opgeroepen. Het was al snel duidelijk dat we echt konden bouwen, en zo ontstond het idee voor de tram. Omdat in de Jeugdboekenmaand het thema techniek centraal staat, zijn we uitgegaan van de boeken die daar het meest bij aansluiten. Naast Ziggy en de zootram zijn dat vooral Garage Gust, Diepzeedokter Diederik, en Franky. Die concrete wereld combineren we met originele tekeningen – dat is dan het ‘serieuzere’ overzichtsgedeelte met werk uit magazines als Humo, posters en mijn overige prentenboeken.”

Hoe gek is het voor een illustrator om zijn eigen getekende fantasiewereld plots heel concreet uitvergroot te zien?

“Eigenlijk was dat maar een kleine stap. Die ontwerpen zaten sowieso

in mijn hoofd, dat ruimtelijke aspect zit al in mijn tekeningen. Bij het schetsen van Garage Gust maakte ik honderden ontwerpen voordat ik de juiste garage gevonden had. Vierkante ramen, rood-witte kleuren, … Je zoekt naar de typiche kenmerken van een garage, die dan gestileerd worden. Die vorm hebben we vertaald naar een ruimtelijke installatie, net als de zootram. Het valt me trouwens

Bij het schetsen van Garage Gust maakte ik honderden ontwerpen voordat ik de juiste garage gevonden had

op dat veel van mijn boeken ook lezers inspireren om aan de slag te gaan. Ik kreeg in de loop der jaren bijvoorbeeld al heel wat foto’s van robots toegestuurd die lezers maken op basis van het boek Franky.”

Hoe opgetogen ben je met het resultaat?

“Ik kon niet méér tevreden zijn, de expo overtreft mijn eigen verwachtingen. De hele expo voelt als een geheel. Er zit een eenheid in. Onwillekeurig ga je toch terugkijken naar de afgelopen 25 jaar, en nu zie ik dat daar een mooie lijn door loopt. Het voelt bijna als het afsluiten van een hoofdstuk.”

Heb je zelf een favoriet plekje?

“Dat is een moeilijke vraag, een beetje zoals vragen wat mijn favoriete boek is. Als ik echt moet kiezen, dan zeg ik: de garage van Gust. Die is zo authentiek geworden, met echte voorwerpen die wonderwel passen in de sfeer van het boek, zoals de brommer of de kleine olieblikjes. Samen met het boekenbad en de koelkast die daar perfect bij passen, roept de garage echt mijn wereld op.”

Welke ervaring hoop je dat bezoekers van je tentoonstelling beleven?

“Ik hoop dat ze net als mijn boek de verbeelding stimuleert. Op de expo staat de wereld uit mijn boeken er plots echt. Je kan erin rondlopen, en zo wordt de kracht van de boeken versterkt. Laat mensen maar verbaasd zijn, laat ze maar lachen met de humor, luisteren naar de verhalen, kijken naar de tekeningen. Ik vind het belangrijk om origineel werk te tonen, zodat mensen zien dat de illustratiekunst ook een volwaardige kunstvorm is. Het is in ieder geval een expo die alle zintuigen prikkelt!”

Dada: www.leotimmers.com

This article is from: