Caroline: “Ik vond het ook belangrijk dat ik mijn ding kon doen met onze woning. Als architecte ga ik geen instapklaar huis kiezen. Dat zou jammer zijn. Het pand was zeker geen ruïne toen we het aantroffen. Het stond al tien jaar leeg, maar het was erg goed onderhouden. Er lag een vloer van polybeton in goede staat. Wij vermoeden dat een van de eigenaars dagelijks een kijkje kwam nemen en ervoor zorgde dat het hier verzorgd bleef. Waar nu de binnenkoer is, stond vroeger nog een deel van de fabriek. Het was een gebouw van drie verdiepingen hoog met een zadeldak op. We hebben erover gedacht om daarin onze woning onder te brengen. Maar onze grond is helemaal ingesloten door bebouwing. Bouwen in tweede lijn mag niet zomaar van Stedenbouw. We mochten het pand verbouwen, maar het eerste verdiep mochten we niet gebruiken als woning omdat de buren dan inkijk zouden hebben.” Thomas: “We hadden op deze locatie nog genoeg opties. Als we echt niet in het fabrieksgebouw konden wonen, was er nog altijd de optie om in de directeurswoning te gaan wonen.” Caroline: “Uiteindelijk hebben we beslist om onze woning onder te brengen in de grote fabriekshal. Onze kinderen noemden dit ‘de sporthal’. Voor de verbouwingswerken kwamen ze hier fietsen en lopen. Er was een vals plafond van tegels in mat glas. Nadat we dat hadden weggenomen en ik de oorspronkelijke stalen dakstructuur zag, wist ik dat dit ons huis zou worden. We hebben dan beslist om het gebouw van drie verdiepingen helemaal af te breken om buitenruimte te creëren.” Thomas: “Voor de echte verbouwingswerken aan onze woning konden beginnen, hebben we heel wat asbest moeten verwijderen. Golfplaten op het dak, de isolatie van de leidingen en de lambrisering aan de muren: overal was asbest aanwezig.”
38