
8 minute read
De somatopsychische dimensie in de fasciatherapie
In de digitale nieuwsbrief ‘Onder de loep’ van december 2022 werd het belang van de patiënten-educatie in de hedendaagse geneeskunde beschreven en werd er een algemeen overzicht gegeven van de bestaande toepassingen van patiënteneducatie bij chronische rugklachten. In dit artikel willen we de patiënten-educatie, zoals ze wordt voorgesteld in de fasciatherapie MDB, voorstellen.
Er bestaan verschillende vormen van fasciatherapie, en we kunnen twee stromingen onderscheiden. De eerste stroming richt zich op het bindweefsel als anatomische structuur waaronder de methode Stecco en de Rolfing. Een andere stroming is de fasciatherapie Methode Danis Bois (MDB), die deze anatomische benadering uitbreidt naar een kinesitherapie waarin de patiënt via awareness en bewustzijn wordt betrokken bij de behandeling. Men zou het ook ‘sensomotorische kinesitherapie’ kunnen noemen. Via beweging en therapeutische manuele fasciale technieken en met aandacht voor de psycho- emotionele impact van de klacht wordt deze klacht behandeld. Onder emotionele beïnvloeding wordt onder andere angst, kinesiofobie, denkpatronen zoals negatief interpreteren en anticiperen, of een negatieve overtuiging verstaan. Specifiek aan deze vorm van fasciatherapie is het belang van de bewustwording door de patiënt, zowel de bewustwording van de beweging tijdens de rehabilitatie als de bewustwording van het verloop en van de effecten van de manuele behandeling op de tafel.
De medisch onverklaarde lichamelijke klachten
Lichamelijke fysiologische reacties in combinatie met verschillende psycho-emotionele factoren liggen mede aan de basis van de zogenaamde aspecifieke klachten en chronische klachten (Edwards 2012, Van Den Bergh 2017). Deze klacht is meestal geen blauwdruk voor een lichamelijk disfunctioneren en/of fysiologische reacties, maar het resultaat van een blend van lichamelijke fysiologische disfuncties en psycho-emotionele factoren in de breedste zin van het woord. De klachten kunnen ook op beide extremen van het spectrum liggen: zuiver psychische klachten, waarbij de klacht niet kan gelinkt worden aan waarneembare fysiologische disfuncties, of zuiver lichamelijke klachten, waarbij de klacht de perfecte expressie is van de fysiologische disfuncties (Van den Bergh 2017).
Aangezien de fasciatherapie MDB zowel oog heeft voor de lichamelijke, fysiologische als psycho-emotionele factoren van de aandoening, kunnen we stellen dat deze benadering een optie kan zijn voor de behandeling van de zogenaamde medisch onverklaarde lichamelijke en chronische klachten en ter ondersteuning van zware pathologieën, zoals oncologische aandoeningen (Bois 2010). In de literatuur zijn er aanwijzingen dat deze benadering efficiënt is voor de behandeling van stressgerelateerde klachten (Payrau et al. 2017). De toepassing van patiënten-educatie in geval van aspecifieke en chronische rugklachten (Leberre, Debruxelles en Sercu 2021) en in geval van eerder psychische klachten, zoals burn-out of depressie (Lieutaud, Grenier en Bois 2020), leverde ook hoopvolle resultaten op. Nuttige lectuur in dit verband is ‘Fasciatherapie, sensomotorische rugschool’ (2018) van Sercu en Wolfs en ‘Je pijn te lijf’ (2021) van L. Vermeulen.
De somatische psycho-educatie:
De somatische psycho-educatie is een welomschreven vorm van patiënten-ondersteuning , ontwikkeld door prof. dr. Danis Bois in de jaren 1980. ‘Somatisch’ verwijst naar het lichaam, ‘psycho’ naar de geest en ‘educatie’ naar het leeraspect binnen de behandeling. De patiënt leert hoe hij zijn zintuig proprioceptie en zijn aandacht kan aanwenden om bewust te worden van zijn beweging, zijn lichaam en zichzelf. Dit leidt tot een vermindering van het pijngevoel, een evenwichtiger bewegingspatroon en een betere emotionele balans. Hij leert ook hoe en wat hij kan leren van diezelfde bewuste ervaring zodat die informatie kan vertaald worden naar het dagelijkse leven.
Deze ervaringsgerichte ‘lichaam-geest benadering’ focust zich op een sterk gevoel van eenheid tussen de fysieke acties, waarneming, gevoelens, gedachten en intenties. Dit komt tot stand doordat we de lichamelijke en psycho-emotionele pathways tegelijk aanspreken. De betrokkenheid en aanwezigheid ten opzichte van zijn lichaam en zichzelf faciliteren de waarneming van ‘nieuwe’ gevoelens (een doorleefd gevoel van beweging, van stabiliteit, aanwezigheid, neutraliteit …) die men in het dagelijkse leven deels onbewust waarneemt en die zo evident zijn dat ze op het eerste gezicht onbelangrijk lijken. Dit kunnen verwoorden, faciliteert vervolgens het vinden van betekenissen en een dieper begrip van de ervaring, en kan de psychoemotionele en gedragsmatige beleving beïnvloeden

De kinesitherapeut heeft daarbij vier tools ter beschikking:
1. Manuele fasciale technieken
Het zijn zachte en diepgaande technieken die de spanningen in het lichaam opheffen en tegelijk het stress-regulerende systeem in evenwicht brengen. Spanningen van weke delen worden opgeheven en ook het lichaam komt tot ontspanning. De persoon ervaart ook een diepe psychische rust, in combinatie met een scherpe aandacht en betrokkenheid.
2. Bewegingseducatie
Kenmerkend voor de bewegingseducatie is de manier van uitvoering. De bewegingen zijn eerder gebaseerd op bewegingspatronen dan op de anatomische ligging van spieren, spierkettingen en hun functies. De bewegingen worden traag uitgevoerd, waardoor de patiënt zich gemakkelijker bewust kan worden van zijn bewegingspatroon en van de vereiste psychoemotionele rust.
3. Sensoriële introspectie
Hier ligt de focus op aandacht en het zich bewust worden van gevoelens die kunnen waargenomen worden door middel van het zintuig interoceptie, en op het leren luisteren naar de opkomende gedachten.
4. Counseling
Tijdens de bewegingseducatie vindt een gesprek plaats waarin de patiënt begeleid wordt om de doorvoelde beweging en de bekomen effecten te verwoorden. Dit faciliteert de memorisatie en het beter begrijpen waarvoor de oefeningen dienen. Tijdens het ondergaan van de manuele technieken wordt de patiënt begeleid om zich bewust te worden van het verloop van de behandeling en de bekomen fysiologische reacties.
Hij krijgt een beter inzicht in zijn problematiek en de oplossing, wat het opvolgen van de educatie faciliteert en de motivatie om zijn gezondheid zelf in handen te nemen bevordert.
De methodologie steunt op het principe van de vis: leer iemand vissen in plaats van hem een vis te geven. In plaats van de patiënt oefeningen te laten uitvoeren en hem tegelijk aan te geven wat hij kan voelen, leren we hem de therapeutische effecten zelf ontdekken via een bewuste en traag uitgevoerde beweging (of via een manuele behandeling). Hoe kan hij daarbij zijn aandacht aanwenden? Wat kan hij allemaal waarnemen? Hoe kan hij de bekomen en bewustgemaakte effecten optimaal aanwenden om een pathogene toestand om te keren naar een gezond makende? En hoe kan hij leren om tot een andere levenswijze (bewegingspatroon, emotioneel patroon, denkpatroon en gedragspatroon) te komen? Hij kan zijn vernieuwde manier van waarnemen toepassen in zijn dagelijkse leven.
In de hieronder beschreven samenvatting worden de effecten van een patiënten-educatie binnen de fasciatherapie vanuit een body-mind-eenheid beschreven.
Referenties
Le Berre M., De Bruxelles C., Sercu P. (2021). Impact des exercices de l’école du dos sensorimotrice sur l’épaisseur du plan de glissement de fascia thoracolombaire et répercutions sur la douleur et la souplesse de la lombalgie chronique idiopathique. Master thesis Concordet Hogeschool.
Lieutaud A., Grenier K., and Bois D. (2021). The Effects of a Mind–Body Approach, Somatic Psychoeducation, on Anxiety and Self-Esteem. Alternative and complementary therapies. Vol 7, No4, 176 - 185
Edwards M.J., Adams R.A., Brown H., Paree´s I. and Friston K.J. (2012) A. Bayesian account of ‘hysteria’ Brain: 135; 3495–3512
Payrau B., Quéré N., Payrau M.C., Breton E., (2017) Fasciatherapy and reflexology compared, to hypnosis and music therapy in stress management, In in International Journal of Therapeutic Massage & Bodywork Research Education & Practice 10(3):413 ·
Van den Berg O., Witthöftb
M., Petersen S., Brown R.J. (2017) Symptoms and the body. Neuroscience and behavioral reviews: 74; 185 – 203
The Effects of a MindBody Approach, Somatic Psychoeducation, on Anxiety and Self-Esteem
Lieutaud, Grenier and Bois
Voor referenties en meer gedetailleerde informatie verwijzen we naar het originele artikel:
Lieutaud, A., Grenier, K. and Bois D. (2021)
The
Effects of a Mind–Body Approach, Somatic
Psychoeducation, on Anxiety and Self-Esteem. Alternative and complementary therapies. Vol 7, Nr. 4, 176 - 185
Abstract
Deze observationele longitudinale multicentrische studie exploreerde de effecten van een behandeling met somatische psycho-educatie (SPE) op angst en zelfvertrouwen, en dit zowel na een enkele behandeling (onmiddellijk effect) als na een reeks van tien opeenvolgende sessies (follow-up). De proefgroep (PG) bestond uit mensen die spontaan hulp zochten.
Resultaat: SPE had twee grote effecten. Een enkele sessie verminderde de toestandsangst (state anxiety) met 30%. Na tien sessies was de angstdispositie (trait anxiety) afgenomen en tegelijk was het zelfvertrouwen gestegen tot boven de ‘normale’ waarde. Deze werd bepaald aan de hand van een controlegroep. Deze gelijktijdige afname en toename is indicatief voor het optreden van een verandering in de relatie van een persoon ten opzichte van zichzelf en ten opzichte van levensgebeurtenissen. Met andere woorden, deze afname suggereert een verandering in gedrag en in coping-vaardigheden. De auteurs schrijven de resultaten toe aan een combinatie van een verrijking van zelfwaarneming en lichamelijk ervaren.
Uitgebreide samenvatting
Er bestaat een link tussen zelfvertrouwen, angst en depressie. Hoeveel angst iemand voelt, hangt af van zijn of haar niveau van zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen wordt echter ook gezien als een gevolg van de verandering van de hoofdindicator, angst. Toestandsangst of state anxiety is indicatief voor de gevoeligheid aan de onmiddellijke context van levenservaringen. De toestandsangst is de meer gedragsmatige uitdrukking van een onderliggende stabielere eigenschap van de persoon en wordt ook angstdispositie of trait anxiety genoemd. Zelfvertrouwen en angstdispositie fluctueren doorheen de tijd. Ook al worden ze omschreven als persoonlijkheidskenmerken, verandering is dus mogelijk. Beide factoren veranderen echter niet volgens hetzelfde patroon.
De auteurs vertrekken vanuit het standpunt dat het lichaam een belangrijke rol speelt in de link tussen zelfvertrouwen en angst. Het lichaam is immers ‘een relationeel orgaan, de plaats van zelfwaarneming en van de relatie met het zelf, het substraat voor ervaring en emotie’. Ze geloven in een cognitieve en een lichamelijke pathway die gelijktijdig inwerken op angst en zelfvertrouwen, en dat de gelijktijdige verandering van angstdispositie en zelfvertrouwen kan wijzen op een gedragsverandering. Deze hypotheses werden in dit onderzoek getoetst.
114 patiënten namen deel aan de studie. Zij werden gemeten voor en na een reeks van tien SPE-sessies gegeven door één van 25 deelnemende therapeuten, allen werkzaam in hun eigen praktijken. SPE werd dus bestudeerd in een dagdagelijkse context (d.w.z. in een niet-experimentele design). De studie gebeurde in Frankrijk. Een externe groep deed dienst als referentiegroep (RG). Ze werd totaal onafhankelijk van de onderzoeksgroep gekozen.
Het doel van de studie was om het effect van SPE op angst en zelfvertrouwen na te gaan in een observationele, niet-experimentele studie. Daarnaast werd in kaart gebracht hoe angst en zelfvertrouwen in relatie tot elkaar veranderden gedurende een middellange followup. De hoofdhypothese was dat SPP de angstdispositie zou verlagen en zelfvertrouwen zou verhogen na 10 weken follow-up. Als tweede hypothese verwachtten de auteurs dat een hoog initieel niveau van toestandsangst en een lage eigenwaarde aanwezig zouden zijn in de proefgroep en dat beide waarden na 10 weken followup minstens terug ‘normaal’ zouden zijn. Wat ‘normaal’ is, werd bepaald door de onafhankelijke controlegroep.
Van de 114 vrijwillige deelnemers voltooiden 76 het programma. Zij vormen de onderzoeksgroep (OG). De Franse versie van de tweedimensionale State and Trait Anxiety Inventory of Spielberger (STAI-Y) werd gebruikt om angstdispositie en toestandsangst te meten, en de Franse versie van de 10 item Rosenberg SelfEsteem Scale (RSE) voor het in kaart brengen van zelfvertrouwen. Voor verdere statistische kenmerken van de proefgroep en concrete cijferresultaten verwijzen we naar de originele paper.
Om het effect van het programma te evalueren, werden de resultaten van de onderzoeksgroep vergeleken met de resultaten van de referentiegroep. De toestandsangst is een stuk hoger in de groep die hulp zoekt (OG). De patiënten uit de OG zijn dus een stuk angstiger dan die uit de referentiegroep (RG). De OG heeft bij aanvang een significant hogere angstdispositie dan de RG, maar niet meer na 10 sessies. Dit betekent dat de angstdispositie inderdaad teruggekeerd is naar ‘normaal’. Beide groepen hebben bij aanvang eenzelfde waarde voor zelfvertrouwen. Er is een groot positief effect van het programma op zelfvertrouwen, en dit effect blijft behouden nadat er gecorrigeerd werd voor de invloed van angstdispositie. Na 10 sessies stijgt de OG dan ook boven het ‘normale’ niveau van zelfvertrouwen uit. Het programma lijkt geen effect te hebben op de relatie tussen angstdispositie en zelfvertrouwen. Een enkele SPP-sessie vermindert toestandsangst met meer dan 30% van zijn initiële waarde. Een effect van behandelaar bleek afwezig (ter herinnering: er zijn 25 deelnemende therapeuten), waardoor de resultaten veralgemeend konden worden naar de praktijk van de SPP als geheel, los van de uitvoerende persoon.
De toename in zelfvertrouwen zou te maken kunnen hebben met een totaal nieuwe ervaring van het zelf, namelijk het ‘zich levendig voelen van binnenuit’. De verbetering van zelfvertrouwen, samen met het verdwijnen van angstdispositie, is indicatief voor een gedragsverandering in de richting van een betere coping en een beter aanpassingsvermogen. Volgens de auteurs staat de aanraking hierbij centraal, namelijk haar perceptuele en relationele aard, die een beroep doet op iemands bewuste aandacht op de aan de gang zijnde ervaring. Zij wijzen hierbij op het belang van jezelf beleven ‘vanuit de eerste persoon’. Hoe beter je je lichaam waarneemt, hoe meer je zelfvertrouwen zou toenemen. De resultaten van deze studie bevestigen dus een positief effect van deze lichaamsgerichte benadering op angst en zelfvertrouwen.