
3 minute read
Column Rutger Castricum
GOLDEN boy
COLUMN RUTGER CASTRICUM
IJdel? Ik? Ja, dat durf ik wel te zeggen. Het valt ook moeilijk te ontkennen als je elke dag in strakke maatpakken loopt met leren gespschoentjes, dagenlang alleen komkommers eet om die strakke pakken te kunnen dragen en één keer in de twee weken je baard speciaal laat bijpunten door de kapper. Sinds ik de veertig ben gepasseerd is de drang om er nog een beetje fatsoenlijk uit te zien alleen maar toegenomen. Nu moet ik zeggen dat er ook fors meer aanleiding is om me zorgen te maken over mijn uiterlijk. De natuur is namelijk meedogenloos en blijkbaar doe ik er voor moeder aarde niet meer toe.

Volgens de biologie had ik hier op aarde namelijk één taak en dat is: voortplanten. Vol ambitie en zonder zeuren ben ik aan de klus begonnen. Ik heb mezelf flink uitgedaagd en een mooie leercurve laten zien. Uiteindelijk hebben mijn vrouw en ik onze enige echte opdracht, met inmiddels vier kinderen op de teller, zeker niet lichtzinnig opgevat. Zowel kwalitatief als kwantitatief hebben we puik werk afgeleverd. Maar in plaats van een bedankje, een bonus of een gouden vulpen krijg ik de ene na de andere wrede aanslag op mijn uiterlijk. Rimpels, kalknagels, overtollig vet, kippige ogen, haaruitval en zo kan ik nog wel even doorgaan. Stank voor dank, noem ik het. Het zijn de weinig subtiele hints van de natuur die mij erop wijzen dat mijn taak erop zit. ‘Geachte heer Castricum, bij deze is uw biologische functie helaas komen te vervallen. Bedankt voor uw harde werk, maar u bent boventallig geworden en de enige vergoeding waar u recht op heeft is een ouwe kop. Dan is het ook maar meteen voor iedereen duidelijk dat u niet meer bent dan een rondwandelend restproduct.’ Dit soort leidinggevenden moeten bij mij vroeger opstaan. Als de natuur oorlog wil, dan kan de natuur oorlog krijgen. Voor mij geen dikke buik, wijde polo, ouwe lullen bootschoenen en een kaal hoofd. Ook daar zijn tegenwoordig namelijk relatief gemakkelijke ingreepjes voor. Veel van mijn leeftijdsgenoten denken hier overigens anders over en lijken het lijdzaam te ondergaan.
Ook in mijn directe omgeving grijpt de natuur wild om zich heen. Zo heeft het mijn vriendengroep al behoorlijk getekend. Ooit noemden we onszelf de golden boys, maar nu schieten de knoopjes niet meer los van opwinding, maar wegens te pral gespannen bierbuiken. Ze lopen rond te sloffen met koffievlekken op hun neus en je kijkt dwars door hun laatste haar heen. Gek genoeg, doen ze er niets aan. Het lijkt ze niet te boeien. Ze hebben toch al een leuke vrouw, mooie kinderen, nette auto van de zaak, een dertiende maand en een hagelwit grindpad in de achtertuin. En ja, de natuur is gewoon de natuur. Ze hebben het opgegeven, zo lijkt het. En hoe meer ik het zie, des te harder ik vecht. Dat gevecht is zwaar, maar het lukt me tot nog toe best aardig. Niet alleen met ijdele trucjes, maar ook op het sportieve vlak. Rond oktober ben ik zelfs te zien in een serie van NPO1 waarin ik een half jaar het leven leid van een topsporter. Voor het programma heb ik mezelf verplicht deel te nemen aan het WK wielrennen in Australië. En ook al zal ik nooit een topsporter worden, ik mag van mezelf tussen de echte profs niet als laatste eindigen. Dus train ik me nu het snot voor de ogen, leg ik iedere maaltijd letterlijk op een weegschaal en slaap ik in een hoogtetent voor een beter resultaat. Ok, je kunt ook dooslaan, ik weet het. Normaal was ik ook nooit zo ver gegaan. Je komt jezelf namelijk behoorlijk tegen (al is dat in mijn geval ook best lachen). Maar eerlijk is eerlijk, ik zal blij zijn als dit programma achter me ligt en ik weer normaal kan leven zonder al die gekkigheid. Al zal ik toch echt, zolang ik kan, mijn grootste tegenstander blijven uitdagen. En voor het straatbeeld zou het fijn zijn als al mijn leeftijdsgenoten dit als een oproep lezen: Mother nature, who’s your daddy!