BVNG 2013/4

xxxv - 2013 - 4 BULLETIN D’INFORMATION

de l’Association Belge d’Histoire Contemporaine www.abhc.be

MEDEDELINGENBLAD

van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis www.bvng.be Comité/Bestuur: Ludo Bettens, Sophie Delhalle, Nel de Mûelenaere, Vanessa D’Hooghe, Joachim Derwael, Quentin Jouan, Florence Loriaux, Veerle Massin, Hendrik Moeys, Bérengère Piret, Céline Rase, Aline Sax, Frank Seberechts, Joris Vandendriessche Veerle Vandeputte, Rik Vercammen, Sofie Vrielynck, Nico Wouters Rédacteur en chef / Hoofdredacteur: Aline Sax

Lay-out: Patricia Rau (Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis) Imprimerie/Drukwerk: Druk in de Weer, Forelstraat 35, 9000 Gent

, ABHC administration/BVNG administratie: c/o p/a Lut Van Daele, Square de l’Aviation/Luchtvaartsquare 29, 1070 Brussel/Bruxelles, tel. 02/556.92.11, fax: 02/556.92.00, lut.vandaele@cegesoma.be

Secrétariat de rédaction/Redactiesecretariaat: Aline Sax, Vakgroep Geschiedenis, Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 35 (Universiteitsforum), 9000 Gent, aline.sax@ugent.be Correspondentie kan u richten aan bvng@ugent.be Vous pouvez adresser votre correspondence à bvng@ugent.be

De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van individuele bijdragen.

Le contenu des contributions individuelles n’engage que leurs auteurs.

Wie lid wil worden van de BVNG, betaalt jaarlijks 16 euro (te storten op rekeningnummer 068-2043958-01 met vemelding ‘lidgeld BVNG’).

U ontvangt dan 4 keer per jaar het Mededelingenblad.

Les personnes désirant devenir membres de l’ABHC paient une cotisation annuelle de 16 euro (à verser au numéro de compte 068-2043958-01, avec la mention ‘cotisation membre ABHC’).

Elles recevront 4 fois par an le Bulletin d’information.

En couverture/Op de omslag: Canal de Willebroeck, 1897, Archives de la13-4 Ville de Bruxelles (AVB) BVNG ABHC 1 .

inhoud

contenu

Vereniging / Association

p. 5

Dag van de Nieuwste Geschiedenis 2014 – Journée de l’Histoire Contemporaine 2014

p. 5

Review La Deuxième Guerre mondiale aurait-elle eu un impact sur la population rwandaise ? Regard sur l’historiographie de ce tournant historique – Dantès Singiza p. 11

Een studie van liberale bewegingen in het vroegnegentiende-eeuws België? p. 15 – Wim Lemmens

Recensies / Comptes rendus RASKIN, B. De taalgrens:

of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt - Catherine Lanneau p. 20

DEBAENST, B. Een proces van bloed, zweet en tranen! Juridisering van arbeidsongevallen in de negentiende eeuw in België – Carmen Van Praet p. 25

GYSEL, A., SCHOTTE, B. en VANDEWALLE, C. Trein van de hoop.

Een verzetsdaad van het volk – Hannelore Vandebroek p. 27

Foto’s/Photos La collection iconographique des Archives de la Ville de Bruxelles,

une collection bien vivante – Thérèse Symons et Bérengère Piret p. 29

Academische expats / Historiens du bout du monde La justice pénale à l’échelle transnationale

– Interview d’Emmanuel Berger par Céline Rase p. 34

Archieven / Archives Algemeen Rijksarchief p. 39 Kadoc

p. 42

Aankondigingen / Annonces Exposition « Regards militants sur le XXe siècle : p. 44

l’affiche communiste en Belgique »

Archives et psychiatrie : quelles perspectives pour l’histoire de p. 45 la psychiatrie en Belgique?

Call for Papers: Business Interest Associations and the regulation of p. 47 economic life Europe 19th-20th C, Paris - 19th, 20th June 2014

Tijdschriften / Revues Journal for Belgian History p. 49

Brood & Rozen

p. 50

Masterscripties 2012-2013 / Mémoires 2012-2013 p. 51

2

BVNG 13-4 ABHC

13-4

BVNG ABHC

3

Vereniging

Association

Beste lezers,

BVNG wil 2014 met een nieuw elan inzetten. Daarom hebben we gekozen voor een nieuw logo. Een logo dat moderner en betekenisvoller is dan het bloemetje dat sinds jaar en dag onze website, de cover en het binnenwerk van het Mededelingenblad siert.

Onze redactrice Bérengère Piret (FUSL) ontwierp het nieuwe logo. Ze gaf het een meer hedendaagse look: deze tijdlijn, een gekend element voor elke historicus, stelt de versnellingen en breukvlakken van de Nieuwste Tijd voor, met grote en mindere grote gebeurtenissen die elkaar voortdurend en oneindig afwisselen. Daarnaast staat het cirkelvormige logo ook symbool voor de eenheid tussen de Belgische historici die BVNG uitdraagt, een eenheid over de taalgrenzen heen.

Behalve ons nieuwe logo, staat 2014 ook in het teken van onze Dag van de Nieuwste Geschiedenis. Schrijf vrijdag 9 mei alvast in uw agenda. In het volgend nummer publiceren we het programma. Nu doen we graag nog een oproep voor sessievoorstellen! (Zie onze call for sessions op de volgende bladzijden) Veel leesplezier en alvast een mooi eindejaar!

Chers lecteurs,

L’ABHC tient à entamer l’année 2014 avec un élan inédit. Dans cette perspective, nous avons conçu un nouveau logo, plus moderne et plus significatif que la fleur qui orne depuis toujours notre site internet ainsi que la couverture et le contenu du Bulletin d’information.

Notre rédactrice Bérengère Piret (FUSL) l’a créé en lui donnant un aspect plus contemporain : cette ligne du temps, élément cher à tout historien, représente accélérations et ruptures de la période contemporaine, constituée de grands et de moins grands événements qui s’alternent en permanence et sans relâche. Par ailleurs, le logo en forme de cercle symbolise également l’unité entre les historiens belges, portée par l’ABHC, audelà des frontières linguistiques.

En plus de notre nouveau logo, l’année 2014 sera aussi celle de notre Journée d’Histoire contemporaine. Notez dès à présent la date du vendredi 9 mai dans votre agenda. Nous publierons le programme dans le prochain numéro. A ce stade, nous lançons encore l’appel pour des propositions de sessions ! (Voir les pages suivantes) Bonne lecture et une excellente fin d’année !

13-4

BVNG ABHC

5

Dag van de Nieuwste Geschiedenis 2014 Journée de l’Histoire Contemporaine 2014 Geschiedenis en herdenking

Het verleden is alomtegenwoordig in onze maatschappij. Nancy Wood schrijft al op pagina één van haar standaardwerk Vectors of memory, over herinnering en herdenking in Europa na 1945: “To be against the retrieval of neglected memories or their commemoration is to be out of step with the general public’s reverence towards, and willingness to engage in, a wide range of memorial activity”. De Europese samenleving kent inderdaad een diepe ‘drang tot herdenken’, een herinneringsmobilisatie die politieke, sociale, culturele en morele dimensies heeft. Herdenken draait altijd rond het ‘levend houden van herinneringen’ en dat kan op veel manieren: de bewuste creatie van herinneringsplekken, monumenten en memorialen, het organiseren van commemoratieve rituelen en praktijken maar ook het nemen van politieke, toeristische en culturele initiatieven. Nieuwe sectoren en velden hebben zich hierrond in België de laatste jaren ontwikkeld, zoals de erfgoedsector, het veld van de herinneringseducatie maar ook de publieksgeschiedenis.

Maar leiden deze nieuwe velden ook tot een grotere maatschappelijke rol van de (hedendaagse) historicus in België? Zowel in historische tijdschriften als in de media werd dit debat de voorbije jaren herhaaldelijk gevoerd. Als we leven in een op permanent herdenken georiënteerde maatschappij, wat betekent dat dan voor de (maatschappelijke) positie van de historicus? Zouden we herinneringsinitiatieven die mensen in contact brengen met ons verleden niet moeten toejuichen? Moeten we niet blij zijn met het historisch besef dat zulke herinneringspraktijken met zich meebrengen? Of wordt het tijd fundamenteel na te denken over onze kerntaken in een snel veranderende wereld? Kunnen deze initiatieven niet helpen bij een bredere verspreiding en nieuwe impulsen voor het historisch onderzoek? Biedt de drang tot herdenking geen kansen voor historici? Deze vragen worden in 2014 des te meer acuut. De enorme herdenkingsprogramma’s rond WOI (2014-2018) zullen meer dan één baken verzetten. De Dag van de Nieuwste Geschiedenis in 2014 kan daarom niet anders dan stilstaan bij deze herinneringspraktijken en kritisch debatteren over de snel veranderende rol van de hedendaagse historicus.

De maatschappelijke drang naar herdenking is echter geen nieuw fenomeen. In navolging van Pierre Nora’s Les Lieux de Mémoire is de aandacht voor vroegere herinneringsplaatsen en -praktijken sterk toegenomen in het historisch onderzoek. Binnen de studie naar historische cultuur (vb. historische optochten), de universiteits- en wetenschapsgeschiedenis (vb. de herdenking van grote wetenschappers) en de sociale geschiedenis (vb. het collectieve geheugen) hebben historici tal van verschillende vormen van herdenken bestudeerd. De Dag van de Nieuwste Geschiedenis kan een forum bieden voor dit diverse historisch onderzoek naar herdenken. Hoe, wat, door wie en waarom werd in het verleden herdacht? En kan een dergelijke “historisering” van het herdenken een bijdrage leveren tot het huidige debat over de verhouding tussen geschiedenis en erfgoed?

6

BVNG 13-4 ABHC

Dag van de Nieuwste Geschiedenis 2014

Tijdens de Dag van de Nieuwste Geschiedenis willen we in parallelle sessies sprekers aan het woord laten over herinneringspraktijken, vroeger en nu. Vragen die aan bod kunnen komen zijn: - Op welke manier werd en wordt er herinnerd? Is het inderdaad zo dat we de laatste jaren/decennia in een herdenkingsstroom terecht gekomen zijn?

- Wat wordt en werd herinnerd en herdacht, welke praktijken gaan hiermee gepaard en hoe verhouden deze herdenkingsverhalen zich tot de geschiedschrijving? Hoe en in welke mate wordt het collectief geheugen, het historisch besef van een maatschappij gekleurd/gevormd/misvormd door deze herinneringspraktijken?

- Wat is het verschil (of de overeenkomsten) tussen het concept ‘herdenken’ (het levend houden van herinneringen vandaag) en wetenschappelijk historisch onderzoek; steunen beide activiteiten op fundamenteel onverenigbare basisprincipes of werken we allemaal in één grote grijze zone?

In de namiddag wordt een debat georganiseerd dat zich specifiek zal toeleggen op de vraag over de rol van de hedendaagse historicus binnen deze overvloed aan herinneringspraktijken die vaak het historisch besef en collectief geheugen van onze maatschappij (mee) bepalen.

Call for sessions Voor de parallelsessies in de voormiddag zoeken we organisatoren voor sessies. Deze sessies mogen inhoudelijk erg divers zijn en sluiten aan bij het overkoepelende thema van herinneringspraktijken. Zowel praktijkervaring gelinkt aan reflectie of onderzoekspresentaties over de omgang met geschiedenis en herinneringpraktijken in heden en verleden zijn welkom.

Een sessie duurt 90 minuten en kan geheel vrij worden ingevuld. We geven de voorkeur aan sessies (workshops, round tables, presentaties,...) die een overkoepelend thema behandelen. Voorstellen voor sessies (max. 700 woorden) waarin zowel de centrale thematiek als het opzet uiteengezet worden, kunnen voor 30 december 2013 gemaild worden naar bvng@ugent.be Begin januari zal een selectie gemaakt worden van de ingezonden voorstellen.

Praktisch Wanneer: Waar:

vrijdag 9 mei 2014 Universiteit Antwerpen

13-4

BVNG ABHC

7

Histoire et Mémoire

L’histoire est plus que jamais présente dans notre société. Nancy Wood écrit d’ailleurs dès la première page de son ouvrage de référence Vectors of memory, Legacies of trauma in postwar Europe consacré à la mémoire et la commémoration en Europe après 1945 : To be against the retrieval of neglected memories or their commemoration is to be out of step with the general public’s reverence towards, and willingness to engage in, a wide range of memorial activity. En effet, la société européenne connaît un puissant « besoin de commémoration », une mobilisation de la mémoire qui a des dimensions politiques, sociales, culturelles et morales. Cette commémoration consiste toujours à « garder les souvenirs vivants », ce qui peut s’exprimer de diverses manières : la création active de lieux de mémoire, de monuments et de mémoriaux ; l’organisation de pratiques et de rituels commémoratifs ; mais aussi la prise d’initiatives politiques, touristiques et culturelles. Ces dernières années, de nouveaux secteurs et champs de recherche se sont développés en Belgique autour de cet axe, comme le secteur du patrimoine, de l’éducation mémorielle, mais aussi de « l’histoire publique ».

Toutefois, le développement de ces champs de recherche confère-t-il à l’historien (contemporanéiste) belge un rôle social plus important? Depuis plusieurs années, cette question est discutée aussi bien dans les revues historiennes que dans les médias de masse. En effet, si la société de plus en plus orientée vers la commémoration permanente, la position sociétale de l’historien en est-elle influencée? Ne devrions-nous pas nous applaudir les initiatives de commémoration qui (re)tissent le lien unissant les citoyens au passé? Ne devrions-nous pas nous réjouir de la conscience historique engendrée par ces pratiques mémorielles? N’est-il pas temps de repenser l’essence de ce métier que nous exerçons dans un monde qui se transforme rapidement? Ces initiatives ne peuventelles pas nous conduire à une plus grande diffusion et à de nouvelles impulsions pour la recherche historique? Cette pression à la commémoration ne constitue-t-elle pas une chance pour les historiens? Ces questions se poseront de façon aiguë en 2014. En effet, le vaste programme de commémoration de la Première Guerre mondiale (2014-2018) ne manquera pas de changer la donne. Pour cette raison, la prochaine édition de la Journée d’Histoire Contemporaine sera consacrée à la question des pratiques de mémorielles du passé comme du présent et donnera lieu à un débat critique sur les mutations accélérées du rôle de l’historien contemporanéiste.

Le besoin sociétal de commémoration n’est pas un phénomène neuf. La publication des Lieux de Mémoire de Pierre Nora prouve que l’attention accordée aux anciennes pratiques et lieux de mémoire est fortement ancrée dans la recherche historique. En effet, au cœur de l’étude de la culture l’historique (les processions historiques notamment), de l’histoire des universités et des sciences (la commémoration de grands scientifiques par exemple) et de l’histoire sociale (dont l’étude de la mémoire collective), les historiens ont étudié les nombreuses formes différentes prises par la commémoration. La Journée d’Histoire Contemporaine offrira une tribune pour les différentes recherches historiques menées autour de la mémoire et la commémoration. Par qui, comment et pourquoi le passé

8

BVNG 13-4 ABHC

est-t-il commémoré? L’historicisation de la pratique mémorielle peut-elle constituer un apport au débat contemporain sur le lien entre histoire et mémoire?

Journée d’Histoire Contemporaine 2014

Lors de la Journée d’Histoire Contemporaine, nous souhaitons organiser des sessions parallèles au cours desquelles les intervenants aborderont les pratiques mémorielles, du passé et du présent. Les questions suivantes pourraient être abordées : - De quelle manière se remémore-t-on le passé? Sommes-nous effectivement confrontés depuis les dernières années ou décennies à un mouvement massif de commémoration?

- Quels sont les évènements dont on se souvient et que l’on commémore? Quelles sont les pratiques liées à ces commémorations et quel est le rapport de ces approches du passé et l’historiographie? De quelle manière et dans quelle mesure la mémoire collective et la conscience historique d’une société sont-elles influencées, façonnées ou manipulées par ces pratiques mémorielles?

- Quelles sont les différences ou les similarités entre le concept de « commémoration » (garder vivace aujourd’hui le souvenir du passé) et la recherche historique scientifique?

Les deux activités sont-elles fondées sur des principes de base fondamentalement inconciliables, ou travaillons-nous tous dans une même grande zone grise? À la suite des sessions parallèles, un débat sera consacré au rôle de l’historien contemporanéiste dans l’affluence des pratiques mémorielles qui (co-)déterminent souvent la conscience historique et la mémoire collective de notre société.

Appel à sessions Nous cherchons des organisateurs pour les sessions parallèles de la matinée. Ces sessions peuvent avoir un contenu très divers, en rapport avec le thème central des pratiques mémorielles. Les interventions traitant de l’expérience de ces pratiques, ainsi que de la réflexion qui en résulte, ou les présentations de recherches sur le rapport à l’histoire et aux pratiques mémorielles passées et actuelles, sont les bienvenues.

Une session dure 90 minutes et peut être remplie de manière tout à faut autonome (tables rondes, work shop, présentations etc.). Nous donnons la priorité aux interventions reliées entre elles par un sujet commun et forment ainsi une session. Les propositions de sessions (max. 700 mots) devront décrire le sujet commun de la session et, le cas échéant, les thématiques des interventions individuelles. Elles doivent être envoyées avant le 30 décembre 2013 à bvng@ugent.be La sélection des propositions reçues aura lieu début janvier.

Info: Quand: Où:

vendredi 9 mai 2014 Université d’Anvers

13-4

BVNG ABHC

9

Review

Review

La Deuxième Guerre mondiale aurait-elle eu un impact sur la population rwandaise ?

Regard sur l’historiographie de ce tournant historique.

!

Oproep bijdragen

De rubriek ‘Review’ staat open voor onderzoekers die een bepaald onderzoeksdomein onder de aandacht willen brengen door middel van een kritisch literatuuroverzicht. De BVNG wil vooral jonge onderzoekers de kans geven hun onderzoeksdomein voor te stellen aan een breed publiek van geïnteresseerde vakgenoten en wil ook de promotoren op deze mogelijkheid wijzen.

Bijdragen van maximum 12.500 tekens (inclusief spaties) kunnen worden gericht aan rik.vercammen@vub.ac.be.

Appel à contributions

La rubrique ‘Review’ est ouverte aux chercheurs qui souhaitent mettre en avant un domaine de recherche particulier par le biais d’un aperçu critique de la littérature existante. L’ABHC désire avant tout donner l’occasion aux jeunes chercheurs de présenter leur domaine de recherche à un large public de collègues intéressés. Les promoteurs de recherches sont eux aussi invités à prendre note de cette possibilité et à la répercuter.

Les contributions, de maximum 12.500 signes (espaces compris), peuvent être envoyées à Vanessa D’Hooghe (vdhooghe@ulb.ac.be).

BVNG

10 ABHC 13-4

Dantès Singiza - ULg

En raison, probablement, de l’histoire récente du Rwanda, l’historiographie de ce pays a beaucoup porté sur différents événements politiques et sur des périodes choisies du XXe siècle. Ainsi, le protectorat allemand(1), le mandat et la tutelle belges(2), l’action des missionnaires catholiques et protestants(3), la « révolution » de 1959(4), les Ière et IIème Républiques (1962-1994)(5), le génocide perpétré contre les Tutsi en 1994(6) ont été l’objet de nombreuses études. Ces études, si variées en qualité, ont pour la plupart accordé une moindre attention à la période de la Deuxième Guerre mondiale au Rwanda.

Elles sont souvent orientées sur d’autres sujets et effleurent au passage la période du conflit de telle sorte qu’on sait encore peu de choses concernant l’impact de celui-ci sur la population rwandaise.

Parmi les études évoquant la Deuxième Guerre mondiale au Rwanda, on retrouve l’ouvrage de Baudouin Paternostre de la Mairieu(7). Cet auteur y évoque par endroits l’impact de la Deuxième Guerre mondiale sur la société rwandaise. Baudouin Paternostre de la Mairieu, un proche de la Ière République de Grégoire Kayibanda(8), y écarte tout d’abord l’éventualité d’une participation active de la population rwandaise à ce conflit. En revanche, il fait allusion à une participation passive, notamment en bétail de boucherie et en matières premières – l’étain et l’or – fournis par le Rwanda dans le cadre de l’effort de guerre. Sauf quand il mentionne que ce bétail de boucherie comprenait, à un certain moment, 100.000 têtes de gros bétail et qu’il était destiné à la consommation au Rwanda et au Congo, l’auteur ne livre pas beaucoup de précisions au sujet des termes d’échange, de l’identité des intervenants et d’autres intermédiaires ou des conséquences de ces livraisons, par exemple. Par ailleurs, Baudouin Paternostre de la Mairieu évoque, sans la nommer, la famine survenue au Rwanda durant la période de guerre, entre 1943 et 1944. Il parle de son lourd bilan humain, 300.000 personnes décédées ou exilées, ainsi que des mesures prises pour lutter contre cette catastrophe alimentaire, comme l’envoi des vivres et l’abattage du bétail. Toutefois, il oublie dans sa description de mentionner les causes de ce fléau, son étendue et les réactions de différents acteurs de cette période. S’attardant brièvement sur la sphère politique, Paternostre de la Mairieu évoque le sort de Yuhi V Musinga(9) dans sa vie d’exilé et l’espoir nourri par ce monarque déchu de retrouver son trône après les premières victoires des forces nazies en Europe.

Les faits relatés par Baudouin Paternostre de la Mairieu se retrouvent dans d’autres études, souvent complétés ou expliqués à l’aide de nouvelles informations glanées dans les archives ou fournies par les témoins d’époque. Ainsi, la participation active de la population rwandaise à la guerre est évoquée par l’abbé Alexis Kagame dans Un abrégé de l’histoire de Rwanda(10). Dans cet ouvrage, l’abbé Kagame, témoin des faits qu’il évoque

13-4

BVNG ABHC 11

et, par ailleurs, rédacteur du journal Kinyamateka auquel écrivaient les volontaires rwandais(11), parle du mode de recrutement de ces derniers dans l’armée britannique de l’Afrique orientale. Il évalue leur nombre à une centaine, mentionne les endroits où ils furent déployés, notamment l’Egypte, l’Inde et la Birmanie, et livre leurs impressions sur ces endroits. Venant à la suite d’Alexis Kagame, le chercheur Jean-Bosco Rushatsi apporte sa pierre à l’histoire de cette expérience de guerre dans son mémoire de licence(12) qui porte sur la mission catholique de Rwaza. Il s’appuie notamment sur le récit de deux anciens combattants habitant la région de Rwaza et ayant servi, durant la Deuxième Guerre mondiale, en Egypte au sein des troupes britanniques.

La participation passive au conflit, c’est-à-dire l’effort de guerre fourni par la population rwandaise, est inégalement relatée par les chercheurs. Emmanuel Ruzindana revient, dans son mémoire de licence(13), sur la nature des produits livrés par la population rwandaise – les vivres et le bétail de boucherie. Il ajoute un autre produit, le pyrèthre, considéré de première nécessité pendant la guerre, mais n’en explique pas pour autant l’usage et la destination géographique. Dans Un abrégé de l’histoire du Rwanda toujours, Alexis Kagame livre des informations additionnelles sur l’effort de guerre(14) concernant les prix dérisoires affectés aux produits rwandais par les marchands européens. Il identifie par ricochet les premiers acteurs de ces échanges et établit également la destination de ces produits, à savoir les centres miniers du Congo. Dans sa thèse publiée en 1994, Jean-Népomucène Nkurikiyimfura(15) parle des livraisons de bétail destiné à l’effort de guerre et vient nuancer les propos d’Alexis Kagame. En effet, il montre que les marchands européens n’étaient pas les seuls acteurs des échanges de l’effort de guerre.

Ils étaient rejoints, sinon épaulés dans ce type de transaction par les chefs rwandais, les intermédiaires congolais et rwandais ainsi que par certains individus de l’administration mandataire belge. Sur base des documents d’archives, Jean-Népomucène Nkurikiyimfura révèle également que l’administration mandataire belge n’était pas ignorante des préjudices causés à la population rwandaise. Néanmoins, ce chercheur ne nous parle pas, faute probablement de sources complémentaires, de la réaction de l’administration à l’égard de ces torts. Ian Linden(16) complète la description de ses prédécesseurs en rapportant les conséquences de l’effort de guerre, à savoir le mécontentement de la population, l’enrichissement des marchands intermédiaires et l’appauvrissement de la population rwandaise.

Par ailleurs, la famine Ruzagayura est un autre fait important sur lequel reviennent les chercheurs lorsqu’ils se penchent sur les effets de la guerre au Rwanda. Dans Un abrégé de l’histoire du Rwanda, Alexis Kagame(17) en décrit les causes, à savoir la sécheresse et l’effort de guerre. Il note aussi la réaction des autorités mandataires, mais omet de relever l’ampleur de cette catastrophe. Un exposé complet de la famine Ruzagayura pourrait sans doute être fourni par les monographies des missions catholique et protestante du Rwanda(18), mais également par mon mémoire de maîtrise consacré à cette catastrophe(19). Ce mémoire, faut-il le dire, est à l’origine de mon projet doctoral(20).

Le dernier fait souvent évoqué pour la période de la Deuxième Guerre mondiale au Rwanda concerne la situation du roi déchu Yuhi V Musinga. Ce monarque, considéré

BVNG

12 ABHC 13-4

par l’administration mandataire belge comme un partisan de l’Allemagne est déporté au Congo, quelques jours après l’invasion de la Belgique par l’Allemagne. Selon Alison Des Forges(21) et Alexis Kagame(22), l’exil de Yuhi Musinga est dicté par la volonté de l’administration mandataire belge de couper court à son espoir de retrouver son trône et d’étouffer dans l’œuf le mouvement pro-allemand qui commençait à prendre forme autour de la personne de ce monarque.

L’historiographie, qui semble au premier abord ne pas se confronter de front à l’expérience de guerre rwandaise et aux conséquences de celle-ci, révèle néanmoins un impact fort du deuxième conflit mondial sur le pays, dont l’ampleur, les modalités et les détails sont encore méconnus. Notamment car ces connaissances sont encore dispersées, aucune étude globale n’ayant eu lieu, et les archives n’ont pas encore été toutes exploitées. Néanmoins, quelques mémoires de licence et de maîtrise ont ouvert la voie en laissant entrevoir la richesse du sujet et l’étendue de ce qu’il reste à faire pour écrire cette histoire. Cet impact de la Deuxième Guerre mondiale sur la population rwandaise se remarque à travers la participation active et passive de la population, l’éclatement dans des circonstances de guerre de la famine Ruzagayura ainsi que la situation des autorités rwandaises – à l’instar du roi déchu Yuhi Musinga – au moment du déclenchement de la guerre. Ces questions constituent l’objet de ma recherche doctorale orientée également sur d’autres thèmes comme la modification de l’environnement, les échanges transfrontaliers et les déplacements de la population rwandaise pendant la Deuxième Guerre mondiale ainsi que le changement des pratiques agricoles et pastorales.

1. Honke, Gudrun et al., Au plus profond de l’Afrique : le Rwanda et la colonisation allemande 1885-1919, Wuppertal, Hammer, 1990.

2. Rumiya, Jean, Le Rwanda sous le régime du mandat belge (1916-1931), Paris, L’Harmattan, 1992 ; Vijgen, Ingeborg, Tussen mandaat en kolonie : Rwanda, Burundi en het Belgische bestuur in opdracht van de Volkenbond (1916-1931), Leuven, Acco, 2005 ; Cornet, Anne, Politiques de santé et contrôle social au Rwanda, 1920-1940, Paris, Karthala, 2011.

3. Rutayisire, Paul, La christianisation du Rwanda (1900-1945). Méthode missionnaire et politique selon Mgr Classe, Fribourg, Éditions universitaires, 1987 ; Ngomanzungu, Joseph, L’épiscopat de Mgr Laurent Deprimoz (1943-1955) : une période de consolidation de la foi et de rwandisation de l’église dans une société en transformation, Thèse de doctorat en Histoire religieuse, Rome, Université pontificale grégorienne, 2010 ; Rwanyindo, Léonard, Le protestantisme belge dans la région des Grands Lacs, Paris, Publibook, 2009.

4. Murego, Donat, La révolution rwandaise, 19591962 : essai d’interprétation, Louvain, Institut des sciences politiques et sociales, 1975.

5. Périès, Gabriel et Servenay, David, Une guerre noire : Enquête sur les origines du génocide rwandais, Paris, La Découverte, 2007 ; Verwimp, Philip, Development and genocide in Rwanda : a political economy analysis of peasants and power under Habyarimana regime, Leuven, KUL, 2003.

6. Prunier, Gérard, Rwanda : le génocide, Paris, Dagorno, 1999 ; Chrétien, Jean-Pierre et al., Rwanda : les médias du génocide, Paris, Karthala, 1995 ; Des Forges, Alison, Leave none to tell the story : genocide in Rwanda, New York, Human Rights Watch, 1999.

7. Paternostre de la Mairieu, Baudouin, Le Rwanda.

Son effort de développement ; antécédents historiques et conquêtes de la révolution rwandaise, Bruxelles, De Boeck, 1972, p. 132, pp. 151-152.

13-4

BVNG ABHC 13

8. Baudouin Paternostre de la Mairieu a été, entre 1961 et 1977, conseiller du Ministère rwandais des Affaires étrangères. En 1994, il publie la biographie de Grégoire Kayibanda, Toute ma vie pour vous, mes frères ! Vie de Grégoire Kayibanda, premier président élu du Rwanda, Paris, Téqui, 1994.

9. Yuhi V Musinga dirige le Rwanda au moment de l’arrivée des Belges en 1916. Il règne depuis 1897.

Le 12 novembre 1931, il est démis de ses fonctions par l’administration mandataire belge pour son incompétence, son comportement immoral et sa résistance au nouvel ordre. Il est alors exilé au Sud-ouest du Rwanda, à Shangugu, Kamembe.

10. Kagame, Alexis, Un abrégé de l’histoire du Rwanda, Tome 2 : 1853-1972, Butare, Éditions de l’Université nationale du Rwanda, 1975, p. 224.

11. Les lettres de ces militaires rwandais sont respectivement publiées dans : Kinyamateka n° 134, décembre 1943, pp. 4-5 ; Kinyamateka n° 135, janvier 1944, p. 5 ; Kinyamateka n° 138, avril 1944, p.5 ; Kinyamateka n° 142, août 1944, p. 2 ; Kinyamateka n° 145, novembre 1944, p.4 ; Kinyamateka n° 147, janvier 1945, p. 3 ; Kinyamateka n° 150, avril 1945, p. 4 ; Kinyamateka n° 155, septembre 1945, p. 5.

12. Rushatsi, Jean-Bosco, Monographie historique de la mission de Rwaza (1903-1956), mémoire de licence en histoire, inédit, UNR, 1985, p. 200.

13. Ruzindana, Emmanuel, L’Évolution du commerce au Rwanda (du dernier quart du XIXe siècle à 1950), mémoire de licence en histoire, inédit, UCL, 1974, p. 180, p. 183.

14. Kagame, Alexis, Un abrégé… op.cit., pp. 206209.

15. Nkurikiyimfura, Jean-Népomucène, Le gros bétail et la société rwandaise. Evolution historique : des XIIe-XIVe siècles à 1958, Paris, L’Harmattan, 1994, p. 190.

BVNG

14 ABHC 13-4

16. Linden, Ian, Christianisme et pouvoirs au Rwanda (1900-1990), Paris, Karthala, 1999, p. 277.

17. Kagame, Alexis, Un abrégé… op.cit., pp. 206209.

18. Rushatsi, Jean-Bosco, Monographie historique de la mission de Rwaza…op.cit, 1985, pp. 201209 ; Muligande, Benjamin, Gahini : Une mission anglicane au Buganza. Rôle religieux, politique, économique et socio-culturel (1922-1980), mémoire de licence en histoire, inédit, UNR, 2000, pp. 102-104 ; Rusatira, Védaste, Le Buganza Sud et la mission catholique de Rwamagana (19191945), mémoire de licence en histoire, inédit, UNR, 1996, pp. 35-38 ; Musengayire, Viviane, Monographie historique de la mission catholique de Rulindo, 1909-1959, mémoire de licence en histoire, inédit, UNR, 2003, pp. 80-85.

19. Singiza, Dantès, La famine Ruzagayura (Rwanda, 1943-1944): causes, conséquences et réactions des autorités, mémoire de maîtrise en histoire, ULg, 2011. Ce mémoire a été publié en ligne par le Musée royal de l’Afrique centrale (Tervuren) : http:// www.africamuseum.be/museum/research/publications/rmca/online/famineruzagayura_singa.pdf 20. Mon projet de recherche doctorale est intitulé «Le tournant de la Deuxième Guerre mondiale au Rwanda (1939-1945) : impact du conflit sur la population rwandaise ». Il est dirigé par Catherine Lanneau et se réalise grâce à la bourse non-FRIA de l’Université de Liège.

21. Des Forges, Alison, Defeat is the only bad news: Rwanda under Musinga, 1896-1931, Madison, The University of Wisconsin Press, 2011, pp. 244-246.

22. Kagame, Alexis, Un abrégé… op.cit., pp. 196197.

Een studie van liberale bewegingen in het vroegnegentiende-eeuws België?

!

Wim Lemmens (VUB / Liberaal Archief)

In december 1857 kwamen grootstedelijke liberale dagbladen woorden tekort om hun euforische gevoelens mee te delen. De electorale overwinning van de liberale kiesverenigingen kwam er na maandenlang protest in de politieke arena. Misnoegen om de zo vermaledijde ‘Kloosterwet’ kleurde de voorpagina’s terwijl de politieke tegenstander in pamfletten en karikaturen werd belaagd. Toeschouwers op de parlementstribunes kregen een staaltje van politieke theatraliteit te zien. Pierre-Théodore Verhaegen, de liberale en maçonnieke voorman uit de hoofdstad, verwoordde het destijds voortreffelijk: ‘nous devons sincèrement remercier tous ceux de nos amis dont l’infatigable propagande a porté ainsi au dehors de la ville la lumière et la vérité’.(1) De politieke strijd bleef niet beperkt tot de nationale assemblee. In koffiehuizen, herbergen, leesgenootschappen en aan de huiselijke haard laaiden discussies op, terwijl straten van vele steden het toneel waren van protest en charivari’s. De burgers die aan deze debatten en conversaties deelnamen, waren niet noodzakelijk ook in het Paleis der Natie de parlementsleden gaan aanschouwen. Zij lazen de verslagen in dagbladen, hoorden opiniërende krantenartikels voorlezen, namen een van de talloze pamfletten en brochures ter hand, of konden een sardonische lach niet vermijden bij het zien van spotprenten.

Kortom, zij waren allen besmet met het politieke virus. De politieke bewustwording van burgers - zelfs wanneer ze verstoken bleven van electorale deelname - verliep niet zonder slag of stoot. Burgers leefden in een samenleving die gekenmerkt werd door de erfenis van en de herinnering aan de Franse Revolutie. De maatschappij bevatte de kiemen voor de belle époque met haar wijdverbreide culturele consumptie en karakteriserende massamedia. Hoezeer de vroege negentiende eeuw in de Belgische historiografie in een nog niet zo ver verleden stiefmoederlijk behandeld werd, de dix-neuvièmiste raakt het spoor bijster tussen de vele vanzelfsprekendheden en de uitentreuren herhaalde clichés. Diverse maatschappelijke ontwikkelingen blijven nog een mysterie. Ze zijn uitgegomd uit de geschiedenis, bedekt door de walm van de traditionele Belgicistische historiografie, of ondergesneeuwd door Grote Politieke Mannen. De negentiende eeuw - en de eerste helft in het bijzonder - raakt nauwelijks ontdaan van de nevelen der tijd. In die tijd, zonder massacommunicatie, doorgedreven literaire commercialisering en uitgebreid partijapparaat, waren de caféganger en de boer achter de ploeg donders goed op de hoogte van de gebeurtenissen in de politieke schouwburgen. Het is des te frappanter dat kennis over en studie naar politieke partijen en laatnegentiende-eeuwse media voorbijgaan aan de ontluikende fase binnen hun wordingsgeschiedenis.

Eenieder die zich wenst in te lezen in het negentiende-eeuwse liberalisme komt evenwel van een teleurstellende reis terug. Vooralsnog dient de geïnteresseerde zich te behelpen met het algemeen overzichtswerk van Hervé Hasquin en Adriaan Verhulst, Het liberalisme in België: tweehonderd jaar geschiedenis uit 1989. Na haast dertig jaar vormt dat

13-4

BVNG ABHC 15

lijvig document het voornaamste vertrekpunt. In tegenstelling tot andere politieke ideologieën, oogt het onderzoek naar het liberalisme maar mager. Antwerps historicus Rik Röttger merkt dan ook terecht op dat de geschiedschrijving van het (Belgisch) liberalisme en zijn partijorganen nog in de kinderschoenen staat.(2) Ons doel was dan ook de politisering binnen de vroegnegentiende-eeuwse samenleving en de opgang van het (Belgisch) liberalisme te bestuderen, waarbij nadruk werd gelegd op communicatie en interactie, of anders gesteld: liberale opinie- en gemeenschapsvorming.

eeuw goed om als openbaar platform te dienen.(6) Het heterogene publiek wordt door de woordvoerders van een welbepaalde maatschappelijke zaak gegalvaniseerd. Een waarachtige voorstelling, met allusies op emotie, moraal en verleden, draagt bij tot de bewustwording van het publiek en gedeelde denkbeelden. Dat publiek is geen kritiekloze, apathische en passieve massa, maar een geheel van burgers, actieve interpretatieve toeschouwers. Als de identificatie of vereenzelviging met zowel het verhaal als de actoren succesvol tot stand komt, ontstaat een verbondenheidsgevoel, een collectieve ‘identiteit’.

Deze identiteit kan ook gemeenschappelijke politieke actie faciliteren.(7)

Gemeenschapsvorming - en bij uitbreiding de constructie van een identiteit - is al lang het onderwerp van het academische debat. Een van de protagonisten van het constructivistische denken is Benedict Anderson. In diens Imagined communities wordt aan nieuwsbladen grote waarde toegekend voor de vorming van groepsgevoelens. De lezer van een krant werd continu geconfronteerd met het feit dat andere personen hetzelfde blad lazen, en dit eventueel ook nog op hetzelfde moment. Dat inzicht versterkt het beeld van die fictieve wereld en creëert verbondenheid.(3) De idee van gemeenschappelijkheid en verbondenheid vinden we terug in Jeffrey Alexanders conceptualisering van de solidariteitssfeer. De Amerikaanse socioloog is de mening toegedaan dat solidariteit, interactie en emotie fundamentele kenmerken zijn van de civil sphere. Hierbij alludeert Alexander op Jürgen Habermas’ publieke sfeer, een ruimte gescheiden van staat en familie en waar de rede alom zou overheersen. Alexander werpt hierbij de idee van social performances op, in navolging van Quentin Skinner die het belang van woorden als daden in een politieke, maatschappelijke en intellectuele context benadrukt. Volgens Alexander is een culturele performance ‘the social process by which actors, individually or in concert, display for others the meaning of their social situation’.

(4) Met andere woorden, het publiek wordt door toedoen van actoren (i.e. schrijvers en publicisten) bewustgemaakt van zijn politieke capaciteiten. Publicisten maken hierbij gebruik van een geheel aan ideeën of ideologieën die van het abstracte niveau in een tekstueel kader gegoten worden. Dat script, onder andere in de vorm van kranten, pamfletten of prenten, is waardegetrouw ten opzichte van de maatschappelijke achtergrond, in die mate dat lezers en toeschouwers zich kunnen inleven in de opgeworpen woorden en beelden. Tegelijkertijd laat de waarachtigheid van de berichtgeving een identificatie toe tussen het publiek en de schrijvers. Hoewel de lezer de publicist haast nooit in levenden lijve te zien krijgt, ontstaat een gevoel van intimiteit met de auteur.(5) Het incorporeren van het publiek stoelt niet op de aanname of het contact met abstracte idealen. Door vereenvoudigde kennisoverdracht en stereotypering enerzijds, en het hanteren van eenduidige conflictweergaven in binaire codes, wordt het abstracte niveau van politieke theorieën en de maatschappelijke realiteit inclusief gedeeld verleden en ervaringen, verbonden.

Dramatiseren, emotionaliseren en beïnvloeden: het zijn activiteiten die zoals opinievorming aan media toegeschreven worden. De krant als ‘un instrument de l’acculturation et de la création d’une mentalité collective’, leent zich in het begin van de negentiende

De opvoeringen die Alexander beschrijft, zijn allerminst neutraal.(8) Ideeënverspreiding en de overdracht van visies en opinies door politieke denkers, schrijvers en andere publicisten, volstaan niet om de politieke arena te betreden. Er is dus meer nodig om de daad bij het woord te voegen dan een groepsgevoel op te wekken. Hoe worden de grieven, wensen, eisen en maatschappijvisies overgemaakt aan actoren die zich buiten de grenzen van de groepsidentiteit bevinden? Kortom, hoe gaat de (deel)gemeenschap over tot collectieve actie?

Collectieve acties zijn handelingen die door sociale bewegingen worden uitgevoerd.

Het is een krachtenbundeling van diverse actoren die de confrontatie aangaat met het gezag, elite of tegenstanders. Charles Tilly, de vader van de sociale bewegingen, is van mening dat een gemeenschap de rechtzetting van ervaren anomalieën eist.(9) Benadeeld door antagonisten of de overheid, draagt een groep haar solidariteit uit en daagt ze de leiders uit om erkenning te krijgen voor de eisen of verlangens.

Een sociale beweging heeft nood aan een publiek. Dat publiek moet worden aangesproken en zelf in beweging worden gezet. Het moet dus gemobiliseerd worden ten behoeve van het doel van de maatschappelijke beweging. Het opwekken van verbondenheid en het aantrekken van publiek vinden plaats via (symbolische) interacties. Verwachtingen worden gecreëerd, misnoegdheid wordt geuit, ontevredenheid wordt gecommuniceerd.

De politisering van die solidariteit is geen geautomatiseerd proces, ‘elle doit être rapportée au travail politique de mobilisation des réseaux de sociabilité, au travail de conversion des solidarités locales et sociales en ressources politiques’.(10) Of, om het in Bourdieutermen te stellen, het politiek kapitaal moet worden omgezet in symbolisch kapitaal.

BVNG

16 ABHC 13-4

Netwerken, communicatie en sociabiliteit zijn de fundamenten van zulke politieke bewegingen.(11) Die bewegingen ‘bewegen’ via de instelling en transformatie van identiteit en symbolen. De politieke identiteit is, zoals we eerder stelden, fluïde: ze ontstaat als complex samenspel van relaties tussen burgers, tussen binnen- en buitenstaanders.

De collectieve actie van maatschappelijke bewegingen heeft daardoor nood aan een gedegen coördinatie en een gamma van organisatorische middelen. De rol van coördinatoren binnen de beweging is van groot belang. Deze politieke entrepreneurs dragen bij tot de instelling van politieke identiteit, de polarisering van het maatschappelijk bestel en maken een geografische schaalverschuiving mogelijk.(12) Zij stellen geloofwaardige verhalen op, creëren grenzen en zoeken steun om tegenstand te bestrijden en hindernissen te

13-4

BVNG ABHC 17

omzeilen. Dergelijke missionarissen waren literatoren, publicisten, journalisten en pamflettisten en de vergeten figuren van de uitgever, drukker en boekhandelaar. Ze waren sleutelfiguren in het politiseringsproces van de vroege negentiende eeuw. Dat is zeker het geval in een periode waarin de constitutie van een welomlijnd partijpolitiek kader nog in de kinderschoenen stond. Door hun onmiskenbare rol als verspreiders van ideeën konden zij zich opwerpen als verdedigers van een maatschappelijke zaak, hun opinie articuleren en dat laten doorgaan voor een gemeenschappelijke visie. Een politieke opinie die het louter institutionele kader van sociabiliteit oversteeg en de beweging kracht bijzette. Deze actoren waren verantwoordelijk voor de creatie van politieke profeten, de vorming van een politiek samenhorigheidsgevoel, maatschappelijke polarisatie en de verruiming van de sociale beweging(en). Zij brachten de burgers in vervoering in een politiek-culturele strijd over waarden, idealen en praktijken.

Meer dan een louter onderzoek naar electorale processen of ideeënreceptie, achten we de studie van maatschappelijke bewegingen relevant om de complexiteit van de politisering en de liberale opinievorming gedegen in kaart te brengen.

1. L’Observateur Belge, 11-12-1857, #345, p. 2.

2. Röttger, Rik, Tussen forum en markt. De ‘geschiedenis van partijen’ in het België van de negentiende eeuw, in: Vanthemsche, Guy, et al. (eds.), De tuin van heden. Dertig jaar wetenschappelijk onderzoek over de hedendaagse samenleving, Brussel, VUBPress, 2007, p. 108.

3. Anderson, Benedict, Imagined communities, Londen/ New York, Verso, 2006 en Brubaker, Rogers en Cooper, Frederick, Beyond identity, in: Theory and Society, vol. 29, nr. 1, 2000, pp. 1-19.

4. Alexander, Jeffrey C., Cultural pragmatics: social performances between ritual and strategy, in: Sociological Theory, vol. 22, nr. 4, 2004, p. 32.

5. Calhoun, Craig, Community without propinquity revisited: Communications technology and the transformation of the urban public sphere, in: Sociological Inquiry, vol. 68, nr. 3, 1998, p. 386.

6. Palmer, Michael B., Des petits journaux aux grandes agences: naissance du journalisme moderne, 1863-1914, Parijs, Aubier, 1983, p. 11. Zie ook: Faulstich, Werner, Die bürgerliche Mediengesellschaft (17001830), Göttingen, Vandenhoeck & Ruprecht, 2002.

BVNG

18 ABHC 13-4

7. Tilly, Charles, Political identities in changing polities, in: Social Research, vol. 70, nr. 2, 2003, p. 608.

8. Apter, David E., Politics as theatre: an alternative view of the rationalities of power, in: Alexander, Jeffrey C., et al. (eds.), Social performance. Symbolic action, cultural pragmatics, and ritual, Cambridge, Cambridge University Press, 2006, p. 221.

9. Tilly, Charles, Social movements and (all sorts of) other political interactions – local, national, and international – including identities, in: Theory and Society, vol. 27, nr. 4, 1998, p. 467.

10. Mischi, Julian, Introduction. Observer la politisation des ruraux sous l’angle des sociabilités: enjeux et perspectives, in: Antoine, Annie en Mischi, Julian (eds.), Sociabilité et politique en milieu rural, Rennes, Presses Universitaires de Rennes, 2008, p. 13.

11. Tarrow, Sidney, Power in movement. Social movements, collective and politics, Cambridge, Cambridge University Press, 1994, p. 21.

12. McAdam, Doug, et al. (eds.), Dynamics of contention, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, p. 314.

recensies

comptes rendus

Oproep recensenten

Het Mededelingenblad wil de vinger aan de pols houden van wat er gepubliceerd wordt over de Belgische nieuwste geschiedenis of over nieuwste geschiedenis door Belgische onderzoekers. Daarom zijn we steeds op zoek naar historici-recensenten. Ben je historicus, volg je graag het actuele onderzoek op en heb je zin om mee met ons deze rubriek te verzorgen?

Stuur dan je naam, adres en je (thematische) specialisaties door naar bvng@ugent.be.

Als er een boek binnenkomt dat aan jouw specialisaties voldoet, sturen we het je toe ter recensie.

Appel aux auteurs de comptes-rendus

Le Bulletin d’information tient à nous tenir au courant des publications au sujet de l’histoire contemporaine belge ainsi que des publications des historiens belges. Pour cette raison, nous sommes à la recherche d’historiens pour des comptes-rendus. Êtesvous historien(ne), intéressé(e) par les recherches actuelles et disposé(e) à vous consacrer à cette rubrique?

Dans ce cas, n’hésitez pas à envoyer votre nom, adresse en vos thèmes de recherche à bvng@ugent.be. Dès que nous recevons un livre correspondant à vos spécialités, nous vous l’enverrons pour un compte-rendu.

13-4

BVNG ABHC 19

RASKIN, B. De taalgrens: of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012.

Historienne, hier enseignante et désormais romancière, Brigitte Raskin fut l’élève de Lode Wils à la KUL, rédigeant d’ailleurs un mémoire de licence sur le Davidsfonds. Le moins que l’on puisse dire à la lecture de son dernier ouvrage, consacré à la frontière linguistique, c’est qu’il est profondément marqué par cet héritage et par le parcours de vie l’auteur qui, sur son site internet, insiste à la fois sur sa ‘christelijke, burgerlijke en studieuze opvoeding’ et sur sa qualité de ‘frontalière’ puisqu’elle est installée à Overijse depuis près de quarante ans (1).

De taalgrens a bénéficié d’une bonne couverture médiatique, du côté francophone mais surtout néerlandophone, et d’une présentation au Palais de la Nation. L’accent politique donné à l’introduction et aux conclusions, habilement fournies dans le dossier de presse, n’y est sans doute pas étranger. Renvoyant dos à dos N-VA et FDF, Brigitte Raskin souligne – avec raison – que tous les électeurs de Bart De Wever, ne sont pas séparatistes et que cette frontière linguistique, qui ‘de Belgen zowel verbindt als verdeelt’ comme le dit le sous-titre du livre, n’empêche nullement d’être d’excellents voisins et compatriotes bilingues ou plurilingues (p.327). L’ouvrage se conclut aussi sur une sentence que ne renierait pas l’historiographie la plus belgiciste du XIXe siècle : ‘Dat er toch belgitude bestaat, een eigenheid die de Belgen bindt en van anderen onderscheidt, blijkt hoe dan ook niet in het wettelijk en wel in het werkelijk land, omdat die eigenheid niet zit ingebakken in België maar in zijn bewoners, misschien al van toen zij nog Belgae waren, of Franken of Gallo-Romeinen of particularisten’ (p.327). Au-delà de l’inquiétude diffuse que procure toujours l’opposition brandie entre ‘pays légal’ et ‘pays réel’, on voit ici ressurgir ce qu’il faut bien appeler un cliché ou un stéréotype, quelque peu lénifiant et subtilement invoqué au terme d’un ouvrage qui, en réalité, défend une thèse beaucoup moins consensuelle…

De taalgrens est un travail globalement sérieux, solide, bien adapté à son objectif : faire comprendre au plus grand nombre l’origine et les avatars de la frontière linguistique en Belgique, parcourir en 300 pages de vulgarisation plus de 2500 ans d’histoire. Le livre hésite toutefois en permanence entre l’essai et le manuel scolaire de facture classique car c’est bien toute l’histoire de l’espace belge qui est retracée, de l’Antiquité à nos jours.

En 1996 déjà, le Davidsfonds avait publié un ouvrage sur la frontière linguistique (2) mais celui-ci, œuvre d’historiens, d’archéologues et de linguistes, s’attardait surtout sur l’époque antique avant de consacrer une cinquantaine de pages aux implications sociales et politiques de la ‘taalgrens’. Il fournissait en outre une abondante bibliographie, permettant à B. Raskin de limiter la sienne à quelques références incontournables ou plus récentes.

BVNG

20 ABHC 13-4

Avant tout didactique, le livre de cette dernière ne présente aucun apparat critique et, ce qui est plus gênant, aucun index. Pas question non plus de revenir sur les controverses historiographiques nombreuses autour de la notion de frontière linguistique. En revanche, l’ouvrage est richement illustré de cartes, très claires et précieuses. Il offre aussi une série d’encarts qui permettent des respirations dans un texte avare en souschapitres et en sous-titres. Ces encarts, qui ouvrent souvent des portes vers l’actualité, ne sont dénués ni d’humour, ni d’anecdotes et mêlent volontairement la grande et la petite histoire. De Rubens à Sandra Kim, de la Lotharingie à ‘Bienvenue chez les Ch’tis’, on pourrait aisément rééditer De taalgrens sous la forme d’une Frontière linguistique pour les Nuls, sans qu’il faille y voir la moindre condescendance pour une collection plus intéressante et plus riche qu’il n’y paraît.

Le plan de l’ouvrage est logiquement et strictement chronologique, avec des chapitres qui deviennent de plus en plus détaillés au fur et à mesure que l’on avance dans le temps. On est ainsi propulsé, en 100 pages, de 500 ACN à 1815 avant d’approfondir les deux siècles suivants en 225 pages, dont la moitié pour l’après 1945. La thématique linguistique est évidemment au cœur des développements – parfois très longs lorsqu’il s’agit de détailler la législation – mais elle est toujours insérée dans un contexte politique et sociétal plus large, offrant au final un vaste panorama historique. Le fil rouge annoncé et assumé est de présenter, non sans raison d’ailleurs, la question linguistique belge comme celle d’une frontière sociale anti-démocratique qui vient perturber une réalité ancestrale, héritée de la double ligne de défense romaine délimitant l’aire germanique et l’aire romane. Cette frontière sociale existe depuis l’époque médiévale et va se renforcer, au Nord, par les choix et les stratégies des classes supérieures qui vont se franciser par intérêt et par souci d’ascension sociale. Elle va au contraire s’effacer au Sud, écrit Raskin, par la conversion des Wallons au français, même si ce phénomène de disparition du wallon ne sera que très peu évoqué dans l’ouvrage, sauf pour dire que, grandi à l’ombre du français, il n’est jamais devenu, à l’inverse du thiois, une langue de culture (p.38). C’est un peu court…

On sent Raskin très nostalgique du Grand Privilège imposé à Marie de Bourgogne en 1477 : tout fonctionnaire doit connaître le thiois et le wallon, même si la langue de la Cour est le français. On la sent très fière aussi du passé flamand (au sens historique du terme) et de cette opposition à la France, en 1302 comme du temps de Louis XIV, empêchant que la frontière de celle-ci ne s’établisse aujourd’hui sur l’Escaut. On notera au passage le grand optimisme de l’auteur dans l’appréciation du particularisme actuel de la Flandre française (p.93-94). Au-delà d’un certain folklore et d’un argument touristique, les locuteurs flamands sont estimés au mieux à 60.000 par le très militant Comité flamand de France (3), parmi lesquels beaucoup de locuteurs occasionnels. L’école de la République a réussi son œuvre uniformisatrice et le récent ‘revival’ des langues régionales ne semble guère être passé par le Nord…

13-4

BVNG ABHC 21

De la période française, forcément sombre, Raskin retient néanmoins les grandes réformes impériales et y trouve aussi l’origine lointaine du problème bruxellois avec un département de la Dyle franchissant la frontière linguistique, au contraire des huit autres futures provinces qui ne souffriront que quelques légers empiètements. La francisation officielle et imposée fournit l’occasion d’une comparaison à l’avantage de Guillaume Ier et d’une politique linguistique sous l’Amalgame présentée comme modérée et progressive. Raskin insiste alors sur le poids bien plus important du facteur religieux dans la Révolution belge de 1830. Sans lui donner tort, on soulignera néanmoins qu’aurait pu être évoquée la réticence très nette du bas-clergé flamand à la néerlandisation comme arme du protestantisme : ici, questions linguistique et religieuse se rejoignent.

Arrivé à ce point du livre (p.115), le lecteur comprend déjà clairement ce qui va en constituer un autre fil rouge : un hommage vibrant rendu au mouvement flamand, à ses conquêtes, à ses héros / hérauts, depuis Jan Baptist Verlooy et son Verhandeling op d’onacht der moederlyke tael de 1788 jusqu’à Leo Peeters et sa circulaire homonyme réglant l’application des facilités en périphérie bruxelloise. Le mouvement flamand honoré par Raskin, disciple de Lode Wils, est forcément émancipateur, forcément (démocrate)chrétien, avec une tendance très nette à minimiser le rôle des libéraux. Son histoire est racontée comme une épopée, une sorte de marche fatale imposée par la peur de la francisation et la volonté, présentée comme légitime, de faire respecter la frontière linguistique antique. Comme l’auteur le dira à La Libre Belgique, ‘Je n’en suis pas proche mais je comprends que certains soient devenus nationalistes en Flandre’ (4). Dès lors, tout devient logique, inévitable : le frontisme de guerre et la poussée nationaliste d’après-guerre, les lois d’unilinguisme, la néerlandisation de l’université de Gand et, plus tard, le ‘Walen Buiten’, la suppression des recensements linguistiques, le clichage de 1962-1963 et même l’échec des accords d’Egmont-Stuyvenbergh, même si, sur ce dernier point, l’auteur est moins prolixe, surtout sur les divisions internes au CVP. Consciemment ou non, aucun cliché et aucun mythe ne manquent à l’appel, des pauvres Coucke et Goethals, condamnés à mort en français alors qu’ils ne le comprenaient pas, jusqu’au choix wallon de l’unilinguisme régional alors qu’un bilinguisme généralisé aurait été possible. Dans les deux cas, la réalité est bien sûr, beaucoup plus nuancée mais qu’importe (5)…

Un certain manichéisme se lit aussi à travers le récit des deux guerres mondiales dans leurs implications communautaires, avec l’inévitable question de l’épuration civique.

Raskin démontre, ici comme ailleurs, un art consommé du tableau impressionniste et du discours à sens unique. Concernant la question royale, elle glisse très rapidement sur l’identité des libéraux léopoldistes et sur les arguments des opposants au Roi, ramenés pour l’essentiel à son mariage avec Lilian Baels. Que Léopold III ait été perçu – non sans exagération d’ailleurs – comme pro-flamand, pro-amnistie, autoritaire et conservateur, aussi bien par la majorité des Flamands que par la gauche wallonne, explique son succès auprès des uns et son échec chez les autres… Il aurait fallu le dire. De même, il est aisé d’évoquer la francisation des Fourons après 1945 comme un phénomène artificiel et

BVNG

22 ABHC 13-4

douteux, dû essentiellement à la pression de ‘Luikse linkse patriotten’ (p.242) mais cela n’explique en rien l’importance des votes ‘Retour à Liège’ jusqu’à la fin des années 1990.

Et curieusement, le renversement d’après 2000 ne donne lieu à aucun commentaire sur la nouvelle frontière linguistique et sociale : un quart des habitants sont désormais des Néerlandais fortunés fuyant, pour beaucoup, la fiscalité de leur pays et dont plus de 85% votent aux élections communales (6) dans le sens que l’on sait…

Sur Bruxelles et la périphérie, que l’auteur connaît bien, les allusions se font parfois plus subtiles mais n’en répondent pas moins à la même logique. Les facilités sont présentées comme créatrices de radicalité politique côté flamand mais aucune mention n’est faite des rappels à l’ordre européens (convention-cadre du Conseil de l’Europe sur les minorités nationales, rapport Nabholz-Haidegger) mettant la Flandre sur la sellette. Souligner le plurilinguisme réel de Bruxelles sous les Habsbourg d’Espagne en disant qu’il a fait de ses habitants des gens qui ‘van alle markten thuis waren’ (p.88) renvoie évidemment aux discours actuels sur le multilinguisme de la capitale de l’Europe, censés battre en brèche l’idée d’une ville francophone parce que francisée. De la même manière, on peut certes comptabiliser aujourd’hui 65% de francophones pour 10 à 15% de néerlandophones à Bruxelles (p.311), en s’appuyant sur la langue prioritairement parlée au domicile, il n’en demeure pas moins vrai, et cela aurait dû être mentionné, que Brussels Studies, la revue scientifique de référence, évalue bien entre 90 et 95% le nombre de Bruxellois qui choisissent le français comme langue de socialisation (7). Enfin, la critique, dure mais partiellement justifiée, de la gestion des communes bruxelloises, ‘die allemaal baronieën zijn’, chacune dirigée par un ‘plaatselijke potentaat’ (p.297) doit être lue presque ouvertement comme un appel à la fusion, dont les Flamands de Bruxelles espèrent – à tort d’après les dernières analyses (8) – un renforcement de leur influence.

Ce qui gêne enfin dans cette lecture exclusivement démocrate-chrétienne et flamande du passé, c’est l’apparente indifférence ou méconnaissance pour les réalités wallonnes, mais peut-être – puisque chacun est le fruit de son histoire – est-ce le ressenti d’une trentenaire liégeoise, wallonne donc, plutôt ancrée dans le courant laïque. Très diserte sur les réactions flamandes aux lois linguistiques, Raskin ne l’est guère, par exemple, sur les lignes de partage wallonnes face à la loi de 1898, ni sur le positionnement particulier des fédérations boraine et, dans une moindre mesure, liégeoise du POB en 1912 (9). Quand est évoqué le Congrès national wallon de 1945 – dont la représentativité peut, effectivement, être interrogée –, c’est avec l’ironie piquante du jeu de mots visant à minimiser et à décrédibiliser (10). Plus embarrassantes sont les erreurs de perspective ou les omissions : le mot Wallonie se répand largement plus tard qu’en 1844 (p.129), qualifier abruptement Edmond Picard de Wallon l’aurait sans doute perturbé (p.139) et, si le ‘Gouvernement wallon de 1950’ avait vu le jour, il n’aurait jamais été un cabinet socialo-communiste (p.219). Une série de détails certes, mais dont l’accumulation finit par peser…

13-4

BVNG ABHC 23

Brigitte Raskin (p.236) tout comme Karl Van Broeck, recensant son ouvrage pour De Morgen (11), en arrivent à la conclusion d’un dépassement de la frontière linguistique. Ils soulignent qu’une lecture économique et sociétale des divergences Nord-Sud est désormais plus opérante. Certes, mais si la langue n’est pas ‘gans het volk’, elle n’en demeure pas moins un puissant instrument d’appréhension du monde et de construction d’une mentalité spécifique, ce qui explique au moins partiellement l’existence en Belgique de deux opinions publiques. On pourra donc trouver paradoxal que les résistances au rouleau compresseur de l’anglicisation, cette nouvelle arme d’acculturation subie et, in fine, de ségrégation sociale, semblent plus vives aujourd’hui dans le monde francophone que dans la Flandre de Verlooy et de Brigitte Raskin…

(1) http://www.brigitteraskin.be/life.php.

(2) Lamarcq, Danny et Rogge, Marc (eds), De taalgrens : van de oude tot de nieuwe Belgen, Leuven, Davidsfonds, 1996.

(3) http://www.comiteflamanddefrance.fr/index. php?option=com_content&view=article&id=41 &Itemid=18.

(4) La Libre Belgique, 7/9/2012 (http://www.lalibre. be/actu/belgique/la-longue-histoire-de-la-frontiere-linguistique-51b8f0d8e4b0de6db9c7e14a).

(5) Sur Coucke et Goethals : http://archives.lesoir. be/saga-belgica-4-30--coucke-et-goethalscondamnes_t-20080528-00G876.html (page consultée le 28 juillet 2013) ; sur le bilinguisme : Rillaerts, Stéphane, ‘La frontière linguistique, 1878-1963’, in Courrier hebdomadaire du CRISP, 2069-2070, Bruxelles, 2010.

(6) ‘Fourons : le parti de Huub Broers creuse l’écart’, in L’Avenir.net, 14/10/2012 (http:// www.lavenir.net/article/detail.aspx?articleid=D MF20121014_00218181)

Catherine Lanneau, Université de Liège

BVNG

24 ABHC 13-4

(7) Janssens, Rudi, ‘L’usage des langues à Bruxelles et la place du néerlandais. Quelques constatations récentes’, in Brussels Studies, 13, janvier 2008.

(8) Lire notamment le politologue de l’ULB Pascal Delwit dans La Libre Belgique du 23/1/2013 http://www.lalibre.be/actu/belgique/la-fusiondes-communes-bruxelloises-n-est-plus-un-tabou51b8f7b7e4b0de6db9c954df.

(9) La lecture de Vanginderachter, Maarten, Het rode vaderland: de vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen in het Belgische socialisme vóór WO I, Tielt, Lannoo, 2005 reste conseillée.

(10) p.219: ‘De Waalse Beweging, altijd haantje-devoorste als het erom ging straffe standpunten in te nemen, liet op een Waals Nationaal Congres eind 1945 de 1048 aanwezigen stemmen over de toekomst van België’.

(11) De Morgen, 10/9/2012 (http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/ article/detail/1498409/2012/09/10/Schaf-detaalgrens-af---De-nieuwe-taalstrijd-gaat-tussenAlgemeen-Nederlands-en-tussentaal.dhtml).

DEBAENST, B. Een proces van bloed, zweet en tranen! Juridisering van arbeidsongevallen in de negentiende eeuw in België Iuris Scripta Historica, 25; Brussel: Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, 2011.

Anno 2013. In de strijd tegen arbeidsongevallen onderneemt de overheidsdienst ‘Toezicht op het Welzijn op het werk’ bliksemacties. Bouwwerven, dokken, havens, fabrieken of andere – al dan niet – gevaarlijke werkplaatsen worden regelmatig én zonder aankondiging bezocht door overheidsinspecteurs die de veiligheid op de werkvloer strikt controleren. Wanneer het onvermijdelijke zich toch voordoet, kunnen de slachtoffers van arbeidsongevallen of hun nabestaanden een beroep doen op een ‘Fonds voor Arbeidsongevallen’. In de 21e eeuw wordt het concept arbeidsongevallen ruim ingekleurd, een werknemer kan rekenen op voldoende bescherming wanneer hij tijdens de arbeid gewond raakt.

Anno 1867. “Hij is dood gelapt”. Door een ontploffing van een oude, opgekalefaterde stoomketel in Blankenberge raken twee arbeiders zwaar gewond. Na enkele weken sterft één van beide aan zijn verwondingen. Een uitkering voor het slachtoffer of voor zijn nabestaanden is geen vanzelfsprekendheid. Arbeidsongevallen in de negentiende eeuw kregen over het algemeen geen enkele juridische kwalificatie. Toch krijgt bovengenoemde voorval een juridisch staartje. Omdat de ontploffing veroorzaakt werd door een oude, lekkende – en dus levensgevaarlijke – ketel, werd de fabriekseigenaar strafrechtelijk vervolgd op basis van de artikelen 418 tot 420 van het Strafwetboek (m.n. onvrijwillige slagen en verwondingen en onvrijwillige doodslag).

Anno 1870. Met een verschrikkelijke knal ontploft een stoomketel van de Société linière te Brussel. In een fractie van een seconde wordt een enorme ravage aangericht, vlijmscherpe stukken gloeiend ijzer vliegen in het rond. De trieste balans: 5 doden en 17 gewonden, waarvan er 7 achteraf zullen bezwijken aan brandwonden veroorzaakt door de hete stoom. Nabestaanden van de slachtoffers vinden – mét succes – de weg naar de burgerlijke rechtbank om er op basis van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht een schadevergoeding te eisen voor het verlies van hun naasten.

De twee geciteerde rechtszaken behoren tot de eerste baanbrekende ‘arbeidsongevallenprocedures’. Ze worden uitgebreid beschreven in de doctoraatsstudie van Bruno Debaenst. Ze waren echter eerder uitzondering dan regel in de negentiende eeuw. Arbeiders bij ‘den ijzeren weg’, in de mijnen, in de bouw, in de voedselnijverheid, in cokesoven of in groeven waren lange tijd niet beschermd tegen ongevallen. Pas op 24 december 1903 werd door koning Leopold II een wet ondertekend die voorzag in een automatische vergoeding voor elke arbeider die het slachtoffer werd van een arbeidsongeval of voor zijn nabestaanden. Hoe onbeschermd de arbeider werkte in de periode voor 1903 en

13-4

BVNG ABHC 25

welk wetgevend proces aan deze wet vooraf ging, vormt de kern van het doctoraatsonderzoek van Bruno Debaenst. Hoewel de jurist zijn titel behaalde aan de Gentse faculteit rechtsgeleerdheid, is hij de door de publicatie van zijn proefschrift in één klap ook een beloftevol historicus geworden. Dat blijkt tevens uit de bijlagen die getuigen van intensief en kritisch archiefonderzoek in eigentijdse periodieken en publicaties, in rechtbankarchieven en archieven van de Werkrechtersraad. Debaenst schetst een boeiend rechtshistorisch verhaal en gaat zelfs een stapje verder, zijn ‘Proces van bloed, zweet en tranen’ is een zuivere sociale geschiedenis over de arbeidersomstandigheden van de 19e-eeuwse werkman in verschillende sectoren. Het is het resultaat van een interessante benadering die afwijkt van het traditioneel rechtshistorisch onderzoek, een geslaagde combinatie van twee disciplines – sociale geschiedenis en geschiedenis van sociaal recht – door de auteur ‘sociale rechtsgeschiedenis’ genoemd. Debaenst beschrijft de ‘droge’ rechtszaken als waren het spannende detectiveverhalen. De vele casussen – die tot in de details en plastisch worden geformuleerd – laten de lezer toe zich in te leven in de arbeidsomstandigheden van bijvoorbeeld een 19e-eeuwse mijnwerker die in een donkere, diepe schacht moest ploeteren en hierbij ten val kwam. Debaenst ontwikkelt daarenboven een typologie van arbeidsongevallen. Hij analyseert mijnrampen, explosies en verstikkingen, en beschrijft hoe arbeiders verpletterd raakten door grote stenen, hoe ze werden omvergereden door treinwagons, door machinerie werden gegrepen of vermorzeld geraakten tussen cilinders. Sommige passages van het boek lezen als een echt horrorverhaal, waarbij de ironie van de auteur – voor wie daar van houdt – het geheel extra kruidt. Debaenst besluit dat de ene werkvloer de andere niet was, en dat contextuele sociale rechtsgeschiedenis geen redundantie is. De rechtszaken die Debaenst selecteert zijn zorgvuldig gekozen omdat ze vaak de katalysator werden van een bepaalde wetgeving of aanleiding gaven tot een verfijning van een bestaande wet. Zodoende schetst Debaenst de juridisering van arbeidsongevallen aan de hand van veelzeggende, betekenisvolle casestudies.

Debaenst levert vanuit het perspectief van juridisering een nieuwe en interessante bijdrage aan de studies rond arbeidsongevallen in België. Hij staart zich echter niet blind op nationale grenzen, maar zoekt ook naar invloeden van buitenaf en bespreekt de rol van internationale bijeenkomsten en relaties. Arbeidsongevallen waren en zijn tenslotte een universeel fenomeen. Debaenst gaat ook na hoe een vooruitstrevende theorie van een bevoorrechte getuige ook in andere landen het debat over arbeidsongevallen vorm gaf.

In 1884 pende de Belgische advocaat Charles-Xavier Sainctelette een moderne arbeidsovereenkomst neer die in eigen land niet meteen aanvaard werd, maar wel zijn neerslag vond in de rechtspraak en ook internationaal bekendheid verwierf. Debaenst slaagt er uitstekend in om een genuanceerd beeld te geven van de arbeidsomstandigheden in de 19e eeuw, maar ook om op een chronologische wijze de totstandkoming van de wetgeving over arbeidsongevallen minutieus neer te schrijven. Hij analyseert wetsontwerpen, gaat dieper in om de rol van de Commission du Travail en bespreekt de geboorte van de arbeidsinspectie in België in 1894. In de laatste hoofdstukken zoomt Debaenst in op het verhaal van de arbeider die door de strafrechtelijke en burgerlijke mangel heen moet.

BVNG

26 ABHC 13-4

Het verhaal van de werkvloer tot het justitiepaleis. Er hoeven niet veel woorden aan vuil gemaakt worden: voor wie van geschiedenis houdt of wie de arbeidsomstandigheden in de 19e eeuw beter wil begrijpen, is dit boek een echte aanrader. Wie enigszins afgeschrikt zou zijn door het juridisch perspectief mag het van mij aannemen: met wellicht veel eigen bloed, zweet en tranen heeft Debaenst’ een boek afgeleverd dat zeer aangenaam leest, sterk gedocumenteerd is en een relevante bijdrage levert in de sociale rechtsgeschiedenis.

Carmen Van Praet, UGent

GYSEL, A., SCHOTTE, B. en VANDEWALLE, C. Trein van de hoop. Een verzetsdaad van het volk Leuven, Davidsfonds, 2012.

Op de nacht van 3 op 4 september 1944, enkele dagen voor de bevrijding, saboteerde het Geheim Leger van Zarren de spoorlijn 73 voorbij Diksmuide. Ze dynamiteerden het spoorwegbrugje over de Zarrenbeek. Daardoor stond er een trein met 286 gevangenen, voornamelijk Joodse dwangarbeiders uit Frankrijk, België, Rusland en Oost-Europa, geblokkeerd in het station van Diksmuide. Ze waren op weg naar het concentratiekamp van Neuengamme en kwamen uit verschillende werkkampen, van het Britse eiland Alderney, Dannes-Camiers (Boulogne), Watten en Saint-Omer. Ze hadden daar in erg slechte omstandigheden aan de Atlantikwall gewerkt.

Een aantal Diksmuidenaars, in de eerste plaats de leden van het Rode Kruis, kreeg de Duitse bewakers zover dat ze de gevangenen water en voedsel mochten brengen. Ze wilden de Duitsers ook doen afzien van hun plan de dwangarbeiders te voet naar Brugge te doen stappen. De trieste colonne vertrok toch, maar de gevangenen vluchtten de open deuren van de buurtbewoners binnen. Uiteindelijk gaven de bewakers het op. De gevangenen vonden de komende maanden een onderkomen bij de lokale bevolking.

André Gysel en Brecht Schotte schreven samen met stadsarchivaris Chris Vandewalle een rijk geïllustreerd boek over de gebeurtenissen van september 1944. Centraal in het boek staan meer dan 50 interviews met ooggetuigen. Die interviews werden gefilmd en zijn integraal bewaard op het stadsarchief en kunnen daar ook door andere onderzoekers geraadpleegd worden. Jammer genoeg voerden de auteurs heel weinig selectie door op de grote hoeveelheid materiaal die ze verzamelden. Omdat ze ‘de feiten’ voor zich willen laten spreken, worden grote stukken interview integraal aan de lezer gepresenteerd. In de hoofdstukken over het verzet en de gebeurtenissen van september 1944 stoort dat niet zo. De vele getuigen vertellen over dezelfde cruciale gebeurtenissen vanuit hun eigen standpunt. In de rest van het boek werkt deze manier van presentatie van het materiaal echter minder.

13-4

BVNG ABHC 27

Het verhaal van de Duitse inval en het leven onder de bezetting wordt gebracht in hoofdstukken waarin de geïnterviewde Diksmuidenaars in alfabetische volgorde aan het woord komen. De gekende thema’s (vluchten, bombardementen, inkwartiering, de voedselbevoorrading, verplichte tewerkstelling en onderduiken) komen daarin aan bod.

De sprekers herhalen vaak dezelfde informatie en de teksten missen elke thematisering en duiding. Dit is erg jammer daar sommige interviews opmerkelijke anekdotes bevatten, ook voor de lezer die niet enkel in het lokale verhaal geïnteresseerd is, die nu wat verloren gaan. Niet enkel de interviews, maar ook de archiefbronnen worden te uitgebreid geciteerd. Het boek heeft daardoor soms meer weg van een bronnenverzameling dan van een historische studie.

Voor de lezer die niet bekend is met de algemene achtergrond van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de Jodenvervolging en het verzet, wordt degelijk en beknopt de nodige context meegegeven. Het verhaal over de kampen en gruweldaden op de Britse Kanaaleilanden, waar de Duitsers dwangarbeiders graaf- en bouwwerken lieten uitvoeren voor de Atlantikwall, is bijvoorbeeld weinig gekend. Ook hier wordt echter veel informatie herhaald. Meerdere getuigen van de mishandelingen komen aan het woord, met weinig synthese van wat deze vertellen.

Het boek geeft uitgebreide biografische informatie over iedereen die bij het verzet en het Rode Kruis in de regio betrokken was. Misschien boeiend voor mensen uit de streek zelf, die de namen van de betrokkenen herkennen en soms snakken naar meer kennis over de verhalen die in de familie de ronde doen. Maar iets wat de meeste andere lezers wellicht gaan overslaan. Qua identificatie van de gevangenen gaat het boek daarentegen niet verder dan het reproduceren van de namenlijst die het Rode Kruis in september 1944 opstelde. Wat er na de oorlog met deze mensen gebeurde, wordt nauwelijks onderzocht. Uit de getuigenissen blijkt dat meerdere bevrijdde gevangenen nog jaren contact hielden met de families die hen opnamen en de auteurs besteden ruim aandacht aan de naoorlogse herdenkingsplechtigheden. Er is echter weinig geweten over wat er met de niet-West-Europese gevangenen gebeurde en dit wordt door de auteurs niet in vraag gesteld.

Wie de inleiding van het boek leest, vreest een hagiografisch werk. Onterecht. De aandacht van de auteurs voor het ‘kleine verzet’ is in de hedendaagse historiografie niet nieuw meer, maar blijft verfrissend en relevant. De auteurs zijn in die context – wellicht terecht, zoveel Joden werden er in België niet gered - trots op de Diksmuidenaren.

Tegelijkertijd presenteren ze de oorlog, de Duitsers en het verzet met de nodige nuancering. Zo krijgen de Duitsers een menselijk gezicht en worden de misstanden van de straatrepressie niet onder tafel geveegd. Wie zoekt naar context of analyse blijft echter op zijn honger zitten.

Hannelore Vandebroek, Geheugen Collectief

BVNG

28 ABHC 13-4

Foto’s

Photos

La collection iconographique des Archives de la Ville de Bruxelles, une collection bien vivante

!

Thérèse Symons et Bérengère Piret

Les Archives de la Ville de Bruxelles disposent d’une collection iconographique d’une grande valeur patrimoniale et d’un intérêt tant historique que graphique. Elle est également remarquable par le nombre de documents qu’elle renferme (près de 20.000).

Cette collection a pour dénominateur commun Bruxelles. Elle illustre, pour une large part, le paysage urbain et ses transformations, les grands et petits évènements qui se sont déroulés sur son territoire, les grands hommes et les anonymes, les activités commerciales, artisanales et industrielles ainsi que les multiples facettes de la vie quotidienne.

La collection iconographique

Historique L’image entre aux Archives en 1910. L’archiviste Guillaume Des Marez dédie alors une section aux films qu’il considère comme une nouvelle source d’histoire. L’année suivante, il entame la collecte de documents photographiques. À ce dessein, il a bénéficié de l’appui municipal qui exige « des divers photographes auxquels la Ville accorde un coupe-file, la remise d’une double épreuve des photographies prises par eux lors des fêtes et des cérémonies organisées sous son patronage. » (1) La collection iconographique des Archives s’est également enrichie grâce à un apport non négligeable d’images provenant du musée communal. En effet, n’ayant plus l’espace nécessaire pour entreposer ses collections, en 1910, le Musée met en dépôt aux Archives sa collection de visuels ayant trait à l’histoire locale collectés depuis 1887 (2). Quarante ans plus tard, lorsque le Musée s’agrandit, le conservateur fait le choix de ne rapatrier qu’une partie de ces œuvres dans ses nouveaux locaux, laissant aux Archives un certain nombre de gravures, de dessins et de photographies.

Les étagères des Archives sont encore remplies de dépôts provenant d›autres services communaux ou d’organismes extérieurs à la Ville qui ne possèdent des épreuves qu›à titre documentaire et qui n›ont pas la vocation d’en assurer la conservation. Citons pour exemples les photographies réalisées par le Service de l’Urbanisme ou encore celles de l’Office du Tourisme bruxellois.

Enfin, les dons consentis par des particuliers ou des sociétés ainsi que les achats représentent une autre source importante d’acquisitions.

13-4

BVNG ABHC 29

Au début du siècle suivant, entre 1903 et 1928, le Comité du Vieux Bruxelles lègue aux Archives pas moins de 1860 clichés sur verre ainsi que leur épreuve papier correspondante.

Ces documents témoignent du Bruxelles d’alors et plus particulièrement des quartiers agonisants suite aux travaux de la Jonction Nord-Midi.

Cette volonté de conserver la mémoire de la ville est encore très présente aujourd’hui. En 2010, les Archives ont d’ailleurs acquis 300 photographies de Gilbert Fastenaekens. Il s’agit plus exactement d’un travail de reconduction photographique d’après des cartes postales datant des années 1910. L’auteur de ces photographies contemporaines s’est soumis au cadre imposé par la carte postale (cadrage, focale, éclairage et distance au sujet). Cette technique a permis de livrer un précieux témoignage du passage du temps et d’apporter des éléments d’analyse comme de réflexion.

Contenu, données matérielles et instruments de recherches

L’ambition de la collection Depuis sa création, la collection a l’ambition d’être dynamique et vivante. C’est la raison pour laquelle les Archives ont mené une politique proactive de collecte des documents.

En cela, elles s’inscrivent dans la continuité de la démarche initiée par les édiles communaux dès 1862. En effet, alors que la photographie n’en est alors qu’à ses débuts, les autorités contribuent financièrement à la campagne photographique d’Edmond Fierlandts (1819-1869) qui balaye de son objectif le patrimoine bâti de la ville (3).

D’autres reporters de cette époque fixent, eux aussi, l’image d’une ville en pleine mutation marquée par le voûtement de la Senne. Parmi eux, citons Louis-Joseph Ghémar (1820-1873) et Louis Dubois de Nehaut (1799-1872). Leurs photographies, déposées auprès de l’administration municipale comme l’exige la législation, aboutiront aux Archives et ce, pour le plus grand bonheur des chercheurs (4).

BVNG

30 ABHC 13-4

Mode de classement, de conservation et de communication Le premier inventaire de la collection iconographique est effectué de manière très sommaire en 1910. « Les dessins et gravures sont réunis par séries, se rapportant aux même objet. […] Ce premier classement nous permet de retrouver aisément une gravure donnée : il suffit de passer en revue la farde qui s’y rapporte. Comme il est plus difficile de consulter les albums ou les recueils factices, nous avons commencé, pour ceux-ci des fiches. La fiche indique en tête, le sujet de la gravure, plus bas, la date, le numéro de classement de l’album, des détails sur la gravure, le nom du graveur, et autres indications essentielles » (5). Ce système est par la suite élargi à l’ensemble de la collection.

Au début des années 1980, la collection est entièrement remaniée et, pour des raisons de rationalité, elle est classée en fonction des différentes techniques (gravure, dessin, photographie) et de la taille du support. Le classement alphanumérique est alors adopté.

Depuis 2007, l’ensemble de la collection iconographique est digitalisées et les images numérisées sont consultables en salle de lecture par le biais d’un moteur de recherche permettant également la visualisation des documents (Pallas). À cette occasion, l’ensemble de la collection a été reconditionnée suivant les normes de conservation contemporaines.

L’objectif premier de cette campagne de numérisation est d’éviter la détérioration des documents inhérente aux consultations. Mais la volonté d’offrir au citoyen une meilleure connaissance du patrimoine de la Ville anime également ce projet qui se concrétisera pleinement lorsque, en 2014, ces clichés seront accessibles sur la toile.

Mais encore…

Outre la collection iconographique, les Archives de la Ville possèdent d’autres collections de documents visuels qui nous permettent de restituer le visage commercial, artisanal et industriel de Bruxelles à différentes époques.

Citons d’abord la collection des cartes porcelaines. Ces cartes sont appelées de la sorte car la couche de céruse polie dont elles sont recouvertes fait naître un lustre très vif qui

13-4

BVNG ABHC 31

leur donne l’apparence de l’émail ou de la porcelaine. Sur cette couche est appliquée une gravure d’une ou de plusieurs couleurs reprenant le plus couramment la façade ou l’intérieur d’un établissement commercial. Cette innovation, qu’un papetier exhiba vers 1835, sera de courte durée. Trois décennies plus tard, l’emploi de la céruse est interdit car il s’est révélé nocif pour ceux qui le manipulent. Malgré leur brève existence, ces cartes constituent une source iconographique irremplaçable pour appréhender l’histoire de la cité à une époque où la photographie n’en est qu’à ses balbutiements. Riche de plus de 3.000 pièces, cette collection est entièrement numérisée et consultable depuis la salle de lecture des Archives.

Les affiches illustrées sont une autre source intéressante. Les Archives de la Ville en possèdent une riche collection, couvrant la période allant de 1895 à nos jours, acquise par des dépôts réguliers du Service d’affichage de la Ville, par des achats ou des dons.

Réalisée de manière élaborée, parfois luxueuse, mais toujours alléchante, l’affiche est éphémère par nature puisqu’elle annonce une activité ou vante un produit. Plusieurs sont dues aux talents de véritables artistes dont Privat Livemont, Van Rysselbergh, Hamner et Fernand Toussaint. Avec le recul du temps, l’affiche constitue un témoignage pour l’histoire des mentalités, de la vie bruxelloise et commerciale.

Orientation bibliographique Rapport annuel du Service des Archives, Bruxelles, 1910, 30p.

Coppejans-Desmedt H., De bedrijfsarchieven in België, dans Histoire Economique de Belgique. Traitement des sources et état des questions, Bruxelles, Archives générales du Royaume éd., 1972 Les archives d’entreprises à Bruxelles…une mémoire pour penser l’avenir. Actes du colloque du 13 décembre 2002, Bruxelles, Archives Générales du Royaume éd., 2003.

BVNG

32 ABHC 13-4

1. Bruxelles, Archives de la Ville de Bruxelles (AVB), Rapport annuel sur le service des Archives, Bruxelles, 1911, p. 15.

2. AVB, Rapport annuel sur le service du Musée, Bruxelles, 1910, p. 39.

3. JOSEPH ST. et SPAPENS CH., Photographie et mutations urbaines à Bruxelles 1850-1880, Bruxelles, Centre d’Information, de Documentation et d’Etude du Patrimoine (CIDEP), 2010, p. 16.

4. ABEELS G., Les pionniers de la photographie à Bruxelles, Bruxelles, Bibliothèque européenne, 1977, p. 113.

5. AVB, Rapport annuel sur le service du Musée, Bruxelles, 1910, p. 39.

Academische expats Historiens du bout du monde

In deze rubriek maken we kennis met een Belgische historicus/a die carrière maakt aan een (of meerdere) buitenlandse universiteit(en) of, omgekeerd, een buitenlandse onderzoek(st)er die aan een Belgische instelling verbonden is. De BVNG wil immers niet alleen over de eigen taalgrens kijken in België, maar in tijden van toenemende internationalisering van academisch onderzoek ook de transnationale toer opgaan. Per nummer volgen we het internationale traject van één academische ‘emigrant/immigrant’, waarbij ook de persoonlijke implicaties van leven en werken in den vreemde aan bod komen.

Historici die hun internationale ervaringen over onderwijs en onderzoek willen delen met de BVNG-community kunnen schrijven aan Nel Demûelenaere (nel.demuelenaere@ ua.ac.be).

Cette rubrique ambitionne de faire connaître un historien ou une historienne belge faisant carrière dans une (ou plusieurs) université(s) étrangère(s) ou, inversement, un chercheur ou une chercheuse étranger(ère) attaché à une institution belge. L’ABHC ne veut pas seulement regarder, dans le contexte belge, par-dessus la palissade linguistique.

En ces temps d’internationalisation croissante de la recherche scientifique, elle souhaite également adopter une perspective transnationale. A chaque numéro, nous suivrions la trajectoire d’un(e) ‘émigrant(e)/immigrant(e)’ académique, en nous intéressant à toutes les implications personnelles que suppose de vivre et de travailler à l’étranger. Les historiens ou les historiennes qui veulent partager leur expérience d’enseignement et de recherche avec les membres de l’ABHC peuvent écrire à Bérengère Piret (piret@fusl. ac.be)

13-4

BVNG ABHC 33

La justice pénale à l’échelle transnationale Interview d’Emmanuel Berger par Céline Rase (Unamur)

Il a quelque chose du nomade. Depuis son doctorat, Emmanuel Berger saute de pays en pays, trimballant toujours avec lui ses projets de recherche sur la justice pénale. C’est un historien à « périodes », florentine, anglaise, parisienne. Après des détours par le Canada et l’Italie, des séjours dans différentes universités du pays, il vient tout juste d’atterrir à Paris, là où sont nés ses premiers amours archivistiques lors d’un lointain Erasmus.

Entretien avec un historien-voyageur qui pose un regard positif sur sa transhumance, laquelle dénote pourtant la précarité professionnelle des chercheurs actuels.

Emmanuel Berger, tu viens d’arriver à l’Institut d’études avancées de Paris (IEA), tu nous en dis plus ?

C’est une institution créée sur le modèle de l’Institute for Advanced Study de Princeton, elle-même fondée au début du 20e siècle, spécialement pour faire venir Albert Einstein aux Etats-Unis. Il y en a plusieurs en Europe, l’IEA de Paris s’est principalement centré sur les Sciences Humaines. Sa raison d’être est précisément l’accueil des chercheurs étrangers : des bourses sont délivrées pour plusieurs mois et les sélectionnés deviennent des résidents, au sens propre, puisque ils sont hébergés à la Maison Suger, une dépendance de la Maison des Sciences de l’Homme, semblable à la plus connue « Maison de la Belgique » de la cité internationale universitaire. Tous sont des chercheurs étrangers, originaire des quatre coins de la planète. Nous recevons également un défraiement, mais restons financés par notre université d’origine.

Que dois-tu faire en échange ?

Rien ! Sinon assister une fois par semaine à une conférence et au repas de l’Institut.

La philosophie de l’endroit est véritablement de créer une communauté de chercheurs d’horizons et d’intérêts différents. Se côtoient ainsi le spécialiste des amulettes de l’antiquité et celui de la souveraineté au 20e siècle, sans compter les anthropologues et les sociologues… L’IEA vit d’un financement multiple des universités parisiennes, du gouvernement français et de la Maison des Sciences de l’Homme ; il a pour mission de faire rayonner la France en tant que lieu de recherche internationale.

Quel est pour toi l’intérêt de passer par là ?

Oh, il est multiple ! C’est une occasion d’entretenir ou de développer son réseau. Les professeurs-invités sont ici par francophilie. Ils n’arrivent pas la fleur au fusil, mais avec un projet de recherche lié à la France (quoique ce ne soit pas obligatoire) et une expérience dans le pays (une cotutelle, un séminaire, etc.). Beaucoup comptent aussi profiter

BVNG

34 ABHC 13-4

de la richesse souvent inégalée des bibliothèques françaises. Par ailleurs, l’IEA offre des financements afin de permettre l’organisation de journées d’études ou autres work-shops et ainsi réunir les spécialistes que nous avons envie de rencontrer. Ça n’a l’air de rien comme ça, mais je sais par expérience que ce sont des relations durables qui se nouent ainsi.

Et puis surtout, l’IEA est considéré comme un institut d’excellence, au même titre que Normal Sup ou Sciences Po. J’ai été étonné à mon arrivée de compter parmi les plus jeunes ; pour la plupart, les résidents sont des chercheurs confirmés. Quand tu en es, tu apparais comme l’Einstein de ta discipline. Bref, c’est une prestigieuse clé qui ouvre des portes et dont la renommée coule sur l’université d’origine.

Enfin, d’un point de vue très pragmatique, mon projet de recherche s’appuie sur des sources enfuies aux Archives Nationales…

Parlons-en de ta recherche.

Je fais une étude comparée entre le jury d’assises français et anglais aux 18 et 19e siècles.

Si l’historiographie consigne parfaitement l’histoire du jury anglais, on ne connait rien de son homologue français pour cette période. Il y a donc un important travail archivistique à faire, principalement aux AN. L’histoire de la justice, tu y es fidèle depuis tes débuts… Peut-on revenir un peu sur ton parcours ?

J’ai fait mon master à l’ULB en passant, le temps d’un Erasmus, à Paris 7-Jussieu. J’ai ensuite consacré ma thèse au fonctionnement de la justice pénale sous la Révolution, sur le territoire belge mais en jouant aussi sur les sources françaises, d’où une cotutelle avec Paris I-Sorbonne. Après, je suis parti à Montréal pour un post-doctorat d’un an ; je travaillais sur la statistique criminelle canadienne. Revenu en Belgique, j’ai été chargé de recherche FNRS deux ans à l’UCL (CHDJ), en étudiant cette fois l’expansion du modèle pénal français en Europe. Mon mandat fut interrompu par mon mandat aux Archives de l’Etat à Anderlecht. Mais au bout d’un an, j’ai quitté mes fonctions pour un post-doctorat Marie Curie à l’Institut universitaire européen de Florence, reprenant en l’état ma recherche suspendue. Depuis mon retour d’Italie, je bénéficie du financement Belspo/ Marie Curie, destiné à réintégrer les chercheurs expatriés dans leur système national, dans la perspective d’empêcher la « fuite des cerveaux ». Ainsi, cela fait deux ans que je suis accueilli par l’UCL. L’année dernière, j’ai vécu une parenthèse de six mois à l’occasion d’un visiting à l’Université de Leicester (UK), où j’ai pu rencontrer l’une des sommités de l’école anglaise du « social crime », Peter King. Enfin, à compter du 1er décembre, je dépendrai de l’Université de Namur dans le cadre du Programme d’actions intégrées VII. Mon séjour à l’IEA se greffe sur ce changement de financement. En réalité, le processus de sélection est si long que près de deux années s’écoulent entre la dead-line du concours et le début de la bourse. Il faut par conséquent pas mal d’anticipation ! Le projet de

13-4

BVNG ABHC 35

recherche proposé ne devant pas être original pour ce séjour, j’y poursuis mon étude des jurys d’assises entamées il y a deux ans.

Il y a donc eu un moment, lors de ton passage aux AGR, où ta « carrière » s’asseyait. Mais tu as renoncé à cette forme d’aboutissement pour retourner dans le système incertain des bourses de recherche. Volontairement. Et sans regret ?

Sans regret. Je le reconnais, mon parcours est atypique, pour ne pas dire exceptionnel.

Mais chaque pas avait son sens. Chaque séjour international augure parallèlement une nouvelle expérience de vie et une nouvelle expérience de recherche. C’est un tout, d’ailleurs maintenant, je fais de l’histoire européenne, transnationale et comparée. Quant à la vie privée, elle suit. Peut-être verrais-je les choses différemment si j’avais des enfants, mais avec un compagnon, ce n’est pas si compliqué.

Ta migration n’a donc posé aucun obstacle à une vie de famille ?

Ne relève-t-elle pas tout de même d’une forme de précarité professionnelle ?

Là, il y a deux choses. Faire de la recherche à l’étranger n’a jamais freiné ma vie privée.

J’ai vécu des périodes, « florentine », « parisienne », « canadienne », et toutes en valaient la peine. Je comprends que cela ne puisse pas convenir à 95% des chercheurs, mais je n’ai pas toutes ces peurs liées à l’insécurité professionnelle.

Pour autant, si je n’en ai pas souffert, ça ne veut pas dire que cette migration à répétition ne montre pas la précarité du système. Si je m’étais vu proposer un poste de professeur deux ans après mon doctorat, je n’aurais probablement pas tant voyagé. Mais généralement, si tu n’as pas d’emploi fixe dans les trois ans après la thèse, les choses se compliquent. Alors tu « patientes ».

Après l’IEA et Paris, tu serais encore prêt à mener des recherches à l’étranger ?

Disons que ce ne sera plus du registre de la volonté. Après Paris, et une fois mon mandat à Namur terminé, en 2016, dix ans se seront écoulés depuis ma soutenance de thèse. Je ne serai donc plus dans les conditions pour postuler à des financements étrangers. Ainsi l’âge m’invitera-t-il à me stabiliser en Belgique. Les réalités du terrain veulent en effet qu’il est difficile de s’installer durablement dans une université étrangère, où l’on privilégiera généralement des pairs ou des compatriotes.

Toi qui as voyagé dans les systèmes français et italien, vois-tu un atout à la recherche et l’enseignement de l’histoire en Belgique ?

Je dirais que l’historien belge se débrouille tout particulièrement dans les fonds d’archives.

Le travail sur source est mieux maitrisé, plus précocement enseigné, qu’ailleurs où l’on privilégie davantage la littérature secondaire.

Que peut-on envier, à l’inverse, à nos confrères français et italiens ?

Lors de mon Erasmus en France, j’avais été frappé par le degré de problématisation des cours. Quant à l’Italie, j’y ai apprécié certains courants historiographiques, absents de notre enseignement. À l’Institut européen de Florence, des doctorats sont menés en histoire comparée et transnationale. Cette tendance a réorienté mes recherches actuelles.

Merci bien!

L’explosion des doctorats n’est en rien pour améliorer le manque des débouchés académiques. Avec ton expérience, tu n’en nourris pas une certaine amertume ? Moins de doctorats pour davantage de carrières historiennes durables ?

Pas du tout. Avec ce type de raisonnement, on devrait réguler les inscriptions dès le master ! On a toujours entendu dire qu’il y avait trop de kinés, trop de philosophes. Alors trop de docteurs en histoire… Le diplôme peut être valorisé d’une toute autre manière, ailleurs qu’aux archives ou dans l’enseignement universitaire. Et puis le doctorat, quelle que soit la manière dont il se passe, reste à mes yeux une expérience unique. Il n’y a pas de raison de la raréfier sous prétexte qu’elle ne fonde plus nécessairement d’avenir académique.

BVNG

36 ABHC 13-4

13-4

BVNG ABHC 37

Archieven

Archives

Oproep bijdragen

In deze rubriek kunnen belangrijke aanwinsten van en nieuwe toegangen tot archieven voor de hedendaagse periode beknopt worden voorgesteld. De aandacht gaat specifiek uit naar nieuwe onderzoeksmogelijkheden in archieven en richt zich tot een doelgroep van historici met belangstelling voor de 19de en 20ste eeuw. Graag nodigen we alle archivarissen uit hun medewerking te verlenen aan deze rubriek. Recente aanwinsten of ontsluitingen van archief kan u via deze weg bekend maken aan een breed en geïnteresseerd publiek van contemporanisten.

Elk nummer publiceren we ook een langere bijdrage die een specificiek digitaliseringsof ontsluitingsproject in de kijker zet.

Bijdragen (max. 2500 tekens inclusclief spaties per archieffonds) of voorstellen voor een langere bijdrage kunnen worden gericht aan Veerle Vandeputte (veerle.vandeputte@liberaalarchief.be) .

Appel à contributions

Dans cette rubrique peuvent être présentés de manière succincte les nouveaux instruments de recherche ou les acquisitions récentes de première importance pour la période contemporaine. Elle s’attache à signaler les possibilités de recherche et s’adresse principalement au groupe-cible des historiens qui s’intéressent aux 19e et 20e siècles. Il ne nous paraît donc pas superflu de solliciter la collaboration de tous les archivistes pour cette rubrique. De cette manière, vous pouvez rendre publiques de cette façon les acquisitions et ouvertures à la recherche récentes au public nombreux et intéressé des historiens contemporanéistes.

Dans chaque numéro, nous publions également une contribution plus longue qui met en évidence un projet spécifique de digitalisation ou d’inventaire de sources.

Les contributions (2500 signes maximum, espaces compris, par fonds d’archives) ou des propositions pour des contributions plus longues peuvent être envoyées à Veerle Vandeputte (veerle.vandeputte@liberaalarchief.be).

BVNG

38 ABHC 13-4

Algemeen Rijksarchief Alle wegen leiden naar… het archief van het Bestuur der Gemeentewegen (1848-1939)

Het lokale (water)wegennet in België nam in de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw sterk uitbreiding, wat verklaart waarom de nationale overheid in de jaren 1840 een aantal wetten uitvaardigde en een dienst oprichtte die het beleid moest coördineren. Het archief van dit ‘Bestuur der Gemeentewegen’ werd eind jaren 1980 na de regionalisering naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht en enkele jaren geleden geïnventariseerd. Nieuw is dat een deel gedigitaliseerd en na voorafgaande registratie - gratis online raadpleegbaar is op http://search.arch.be.

De kern van het archief bestaat uit verschillende reeksen ingebonden koninklijke besluiten uit de periode 1848-1939 met betrekking tot buurtwegen, stadswegen, waterlopen en wateringen in heel België. Ze handelen over de aanleg, rechttrekking, verplaatsing, verbreding, vernauwing en afschaffing van straten mét de bijhorende plannen, maar ook over onteigeningen, tolheffingen, subsidies, gemeentelijke belastingen, enz. Daarnaast zijn er besluiten – overwegend van latere datum – terug te vinden rond onbevaarbare waterlopen en wateringen. De gedetailleerde inhoudstafels op de diverse reeksen koninklijke besluiten werden gedigitaliseerd om opzoekingen te faciliteren. Dossiers die meer achtergrondinformatie bieden, zijn helaas maar beperkt bewaard gebleven.

Het bestand omvat voorts een deelarchief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, de administratie die na de Eerste Wereldoorlog belast was met de wederopbouw van een aantal zwaar getroffen gemeenten. Concreet gaat het om de besluiten van de Hoge Koninklijke Commissarissen inzake nieuwe rooilijnplannen en de deels bewaard gebleven dossiers uit de periode 1920-1926. De rooilijnplannen werden integraal gedigitaliseerd en geven een indringend beeld van de enorme schade.

Zowel voor de occasionele als de professionele onderzoekers met interesse voor lokale (water)wegen vormt dit bestand een niet te missen bron en een belangrijke aanvulling op de desbetreffende archieven van provincies, gemeenten en wateringen.

LELOUP Geert en STRUBBE Filip, Inventaris van het archief van het Ministerie van Openbare Werken, Bestuur der gemeentewegen, Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën (Inventarissen Algemeen Rijksarchief 496), 2010.

Inventaire des archives de la Ligue des Familles Nombreuses de Belgique (1921-2002)

Durant plusieurs décennies, la Ligue des Familles a joué un rôle majeur au sein de la société belge. À la pointe de la lutte pour l’amélioration des conditions de vie des familles, elle fut de tous les combats importants : allocations familiales, aides au logement, réformes fiscales (réductions pour enfant à charge), enseignement plus égalitaire, service militaire adapté (un seul fils par famille), contraception, planning familial, créances ali-

13-4

BVNG ABHC 39

mentaires… Il est vrai qu’elle a longtemps disposé d’un important réseau de militants, de contacts privilégiés avec les politiques, d’une représentation dans de nombreux organes de concertation et d’un centre d’études performant. En sus, elle offrait toute une série de services non négligeables à ses membres : timbres-ristournes, cartes de réduction pour les transports en commun, clubs et conseils en matière de consommation, de loisirs et de vacances (vacances pour tous), service de baby-sitting, bourses aux vêtements et aux jouets...

Elle doit aussi son rayonnement à la diffusion de ses publications et de son organe de liaison, Le Ligueur, ainsi qu’à ses nombreuses initiatives en matière de lecture publique (le Prix de littérature enfantine Bernard Versele et la Quinzaine du livre fou, fous du livre notamment).

Aujourd’hui, le poids de la Ligue des Familles s’est quelque peu réduit. Comme beaucoup d’associations basées en grande partie sur le volontariat, elle paie certainement un lourd tribut à la rupture des anciennes formes de solidarité et à l’individualisme érigé en mode de vie. Elle souffre aussi de la transformation des modèles familiaux, de son caractère généraliste, de la perte de ses relais politiques et de quelques erreurs de castings et de choix stratégiques au niveau de sa direction. Il conviendrait aussi de voir dans quelle mesure les aspects communautaires – la scission définitive du mouvement en deux entités distinctes et l’épuration linguistique qui se fit jour en Flandre – participèrent à ce phénomène d’érosion.

La vie d’une association est souvent faite de hauts et de bas. À cet égard, en prise directe avec les problèmes et difficultés des individus qui composent les familles, la Ligue a connu de nombreuses crises en relation étroite avec les transformations de la société belge et l’évolution des paramètres économiques, sociaux, culturels et communautaires de notre pays.

C’est pourquoi, malgré des lacunes très importantes et un volume réduit, les archives de la Ligue des Familles procurent des informations d’une richesse et d’une diversité qu’il n’est guère courant de rencontrer dans un fonds d’archives. Au-delà des fondamentaux (famille, logement, enseignement), la palette des thèmes abordés est extrêmement large et variée depuis les mercuriales des viandes à l’accouchement sans douleur, en passant par Télé mamans, le prix de littérature enfantine Bernard Versele ou la manifestation du 22 mai 1969 à Liège pour la défense de la communauté wallonne pour n’en donner que quelques exemples. Ces archives permettront très certainement de revisiter l’histoire mouvementée de la Ligue et les combats démocratiques et pluralistes menés pour favoriser une société ouverte à toutes les dimensions des familles.

TALLIER Pierre-Alain et SIRJACOBS Isabelle, Inventaire des archives de la Ligue des Familles Nombreuses de Belgique (1921-2002) : Entre tradition, revendication, émancipation et consommation. Aux sources de l’histoire du mouvement familial en Belgique, Bruxelles, Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les provinces (Inventaires Archives générales du Royaume 553), 2013.

BVNG

40 ABHC 13-4

Les actes du colloque international multilingue « Archives Afrique Europe. Besoins ?

Collaborations ? Avenirs ? La RDC, le Rwanda, le Burundi et la Belgique » organisé conjointement par les Archives générales du Royaume et le Musée royal de l’Afrique centrale en décembre 2010 sont désormais disponibles.

Ce colloque avait été mis sur pied dans l’idée de raffermir nos liens avec les archivistes de la République Démocratique du Congo (RDC), du Burundi et du Rwanda, convaincus comme nous que la bonne conservation des archives et du patrimoine archivistique est essentielle pour faciliter les réformes et les modernisations des différents secteurs de l’État.

Réinventer la poudre n’était guère nécessaire, aussi avions-nous convié quelques experts et voisins en vue de nous entretenir des expériences et modèles en termes de bonne gouvernance-gestion-facilitation de l’accès aux archives proposés par quelques pays européens. De même, il paraissait opportun de dresser un état des besoins en RDC, au Burundi et au Rwanda, d’écouter et de répondre aux attentes de ces pays en matière de recherche, d’accès et de gestion des archives, de renforcement mutuel des capacités.

Il s’agissait aussi de rappeler que les archives des anciennes métropoles coloniales sont souvent capitales, notamment en matière de filiations, de preuves, de migrations, de frontières, de gestion des ressources ou de données pour la recherche internationale.

Il importait dès lors de pouvoir répondre aux demandes sociétales en la matière, qu’il s’agisse du secteur académique, du tissu associatif, de la société civile ou des structures étatiques.

L’ouvrage aborde les notions fondamentales de démocratie, de bonne gouvernance et de transparence associées aux archives et met en exergue quelques projets en cours ou déjà aboutis visant à permettre à l’Afrique et aux chercheurs africains de se réapproprier leur histoire et ses sources.

TALLIER Pierre-Alain et BOMPUKU EYENGA-CORNELIS Sabine (réd.), “Africa Europe Archives, Requirements? Collaborations? Plans? DR Congo, Rwanda, Burundi and Belgium” : Proceedings of the International Colloquium organized by the State Archives in Belgium and the Royal Museum for Central Africa (15-17/12/ 2010) = “Archives Afrique Europe, Besoins ? Collaborations ? Avenirs ? La République Démocratique du Congo (RDC), le Rwanda, le Burundi et la Belgique” : Actes du colloque international organisé par les Archives générales du Royaume et le Musée royal de l’Afrique centrale (15-17/12/ 2010) = “Archief Afrika Europa, Noden? Samenwerking? Toekomst?

De Democratische Republiek Congo (DRC), Rwanda, Burundi en België” : Acta van het internationale colloquium georganiseerd door het Algemeen Rijksarchief en het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika (15-17/12/ 2010), Bruxelles, Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les provinces (Studia 138), 2013.

13-4

BVNG ABHC 41

KADOC

!

Godfried Kwanten en Hendrik Moeys (KADOC)

Aankondigingen

Annonces

De ‘rode nonnen’ van Brugge Archief redemptoristinnen

KADOC ontving het archief van de redemptoristinnen (OssR) van Brugge. Met de steun van Joseph Berset, rector van het redemptoristenklooster van Doornik, en vooral van vicaris-generaal Joseph Passerat CssR, reisden in 1841 drie zusters uit het klooster van Wenen naar Brugge om er een nieuwe communiteit te stichten. Dat klooster van de ‘rode nonnen’ bleek een succes, want naast een snelle groei van het aantal zusters werd al in 1854 vanuit Brugge een nieuw klooster gesticht in Brussel (later verplaatst naar Mechelen en Bonheiden). Er volgden nog nieuwe stichtingen in binnen- en buitenland.

In 2012 werd de gemeenschap opgeheven. De zusters, die sinds 2004 in Harelbeke verbleven, verhuisden in 2013 naar het dochterhuis in Dublin.

Het archief van de redemptoristinnen bestrijkt de periode 1841-2012. De stichting en de eerste jaren, de belangrijke periode rond Vaticanum II en de uiteindelijke opheffing worden goed belicht, alsook het functioneren van het klooster in de orde, het toezicht van de bisschop en de paters redemptoristen, en de betekenis van het klooster voor de Brugse bevolking. De onderzoeker kan putten uit de rijke correspondentie van de oversten, een verzameling goed verzorgde kronieken en dagboeken, een aantal persoonsdossiers en de registers van intrede en professies. Aan de hand daarvan kunnen de lotgevallen van de slotzusters worden nagegaan, evenals hun afkomst en beweegredenen voor intrede. Dit archief kan zowel een mooie instellingsgeschiedenis, als een prosopografische studie opleveren. Andere blikvangers zijn de stukken over de aanpassingen van de regel en over de zusterkloosters. Waardevolle foto’s, relieken, affiches, voorwerpen en het kenmerkende dieprode habijt vergezelden het archief.

Het archief is toegankelijk na toestemming van de eigenaar.

Kortrijks gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator Archief Marc Olivier

De Kortrijkzaan Marc Olivier kan terugblikken op een lange parlementaire loopbaan.

Tussen 1974 en 1995 was hij lid van de Kamer. Vanuit die functie zetelde hij achtereenvolgens ook in de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap (1974-1980) en in de Vlaamse Raad (1980-1995). Hij maakte deel uit van het eerste, rechtstreeks verkozen Vlaams parlement (1995-1999). In die laatste tijdspanne was hij tevens gemeenschapssenator. In Kortrijk zetelde Olivier van 1977 tot 1994 in de gemeenteraad.

Het archief dat Olivier overdroeg aan KADOC, brengt een bedrijvig volksvertegenwoordiger en senator in beeld met deskundigheid op domeinen als welzijn, gezin en volksgezondheid, staatshervorming en sociale huisvesting. Dossiers in verband met zijn talrijke tussenkomsten en voorstellen van decreet en wet bleven bewaard, naast uitgebreide bundels over zijn kiescampagnes (op Europees, federaal, Vlaams en gemeentelijk vlak).

BVNG

42 ABHC 13-4

Alle aankondigingen van evenementen (congressen, lezingen, call for papers, tentoonstellingen, historische prijzen, publicaties, enz.) worden onmiddellijk geafficheerd op onze website. U leest in het Mededelingenblad slechts een beknopte selectie. Meer inhoudelijke en praktische details van alle historische evenementen vindt u in de rubriek ‘Aankondigingen’ op www.bvng.be.

Beknopte aankondigingen van maximum 2000 tekens (inclusief spaties) kunnen opgenomen worden in het blad, uitgebreidere bijdragen of links nemen we op onze website op. Contacteer hiervoor Aline Sax (aline.sax@ugent.be).

Tous les événements (colloques, conférences, appels à contributions, expositions, prix et distinctions, publications, etc.) seront directement annoncés sur notre site internet.

Vous lisez dans le Bulletin qu’une sélection des annonces. Toutes les informations détaillées sur les programmes et les renseignements pratiques des événements seront consultables sous la rubrique ‘Annonces’ sur www.abhc.be.

Des annonces brèves de maximum 2000 caractères (espaces inclus) peuvent être publiées dans le Bulletin. Des annonces plus vastes ou des liens internet seront mis en ligne sur notre site. Veuillez contacter Aline Sax à ce sujet (aline.sax@ugent.be).

13-4

BVNG ABHC 43

Exposition « Regards militants sur le XXe siècle : l’affiche communiste en Belgique »

Du 25 octobre prochain au 6 janvier 2014, en collaboration avec les Musées de Liège, le musée des Beaux-Arts de Liège (BAL) accueillera cette exposition organisée par l’Institut d’histoire ouvrièree, économique et sociale (IHOES), le Centre des Archives communistes en Belgique (CArCoB), le Centre d’Histoire et de Sociologie des Gauches et le Mundaneum, en collaboration avec les Musées de Liège.

Une sélection de 150 affiches (dont certaines rares) vous font parcourir le XXe siècle, à travers le prisme des prises de position des divers groupes et partis se revendiquant du communisme (PCB, PTB, LRT, mais aussi CCC...).

Quatorze thèmes traversent l’exposition. Ils abordent les combats menés par les groupes communistes en matière de revendications sociales (durée de travail, congés payés, etc.) et recouvrent tous les affrontements politiques du siècle dernier : la guerre froide, le mouvement pour la paix, le combat féministe, les solidarités internationales avec des peuples en lutte (Vietnam, Congo...), les luttes contre l’apartheid et les dictatures fascistes (Franco, Pinochet, etc.)... S’ils mettent en évidence les points de convergence entre les diverses mouvances (marxiste-léniniste, trotskyste, maoïste, grippiste…), ils font aussi apparaître les divergences existant entre elles sur des questions telles les élections (participation ou boycott) ou la légitimité de la violence pour mener la révolution. L’exposition rend également compte de la richesse et de la vitalité de la culture communiste.

Ce parcours tisse par ailleurs, à bien des égards, des liens avec le présent dans la mesure où certaines revendications – parfois vieilles de plus de 50 ans – trouvent encore un écho dans notre société actuelle. C’est le cas par exemple des revendications de nationalisation des banques, de soutien à la sidérurgie wallonne, d’une plus grande justice fiscale ou encore de la dénonciation des politiques d’austérité...

Enfin, au-delà de l’aspect historique, l’exposition s’interroge de manière transversale sur le medium de l’affiche. Objet par essence éphémère, celle-ci doit toucher et faire rapidement passer un message. L’esthétique, l’imagerie référentielle utilisée, mais aussi les moyens de production et la liberté d’affichage font également partie des questions abordées.

Les affiches présentées dans cette exposition sont un vibrant témoignage du combat de centaines de militants bénévoles parmi lesquels figurent des artistes et graphistes renommés tels que Wilchar, Diluck, Roger Somville, Willy Wolsztajn et les Liégeois Paul Renotte et Willy Warnier.

En parallèle de l’exposition, trois visites-conférences (visite guidée : 18h – conférence : 19h) sont organisées : - mardi 5/11/2013 : « Cela vaut-il la peine de se rebeller ? » par Anne Morelli - mardi 19/11/2013 : « Propagande et esthétique. Le cas de l’affiche politique en Belgique » par Jean-Patrick Duchesne - mardi 3/12/2013 : « Les communistes à Liège » par Jules Pirlot

BVNG

44 ABHC 13-4

L’exposition est accompagnée d’une publication qui prend la forme d’un numéro spécial de Liège Museum, le bulletin des musées de la Ville de Liège (prix de vente : 2 euros) Pour plus d’informations sur cette exposition, consultez le dépliant en version PDF http://www.ihoes.be/PDF/depliant_affiches_communistes.pdf Informations pratiques : BAL (musée des Beaux-Arts de Liège) – Salle Saint-Georges, Féronstrée 86 – 4000 Liège http://www.beauxartsliege.be; http://www.lesmuseesdeliege.be / info@lesmuseesdeliege.be / tél. : 04/221.89.11 ou 93.25 L’exposition est quadrilingue (français, néerlandais, allemand et anglais).

De tentoonstelling is viertalig (Frans, Nederlands, Duits en Engels)

Archives et psychiatrie : quelles perspectives pour l’histoire de la psychiatrie en Belgique ?

Cette journée vise à souligner l’importance d’un questionnement commun et public sur l’histoire de la psychiatrie et sur le sort à réserver aux archives du secteur de la santé mentale. Concrètement, il s’agit, d’une part, d’établir un « panorama » des recherches en cours en histoire de la psychiatrie en Belgique et, d’autre part, de poser la question délicate du traitement des archives des institutions psychiatriques en Belgique. Ces deux objectifs ont une résonance particulière à l’heure où l’histoire de la psychiatrie connait un renouveau incontestable et où les questions de protection de la vie privée et du secret médical, aussi légitimes soient-elles, tendent à primer sur la liberté de la recherche.

Au niveau international, l’histoire de la psychiatrie s’est remarquablement développée au cours de ces trente dernières années. C’est qu’au-delà du traitement réservé et souvent imposé aux personnes taxées de « folie », les modes d’exclusion et de prise en charge des « aliénés » se révèlent particulièrement révélateurs des normes et des marges qu’une société tend à définir. Cette approche sociétale de la psychiatrie s’est récemment doublée d’une étude plus concrète des pratiques curatives et du quotidien des malades et donc, d’une meilleure connaissance des populations soignantes et soignées, des patients et des rapports thérapeutiques.

En Belgique, l’histoire de la psychiatrie en est à ses balbutiements mais connaît de récents développements tant dans les universités francophones que flamandes ; elle suppose de dépasser l’analyse des textes théoriques au profit des sources sur les pratiques psychiatriques. Si quelques travaux ont ouvert le champ de recherche (entre autres Nys et al. 2002, Missa 2006, Majerus 2013), de nombreuses questions restent à explorer

13-4

BVNG ABHC 45

ou à généraliser à l’ensemble du pays, comme les liens entre initiatives publiques et privées, les discours et pratiques thérapeutiques, la formation et la spécialisation des professionnels de la santé mentale, les rapports entre certains milieux sociaux et la psychiatrisation. Une telle généralisation suppose de multiplier les études locales, comme en témoigne une série de recherches récentes. Pour l’historien, il est indispensable de continuer à ouvrir et développer ce champ de recherche, ce qui n’est possible que par une collaboration avec les institutions productrices d’archives.

Une fois lancés sur leur terrain d’investigation, les chercheurs sont confrontés à d’importantes difficultés liées à l’accessibilité d’archives qui s’explique par le caractère privé des institutions et de la documentation ou par le secret médical. Comment faciliter la communication avec les institutions psychiatriques privées ? Ces dernières abritent des mines d’information dans leurs archives : registres, dossiers des patients, archives administratives, documents iconographiques voire objets. Face à cette documentation, elles sont en droit de se poser des questions : que faire des archives qui dorment dans les institutions ? Quels sont les champs de recherche encore à explorer grâce à elles ? Est-il utile de se pencher sur un passé parfois difficile et déjà malmené par certains historiens (antipsychiatrie) ?

Cette journée vise à donner la parole à des - chercheurs qui feront état de leurs projets dans le domaine de l’histoire de la psychiatrie et de leur utilisation des archives qui y sont liées - responsables des institutions psychiatriques qui gèrent l’accès et le traitement d’une telle documentation - archivistes qui mettent en place les modalités qui garantissent à la fois liberté de la recherche et protection de la vie privée.

BVNG

46 ABHC 13-4

Call for Papers: Business Interest Associations and the regulation of economic life Europe 19 th -20 th C, Paris - 19 th, 20 th June 2014

The proposed international symposium affirms its continuity with a current international and interdisciplinary research program launched in 2010, on Business and Trade Organizations in Europe (19-20th C.). Indeed, if Political Scientists and Economists, then Historians and Social Scientists, have investigated several specific points, such as: Elites’ forms of sociability, lobbies, collective actions, history of companies etc., if international studies on Employer’s representation groups or Employer’s labor policies, were initiated; by contrast historical studies focusing on these organizations, themselves, and in a comparative perspective, remain scarce. Therefore the field of Business Associations must be explored more fully.

The symposium to be held in June 2014 follows previous meetings: A first Workshop in June 2010: numerous contributions and papers were devoted to the Meaning, Translation, Historiography and Archives of Business and Trade Organizations in Europe.

An international symposium on the Genesis, Historic Forms and Structures of these organizations took place in June 2011. The Proceedings have been edited in 2012 by Danièle Fraboulet and Pierre Vernus (Presses Universitaires de Rennes, 2012) A second symposium called on June 21st 22nd 2012, explored the Ways and Means of the Trade and Business Organizations in the Public Sphere. (D. Fraboulet C. Druelle-Korn, P. Vernus, Presses Universitaires de Rennes, 2013) Furthermore, the session n° 168 Historical and international comparison of Business interest associations (19th-20th century) at the XVIth World Economic History Congress (Stellenbosch 2012) broadened the issues to new countries.

The third international symposium held in Lyon in June 2013, challenged the Appraisal of the Relationships between Business Associations and other organizations in Europe 19-20thC (to be published in 2014).

The outcomes already gathered by the host program have permitted to emphasize and to measure the great diversity of BIAs: amid professional sectors, at different levels (local, regional and national), and the great variety of services they provide. The results shed new lights on culture and socio-professional identities as well as relationships between BIAs and Government or public authorities at large. The studies, conducted over a long period of time (19th-20th), call into question the relations between the development of the BIAs and the structural changes in the capitalist economic life (shaping and implementation of the State social and economic policy, market expansion, ebb and flow of international trade, changing intra-industries balance or among industrial sectors, corporate evolution etc.).

13-4

BVNG ABHC 47

Assumptions and hypothesis have been made and need more discussion, for instance at the local and regional levels the key moment of the late 19th C in shaping the BIAs economic functions, and as a second step the social functions when facing the labour movement.

The aim of this symposium is to better understand how the BIA’s have managed the regulation of economic life. The notion of regulation has to be understood in a broader definition than the Economics concept. It refers to the specific combinations of institutions and graduating system of rules sustaining an economic framework in time and space.

More specifically, our aim is to discuss: how have BIAs contributed to set down or to undo a diversity of economic and social rules (customs, norms, law, appellations, labour organization etc.) which have helped to run the markets of goods and services ; how have these groups, with conflicting and competing interests, achieved -or not- to agree on measures they would want to run for them ; how have they been able to secure those obligations (rules of procedure, national and European public authorities etc.) ; what were the pressures and circumstances under which the BIAs had to change their policies over time (international trade, pricing policy, interwar period, European and national polices, political events, etc.) ; how have the BIAs extended their competences, skills and influences in matter of economic, financial and social regulation, from national to regional and international levels.

In other words can the results and the effectiveness of the BIAs activities be measured and at which levels? In turn, had the vast action in favor of the regulation of the economic life redesigned the BIAs with new hierarchies?

The proposed papers, including the title and a summary accompanied by a short CV (in French or English) must be sent no later than 1st of December 2013 to Danièle Fraboulet, danielefraboulet@wanadoo.fr Pierre Vernus : pierre.vernus@ish-lyon.cnrs.fr Clotilde Druelle-Korn, clotilde.druelle-korn@unilim.fr Notification by January 2014. Language of the symposium: French or English. Selected contributions will be published.

tijdschriften

revues

Journal of Belgian History 2013 nr 4

Articles Vincent O’Connell - ‘Left to Their Own Devices’. Belgium’s Ambiguous Assimilation of Eupen- Malmedy (1919-1940) and its Consequences

Joris Mercelis - Learning from Entrepreneurial Failure : Leo Baekeland’s Exit from Europe David J. Hensley - An Unlikely Minority? The Development and Use of “Minority Rhetoric” among the Francophones of Flanders, 1918–1932 Kim Christiaens - Why Brazil? The Belgian mobilization against repression in Brazil and its significance for Third World solidarity activism in the 1970s and beyond.

Debate Section Belgium: Encounters, Exchanges and Entanglements, 1900–1925; Daniel Laqua, Christophe Verbruggen and Gita Deneckere with Pierre-Yves Saunier, Timothy Baycroft and Martin Conway Current Issues in Belgian History Environmental history in Belgian historiography; Christophe Verbruggen (UGent), Erik Thoen (UGent) and Isabelle Parmentier (UNamur) Philosophy of history, from social criticism to philosophy of science and back again; Berber Bevernage (UGent), Broos Delanote (KU Leuven), Anton Froeyman (UGent) and Kenan Van De Mieroop (UGent).

PhD Research List of Reviews Article Abstracts

BVNG

48 ABHC 13-4

13-4

BVNG ABHC 49

Brood en Rozen 2013, nr. 4

Edito - Paule Verbruggen Bijdragen - Tessa Boeykens en Eva Willems, Herinnering in naoorlogs Peru en Guatemala: inzichten uit het veld - Donald Weber, Leven en werken in de Belgische Transportindustrie, 1913-2013 Opgemerkt - Egon Bauwelinck, ‘Het zweet en het bloed van hulpelooze dutsen’. De schaduwzijde van een historische foto - Hendrik Braet, Freddy van Rietvelde, spilfiguur in de herwaardering van de Vooruit Collectie - Rik De Coninck, Heinrich Wandt, de klokkenluider van het Duitse bezettingsleger in Gent.

Een ‘restarchiefje’ van Wandt en zijn archiefvormer Christian De Backer - Sofie Vrielynck, Un deux trois, plié. Het archief van Lydia Chagoll Recensies - Maarten Savels, Luc GOETEYN & Chris JACOBSON, In het oog van de storm. Over mensen, geschiedenis en klimaatveranderingen - Hans Vandecandelaere, Publieksgericht versus academisch schrijven. Een weerwoord op de recensie van In Brussel

,

BVNG

50 ABHC 13-4

Masterscripties 2012-2013 Mémoires 2012-2013 1. Histoire politique et institutionnelle – Politieke en institutionele geschiedenis

BALASSIS Clio, De recensements variables en populations volatiles : de la recherche de facteurs statistiques, démographiques et identitaires. La minorité polonaise de Vilnius racontée au travers des recensements vilnois du XXème siècle (1897-2001), ULB (P. Lagrou).

BARME Rémi, De bondgenotenoorlog : aanleidingen en verloop van het conflict tussen Rome en Italische bondgenoten. Een nieuwe toenadering, VUB (P. Erdkamp) BRUYNSEELS, Bram, Tussen stad en staat.

Politieke reconstructie in Antwerpen, de wisselwerking tussen stedelijk beleid en nationale politiek in België van 1944 tot 1948, UAntwerpen (N. Wouters) Chevalier Christophe, La diplomatie belge à l’épreuve du conflit austro-prussien de 1866.

Acteurs, enjeux et conséquences de la crise austro-prussienne et de ses suites en Belgique. Étude sur l’élaboration et la mise en place de la politique étrangère d’une petite puissance, UCL (M. Dumoulin).

COOMANS Frans, De betekenis van Karel De Pauw voor de emancipatie van de Vlamingen in Brussel, VUB (J. Tyssens) DE BOODT Robrecht, De Berlijnse Muur als teken aan de wand. Concentratie, ontzuiling en commercialisering in de pers ontleed aan de hand van Koude Oorlogsverslaggeving, KU Leuven (M. Kohlrausch)

DE KOSTER Simon, De politiek-bestuurlijke verhoudingen tussen het Brussels stadsbestuur en de hogere overheden inzake de aanwezigheid van de Europese instellingen in Brussel (19522002), VUB (M. De Metsenaere) DE VISSCHER, Wesley, De Blauwe Tong. Het LVSV, de PVV-jongeren en het Radicaal Liberalisme, UGent (K. Velle) DECLERCK, Nathan, Le monde juridique s’éveille. Een onderzoek naar de stichting en ontwikkeling van la ’Revue de droit international et de législation comparée’, UGent (Chr. Verbruggen) Delire Cécile, Une Société en crise. Etude de l’image de la Belgique véhiculée dans les caricatures publiées dans la presse hebdomadaire belge (1980-1990), UCL (L. Van Ypersele).

DEPAUW, Ewout, De lichaamslengte van gevangenen. Een antropometrische studie. Casus: de centrale gevangenis van Gent, 1821-1840, UGent (I. Devos) D’HOOGE, Lorenzo, Anti-imperialisme en ontstaan van Alle Macht Aan De Arbeiders (AMADA), 1966-1975, UGent (G. Van Goethem) FRANS, Anne-Katrien, Een ‘aparte’ organisatie.

De Belgisch Zuid-Afrikaanse Interparlementaire vereniging. 1977-1994, UAntwerpen (N. Wouters) GHEKIERE, Kevin, van Abraham tot resolutie.

Een vergelijkende analyse van het gebruik van geschiedenis door Israëlische en Palestijnse leiders in toespraken voor de Verenigde natie, UGent (G. Deneckere)

13-4

BVNG ABHC 51

GOEGEBEUR Anton, Carl Zeiss: West en Oost.

De Amerikaanse- en de Sovjetbezetting van Carl Zeiss Jena (1945-1949), KU Leuven (M. Kohlrausch) GRCIC Predrag, Tribunal Pénal International pour l’ex-Yougoslavie: Milan Babić devant ses juges, ULB, (P. Lagrou).

JONKERS Brecht, Perceptie van het Arabisch socialisme. Casus: Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking en de Kommunistische Partij van België, KU Leuven (I. Goddeeris) KORTLEVEN, Niels, Heiligt het doel de middelen? Professionalisering en personalisering tijdens de electorale strijd van Frans Van Cauwelaert in het interbellum, UAntwerpen (M. Beyen) LAUWERS, Karen, De grenzen van de hoffelijkheid. Het vroege gebruik van het Nederlands in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (1888-1910), UAntwerpen (M. Beyen) LISARDE, Wendy, Omdat ik Vlaming ben. Een biografie van Frans Daels, UGent (K. Aerts) MAES, Christophe, Repressief geweld en de ontwikkeling van de sociaaldemocratie in Gent (1872-1914), UAntwerpen (M. Van Ginderachter) MANTECA Samuel, L’opinion libérale francophone belge et la perspective de la guerre (1910-1914)? ULg (P. Raxhon) MOENS, Thomas, Gebruik van geschiedenis in het publieke discours van presidenten Tudman en Milosevic tijdens het conflict in Joegoslavië 1990-1995, UGent (G. Deneckere) NEUENS Léonie, A la base d’un parti régionaliste : La création du PDB (Parti des Belges de langue allemande) en 1971. Acteurs et controverses, ULg (Ch. Brüll) NILENS Harald, De heroprichting van het Belgische leger na de tweede wereldoorlog: de werkzaamheden van de Gemengde Militaire Commissie (1946-1948), VUB (G. Vanthemsche)

BVNG

52 ABHC 13-4

Noerens Ludovic, Les relations diplomatiques entre la Belgique et la Grande-Bretagne durant le Printemps des Peuples. Bruxelles, son garant anglais et la question française, UCL (M. Dumoulin).

OVAERE Capucine, Het Antwerps Franstalig dagblad La Métropole en de communautaire kwestie (1898 - 1968), KU Leuven (H. Cools) ROCTEUR Jérémy, Le tribunal correctionnel de Mons sous le Consulat et l’Empire 1800-1811, ULB (M. Weis).

SCHAUTTEET Laurens, Het Belgische officierenkorps en hun visies op de naoorlogse uitdagingen voor landsverdediging (1946-1960), VUB (J. Vaesen) SCHONS Gregory, Une capitale pour l’Europe : la Conférence de Paris des 6-7 janvier 1958 et l’opinion belge francophone, ULg (C. Lanneau) Smets Thomas, Le gouvernement Joseph Pholien (16 août 1950 - 9 janvier 1952). Au terme de la question royale, analyse de la politique intérieure du premier gouvernement d’un nouveau règne, UCL (V. Dujardin).

STAES Elias, Léon Degrelle. Een God in het diepst van zijn geschriften, KU Leuven (G. Verbeeck) TESSER Maurice, Les mouvements wallons dans les années soixante : Leurs revendications européennes, leur perception de la politique du Général de Gaulle, ULg (C. Lanneau) Tonnard Claire, «La plus longue crise gouvernementale de l’histoire de Belgique» (13 décembre 1987 - 8 mai 1988), UCL (V. Dujardin et L. Courtois).

VAN BOUWEL, Jana, Ook ontspanning vergt inspanning. Processen van interne en externe democratisering in de Burgerkring van Antwerpen, 1858-1907, UAntwerpen (H. Greefs) VAN DAMME Tom, VUB op stelten! Een studie van studentenprotest en de rol van de SOR in de jaren ’70 en ’80, VUB (J. Tyssens) VAN DE POL Roel, Rood, Zwart en de Rooseveltparadox. Amerikaanse Communisten over de Negro Question, 1936-1945, KU Leuven (I. Goddeeris)

DEN BESTEN Willem, Zo dichtbij, maar toch zo ver weg. Over de relatie van de VN met mensenrechten tijdens het conflict in Bosnië, VUB (G. Vanthemsche) FAUCHER-GAUTHIER Antoine, Het beeld van de communautaire conflicten in Québec in de jaren zestig : een Belgische krantenanalyse, VUB (G. Vanthemsche) Gain Nathan, La Belgique à l’épreuve de la terreur. Terrorisme international et politique de sécurité belge de 1968 à 1981, UCL (P. Servais).

Guérin Gilles, Le pavillon d’Israël à l’Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles de 1958. Fastes et bilan d’un État au terme de sa première décennie d’existence, UCL (M. Dumoulin).

LEENDERS, Gertjan, Een adellijk bastion? Adellijke vertegenwoordiging in de Belgische diplomatie (1840-2000), UGent (P. Janssens) LEMAIRE Marijn, “A toast of the president to the Prince Regent of Belgium”. De officiële reis van prins-regent Karel naar de Verenigde Staten en Canada 3-18 april 1948, KU Leuven (G. Janssens) LOMBAERT, Frederik, De Belgische hulpoperatie bij de hongersnood in de Sahel in 1973-’74, UGent (B. Lecocq) NEVEN Jurgen, België en de Vietnamese vluchtelingen (1975-1985) Een humanitaire, politieke en economische kwestie, KU Leuven (I. Goddeeris) 2. België en het buitenland NUYTEMANS Aaron, Wachtzaal België. België als – La Belgique et l’étranger transitland voor Sovjet-Joden (1974-1977), KU Leuven (I. Goddeeris) ALVAREZ DIAZ Alexandre, Winston Churchill.

ROSSEELS, Ruben, “Tussen droom en daad”. De Le déclin d’un héros vu par l’opinion belge constructie van mensenrechten binnen Amnefrancophone (1951-1955), ULg (C. Lanneau) sty Vlaanderen (1971-2001), UAntwerpen (M. DE BLOCK, Sebastiaan, Charles de SchwartzenVan Ginderachter) berg-Schwartzburg: een Europeaan in de Tanzîmat, UAntwerpen (H. de Smaele & H. Alloul) SEGERS Marlies, Oost-Europese vluchtelingen in België (1951-1982). Een warm onthaal tijdens DELLATTE Joseph, Le mouvement transnational de Koude Oorlog?, KU Leuven (I. Goddeeris) de solidarité avec la résistance afghane n Belgique et son réseau européen (1979-1989), ULg (C. Lanneau)

VAN DE VIJVER, Kristof, Lode Claes en de Vlaamse Volkspartij. Het hart over de haag gegooid, maar het paard is niet gevolgd, UGent (K. Aerts) VAN DEN HOUTE, Koen, Albert Lilar (19001976). Brandpunten van een beleid als Minister van Justitie, UGent (C. Verbruggen) VAN GAENS, Jodi, Brussel in alle staten. Sinardets ‘Vlaamse paradox’ en de evoluerende institutionele visie van de Vlaamse politieke partijen over Brussel (1988 - heden), UAntwerpen (H. Van Goethem) VAN MEDEGAEL, Giel, Invloed van Hendrik Jozef Elias op de politieke carrière van Frans Van Der Elst. ‘Oud-leider VNV vormt nieuwe voorzitter Volksunie’, UGent (K. Aerts) VAN ROY Ben, Persfoto’s van Belgische staatshoofden (1926-1960). Leopold III, Karel en Boudewijn, VUB (C. Koninckx) VERLEYE, Zeger, Sociaaldemocratische Jazz en Roomsche kruideniers. Een geschiedenis van het begrip Verzuiling in België en Nederland, 1880, UAntwerpen (M. Van Ginderachter) VRYENS Maxime, Belgische socialisme in een nieuwe wereldorde (1947-1957). De Koude Oorlog en Europese integratie: pragmatisch conformisme of inherente spanning?, KU Leuven (P. Pasture)

13-4

BVNG ABHC 53

arbeiders in de naoorlogse periode 1918-1926, VAN NECK Yannick, De veiligheids- en inlichtinUGent (A. Vrints) gendiensten van de Force Publique van Belgisch Kongo van 1945 tot 1960, VUB (G. VanthemDE MECHELEER Ruben, Laken informeert zich: sche) De studie van de documentatie van het Kabinet van Koning Leopold III (1940-1943), KU LeuVANREPPELEN Lars, Verhitte verhoudingen in ven (G. Janssens) het land van de dorst. Anglo-Belgische relaties in Perzië (1898-1925), KU Leuven (I. GodDE POTTER, Karen, Duitse graanhandelaars in deeris) Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een kwalitatief onderzoek naar hun gedrag en positie binnen de Belgische samenleving, UGent (A. Vrints) 3. Les deux guerres mondiales Debehogne Alexandre, 11 novembre. Entre – De Twee Wereldoorlogen deuil, rivalités, oubli et mémoire. Les commémorations de l’Armistice du 11 novembre en BAUTERS, Michiel, Van de slag bij Tacambaro in Belgique de la fin de la Seconde Guerre monMexico (1865) tot de Tweede Wereldoorlog. diale à nos jours, UCL (L. Van Ypersele).

Oorlogsgedenktekens en herdenkingspraktijken Debrus Corentin, L’humour comme arme dans in Oudenaarde, UGent (B. De Wever) la presse clandestine francophone belge de BREBAN Jelle, Het parochiale leven in Belgisch la Première Guerre mondiale, UCL (L. Van Limburg tijdens de Eerste Wereldoorlog Ypersele).

(1914-1918). Een onderzoek naar het belang DELAEY, Isabeau, “Het verleden leeft in ons!”. van de pastoor tijdens de Duitse invasie en de Een analyse van de West-Vlaamse frontblaadjes daaropvolgende bezettingsperiode, KU Leuven uit de Eerste Wereldoorlog als drager van het (T. Verschaffel) collectief geheugen, UGent (A. Vrints) BRUMIOUL Sophie, Contribution à l’histoire de DOMINGOS VALENTIM Victoria, Vivre et téla Résistance en Hesbaye liégeoise : le refuge moigner de l’incarcération au féminin pendant Saumon de l’Armée Secrète et les combats de la la Deuxième Guerre mondiale, ULB (V. Piette).

Libération à Alleur, ULg (C. Lanneau) Dubuisson Amélie, Créer une source histoCASTELEYN Davy, Notes et souvenirs de Victor rique, conserver pour la postérité. La récolte et Brants (1856-1917). Tekstkritische uitgave l’utilisation de témoignages sonores et audiovan een autobiografische reflectie geschreven visuels de rescapés de la Shoah en Belgique de tijdens de Eerste Wereldoorlog, KU Leuven (J. 1980 à aujourd’hui. Étude et analyse de trois De Maeyer) institutions, UCL (G. Zelis).

CHARON Arnaud, Un médecin dans la Grande Dumont Amandine, Entre justice militaire Guerre. Le journal de guerre du Dr Marcel et justice ordinaire. L’épuration civique au Alexander (1887-1979), ULB (S. Jaumain). sortir de la Seconde Guerre mondiale dans CRAPS Pierre-Yves, Histoire comparée de la l’arrondissement judiciaire de Mons (1945dénazification de l’Alma Mater Lipsiensis (zone 1961), UCL (X. Rousseaux). d’occupation soviétique) et la Ruprecht-KarlsGelders Steffi, Tours et détours de la mémoire Universität Heidelberg (zone d’occupation : le cas des enfants juifs cachés pendant la américaine). 1945-1949, ULB (P. Lagrou).

Seconde Guerre mondiale en Belgique francoDE CLERCQ, Sulotta, De gedeporteerde arbeider: phone. Quand la mémoire du passé devient un held of slachtoffer? Een studie naar de nationale objet du présent, UCL (G. Zelis). erkenning van de Belgische gedeporteerde

BVNG

54 ABHC 13-4

GIET François, Les bataillons bavarois à Liège durant la Première Guerre mondiale, ULg (F.Balace) HUYGHE, Charlotte, Voor vorst en vaderland? De beeldvorming over de Belgische frontsoldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de hand van Vlaamse en Waalse marktliederen, UGent (A. Vrints) Kneipe Adeline, Les albums photographiques de 14-18 : regard de la reine Elisabeth sur la Grande Guerre, UCL (L. Van Ypersele).

LARSEN, Nicolas, Het verzet in Knokke tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een prosopografische analyse van de lokale verzetsbewegingen, UGent (B. De Wever) NAERT, Jan, Het Gentse Onafhankelijkheidsfront in de naoorlogse jaren. ‘Une victoire sans lendemain?’, UGent (R. Van Doorslaer) Rustin Hélène, Les enfants juifs cachés au château de Beloeil (Foyer Léopold III) durant la Seconde Guerre mondiale, UCL (G. Zelis).

SAENEN Laurens, De houding van ‘Laken’ ten overstaan van de secretarissen-generaal tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1944), KU Leuven (G. Janssens) SLAUTSKY Barbara, La restitution des oeuvres d’art spoliées par les nazis pendant la Seconde Guerre mondiale en Belgique, ULB (V. Piette).

STEENHOUWER Glenn, Doodlopend spoor: de deportatie van 08 mei 1942 van Breendonk naar Mauthausen, VUB (P. Scholliers) Thiry Amandine, «Le tribut des temps troubles».

La justice face aux homicides attribués à la «résistance» dans l’arrondissement judiciaire de Mons (avril 1943 - novembre 1944), UCL (X. Rousseaux et J. Campion).

TZAMOS Fotini, Le Journal de Verviers, organe de presse censuré (1940-1944), ULg (C. Lanneau) VAN DE WALLE Johannes, Onder professoren.

Nazificatie, verzet en denazificatie aan de universiteit van Freiburg im Breisgau 1933-1948, KU Leuven (G. Verbeeck)

VAN GUCHT, Pieter-Jan, Spionitis in de Eerste Wereldoorlog. Een bijdrage aan de geschiedenis van de Belgische Augusterlebnis, UGent (A. Vrints) VANHALEWIJCK Sam, Troost in bange dagen.

Vrouwelijke burgers tijdens de Eerste Wereldoorlog in bezet België, KU Leuven (T. Verschaffel) VERBIST Rembrandt, Van pleitbezorger tot spreekbuis van het naziregime: een studie van het antisemitische blad Volksverwering/Volksche Aanval (1937-1943), KU Leuven (K. Van Nieuwenhuyse) VERCRUYSSE Sarah Maya, De Belgische politieke gevangenen in MittelbauDora (1943-2012). De relatie tussen de gevangenen vanaf het kampleven tot en met de naoorlogse vriendenkring, KU Leuven (G. Verbeeck) VINCK, Pieterjan, Charles Wentein: apologie van een Vlaamse Waffen-SS’er, UGent (B. De Wever) WAUTERS Jennifer, Représentations de la Belgique au Québec pendant la Première Guerre mondiale, ULB (S. Jaumain).

WERCKX Sam, Perceptie van de Duitse bezetting in België tijdens de Eerste Wereldoorlog Een dagboekanalyse, KU Leuven (M. Kohlrausch) WILLAERT, Anton, De piottenpakkers. Conflicten tussen de Rijkswacht en militairen tijdens de Eerste Wereldoorlog, UGent (A. Vrints) WYNANTS Emeline, Les commémorations du 11 novembre en Belgique francophone pendant l’Entre-Deux guerres : les cas de Bruxelles, Liège et Mons, ULg (P. Raxhon)

4. Economische geschiedenis – Histoire économique

BOVIN Andreas, Van Suez-crisis tot programmaovereenkomst. Het Belgisch aardoliebeleid in historisch perspectief (1945-1975), VUB (G. Vanthemsche)

13-4

BVNG ABHC 55

BREELS Arno, Vivir y trabajar en Bélgica: Emigratie van Spaanse gastarbeiders na het akkoord van 28 november 1956 naar de Kempense Steenkoolmijnen, KU Leuven (M. Kohlrausch) COOLS, Thomas, Pour faire de bon service: desertie in het Belgisch leger tijdens de FransPruisische oorlog, UAntwerpen (M. Van Ginderachter & N. de Mûelenaere) DE BELDER Yuri, Het huwelijk van servi, liberti en ingenui. Een analyse van de socio-economische situatie en de sociale status in het Oude Rome, VUB (P. Erdkamp) DE VROEY, Linde, De Turnhoutsebaan te Borgerhout. Geschiedenis en geheugen van een straat in beweging, UGent (G. Deneckere) DERUYTTER, Barbara, ‘Maar de overmacht bleef aan ons…’ De dagelijkse strijd om gezag tussen ordediensten en burgers in België in het begin van de 20ste-eeuw, UGent (A. Vrints) DEWILDE, Jeroen, Armoede en armenzorg in Poperinge (1750-1812), UGent (A. Van Bruaene) DEWIT Silke, Sociale stratificatie van de Brabantse elite. Een analyse van Brusselse grafschriften (1357-1555), VUB (G. Declercq) DIGNEFFE Niels, De rol van de André Dumont mijn op T.H.O.R. Waterschei tussen 1918 en 1988: De invloed van de economische realiteit op de sportieve successen, KU Leuven (D. Vanysacker) ESKENS Laura, Bouwen aan een syndicale bewe5. Histoire sociale – Sociale geschiedenis ging. Christelijke vakbonden en Solidarnosc na 1989, KU Leuven (I. Goddeeris) ADRIAENSENS, Annelies, De sociale achtergrond GEUDENS, Bénédicte, Milaan-Limvan moeders in Oudenaarde: een demografiburg,1946-1956: een treinreis naar het beloofde sche studie op basis van een materniteitsarchief land? Beleid versus praktijk: de rekrutering van (1847-1912), UGent, (I. Devos) Italiaanse mijnwerkers in de mijn van Eisden BEKAERT, Wim, Studentenbeweging en -protest (1946-1956), UAntwerpen (H. Greefs) aan de RUG: het FK als zenuwknoop in het GREVIG Joëlle, L’immigration et la perception de Gentse studentenleven 1969-1985, UGent (L. l’étranger juif au sein du quartier des Marolles François) (1920-1970), ULB (S. Jaumain).

BOON Jan-Kornelis, Reconstructie van de Indiase MAHIEU Ilse, Leven in krotten. Leefmilieuprostudentenpopulatie aan de KU Leuven (1970blemen en gezondheidsklachten in de Leuvense 2010), KU Leuven (I. Goddeeris) gangen (1871-1912), KU Leuven (L. Van Molle)

DAELMANS Thomas, Een crisis in de crisis: Een zoektocht naar bankencontrole in België tijdens de jaren dertig, KU Leuven (E. Buyst) DE CONINCK, Bram, De aardappelziekte in België, 1845-1850. Aanzet tot een actief landbouwbeleid, UAntwerpen (R. Vermoesen) DE SMET Toon, De hypothese van Jongman voorbij. Een cijfermatige benadering van landbouw tijdens de Romeinse Keizertijd en de invloed ervan op de demografie, VUB (P. Erdkamp) DEMEERSMAN Ben, De firma Delhaize Frères et Cie. ‘Le Lion’ en de voedselvoorziening in België tijdens de eerste wereldoorlog, VUB (P. Scholliers) JANSSENS, Robbe, Economische misdrijven in het arrondissement Mechelen in de jaren 1916 en 1919. Een verkennend historisch onderzoek, UGent (A. Vrints) SOENENS, Elise, Het beleid in verband met de zelfstandige economische activiteiten van migranten en immigranten in de jaren 1950, UGent (F. Caestecker) VERMEULEN, Tim, Historische overzicht van de migratie van Afrikaanse voetballers naar Europa met bijzondere aandacht voor de Belgische Eerste Klasse als toegangspoort voor Europa, UGent (J. Tolleneer)

BVNG

56 ABHC 13-4

MERTENS Anke, De strijd tegen de miserie? Het Apostolaat van de Grootstad te Antwerpen (1936-1967), KU Leuven (L. Van Molle) MUSE Lore, Op zoek naar een thuis. Verlaten kinderen in Brugge, 1879-1880: een levensloopanalyse, KU Leuven (L. Van Molle) NEIRIJNCK Sören, Het Uitvoerend Comité van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Kenschets van het machtigste voetbalorgaan in België (1924-1945), KU Leuven (D. Vanysacker) NELEN, Elke, De rest komt op de koop toe.

VIVEC: een socialistische verbruikersorganisatie in tijden van massaconsumptie. 1959-1968, UAntwerpen (M. Van Ginderachter) NYNS Pablo, Les Cordones Industriales au Chili de 1972-1973. «Todos juntos haremos la Historia», ULB (J.-J. Heirwegh).

PONCIN, Fréderick, Brussel en haar joodse vluchtelingen van Poolse origine, jaren 1920-1930, UAntwerpen (H. Van Goethem) SIMÕES DO NASCIMENTO João Daniel, Travailler en usine comme engagement politique : Les étudiants belges en entreprise dans les années 1960-80, ULB (A. Morelli).

TEGENBOS, Jolien, Ontheemd: inwoners van gesaneerde krottenwijken op zoek naar een (t) huis. Ruimtelijke en sociale gevolgen van de transformatie van de Boeksteeg tot Nationalestraat, 1866-1890, UAntwerpen (H. Greefs) VAN ASSEL, Wouter, Syndicalisme op internationale paden. Het internationalisme binnen het ABVV, 1945-1949, UGent (G. Van Goethem) Van de Werve de Schilde Cynthia, Philippe van de Werve et de Schilde : une étude des relations familiales dans la noblesse belge aux XVIIIe et XIXe siècles, UCL (P. Servais).

VAN DEN BOSSCHE, Veerle, De hulpgevangenis van Gent: een kijk op de veroordeelde gedetineerden (1870-1914), UGent (A. Vrints) VAN LAER, Anton, Het sociale gebruik van reinheid in laat negentiende-eeuws Antwerpen, UGent (A. Vrints)

VANDEBROEK, Dorien, De verhouding tussen joodse residenten en nieuwkomers. Onderlinge verbanden in de Terliststraat in het interbellum, UAntwerpen (H. Van Goethem & K. Hofmeester) VANDENBERGHE, Gerd, De opvang en zorg voor “arme wezen in België in de negentiende eeuw”. De casus van de Zuid-Oostvlaamse stad Ronse (1800-1894), UGent (S. Van de Perre) VANDENBROECK Michaël, La perception de la Russie par les Belges au début du XXe siècle.

Un exemple de lutte d’opinion publique : Marcel Lauwick et la Société d’études belgo-russe, ULB (J.-J. Heirwegh).

VANDEPUTTE, Ruben, Leven als delinquent. Een levensloopanalyse van gevangenen in Gent in de tweede helft van de 19e-eeuw, UGent (I. Devos) VANOVERBERGHE, Delphine, Kasteeldomeinen en kasteelheren in de 19e- en de 20e-eeuw in België, UGent (P. Janssens) VEKEMANS Rafaël, De Maatschappij van Weldadigheid (1822-1830), VUB (A. Winter) VERHEYLEWEGEN Amandine, A la croisée d’un héritage multiple… les jeunes communistes bruxellois au début des années septante, ULB (V. Piette).

VERLINDEN Sarah, Veranderende voedingsgewoonten op het platteland (1880-1930).

Culinaire adviezen voor huisvrouwen op het platteland, KU Leuven (Y. Segers) VERMEIRE Joke, Inkomsten van de armenzorg in Eeklo in de 16de-18de eeuw, VUB (A. Winter) VERVAEKE, Ans, Tussen letsels, latten en lakens.

De invloed van pokken op de gezondheid. Een onderzoek naar lichaamslengte en vruchtbaarheid in het begin van de 19de-eeuw, UGent (I. Devos) VRINTS, Louise, “’t Is maar speelgoed”. De rol van spelen en speelgoed in de opvoeding van kinderen in Antwerpen (1900-1939), UAntwerpen (I. Van Damme)

13-4

BVNG ABHC 57

6. Culturele en mentaliteitsgeschiedenis – Histoire culturelle et des mentalités

ANDRE Sophie, Robert Surcourf : entre Histoire et Mémoire, ULg (P.Raxhon) ANDRIES, Thomas, De vijfjaarlijkse staatsprijzen voor Vlaamse letterkunde (1850-1900), UGent (C. Verbruggen) CLAES Tinne, Der Zeit ihre Kunst? De betekenisgeving aan cultuurparticipatie bij Joodse vrouwen in Wenen 1900-1938, KU Leuven (J. Tollebeek) COCHIN Florence, L’image de Japon dans la presse magazine belge francophone (19851999), ULB (S. Jaumain).

COSTERMANS, Sofie, De bibliofiele canon in België in het midden van de 19de eeuw. Een onderzoek op basis van het bibliofiele tijdschrift ‘Le bibliophile belge’ (1844-1864), UAntwerpen (P. Delsaerdt) COUSSEMENT Kyra, Nation branding op Expo ‘58. Belgisch nationalisme op een wereldtentoonstelling, KU Leuven (T. Verschaffel) DE CRITS Mats, Doping in de wielersport. Een retrospectieve kritiek, VUB (P. Scholliers) DE KEYSER, Steven, Oorlog is geen kunst. Het maatschappelijke engagement van SocioCultureel Centrum Vooruit / Kunstencentrum Vooruit (1982-2012), UGent (L. Nys) DE MOERLOOSE, Jana, ‘Histoire croisée’ van de filantropische vereniging Diesterweg (18921920), UGent (C. Verbruggen) DE PICKER, Marisa, Du charlatanisme indéfini et à l’infini?, UAntwerpen (H. de Smaele) DE SCHUTTER Jan, Kein Bestandteil Sein Einstürzende Neubauten: muziek als cultuurkritiek tijdens de jaren 1980, KU Leuven (E. Peeters) DEBACKER, Arnout, Jeugd, ‘de adem van een nieuwe tijd’? Radicaliteit bij Vlaams-nationalistische mannelijke jeugd tijdens het interbellum, UAntwerpen (M. Beyen)

BVNG

58 ABHC 13-4

DELAURÉ Laura, De uitwisseling van kennis en kunstobjecten tussen de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en Britse musea (1850-1950). De spelers op het internationale culturele toneel, KU Leuven (K. Wils) EMMERECHTS Jante, De Belgische bibliofilie in de negentiende eeuw. Een onderzoek op basis van het tijdschrift Le Bibliophile belge, KU Leuven (P. Delsaerdt) GALLASZ Philip, Theater is politiek, politiek is theater. De legitimatie van het podiumkunstenbeleid in Vlaanderen, KU Leuven (J. Tollebeek) GIJBELS Jolien, ‘Eigen kunst is eigen leven’. Vernieuwing en traditie in en rond de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (1956-1977), KU Leuven (J. Tollebeek) HAAK Ellen, De Muntschouwburg van 1950-1963 : zingt de zwaan haar laatste lied?, VUB (J. Tyssens) KETELSLEGERS, Judith, Amnesty International en de strijd tegen de doodstraf. Universaliteit gekaderd binnen culturele verscheidenheid, UGent (J. Van Daele) LATEUR, Simon, De adel in het Gentse mondaine verenigingsleven te Gent aan het begin van de twintigste eeuw, UGent (P. Janssens) LEYSEN Vincent, Het Belgische militaire denken in de lange 19de eeuw, KU Leuven (J. Hoegaerts) LOEFFEN Jeroen, ‘Wat moet men van dit schrikdier verwachten?’. Beeldvorming van de patriotten in orangistische tijdschriften 1781-1787, KU Leuven (T. Verschaffel) MAEBE, Guillaume, Sport, ethiek en politiek in Vlaanderen (1970-heden). Historische analyse van een bewustwordingsproces, UGent (J. Tolleneer) MEIJER, Rosan, Een gekleurde voorstelling van zaken. De reactie van filmcritici op de Duitse ontspanningsfilm in België gedurende de Tweede Wereldoorlog, UAntwerpen (M. Beyen) MICHAUX MAIMONE Côme, Black «blues» belge. La musique afro-américaine en Belgique,

1851-1951. Histoire économique et culturelle, ULB, (C. Vanderpelen).

MOUTON Géraldine, On deviant cuisinier, mais on nait rôtisseur. De professionalisering van de horecasector in Brussel (1871-1914), VUB (P. Scholliers) NIJS Joke, Zuivere zoenen, kruiperige kussen. De kus in de gestecultuur van de Joodse, GrieksRomeinse en vroegchristelijke oudheid, VUB (C. Laes) PELEMANS, Jan, Er wordt weer lustig ge-tomahawkt’. Een onderzoek naar de receptie van westernfilms in de Vlaamse pers van 1930 tot 1960, UAntwerpen (M. Beyen) PRAET Renata, Julius Hoste. Netwerkrelaties en hun betekenis in het leven van een negentiendeeeuwse flamingant, KU Leuven (T. Verschaffel) ROBERT Frans, Tussen academie en roeping. Het kunstenaarschap van Xavier Mellery (1845 1921), KU Leuven (T. Verschaffel) ROELS, Willem, Het vallen van de bladen. Een structurele analyse van de faillissement van Volksgazet, UGent (G. Deneckere) ROEYHAERT, Rutger, De haat-liefdeverhouding tegenover ‘zigeuners’ in film en muziek. Een historisch onderzoek van representaties onder het naziregime in vergelijking met de revivals van stereotypen in het postcommunistische tijdperk, UGent (G. Deneckere) RUYSEVELDT An-Sofie, Max Rooses. Bevorderaar van een Vlaamse en Antwerpse identiteit, KU Leuven (H. Cools) SCHEPENS Sharon, De impact van de geur op de geschiedenis van Brussel in de 19de eeuw, VUB (J. Tyssens) SEUNTJENS, Maud, A way of the dead body.

Een topografie van rouw- en grafrituelen bij de Turkse gemeenschap in Gent, UGent (G. Deneckere) SWERTS Kasper, Een staatloos natie in een natieloze staat. Subnationale geschiedschrijving in Québec en Vlaanderen tijdens het interbellum , KU Leuven (E. Peeters)

THIELEMANS Jonas, Een Frans leenwoord in het Vlaamse wielerjargon. Inhoudelijke verandering van het begrip Flandrien doorheen de twintigste eeuw, KU Leuven (D. Vanysacker) VAN DEN STEEN Gwenn, Alles voor de slanke lijn. Een historische kijk op de afslanktrend, VUB (P. Scholliers) VAN DER AUWERA Leen, Groenten en kruiden in de elitaire eetcultuur, 1750-1850, VUB (P. Scholliers) VAN DER VEKEN, Johan, De verschillende representaties van de Franse periode in België in enkele 19de eeuwse kranten, UAntwerpen (M. Van Ginderachter) VAN DER VEKEN, Pierre, De perceptie van agressie in het Belgisch voetbal. Vijf gevalstudies uit de periode van 1960 tot heden, UGent (J. Tolleneer) VAN DUYNSLAGER Ellen, De eerste tieners.

Consumptiecultuur in Vlaamse jongerenbladen (1930-1970), KU Leuven (J. Tollebeek) VAN ROYEN, Jan, Kinderen met een handicap door de fotografische lens. Broeder van Liefde Ebergiste - Gustaaf De Deyne (1887-1943) fotograaf en pedagoog, UGent (B. De Wever) VANBOSSEL, Annelies, Tussen mensenrechtendiscours en activisme: Amnesty International in relatie tot de vrijlating van gewetensgevangenen tijdens het Francoregime in Spanje (1961-1975), UGent (G. Deneckere) VANDEPUTTE, Simon, Constructies van mannelijkheid en burgerschap in de socialistische beweging: analyse van het discours van de campagnes voor algemeen stemrecht in Vooruit! tussen 1885 en 1914, UGent (J. Carlier) VANDEWEYER, Bruce, Oriëntalisme in Duitse en Engelse reisgidsen 1890-1910, UAntwerpen (H. de Smaele) VANHECKE, Stan, De perceptie van sporters met een fysieke beperking in de Belgische media (1945-heden), UGent (J. Tolleneer)

13-4

BVNG ABHC 59

8. Wetenschaps- en VERLAAK Pieter, ‘Chroniqueurs van de revolutie’. onderwijsgeschiedenis Romantische lithografen en de verbeelding van de Septemberdagen (1830-1834), KU Leuven – Histoire de l’enseignement et (T. Verschaffel). histoire des sciences VERSTEGEN, Eline, Een dandy en zijn kunst.

Arthur H. Cornette als hoofdconservator van CONTI Olivier, La conservation et l’archivage du het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten jeu vidéo. Vers une reconnaissance du patriAntwerpen (1924-1944), UAntwerpen (R. moine vidéoludique?, ULB (M. Andrin).

Heynickx) DE COEN Christopher, Les fouilles de Bernissart: VLEUGELS Ellen, Geschiedenis en Politiek. De une collaboration entre monde scientifique, Internationale Congressen voor historici tijdens monde industriel et l’État belge (1878-1887), het Interbellum, KU Leuven (J. Tollebeek) ULB (K. Bertrams).

DE SADELEER Marijke, De Kracht Van Genezing.

De keuze voor een magnetische behandeling in België (1860-1910), KU Leuven (T. Van Os7. Histoire religieuse selaer) – Religieuze geschiedenis DEBUSSCHERE Ruben, De Militaire Psychiatrie in België voor de Eerste Wereldoorlog: VerkenMESKENS, Febe, De houding van de katholieke ning van een Discipline in wording, KU Leuven kerk tegenover de repressie, UGent (K. Aerts) (K. Wils) MISPOULIER Sara, Toerisme voor het platteland?

Delmarre Charlotte,»Qui étaient nos profesDe Lourdesbedevaarten van de Boerenbond, seurs ?» Profils et pratiques des enseignants 1926-1986, KU Leuven (L. Van Molle) dans l’enseignement secondaire catholique à NEIRYNCK, Matthias, Bij gratie Gods? Een onTournai entre 1958 et 1978, UCL (G. Zelis). derzoek naar katholieke geestelijken in de colFIERENS, Sare, De ontwikkeling van de psychololaboratie en de naoorlogse zuiveringen in België gie in de experimenteerschool van de pedago(1940-1946), UGent (B. De Wever) gie. Een geschiedenis van de psychologische PERSY Andreas, Het sociale en culturele leven in wetenschappen aan de Gentse universiteit, het Grootseminarie van Mechelen (1944-1970), 1927-1990, UGent (G. Deneckere) KU Leuven (J. De Maeyer) Flock Sarah, Pratique tabulaire et construction VAN HOOF, Nina, Doopouders in de 19e eeuw. d’un savoir en fonction des postures des enseiEen studie in de West-Vlaamse parochie Stene, gnants d’histoire, UCL (G. Zelis).

UGent (I. Devos) GIANNINI Lorène, Actualquarto, la presse à l’école. Etude d’un journal : organisation et contenu (1971-1995),ULg (C. Lanneau) LIENART Joffrey, Le monde des généalogistes belges de 1830 à 1970 : 140 ans d’entraide, ULB (S. Jaumain).

Lorenzen Philippe, La MDH et ses racines : entre histoire et historiens, de Leuven à Louvain-la-Neuve, UCL (L. Courtois).

MERTENS Jelle, Aardrijkskunde in de twintigste eeuw. Een naoorlogse geschiedenis van het

BVNG

60 ABHC 13-4

schoolvak aardrijkskunde en zijn relatie tot burgerschapsvorming in het Belgische katholieke onderwijs (1945-1989), KU Leuven (T. Lobbes) MOENTACK Aline, Histoire de l’enseignement primaire spécialisé de 1931 à 2004. Le cas du type 8 : analyse de parcours scolaires (19832004) d’enfants scolarisés à l’école communale de Forest «les Marronniers», ULB (V. Piette).

NEYRINCK Nina, Kinderen en natievorming in België in de negentiende eeuw. De invloed en betekenis van schoolreizen, KU Leuven (J. Hoegaerts) NYS Vincent, De bronnenbevraging in het secundaire geschiedenisonderwijs: een analyse aan de hand van ca. 200 geschiedenisexamens uit de derde graad, KU Leuven (K. Van Nieuwenhuyse) PARIS ANTELO Lauranne, Cemubac. Histoire d’une Organisation Non Gouvernementale universitaire de Développement, ULB (S. Jaumain).

VAN AGGELEN, Machteld, Muzikale behandelingswijzen in de westerse psychische geneeskunde in de negentiende eeuw: tussen soma en psyche, UAntwerpen (H. de Smaele) VAN BULCK, Glenn, WT IONSTEN VERSAEMT. Een sociaal-economische schets van de leerlingen van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen (1830-1885), UAntwerpen (H. Greefs) VAN DER BRUGGEN Stieve, Meer studenten, grotere zorgen. Een evolutie van het sociaal huisvestingsbeleid van de KU Leuven vanaf 1949, KU Leuven (J. Tollebeek) ZYLBERBERG Sam, «Ce n’est pas ma faute si je suis malade et on a pas le droit de me tenir enfermé pour cela». Trajectoires d’internés soumis à la loi de défense sociale de 1930 à travers les décisions de la Commission de défense sociale instituée auprès de l’annexe psychiatrique de la prison de Forest, ULB (P. Lagrou).

9. Histoire des femmes et du genre – Vrouwen-gendergeschiedenis

COLE, Lien, Vrouw en coöperatie. De coöperatieve vrouwenbond ‘De Samenwerkster’ in Gent, UGent (L. Nys) De Brouwer Mélanie, Des «bonnes sœurs» aux infirmières. La sécularisation et la professionnalisation des soins aux femmes aliénées de l’Institut du Beau Vallon entre 1914 et 1982, UCL (X. Rousseaux).

DEFEYT Antoine, Masculin pluriel et singulièrement masculin. Oscar Wilde, Charles Baudelaire et Jules Barbey d’Aurevilly : trois dandys vus par le prisme de la masculinité du XIXe siècle, ULB (V. Piette).

DUMONT Anne-Catherine, Elles ! Ces chanteuses et leurs images dans le rock, à travers la presse musicale, en France et en Belgique francophone, pendant les années punk (1975-1980), ULB (V. Piette).

ECH-CHAQROUNI Ikram, L’enseignement...une affaire de femmes? Une histoire des enseignantes laïques à Bruxelles durant l’entre-deux guerres, ULB (V. Piette).

GOBIN Pauline, La fédération liégeoise des Femmes Prévoyantes Socialistes : étude d’un mouvement féminin mutualiste, culturel et socialiste de 1957 à 1982, ULg (E. Geerkens) HOMBROUKX Aurélie, “Nu is dat allemaal anders”- of toch niet ? Evolutie van comingoutpraktijken en maatschappelijke bespreekbaarheid van lesbische vrouwen tussen 1970 en nu - een mondelinge geschiedenis, KU Leuven (J. Hoegaerts) HOTERMANS Elora, L’entrée des femmes dans l’armée : le cas de la Belgique au XXème siècle (des années cinquante aux années quatre-vingt), ULB (V. Piette).

KUPPENS Laura, ‘Vrouw zijn: noodlot of keuze?’

Het christelijk feminisme van Maria De Leebeeck (1914-1984), KU Leuven (L. Van Molle) KYMPERS, Marie, Vreemde vrouwen. Een groeps-

13-4

BVNG ABHC 61

portret van de buitenlandse studentes aan de Université Nouvelle in Brussel, 1894-1919, UGent (C. Verbruggen) MASURE, Anaïs, De emigratie naar de Verenigde Staten in het begin van de twintigste eeuw. Het migratieprofiel, -traject en -netwerk van de Belgische vrouwelijke emigrant (1901-1910), UAntwerpen (H. Greefs) NARDI Alicia, Profil de femmes inconnues. Des femmes dans la Résistance à Charleroi durant la Seconde Guerre mondiale, ULB (A. Morelli).

OP DEN CAMP Regine, Achter elke succesvolle kraker, staat een sterke kraakster. Een representatie van de vrouwelijke kraker in de Amsterdamse kraakbeweging (1967-1985), KU Leuven (L. Van Molle) OULAD BEN TAIB Hajar, Pionnières de l’immigration marocaine dans la commune de Molenbeek-Saint-Jean. Parcours de femmes entre 1964 et 1974, ULB (A. Morelli).

PIRARD Manohan, L’évolution du football féminin belge au sein de l’institution de L’Union Royale Belge des Sociétés de Football-Association.

De l’émergence du championnat à la création de l’équipe nationale féminine belge, ULB (S. Jaumain).

RIMAUX, Bram, ‘Wat baat het den mensch gansch de wereld te winnen, indien hij zijne ziel verliest.’ Religie en vrouwelijke agency als onverzoenbare begrippen? Via genderanalyse op zoek naar een stijgend zelfbewustzijn bij de missiezusters van Berlaar aan de hand van hun briefwisseling, 1910-1960, UGent (J. Carlier) SLIM Hanane, Les veuves bruxelloises au XIXe siècle. Une approche sociale et juridique, ULB (V. Piette).

VAN DEN BROECK, Charlotte, Man onder vuur: Mannelijkheid herbekeken door de medische wereld na de Grote Oorlog, UAntwerpen (H. de Smaele) VOORSPOELS, Jolien, ‘Zij zijn de oorsprong en oerbron van al wat burgerschap is.’ Vrouwenstemrecht in het Belgische Parlement, 18861948: een discoursanalyse, UGent (J. Carlier)

BVNG

62 ABHC 13-4

10. Koloniale geschiedenis – Histoire coloniale

Castaigne Lucie, Images d’hier, paroles d’aujourd’hui. Le film de famille : entre vie quotidienne, représentations et mémoires de la colonisation (Congo belge, 1950-1960), UCL (P. Van Schuylenbergh).

CLAEYS John, Histoire de l’enclave de Lado, 1890-1910. Histoire d’une conquête discontinue, entre rêve et réalité, ULB (P. Lagrou).

COEKAERTS, Jochen, De Belgische Socialistische vakbond in Kongo, UGent (G. Van Goethem) COUSSEMENT, Tiemen, Een geschiedenis van honger in Ethiopië, UGent (I. Brinkman) DELVAUX, Klaas, Emile Francqui. Een biografische bijdrage tot het onderzoek naar de impact van top-ondernemers op een kolonie, UGent (B. Lecocq) DEMUYNCK Ellen, De West-Europese perceptie van het Frans kolonialisme. De verovering van Frans Indochina (1858-1897), KU Leuven (I. Goddeeris) GESQUIERE, Mathias, ‘Mobiliteit in het Angolees/Congolees grensgebied’, UGent (I. Brinkman) GUNST, Brecht, Het Institut National pour l’étude Agronomique du Congo belge. De integratie van de Congolese peasant in het kapitalistische wereldsysteem, UGent (E. Vanhaute) MAERTENS DE NOORDHOUT Florence Solange M., «Faute avouée à moitié pardonnée!»

Repentance et réparations : le cas de la Belgique et de la République démocratique du Congo, ULB (V. Piette).

SOENENS Anneleen, De perceptie van het Duitse kolonialisme. De Duitse kolonies in Afrika in de Belgische en Franse pers, KU Leuven (I. Goddeeris) VAN HULLE Inge, The imperial dynamics of recognition. Britain and the recognition of the Spanish American republics (1810- 1824), KU Leuven (R. Lesaffer)

VERBEEK, Sanne, Historici als getuigen in de rechtszaal. Expert getuigen en de werking van het Internationaal Strafhof voor ex-Joegoslavië, UGent (B. Bevernage) VERBEEKE Marie, De strijd om erkenning voor het verleden. Postkoloniale debatten in Frankrijk in de 21ste eeuw, KU Leuven (I. Goddeeris) 11. Histoire publique et métahistoire WILLEMS, Eva, Het helen van historische won– Publieks- en metageschiedenis den: slachtofferperspectieven in post-conflict Peru (1980-2012), UGent (B. Bevernage) BOEYKENS, Tessa, Todo Vuelve. Tijd en historiciteitspolitiek in naoorlogs Guatemala, UGent (B. WIRT Daniel, De Europeanisering van de holocaustherdenking? Collectieve herinnering in Bevernage) het zog van politieke aspiraties (1989-2010), KU CUYPERS Silke, Belgisch-Congolese jongeren aan Leuven (E. Peeters) het woord. Omgang met het verleden en identiteitsvorming, KU Leuven (K. Wils) ROMBOUT, Kevin, Oost-Duitse herinneringen 12. Juridische geschiedenis in het herenigde Duitsland: de rol van de ‘Bundesbeauftragte für die Stasi-Unterlagen’ (BStU) – Histoire judiciaire tussen 1990 en 1997, UGent (B. Bevernage) Solbreux Marie-Laure, L’histoire dans la Severino Frédéric, Juger à la mine. Les accibande dessinée. Étude de la représentation des dents de travail mortels dans les charbonnages croisades dans la bande dessinée franco-belge du Borinage devant la cour d’appel de Bruxelles depuis 2005, UCL (L. Courtois).

(1837-1896), UCL (X. Rousseaux).

VAN DEN HEEDE, Else, El Olvido Está Lleno de Vandersanden Marie, «Tu es un cochon, tu Memoria. Writing history on the Pinochet era t’en prends à une enfant !». Approche histoin Chile: a comparison of discourse between rique des violences sexuelles sur enfants jugées Villa Grimaldi, Parque por la Paz and Museo de par la cour d’assises de Namur entre 1872 et la Memoria y Derechos Humanos, UGent (B. 1918, UCL (X. Rousseaux).

Bevernage) VAN DEN HEEDE, Pieter, “Above and Beyond the Call of Duty”. Analyse van de voorstelling 13. Histoire de l’environnement van de Tweede Wereldoorlog in first person – Ecologische geschiedenis shooter games d.m.v een ‘publiekshistorisch’ model, UGent (G. Deneckere) De Waele Cyrielle, Les nuisances industrielles et VAN KERSCHAVER, Nele, Daniël Varoujean les solutions proposées par les différents acteurs (1884-1915), van student in Gent tot icoon van à travers les enquêtes «Commodo et Incommode Armeense genocide. Een onderzoek naar do» : le cas de la Commune d’Ath (1810-1863), de biografie van en herinneringscultus rond de UCL (M. Dorban).

Armeense dichter, UGent (G. Deneckere) VANHOPPLINUS, Anneleen, Verzoening zoeken met het verleden. Een analyse van Noord-Ierse slachtofferorganisaties na ‘the Troubles’, UGent (B. Bevernage) VAN MELKEBEKE, Sven, More continuity than change. Arbeid en arbeidsrelaties in de koffieplantagesector van Kivu tijden het interbellum, UGent (E. Vanhaute)

13-4

BVNG ABHC 63

bvng

abhc

Bezoek onze website - Visitez notre site www.bvng.be www.abhc.be