
3 minute read
Strabrechtse Heide zucht onder groeiende recreatie
SOMEREN - Juist bij het meest kwetsbare stukje natuur in Someren, de Strabrechtse Heide, worden in rap tempo vakantieparken uit de grond gestampt. De groei van recreatieve activiteiten aan de rand van het Natura 2000-gebied is niet zonder gevolgen, concluderen onderzoekers in een adviesrapport.

‘De druk is groter dan de Strabrechtse Heide kan dragen.’ door Maarten Driessen
De plannen voor een recreatieve hotspot nabij de Strabrechtse
Heide kennen een lange geschiedenis. In 2005 werd het gebied De Heihorsten, als onderdeel van het ‘Reconstructieplan De Peel’, aangeduid als projectlocatie voor recreatie. De tekeningen voor de twee vakantieparken die daar nu worden ontwikkeld liggen er al zeker sinds 2012.
Toen werd namelijk in kaart gebracht welke milieueffecten de realisatie van de beoogde hotspot met zich mee zou brengen, met naast de twee parken ook de inmiddels gerealiseerde Natuurpoort Vennenhorst, Boscafé De Soete Inval en een bijbehorende parkeerplaats. In al die jaren werd echter steeds geconcludeerd dat de gevolgen nihil zijn.
‘Ten aanzien van oppervlakteverlies, verontreiniging, optische verstoringen en geluids- en lichtverstoring zijn er geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide. Het optreden van significant negatieve effecten kan op voorhand worden uitgesloten’, zo valt in het rapport te lezen.
Balans volledig verstoord
In 2021 besloot de gemeenteraad echter een draagkrachtanalyse te laten opstellen. Naar aanleiding van de toen aangenomen nota ‘De kracht van toerisme’ wilde de raad inzichtelijk maken wat het buitengebied wat betreft recreatie nog aan kan. De eerste uitkomsten van die analyse, uitgevoerd door adviesbureau BRO, zijn vastgelegd in een conceptrapport dat in het bezit is van deze krant. Daarin wordt geconcludeerd dat de balans tussen draagkracht en draaglast van de Strabrechtse Heide inmiddels volledig is verstoord.
Op een schaal van één op vijf krijgt de draaglast de hoogst mogelijke score, terwijl de draagkracht het met een schamele één moet doen. ‘Onder druk van stikstofuitstoot, klimaatverandering en vele bezoekers wordt de draagkracht al overschreden. Dit zorgt voor schade aan gevoelige natuur’, aldus de onderzoekers, die stellen dat het groot aantal recreanten ervoor zorgt dat natuurwaarden worden verstoord.
‘Deze druk op de Strabrechtse
Heide wordt voor een groot deel veroorzaakt door functies aan de randen van het gebied met een uitstralend effect op de natuur.’
Van de twee nieuwe vakantieparken is De Heihorsten met 100 huisjes al volop in bedrijf. De bouw van de iets verderop gelegen Strabrechtse Vennen – met 170 luxe vakantiewoningen beduidend groter – is echter nog in volle gang. Een extra trekpleister die de druk alleen maar verder zal doen toenemen.
In het rapport wordt geadviseerd bezoek aan de Strabrechtse Heide juist te ontmoedigen. Als alternatief kunnen gebieden met een hogere draagkracht, zoals de Herselse bossen in Lierop en de Panbossen in Someren-Heide, voor recreanten juist aantrekkelijker worden gemaakt.
En de gemeente wordt op het hart gedrukt ‘voorzichtig om te gaan met (nieuwe) recreatieve initiatieven met een focus op de natuur van de Strabrechtse Heide.’
‘Ambities te hoog’ Someren zet in op stevige groei van de recreatieve sector. Richting 2030 moet zowel het aantal daggasten als het aantal overnachtingen fors omhoog. Concreet behelzen de ambities één miljoen dagbezoeken en 200.000 overnachtingen per jaar in 2030. Plus: ‘De hoogste bestedingen per duizend inwoners in de toeristische sector van de Brabantse Peelgemeenten.’ Maar volgens IVN-voorzitter
Wim Steenbakkers tast die beoogde groei de natuur aan, zoals het adviesrapport van BRO verbeeldt. Steenbakkers oppert daarom de ambities nog eens goed tegen het licht te houden. Duidelijk is in ieder geval dat de tijdgeest stevig is veranderd. Precaire natuurgebieden met een Natura 2000-status, zoals de Strabrechtse Heide, zijn de afgelopen jaren steeds meer onder een vergrootglas komen te liggen. Met de kennis van nu kunnen daarom vraagtekens worden gezet bij de wenselijkheid van een recreatieve hotspot pal naast dit kwetsbare gebied. “Als we heel eerlijk zijn, dan hadden we ons er destijds misschien feller tegen moeten verweren. Maar de vakantieparken worden nu niet meer afgebroken, natuurlijk, daarom zeggen we: in ieder geval géén verdere uitbreiding meer”, aldus Steenbakkers.
Het IVN is één van de partijen binnen de gemeentelijke klankbordgroep die zich momenteel over het buitengebied buigt.
Het rapport van BRO heeft ook bij de natuurvereniging de ogen geopend. Anderzijds wordt het IVN niet enthousiast van de suggestie om, als alternatief voor de Strabrechtse Heide en omgeving, gebieden als de Herselse – en Panbossen aantrekkelijker te maken voor recreatie. “Het is per definitie zo dat dit botst met de natuurwaarden aldaar. Je gaat het dan volbouwen en vol activiteiten plempen, zodanig dat het blijkbaar nét kan. Maar zo houd je geen echte natuur meer over.” In plaats van alternatieven oppert het IVN dus om de recreatie-ambities nog eens goed te bekijken. “Want eigenlijk moet je concluderen dat die gewoon te hoog zijn om ook nog natuur over te houden.”
‘Rapport nog niet af’ Het college van B en W laat in een reactie weten nog niet van de inhoud van het conceptrapport op de hoogte te zijn. “Er is sprake van een eerste concept binnen een lopend traject. Daar kunnen op geen enkele manier conclusies aan worden verbonden”, aldus een gemeentewoordvoerder. “Als gemeente gaan we uiterst zorgvuldig om met de druk op Natura 2000-gebieden. Dat is juist één van de redenen voor de draagkrachtanalyse.”
Het college noemt het daarom voorbarig nu al conclusies te trekken over zowel de wenselijkheid van de recreatieve hotspot als de recreatie-ambities in het algemeen.
“Het is een richtinggevend document en een bouwsteen om te komen tot een zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij is het goed om steeds nauwlettender naar de natuur, water en bodem te kijken. Het definitieve rapport moet een eerste inzicht verschaffen waar mogelijk krapte ontstaat en waar mogelijk nog ruimte is voor ontwikkeling. Dit inzicht wordt daarom ook meegenomen in de omgevingsvisie die thans wordt vormgegeven.”