Zo was het

Page 1

‘Zo was het’ Arbeidsinzet in Duitsland 1943 - 1945

Henk van Uitert


2


‘Zo was het’ Henk van Uitert

Alle illustraties in dit boek zijn origineel en komen uit het eigen archief. De foto’s op pagina 50, 52 en 53 zijn gemaakt door Henk van Uitert, tijdens zijn terugreis naar Nederland

Eerste druk: februari 2002 Tweede druk: maart 2002 Derde druk: november 2004 Bewerking tekst: Marijke van Uitert, Klaas M.Woudstra Omslagontwerp en vormgeving: Praktijk voor Communicatie ’de trab’,Apeldoorn/Bart van Uitert ISBN 90 807022-1-8 Copyright © ‘de trab’ 2002 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

3


4


Voorwoord

Enige jaren geleden kwam onze kleinzoon Redmar bij ons, om een interview af te nemen over de oorlog. Ik moest iets vertellen over mijn verblijf in Duitsland van 1943 - 1945. Mijn dochter zei bij die gelegenheid:“Dat moet je eens opschrijven of op een bandje inspreken, want daar weten wij ook niets van”. Dat was de eerste aanzet om een verslag te maken, maar verder gebeurde er niet veel. De tweede aanzet gaf Geert Mak, die in de bibliotheek zijn boek “De eeuw van mijn vader” ten doop hield, waarna ik dacht; ja ik moet toch eens beginnen.Tenslotte zijn Janny en ik van 2 - 7 juli 2001 naar Berlijn gegaan. Op 5 juli heb ik in Wildau het raadhuis bezocht en de burgemeester, de heer Richter ontmoet. Deze bracht mij in contact met de “Projektgruppe Zwangarbeiter Schicksal in der Region”. Deze mensen trachten zoveel mogelijk te weten te komen over het leven en werken van de verschillende groepen buitenlanders, die gedurende de oorlog in verschillende lagers gehuisvest waren. Het bleek dat ik de eerste voormalig “Zwangarbeiter” was, die zich daar persoonlijk gemeld had. De projectgroep was zeer geïnteresseerd, vooral toen ze hoorden dat alle brieven, die ik in die tijd naar mijn ouders gestuurd had, nog in mijn bezit waren. Bovendien had ik ook nog foto’s van de terugreis naar Nederland. Dit was dus de derde en beslissende aanzet en zo is dus dit verslag tot stand gekomen.

Apeldoorn, oktober 2001. Henk van Uitert

5


In juni 1943 was ik ervan overtuigd dat ik op kortere of langere termijn de "arbeidseinsatz" in Duitsland niet meer kon ontlopen. Ik heb toen bij een fotograaf een foto laten maken, die nog maar net op tijd klaar was, zodat ik deze bij vertrek naar Duitsland aan mijn ouders kon geven.

6


De periode 1943 - 1945 Toch naar Duitsland

Begin 1943 werkte ik op de Juridische afdeling van de Rijksverzekeringsbank aan de Apollolaan in Amsterdam.Het was een makkelijk baantje eerst het archief en later meer administratief werk, er was eigenlijk weinig werk. In februari ontving ik een oproep voor de keuring voor de Nederlandse Arbeids Dienst. Dit was een beetje militaristische, op Duitse leest geschoeide organisatie, waar o.a.gemarcheerd werd met een schop i.p.v. een geweer over de schouder. De jongens werden ingezet bij het ontginnen van woeste grond. In eerste instantie was dienstneming in N.A.D. op vrijwillige basis en werd d.m.v. reclamebiljetten reclame

voor deelname gemaakt.Vanaf deze biljetten moedigde een zeer stoere Hollandse jongen,“Koenraad van de Arbeidsdienst”,iedereen aan zich vooral vrijwillig te melden. Bij gebrek aan voldoende vrijwilligers werd een dienstplicht ingevoerd en op 25 februari werd ik gekeurd en vanwege mijn bril afgekeurd. Dit was eigenlijk wel verdacht, want de vrijwilligers werden daar voor die tijd nooit voor afgekeurd. In die tijd waren we veel met z’n vieren bij elkaar n.l.;Wim Stevens, een schoolvriend vanaf mijn 7e jaar, Herman Hammega, die bevriend was met Nel Otjes (een buurmeisje, die enkele jaren ouder was) en de vierde man van onze klaverjas ploeg, Gerrit Otjes. Gerrit was automonteur en was mede kostwinner in een gezin van 7, 7


vader, moeder 3 dochters en 2 zoons. Gerrit kreeg een oproep om zich te melden om te gaan werken in Wuppertal in Duitsland, waaraan hij geen gehoor heeft gegeven. Enige tijd later ontving hij een tweede oproep, waarbij werd vermeld, dat indien hij weer niet zou verschijnen er andere maatregelen zouden worden getroffen. Men werd dan opgepakt en via een verblijf in een concentratiekamp (b.v.Amersfoort) naar Duitsland op transport gesteld. Als je onderdook liep in zo’n geval de vader het risico gearresteerd te worden en opgesloten tot de zoon zich meldde. Hij kwam terecht op een fabriek in Berlijn-Adlershof in het zuiden van Berlijn.Wim was het enige personeelslid bij een klein bedrijfje wat in specerijen en kruiden handelde. Hij pakte bestellingen in en bracht die in Amsterdam op de fiets rond. Zijn baas schreef ook nog boeken en was soms dagenlang afwezig en dan was Wim loopjongen en directeur. Op 21 juni (de verjaardag van mijn moeder) moesten Herman en Wim in het kader van de “arbeitseinsatz” naar Duitsland. Ze vertrokken met een speciale trein om 12.43 van het Centraal station naar Berlijn-Rehbrücke in het noorden van Berlijn waar ze de volgende ochtend om halfacht aankwamen. De geruchten gingen dat mensen in overheidsdienst niet voor uitzending naar Duitsland opgeroepen zouden worden, zodat ik hoopte rustig bij de Rijksverzekeringsbank het einde van de oorlog te kunnen afwachten. Deze hoop bleek korte tijd later in rook op te gaan, ook ik moest naar Berlijn en wel op 16 juli, dus nog geen 4 weken later dan Herman en Wim. Ook ik vertrok op dezelfde tijd van het Centraal Station. Mijn moeder ging mee naar het station, waar mijn vader al stond te wachten. Het werd een wat moeilijk afscheid, zeker voor al die ouders die aanwezig waren. De vertrekkers waren bijna allemaal om en nabij 20 jaar en velen van ons vonden het eigenlijk wel een avontuur. Bij het vertrek hoorde je de vreemdste veronderstellingen zoals:“Tot over 3 weken”, wat wel erg optimistisch was.Wij waren er wel unaniem van overtuigd dat wij met Kerstmis weer thuis zouden zijn. Onderweg kwamen er op verschillende stations nog meer jongens bij zoals b.v. in Hilversum en in Amersfoort, waar het station afgezet was en de trein aan beide kanten bewaakt werd.Wij dachten dat ze bang waren dat wij uit zouAfgekeurd voor de arbeidsdienst 8


Paspoort van Henk van Uitert

den stappen, maar het bleek dat er een aantal gedetineerden uit het kamp Amersfoort, met kale koppen, onder zware bewaking in de trein afgeleverd waren. In Apeldoorn, Deventer en in Almelo, gaf ik een briefkaart voor mijn ouders aan iemand op het perron met het verzoek die te posten. Hier kwamen er nog meer jongens bij. Onderweg werd ons moed ingesproken en werden we nagewuifd.Via Oldenzaal gingen we Duitsland in, waar we in Bentheim stopten. Hier stonden enkele barakken, waar we een warme maaltijd kregen. Om ongeveer acht uur ging het verder en om ca. 9 uur waren we in Osnabrück, waar een paar Hollandse jongens op het perron stonden, die ons om eten vroegen en die we wat brood gegeven hebben.Achteraf wisten deze knapen natuurlijk precies wanneer en hoe laat de trein daar stopte, zodat ze op die manier een goede aanvulling van hun rantsoen konden bemachtigen en meestal nog in belegde boterhammen. Daarna verder naar Hannover, waar we om ca. 12 uur waren. Het station was tot onze verbazing volop verlicht en van verduistering was geen sprake.Via Brandenburg en Dessau naar Berlijn waar we het station van Rehbrücke een eindje voorbij reden en stopten. Vervolgens achteruit door het bos, de wissel was intussen verzet, het “Durchgangslager Rehbrücke” in, wat daarna gesloten werd. We moesten onze toiletartikelen uit de koffer halen die vervolgens in een barak opgeborgen werd en waar we niet meer bij konden. Dit was voor een groot aantal jongens een grote teleurstelling, die hadden gedacht dat ze Berlijn in konden gaan om een baas te zoeken. Er waren er zelfs bij die al een adres hadden, maar daar kwam niets van in. In het lager kregen we een diep bord of eigenlijk een schaaltje zuurkoolsoep en 2 9


dikke boterhammen, één met een klodder jam en één met een klontje boter en een plakje worst.‘s Avonds kregen we omdat we nieuwelingen waren nog zo’n portie, maar de volgende dagen was dit het rantsoen voor de hele 24 uur.Vervolgens een barak en een slaapplaats gezocht, het zijn bedden boven elkaar, we sliepen op een houten ondergrond en hadden geen deken. Dit was waarschijnlijk om hygiënische redenen wel het beste, want elke paar dagen sliepen er weer andere mensen, wellicht had het er anders gestikt van de vlooien en luizen. Er was een groot plein waarop genummerde borden stonden. Door middel van een geluidsinstallatie worden er namen afgeroepen en dan moesten de betreffende zich melden bij het opgegeven nummer. Daar kwam dan een vertegenwoordiger van de firma die personeel moest hebben, die met deze mensen naar het bedrijf ging. Er golden bepaalde strenge regels in het kamp b.v.: Op het gras lopen RM 10, een prop papier op het gras gooien 5 RM, op ontvluchten stond 3 maanden extra verblijf in dit kamp, wat gezien het dagrantsoen allerminst aantrekkelijk was.

10


Wildau

Woonwijk voor hoger personeel Lokomotieven Fabriek

In Rehbr端cke heb ik tot dinsdagmiddag, 20 juli 1943, gezeten, toen werd mijn naam afgeroepen met nog 11 andere Hollanders en 2 Fransen. Onder leiding van een Werksch端tz (een klein oud mannetje) gingen we met de S-bahn en een stoomtreintje naar Wildau even buiten Berlijn in de Kreis Teltow.We kwamen het station Adlershof, waar Gerrit zat voorbij, ik was van plan daar zondag heen te gaan.We werden tewerkgesteld bij de Berliner Maschinenbau A.G. vormals Schwartzkopf, een locomotievenfabriek.Woensdag zijn we naar de fabriek gegaan.We hadden met 5 man op kantoor gezeten en werden naar het Verwaltungs gebouw gestuurd, waar de hoogste administratieve chef zat. Na ruim 1 uur kwam hij opdagen en deelde ons mede dat er momenteel op kantoor geen plaats was, misschien over 6 weken, we hoorden er nog wel van.We werden doorgestuurd naar de ketelsmederij, waar de chef ons direct al duidelijk maakte, dat we die administratieve baan wel konden vergeten. Hij zou er wel voor zorgen dat we flink wat eelt in onze handen zouden krijgen. De volgende dag zijn we met werken begonnen, we moesten "stemmen" d.w.z. met een grote luchtdrukhamer, met een beetje ronde beitel erin, klinknagels afwerken, zodat ze waterdicht waren, in Nederland noemen ze dat geloof ik "nagels 11


Overzicht van de montagehal

koken".'s Middags moest ik met nog een jongen meehelpen bij het klinken d.w.z. de vuurkast werd met de hand aan de ketel geklonken. Ik stond met die jongen in de ketel en moest met een lange tang de rood gloeiende klinknagels die door een gat aangereikt werden, met de tang vastpakken en van binnen uit door een gat steken. Mijn maatje moest de klinknagel met een speciaal apparaat (dolly?) vastdraaien. De nagel werd dan door 3 man die buiten op de ketel stonden met grote voorhamers in de goede vorm geslagen, wat een oorverdovend lawaai veroorzaakte. Het was in de hal toch al niet mogelijk met elkaar te praten door het ontzettende lawaai van die luchtdrukapparaten op die holle ketels. Daar kwam nog bij dat ik de eerste dag al direct 3 kwartier moest overwerken, want die ketel moest af. De werktijd was hier van 's morgens 6.00 - 8.30, en van 8.45 - 12 uur. 's Middags werkten we nog van 12.30 - 17.30 uur.We werkten dus 64,5 uur per week en ik verdiende 82 pf. per uur bruto (iets minder dan 60 ct). Het loon van een maand wordt op de helft van de volgende maand uitbetaald, maar op het eind van de maand kregen we een voorschot, wat dan weer verrekend werd. Om 12.00 uur kregen we een bord soep d.w.z. gekleurd water, wat bovendien nergens naar smaakte. De Duitse arbeiders kregen aanmerkelijk beter te eten, de Polen en de Russen daarentegen nog beroerder eten dan wij of helemaal niets Woensdagavond was ik tamelijk doof, maar donderdag kon ik bijna niets meer verstaan, in het lager moesten ze tegen me schreeuwen. Het enige wat ik hoorde was een vreselijk gesuis in mijn oren, waar ik nu, bijna 60 jaar later, nog last van heb. Een dokter heeft mij later 12


na een gehoortest aangeraden nooit een heel dure hifi installatie te kopen, die is aan mij niet besteed. Deze keteldoofheid heeft ongeveer 6 weken geduurd, daarna kon ik weer een beetje met mijn kamergenoten praten.We zaten hier met 9 Hollanders en 5 Belgen op een kamer, het was een aardig stel, één van de Belgen, hoewel een Vlaming, wekte ons elke morgen met "allez debout" en had dan al een kan ersatz koffie gehaald.We stonden om 5 uur op, want hoewel de fabriek op ca. 300 mtr. van het lager lag, moesten we zover omlopen dat we 20 min. onderweg waren en dus om halfzes uit het lager vertrokken. Het eten was helaas niet best. Op zondag kregen we 's middags soep of pap, 's avonds aardappelen met groenten en een klein stukje vlees.Verder 2x per week aardappelen, 3x soep en nog één maal per week aardappelen met groenten. Iedere dag 400 gr brood en zaterdags 300 gr. 's Avonds kookte ik uit mijn eigen voorraad meestal wat pap met water, wat ik de volgende ochtend opat, zodat ik mijn brood mee kon nemen naar de fabriek.Toen wij vrijdagavond thuis kwamen, was de afgesloten kast van een Belg opengebroken. Helaas stond daarin ook, bij gebrek aan afsluitbare kasten, de zak in die mijn moeder van 2 handdoeken gemaakt had. Daarin zat een heel Duits brood, een ontbijtkoek, kaas en nog wat boter jam en kleine dingen. De dief was een Belgische jongen, die de benen had genomen.Als we 's avonds in de barak kwamen tussen 18.00 en 18.30 uur moesten we direct eten. Daarna gingen we vaak een biertje drinken in een café vlak bij het lager. Dit heeft echter niet zo lang geduurd, want de Duitsers maakten er bezwaar tegen, dat aan buitenlanders bier geschonken werd, want dan was de voorraad eerder op en kregen zij ook niet meer.We zijn toen maar overgestapt op "brause" , maar dat heeft om dezelfde reden ook niet lang Etenskaart geduurd, zodat het cafébezoek in Wildau snel afgelopen was. Zondagmiddag ben ik naar Gerrit gegaan, dat was met de trein ca. 25 min. maar die was helaas niet thuis. Zaterdagnacht had Herman bij hem geslapen en nu waren ze naar Hermans verblijf in Hohen Neuendorf gegaan. 's Avonds ben ik nog eens gaan kijken, maar hij was nog niet thuis. Dinsdagavond stond Gerrit plotseling voor mijn neus, hij werkte tot 's middags 16.00 uur en was na het eten direct naar Wildau gekomen.We spraken af, dat ik a.s. zondag naar hem toe zou komen,Wim en Herman zouden er dan ook zijn.Wim zat in een lager in het Treptower Park en werkte daar in de buurt bij de firma Genschow, waar ze onderdelen voor de Mauser mitrailleurs maken, voor mij was dat een paar stations voorbij 13


Gerrit (Adlershof). Herman woonde in Hohenneuendorf ten noorden van Berlijn in de buurt van Oranienburg. Ik dacht dat ik in Berlijn zat, maar dat was niet juist, Wildau lag in de Kreis Teltow.We hadden een papier bij ons paspoort gekregen, wat inhield dat ik mij vrij mocht bewegen in de Kreis Teltow, maar dus niet naar Berlijn Reichshauptstadt) mocht. Ik wilde me daar maar niet teveel van aantrekken. Op zondag 1 aug. waren we dus voor het eerst bij elkaar, we zijn gaan zwemmen en hebben daarna een klaverjasje gelegd, alsof we thuis waren. Kort daarna werd Hamburg zwaar gebombardeerd, er kwamen in Berlijn heel wat evacuĂŠes uit Hamburg. De stemming in Berlijn was wat gespannen en nerveus, men was bang dat Berlijn nu, op korte termijn, aan de beurt zou zijn. Er waren al jonge kinderen naar het platteland geĂŤvacueerd.Van oom Jan Lotte (een broer van mijn moeder), die ten tijde van het bombardement in Hamburg werkte, had ik nog niets gehoord. Half augustus had ik mijn eerste loonafrekening gekregen, nog wel niet

14


Aflossing van de wacht bij het Ehrenmal in Berlijn

over een volle maand: bruto loon 76,22 RM, af loonbel. 6,40 RM, soc.lasten 7,70 RM, Deutsche Arbeits Front (DAF), verplichte vakbond ± 3 RM, uitbetaald 59 RM. Zondag met z'n vieren in Berlijn rondgekeken in de omgeving van Unter den Linden, Zeughaus,Brandenburger Tor, gedenkplaats voor de gevallen soldaten, met daarvoor de onbeweeglijke wacht. Eind augustus had één van de jongens op mijn bril getrapt, die op onverklaarbare wijze op de grond lag, het rechter glas was kapot. De volgende dag naar de sanitäter, die me doorstuurde naar een oogarts in Berlijn, die mij een recept gaf voor een nieuw glas. Het recept moest je bij de Krankenkasse af laten stempelen.Toen naar een opticien, die een nieuw glas in de bril zou zetten. Het zou over 8 dagen klaar zijn. Daarna terug naar de oogarts om te proberen een arbeidsongeschiktheid verklaring te krijgen, maar hij vloog er helaas niet in. De laatste tijd kreeg ik van een Duitse collega tussen de middag wel eens zijn portie eten wat veel beter was dan de watersoep, die wij kregen. 's Avonds lukte het ook nog wel eens een extra portie te bemachtigen uit de Franse keuken. Dit waren dus welkome aanvullingen, want eten speelde een heel belangrijke rol in ons dagelijks bestaan.Vrijdag 3 sept. ging ik naar Berlijn om mijn bril op te halen en tevens bezocht ik oom Jan, hij was tijdelijk naar Berlijn geëvacueerd en maakte het nog goed. Ik had hem gevonden via een berichtje in de Nederlandse krant, die hier zo nu en dan verscheen. Hij had nog een pakketje bij zich van thuis, wat hij tijdens zijn verlof enkele weken geleden voor mij mee had meegekregen. Ook was ik in

15


Wildau op het politiebureau geweest om een protocol over de diefstal van mijn spullen te ondertekenen. De werktijden waren inmiddels veranderd: maandag t/m vrijdag van 6.00 - 8.30, van 8.45 - 12.00 en van 12.30 - 18.00 uur, op zaterdag van 6.00 - 12.15 uur. Dat was ook 64fi uur, maar we hadden nu dus zaterdagmiddag vrij wat wel prettig was i.v.m. de huishoudelijke werkzaamheden. Half september werden in Berlijn biljetten opgehangen, waarin mannen geboren tussen 1884 en 1898 voor de militaire dienst opgeroepen werden. Het scheen niet zo goed te gaan wat voor veel buitenlandse arbeiders weer reden was voor optimistische speculaties. Er zaten hier in Wildau ongeveer 5000 buitenlanders waaronder Nederlanders, Fransen, Belgen en zo hier en daar nog een enkele De Kaiser Wilhelm Gedˇchtniskirche ScandinaviÍr, Spanjaard, Italiaan of Kroaat, die allen een bepaalde bewegings vrijheid hadden.Verder zaten in afgesloten kampen Franse en Russische krijgsgevangenen, waarvan de Russen heel slecht behandeld werden. De Fransen werden beter behandeld, die kregen in het lager beter te eten en kregen bovendien elke maand van het Franse Rode Kruis een pakket. De Russische arbeiders (vrouwen en mannen, meisjes en jongens), die ook in afgesloten lagers zaten, werden net zo slecht behandeld als de Polen. Bovendien werden de Russen en de Polen verplicht, zichtbaar op hun kleding, een wit lapje te dragen van ca. 20x10cm. met een blauw opschrift "OST", zodat ze overal direct herkend werden, zoals de joden, alleen met een andere tekst. Ze werden dan ook nauwelijks als mensen behandeld. Er waren er hier op de fabriek wel een aantal, die met verschillende activiteiten wat bij trachtten te verdienen, wat overigens niet getolereerd werd. Zo was er b.v. een Rus die van stukjes afvalhout vogeltjes sneed, die hij probeerde te verkopen aan andere buitenlanders of nog liever probeerde te ruilen voor eten. De loonafrekening over aug. ontvangen: gewerkt 23 dagen (247,25 uur); bruto loon 175.29 RM, loonbel.12.20 RM, soc.lasten 17.68 RM, netto 145.41 RM.Als aanvulling op mijn rantsoen kon ik nog 7,5 kg. aardappelen kopen voor slechts 90 pf, bovendien had ik van thuis net een pakket gekregen, waarin pa als verpakkingsmateriaal o.a. een nummer van de Libelle had gebruikt. Hieruit werden direct de plaatjes van leuke dames geknipt en daar werd de kamer mee versierd. Het waren weliswaar geen pin-up foto's maar een kinderhand is gauw gevuld en men moet zich weten te behelpen. Ik kreeg ook nog een brief van mej. 16


Mr. v.Wijngaarden, een juriste van de juridische afdeling in Amsterdam. Zij stelde mij voor lid te worden van de Ned. Herv. Kerk, waarbij dan pakketten van de kerk in het vooruitzicht werden gesteld. Ik heb het voorstel beleefd afgewezen. Begin oktober waren hier 400 Italiaanse krijgsgevangenen aan gekomen en in een apart kamp gestopt. Het waren z.g. Badoglio soldaten, genoemd naar de generaal of maarschalk, die uit de as Rome-Berlijn gestapt was en de kant van de geallieerden gekozen had. Ze worden natuurlijk ook als verraders beschouwd en hadden het dus niet zo best, volgens de berichten zouden er binnenkort nog een paar honderd komen. Op 8 okt. moest ik naar het Ambstgericht in Könings Wüsterhausen om te getuigen tegen de Belg, die o.a. mijn spullen gestolen had. Hij werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Men had rekening gehouden met het feit dat hij in België al eens 8 maanden in een krankzinnigengesticht had gezeten, maar daar had ik mijn spullen niet mee terug. Wij moesten naar een andere barak verhuizen, meer in de hoek van het lager. De indeling was ook anders er waren per barak 3 kamers.We lagen nu met 18 Hollanders op een kamer, waarvan 4 van de oude ploeg. Zondag 10 okt. zijn we weer in Berlijn geweest, waar we de Zoölogische Garten hebben bezocht, wat wel aardig was, maar Artis is mooier. Daarna stapten we een café op de Kurfürstendamm binnen, waarin een bandje allemaal Nederlandse muziek speelde. Het bandje bleek ook uit allemaal Nederlanders te bestaan, toch een klein beetje thuis. Half oktober was mijn loon verhoogd tot 1 RM per uur, waarmee ik wel de best betaalde vrijgezel van onze kamer werd. Bovendien kreeg ik nu elke week een toeslag voor schwere Arbeit bestaande uit 600gr. brood, 200gr. worst en 100gr. boter of schmalz . Later ontdekte ik dat de Duitsers voor hetzelfde werk een toe17


slag voor schwerst arbeit kregen en dus ook meer etenstoeslag in de vorm van extra bonnen.Wij werden er nogmaals op gewezen dat we zonder vergunning niet naar Berlijn mochten, ik vermoed dat ze geen behoefte hadden aan pottekijkers, maar zondag zijn we toch naar Berlijn gegaan en hebben we Sans Soucis bekeken. Herman zou 22 nov. met verlof naar huis gaan. Zijn vader had voor papieren gezorgd, waaruit bleek dat hij examen moest doen voor Tolk-Duits, waarvoor hij Sonderurlaub kreeg. Ik gaf hem een kerst en een nieuwjaarswens voor mijn familie mee. (brief nr: 23 en 23a) Hij zou van het Potsdammer Bahnhof vertrekken en wij zouden elkaar daar om 8 uur ontmoeten. Om halfacht ging het luchtalarm. Ik zat in de trein en was op het station Schöneweide en moest naar de schuilkelder. Ik kwam terecht in een kolossale luftschutzbunker, waar vele omwonenden een kamer hadden. Elke kamer had 2x3 bedden boven elkaar, voor passanten waren grote kamers met stoelen en ruimte in de gangen. Nadat het signaal veilig was, ging ik weer gauw naar het station, maar voordat er een trein in de richting centrum kwam, ging het alarm voor de tweede keer, dus moest ik terug in de bunker. Mijn enige angst was dat er in de directe omgeving van de bunker bommen zouden vallen en brand uit zou breken, want dan werden vaak de mannen uit de bunker gehaald om mee te helpen met bluswerkzaamheden. In Schöneweide was niets gebeurd en na het signaal veilig ging ik weer naar het station, waar ook nu geen trein richting Potsdammer Bahnhof kwam. Na enige tijd kwam er wel de stoomtrein naar Konings Wüsterhausen, dus daarmee ging ik terug naar Wildau waar ik om 1 uur op het station was en om 2 uur in mijn bed lag. De wacht bij het lager vroeg nog wel waarom ik te laat was, dus maar een beetje dom gedaan en naar de lucht gewezen en dan wat krom pratend zeggen: alarm, spazier Eichwalde, waarop de wacht begrijpend knikte en ik door mocht lopen. Gerrit was bij Ostkreuz gestrand en ook niet verder gekomen.Wim had vreselijk in angst gezeten. Hier een woordelijk verslag uit zijn dagboek.

Om 7.15 uur vertrok ik met de S-bahn, het begon toen met vooralarm. Om 7.30 uur was ik op het station Alexander Platz. Verder ben ik niet gekomen, want toen begon het alarm. Ik moest de schuilkelder in onder het station. Die ligt ontzettend diep en is zeer solide. Een hele tijd heb ik daar rustig gezeten. We zaten zo diep dat we niets konden horen van wat er buiten gebeurde, waar nog bij kwam, dat er een ventilator draaide die nogal wat lawaai maakte. Op een gegeven ogenblik, hoe laat weet ik niet, want elk begrip van tijd had ik verloren, ging het licht uit en hield de ventilator op met draaien en een paar tellen later hoorde ik een enorme knal gevolgd door het scheuren van de 10 cm. dikke muren. Ik schrok ontzettend en was een ogenblik vreselijk bang. Toen kwam er een golf zwaveldamp, as en rook binnen, door de ongeveer 15 cm. brede scheuren, die het zien, slikken en ademhalen praktisch onmogelijk maakte. Een korte tijd later bracht een meisje van de N.S.V . een paar emmers water binnen met lappen erin, die we op ons

18


gezicht moesten houden. Dat hielp maar goddank ging spoedig daarop het signaal op veilig. Er waren toen al heel wat gewonden binnen gebracht bij den dokter in de kelder. Die was een arm kwijt en een ander een been en zo ging het door. Boven lagen een massa doden. Zeker wel dertig. Het was een vreselijke ravage.Het station was één puinhoop, die brandde als een fakkel, evenals de omliggende gebouwen. Het alarm had niet langer moeten duren want dan had ik er niet meer uitgekomen. Nu heb ik mijn leven te danken aan de kelder die de bom gehouden heeft en alleen maar gescheurd is. Ik heb toen geprobeerd naar het Potsdammer Bahnhof te komen, maar te voet kwam ik niet verder dan Friedrichstrasse. Dat hele eind was één vuurzee, uiteindelijk kon ik niet verder en moest terug. Tussen Börse en Alex ging de sirene voor de tweede keer. Er brak een ware paniek uit om in de kelders te komen, maar het is rustig gebleven. Een S-bahn of tram reed niet meer, dus moest ik te voet naar Treptow. Tot Jannowitzbrücke brandde alles nog, daar achter tot Slesischer Bahnhof waren alleen maar ruiten en kozijnen eruit. Op Slesischer Bahnhof kon ik na lang wachten een S-bahn krijgen tot Ostkreuz en vandaar tot Treptow. Vanaf het station tot het lager heb ik moeten lopen. Om 2.30 uur viel ik doodmoe, stinkend naar rook en zwavel en met een pikzwart gezicht van de as en rook, in mijn krib. De luchtbeschermingsregelen waren een chaos. Eén ogenblik dacht ik, nu is het gebeurd en ik was bang. Ik dacht aan Annie en thuis, maar ik was er spoedig door.

Tot zover het relaas van Wim. Herman is natuurlijk die avond niet vertrokken, we konden geen contact meer met hem opnemen en achteraf bleek dat hij op donderdag 25 nov. naar Holland vertrokken was en goed was aangekomen. Het eten werd slechter, er waren geen aardappelen meer, bovendien waren geen bonnen te koop en was er ook nog iedere avond luchtalarm. De ervaring had geleerd, dat het nogal eens voorkwam, dat door een brandbom de barak afbrandde, terwijl de mensen in de kelder zitten. Je was in één klap alles kwijt dus ging je met de koffer, jas aan en deken omgeslagen naar de schuilkelder die koud was.We konden niet meer naar Berlijn en dat zou voorlopig zo blijven. Het eten was intussen weer wat beter geworden. Op 13 dec. werd ik door de Meister naar een andere ploeg aan de lopende band overgeplaatst en kreeg meteen nachtdienst van 18 - 6.00 uur. Het loon werd nu in akkoord 1.08-1.14 RM per uur, maar omdat ik nog geen 21 jaar was, werd van mijn loon, wat ik boven het basisloon van 70pf. verdiende, 20% afgetrokken en dat stak de BMAG in zijn zak. Op zondag 19 dec. zijn we toch op een slinkse manier naar Berlijn gegaan en maakten daar met z'n drieën een plan voor een "Kerstdiner" bij Gerrit in Adlershof. Het zou bestaan uit: 1 pan bruine bonen, 1 pan gort en 1 pan havermout. Ik had mijn boter gespaard en wilde dan met de kerst als verrassing, pannenkoeken bakken. Na een week kon ik weer terug naar mijn oude ploeg, het loon bleef hetzelfde, ik was nu "spezial Arbeiter". Met de Kerst kregen we een zak met koekjes en extra 19


sigaretten. De sigaretten die we hier kregen, waren meestal Kroatische sigaretten van het merk Rama. Dat waren vrij zware sigaretten, dit keer kregen we bij ons rantsoen ook nog 20 Duitse sigaretten. Een enkele maal waren het Poolse sigaretten, maar dat was een soort boerenbedrog, er zat maar voor de helft tabak in en de andere helft was een hol mondstuk. Op Oudejaarsdag waren we om 12.15 vrij en 's avonds was er voor de Hollanders en Belgen in de kantine een gezellige avond georganiseerd. Ik ben er niet heen geweest, maar ben met nog 3 jongens rustig in de barak gebleven.Van ĂŠĂŠn van de jongens kreeg ik een appel, waarvan ik met wat meel en water 8 appelbeignets en een paar pannenkoeken heb gebakken.Toch nog een beetje oudejaar traditie. In de nacht van 1 jan. ging het alarm, er waren een paar verdwaalde brandbommen gevallen, volgens berichten zou er in het Russische en Italiaanse lager brand zijn geweest.

Achterkant van de barak

20


1944

Vanaf 15 jan. mochten we nog maar 2 brieven per maand schrijven, van 2 bladzijden. Elke bladzijde moest voorzien zijn van de volledige naam en adres van de afzender, en de taal waarin de brief gesteld was. Iedereen kreeg een stempelkaart, die bij het versturen van een brief, overlegd en afgestempeld moest worden. Briefkaarten vielen buiten deze regeling, waarschijnlijk omdat die sneller te controleren waren op de inhoud. Op 26 jan. heb ik een ongevalletje gehad, ik kreeg zo'n grote luchtdrukrevolver op mijn Voorschrift voor de brieven naar huis voet. De volgende dag heb ik één dag in de ziekenbarak gelegen. 's Nachts kregen we weer eens luchtalarm en we moesten dus naar de schuilkelder, waar een aantal Litauwse meisjes zaten te huilen en te jammeren en een Duitse sanitäter rondliep die aldoor "RUHE" schreeuwde. Het licht was uit, want men was bang dat het licht door de luchtkoker naar buiten zou schijnen. In Königs Wüsterhausen zijn diverse bommen gevallen en ook één in een tuinderij in Wildau, alle kassen waren weg. De houten buitenmuur van onze barak was onder mijn bed ter grootte van ongeveer 8 cm. door de luchtdruk naar buiten gezogen, zodat er een grote kier ontstond, waardoor je naar buiten kon kijken.We hebben de kier, die behoorlijk tochtte, met vereende krachten afgedekt met zand en plaggen. Half febr. zou ik overgeplaatst worden. Door onze ploeg werden nog altijd een gedeelte van de ketels met de hand geklonken. Dat ging vervallen, omdat er nog een klinkmachine geïnstalleerd werd, waardoor in onze ploeg een gedeelte van de mensen overbodig werd. In onze ploeg moesten 2 Fransen weg, waarna er direct een andere Duitser in de ploeg gestopt werd, met als gevolg dat er nog een buitenlander weg moest. De ploegbaas had toen de keuze tussen een Belg, die pas in onze 21


ploeg zat en mij. Het werd dus en kwestie van rekenen, want we deden beiden hetzelfde werk. De Belg, die nog maar kort bij ons was, verdiende 90pf per uur en ik 1.10-1.15 RM per uur. Dit werd dus volgens het economisch principe opgelost, ik moest weg. Een collega van mij, Cor Hazelaar, had het werk dat hij moest doen moedwillig een beetje gesaboteerd zonder dat ze hem iets konden maken. Hij begreep het niet en deed alles heel onhandig, tot hij tenslotte naar de "Hofkolonne" werd gestuurd, wat een soort strafkolonne was. Ze hadden natuurlijk wel gemerkt dat hij niet van goede wil was. In deze ploeg werkte uitsluitend Polen en Russen, die zich waarschijnlijk net zo gedragen hadden als Cor. Ze werkten onder alle weersomstandigheden buiten en moesten b.v. de kolentrein lossen, die regelmatig binnen kwam, heel zwaar en smerig werk.Aan het hoofd van de kolonne stond ook een ingenieur, die zeer verwonderd was dat er een Hollander naar zijn ploeg gestuurd werd. Hij vroeg Cor wat hij in Holland had gedaan en die vertelde dat hij loonadministrateur was geweest in de Noord-Oost polder. De ingenieur wond zich nogal op, want op de loonadministratie zaten ze om kantoormensen verlegen. Hij stuurde hem door naar de chef van de afdeling en Cor zat in de kortste tijd op kantoor. Na korte tijd vroeg de chef hem of er soms nog meer Hollandse administrateurs in de fabriek rondliepen, waarbij Cor toen o.a. mijn naam heeft genoemd. Dit speelde zich af in de tijd dat ik in de ketelsmederij overbodig raakte en ik al het plan had om te proberen op kantoor te komen. Ik heb nog stiekem om mijn ploegbaas moeten lachen. Hij stond zich in alle mogelijke bochten te wringen om me toch maar duidelijk te maken, waarom ik weg moest en dat het maar voor korte tijd zou zijn. Bij alles wat hij zei gaf ik hem gelijk wat hem wel verwonderde, hij had dat waarschijnlijk niet verwacht.Tenslotte heb ik toen tegen hem gezegd: "Let eens op, ik heb de langste 22


tijd in deze ontzettende herrie gewerkt." Toen merkte hij pas, dat hij me helemaal niet strafte. Ik heb hem toen gevraagd of hij wilde informeren of ze mij op kantoor konden gebruiken, maar dat deed hij niet. Hij zei dat hij mij op korte termijn nog nodig had, wat natuurlijk onzin was, hij wilde me gewoon niet laten gaan. Ik heb nog anderhalve dag staan boren d.w.z. hoofdzakelijk staan kijken, o.a. bij de fabricage van een nieuw wapen, een kolossale haak op een onderstel met treinwielen. Ik heb veel later op de tv gezien hoe het werkte, het karretje werd door twee locomotieven getrokken, ze konden die haak naar beneden draaien zodat de houten bielzen van de rails stuk getrokken werden en de rails voor de achtervolgers, niet te gebruiken waren. Niet bepaald een wapen waarmee de oorlog gewonnen kon worden. Stemmen hebben ze me kunnen leren, maar ik had geen zin om nog een ander vak erbij te leren en ben achter een kantoorbaan aan gegaan. Ik was inmiddels zover gekomen dat de personeelschef me gezegd had, dat ik op het loonbureau zou komen. In een brief naar huis heb ik gevraagd om me een paar schoenen te sturen. Mijn schoenen moeten verzoold worden dat duurt hier minstens 2 maanden, in die tijd moet ik dan op een soort houten sandalen lopen. Op 28 febr. had ik nachtdienst, ik kwam om 5 voor 6 in de hal en om 10 over 6 was ik alweer weg, "niks Arbeit", morgenochtend om 6 uur weer terugkomen, om 12.45 vroeg de Meister of ik naar de barak wilde. Wederom "niks Arbeit" en het loonbureau had naar me gevraagd. Op 1 Maart kwam ik in de Kesselschmiede de Meister tegen, die me vertelde dat ik mijn Ăœberweisungsschein voor het kantoor kon krijgen en om 10 uur zat ik op het loonbureau.

23


Op kantoor

Er werd hier gewerkt van 7.00 - 17.20 uur. Het loon bedroeg 60 RM per maand. Deze overplaatsing was mede te danken aan Cor Hazelaar, die al op het loonbureau zat en die mij bij zijn chef al een goede referentie gegeven had. Begin maart 's middags was er luchtalarm, een aantal mensen was buiten blijven staan. Ze zagen, dat een vliegend fort neergeschoten werd en één van de bemanningsleden per parachute naar beneden kwam. Hij kwam in het veld, achter de huizen in de hoofdstraat terecht, waar hij door de slager, die er met een groot slagersmes op af gegaan was, krijgsgevangen werd gemaakt. Op woensdag 8 maart ging 's middags het luchtalarm weer af, nu bleven er veel meer mensen buiten staan kijken, je kon maar nooit weten wat er nog te zien was. Na 3 kwartier kwamen er twee grote formaties vliegende forten met een boog over ons heen. Ik was uit nieuwsgierigheid ook buiten blijven staan tot ik zag dat de tweede formatie een lading bommen liet vallen. In paniek vluchtten we allemaal de schuilkelder in. Er volgde een aantal explosies, het was een hels lawaai en gedreun en toen we daarna weer buiten kwamen, konden we tegen de zon inkijken door de rookontwikkeling. De schade aan de fabriek viel mee, er was één hal zwaar getroffen. In het lager waren enkele barakken afgebrand o.a. in het Hollandse lager de barak schuin tegenover ons en een barak van Tsjechische jongens en meisjes, die een maand geleden aangekomen waren en daar gehuisvest waren. De betrokkenen waren natuurlijk alles kwijt en er werd dus weer een soort hulpactie georganiseerd om de betrokkenen aan wat kleding te helpen, van de Duitse instanties kregen zij niets. In één van mijn brieven schreef ik: (brief no. 39) Op kantoor gaat het goed en het bevalt me best, ik heb hier minstens net zo goed werk als de laatste tijd bij de R.V.B . Ik ben vooral in het begin van het kantoorwerk veel vermoeider geweest dan van het stemmen. Zoals jullie wel weten zitten we hier met 2 Hollanders op het loonbureau. We vermaken ons best en zo nu en dan geven we een kleine beschrijving van het leven in Holland. Deze week heb ik mijn Duitse collega een beschrijving gegeven hoe wij polders droogmalen. Ze konden er met hun pet niet bij dat b.v. het land dat wij op de Zuiderzee winnen lager ligt dan de zee en dat daar alleen een dijk tussen ligt. Dat is toch een groot risico als de dijk het begeeft. Ik heb ze dus duidelijk gemaakt dat dat onze eeuwige strijd 24


is tegen het water. Deze week hebben we een debat gevoerd van ongeveer 1fi uur. Er was een vrouw, die beweerde dat de buitenlanders nu beter gekleed gingen als toen ze hier kwamen.Cor werd giftig en zei:"Toen ik hier kwam had ik b.v. een zomerjasje aan zoals U in de laatste 20 jaar niet meer gezien heeft". Eén van de Duitse collega's zei toen dat men de Hollanders niet over één kam kon scheren met de andere buitenlanders, want de Hollanders hadden een levenspeil waar zelfs de Duitsers niet aan konden tippen. Om het in het Duits uit te drukken zoals één van onze collega's altijd zegt: Der is echt, damit kann man Pferden stehlen. Ook hadden wij het erover dat men hier voor alles een onderscheidingsteken heeft, waarop één van de jonge dames zei, dat is de erkenning voor zijn prestatie. Wij beweerden daarop ze krijgen hier een onderscheiding voor dingen die heel gewoon en vanzelfsprekend zijn. Tegen de kritiek over de houding en het optreden van vele buitenlanders konden wij helaas weinig inbrengen, per slot van rekening hadden ze rijp en groen gedwongen hier naar toe te komen. Wij lieten ons niet op de kop zitten en zeiden dat er over de houding en het optreden van vele Duitsers tegenover buitenlanders ook wel iets aan te merken viel. Ik heb ze toen gevraagd hoe het kwam, dat als ik in de trein voor een vrouw opstond, een man er dikwijls als de kippen bij was om op die plaats te gaan zitten, zoiets had ik in Holland nog nooit meegemaakt. Enfin we hadden ons best vermaakt, een volgende keer gaan we weer verder.

De Paasdagen brachten we rustig door, eerste Paasdag naar Berlijn met Wim naar de bioscoop en daarna "stamm" eten bij George, dat was eten wat hier nog zonder bon te krijgen was en wat meestal beter en smakelijker was dan onze lagerkost. George was een restaurant in het Treptower Park, waar wij meestal bediend werden door een kleine drukdoende ober genaamd Peter, die mij heel veel deed denken aan de Oostenrijkse filmster Hans Moser.We konden goed met hem opschieten en hij bediende de buitenlanders, tot ergernis van veel Duitsers, erg goed, want de fooi was ook goed. De tweede Paasdag wilden we naar de Funkturm, maar daar stond zo'n rij mensen te wachten, dat wij al snel berekenden dat het ongeveer 6 uur zou duren voor wij aan de beurt waren.We zijn toen naar het Olympisch stadion gegaan, waar wij de plaquettes hebben bekeken waarop o.a. de namen stonden van de Nederlandse gouden medaille winnaars. Ik had mijn vader gevraagd mij in Holland in te schrijven voor het examen Duitse handelscorrespondentie om met die papieren te proberen verlof te krijgen. De papieren heb ik 2e helft van Olympisch Stadion in Berlijn 25


april ontvangen, maar Cor Hazelaar was met verlof naar Nederland en nog niet terug. De Duitse collega's vonden het maar vreemd dat hij niet terug kwam en vroegen mij regelmatig of ik al iets van hem gehoord had. Ik zei maar dat ik het ook niet begreep, ik kon ze toch moeilijk het verhaal van de ondergrondse en onderduiken vertellen. Maar het wegblijven van Cor Toegangskaartje voor het stadion maakte mijn kans op verlof wel klein. Tenslotte ging ik toch met de papieren naar de chef van de afdeling, de heer Stampe. Dit was een vriendelijke en goed opgeleide man, geen partijlid, die soms hele gesprekken met ons hield over de vooroorlogse omstandigheden in Holland. Hij was ook geïnteresseerd in ons leven hier, zo nu en dan kregen we nog wel eens een paar sigaretten van hem. Ik gaf hem de papieren, hij bekeek ze goed en stuurde me door naar Frau Raasch. Dat was de vrouw die de verloven regelde, ze had nog twee Sonder Urlaubscheinen en zou voor mij vervroegd verlof aanvragen bij het Arbeitsambt .Als datum van vertrek had ik 9 of 10 juni opgegeven. Eind april was Wim bij mij in het lager en ik zou een grote pan pap koken, maar kwam wat gortmout te kort. Gelukkig had ik nog een pak in voorraad en maakte dat dus open en wat een verrassing, er kwam een pakje shag met vloeitjes uit. Het was absoluut niet te zien dat het pak open geweest was, mijn vader had dit dus heel precies open en weer dicht gemaakt en de tabak verstopt, omdat die bij eventuele controle gestolen werd. Hij had het ook niet in één van zijn brieven geschreven, het pak was al wekenlang in mijn bezit zonder dat ik er iets van wist. Half mei werden alle verloven voor onbepaalde tijd ingetrokken, dus het verlof ging voorlopig niet door.Volgens Frau Raasch kwam dit door de politieke situatie. Ze verwachtten elk ogenblijk de invasie. De stemming was geladen, vandaag of morgen zou de bom wel barsten. Met Oud en Nieuw hadden een paar jongens een gezellige avond georganiseerd en ook een vereniging "Ons Ideaal" opgericht. Die avond was, denk ik, meer voor de organisatoren bedoeld, want aan het einde van het feestje waren de heren stom dronken. De drank hadden ze waarschijnlijk van de lager leiding gekregen, die het op hun beurt met Kerstmis achter gehouden had. Eén van de organisatoren was zo dronken dat we hem gekleed in de douche gelegd en de kranen wijd open gedraaid hebben. Er werd nu geprobeerd de vereniging met nieuwe mensen nieuw leven in te blazen. De tweede helft van mei gaf de heer Stampe mij de papieren terug met de mededeling, dat er voor onbepaalde tijd geen verlof meer werd gegeven.Wanneer deze maatregel opgeheven zou worden, moest ik mij direct melden. Kort hierna werd de heer Stampe overgeplaatst naar Berlijn. Hij werd opgevolgd door een wat domme fanatieke partijman, die elke morgen de hakken tegen elkaar sloeg, de rech26


terarm geheven en met luide stem de Hitlergroet voor het portret van de Führer, dat aan de muur hing, bracht. Hij haatte buitenlanders, die hoewel veel jonger als hij, een veel betere opleiding hadden gehad. Eind mei werd ik dus overgeplaatst naar de Astra-afdeling, de machinale boekhoudafdeling, waar met Astra machines werd gewerkt. De machines werden door meisjes bediend en mijn collega Ton Brugman en ik kregen controlewerk. Een nadeel was dat deze afdeling in de kelder gehuisvest was, zodat wij altijd bij kunstlicht moesten werken. De werktijden waren echter nog beter, we werkten hier in 2 ploegen n.l.: één week van maandag t/m. zondag, 's morgens van 6.00 - 13.00 uur, met een half uur pauze. De andere week van maandag t/m zaterdag, 's middags van 13.00- 20.00 uur, ook met een half uur pauze.Voor het eten was dit heel erg gunstig Ik moest mijn eten halen op een tijdstip dat er geen anderen waren en dat bracht altijd iets extra's op. In juni was de invasie begonnen, verlof kon ik dus wel vergeten. Toch ging ik maar overwegen 10 dagen verlof in Duitsland aan te vragen, ik werkte per slot van rekening nu al een jaar en had dan "recht" op vakantie.

Enveloppe van een brief naar huis

27


In het Achenbacher Krankenhaus

Op zondag 7 aug. lag ik bij Wim in Treptow 1,5 uur met keelpijn en koorts op bed, terug in Wildau ging ik weer direct naar bed. Er moesten 15 man richting Polen om tankgrachten te graven,Ton Brugman en ik moesten ook mee, want er zou op kantoor langer gewerkt worden. Daardoor werden wij overbodig en de rest van het personeel waren vrouwen en die kwamen niet in aanmerking. Op het laatste ogenblik ging dat niet door, want onze chef, de heer Ford- of Feuchtwängler kon ons niet missen. De uitzending zou maar voor korte duur zijn, de mensen mochten alleen één stel schoon ondergoed en toiletartikelen meenemen, voor leeftocht onderweg werd gezorgd.Achteraf bekeken zijn de gravers ongeveer een week weggeweest, er was niet veel gedaan bij gebrek aan voldoende gereedschap en de verzorging was slecht geweest. Maandag ben ik naar de Spaanse lager dokter gegaan en heb hem in het Frans zo goed mogelijk mijn klachten verteld.Volgens zijn zeggen sprak en verstond hij geen Duits, dat scheen hij alleen te kunnen tegen zijn Duitse vriendinnen. Nadat hij in mijn keel gekeken had, werd ik naar de ziekenbarak verwezen, waar twee Franse sanitäters voor de zieken zorgden. Na één of twee dagen kon ik ook niet meer drinken en de koorts werd ook hoger. Eén van de Franse sanitäters keek eens in mijn keel en waarschuwde de dokter, die toen difterie constateerde en me doorstuurde naar het ziekenhuis. Ik kreeg 2 papieren voor het ziekenhuis in Teupitz wat ongeveer 20 km. voorbij Wildau lag. Op mijn vraag hoe ik daar komen moest, zei men eenvoudig, met de trein. Eerst moest ik naar de trein lopen, vervolgens bacillen rondstrooien in de trein, waarna in Teupitz bleek dat het ziekenhuis voor een gezond mens, nog minstens een uur lopen was. Gelukkig kwam ik in Teupitz een boer met paard en wagen tegen, die ik vroeg of ik mee mocht rijden. Hij zag waarschijnlijk wel dat ik me niet zo goed voelde en ik kon achter op de wagen meerijden. Hij ging helaas niet tot het ziekenhuis en de laatste 1,5 km. moest ik nog lopen. Bij aankomst in het Achenbacher Krankenhaus controleerde een wat oudere hoofdzuster mijn keel en vroeg waar ik werkte, op mijn antwoord dat ik in Wildau woonde zei ze: "Daar is een Spaanse paardenslager, die de mensen eigenlijk te laat doorstuurt." Ik werd vlot in bed gestopt en kreeg direct een inspuiting. Van de inspuiting voelde je niets, maar ik kreeg een gevoel dat mijn hart in mijn keel klopte en na verloop van tijd deden al mijn spieren pijn. Het was ook een enorme spuit en later hoorde ik dat men in Nederland deze hoeveelheid serum in 2 28


Wildau in de jaren 80

of 3 keer toedient. Ik mocht mijn bed niet uit en ook bij eventueel luchtalarm moest in bed blijven en wachten tot ik opgehaald werd.We lagen op een zaaltje met uitsluitend buitenlanders, 3 Fransen, 1 Belg, 1 Tsjech, 1 Serviër en mijn persoon, allen met verschillende kwalen. 's Avonds moest ik naar het toilet en één van de patiënten zou mij de weg wijzen, maar op een paar meter van mijn bed zakte ik in elkaar. Ze vingen mij op en legden me weer in bed, waarna ik een ontzettend vies drankje kreeg, daarna was het snel weer in orde. 's Avonds laat ging het luchtalarm en iedereen ging naar de kelder, maar ik moest blijven liggen. Na een minuut of tien kwam een zuster controleren en vond mij daar in bed. Ik zei dat ik mijn bed niet uit mocht, waarop zij nog een zuster ging halen. Ik ben toen hangend tussen die twee zusters de trap afgegaan en ze legden mij in de kelder op een brits, waarna ik direct in slaap viel. De volgende avond was er weer alarm, weer werd ik tussen die twee zusters naar beneden gebracht. Eén deed mij in haar gedragingen aan mijn moeder denken, zo van: geen gezeur, maar er flink tegenaan. De tweede dag toen ze me weer naar beneden brachten, zei ze tegen haar collega en mij "Mannen stellen zich altijd heel erg aan". Ze werkte al jaren op die afdeling en vaak met difterie patiënten, maar was zelf nog nooit ziek geweest, daar moest je maar niet aan toegeven. Ruim een week later had zij ook difterie en hebben die Belg en ik haar tussen ons in naar de kelder gebracht. Ze was wel zo sportief om te zeggen dat ze nooit gedacht had, dat je van die difterie zo ziek kon zijn. Na een dag of vijf kon ik weer 29


alles eten en drinken en woensdag 24 aug. mocht ik weer opstaan. Nu was het wachten tot geconstateerd werd, dat ik geen bacillendrager meer was. De 16e en 24e hadden ze een "abstrich" uit keel en neus gemaakt. De uitslag van de eerste was nog niet eens binnen, dus dat werd wel september voor ik ontslagen zou worden, wat ik beslist niet erg vond. Ik had het hier erg naar mijn zin, een lekker bed met een goede matras en slapen tussen heldere witte lakens, wat een luxe, die wat mij betreft tot het einde van de oorlog mocht duren. De hoeveelheid eten was niet veel meer dan in het lager, maar smaakte veel beter.We hadden hier verder weinig te doen en hielpen op de afdeling een beetje met huishoudelijk werk. Op de kamer naast ons lagen allemaal Duitse jongens uit de arbeidsdienst, die het hier niet zo naar hun zin hadden. De Belg en ik spraken beiden Nederlands en wat Frans, zodat wij ook met de Fransen konden praten. Het contact met de Tsjech en de Serviër was echter heel moeilijk, een enkel woord Duits en verder handen en voetenwerk. 's Morgens kwam de dokter voor controle. De lopende patiënten moesten dan min of meer in de houding aan het voeteneinde van hun bed gaan staan. Ik heb ook nog eens voor tolk gespeeld tussen de dokter en een wat ouder Franse patiënt. De Fransman trachtte de dokter duidelijk te maken dat hij bij het eten van brood maagklachten kreeg, maar niet van pap. De dokter verstond van zijn verhaal alleen het woord "mal" en zei dan prompt ook "oui mal" en streek dan over zijn maag. Ik heb mij toen met de nodige verontschuldigingen in het gesprek gemengd en in het Duits verteld wat de Fransman bedoelde. Hij keek mij nogal verstoord aan en vroeg wat voor landsman ik was. Nadat ik hem verteld had dat ik Hollander was, mocht ik bij het voeteneinde van het bed van de Fransman komen staan. Het gevolg voor de patiënt was in elk geval dat hij geen brood meer kreeg maar pap. De dokter vond het niet zo leuk, dat hij voor het contact met een Franse patiënt afhankelijk was van een Hollands jongentje, die zijn zoon had kunnen zijn. Op de afdeling werkte ook een Russisch meisje voor de huishoudelijke werkzaamheden, zoals dweilen, strijken, eten rondbrengen enz. Ze had altijd een hoofddoekje om, zodat je niets van haar haar kon zien. Eén van de Duitse jongens trok een keer dat hoofddoekje af, toen bleek dat ze alleen wat kleine haarstoppeltjes op haar hoofd had. Ze had n.l. tyfus gehad en al haar haar verloren. De jongen die het hoofddoekje afgetrokken had, heeft het geweten. Eerst lachte hij nog, maar het meisje gaf hem een flink pak slaag en toen hij merkte dat wij op de hand van het meisje waren, droop hij met staart tussen zijn benen af. Het strijken van de lakens enz. deed ze meestal bij ons op de afdeling en iedereen zong dan een liedje in zijn eigen taal. Het invochten van het strijkgoed deed ze op een speciale manier. Ze nam een mondje water en blies dan heel hard zodat het water als een heel fijne regen op het strijkgoed terechtkwam. Ze werkte zeven dagen per week en had dus nooit een vrije dag. Niet ver van Teupitz werkte een zuster van haar die ze in twee jaar niet meer gezien had. Een ander Russisch meisje, de Belg en ik hebben toen met 30


toestemming van de hoofdzuster haar werk op een zondag overgenomen. Dat was het begin van een hechte internationale solidariteit. (beim Hungren und beim Essen, die Solidarität).Vanaf die tijd kregen we, door haar toedoen veel meer te eten. 's Morgens bracht zij de borden met 2 boterhammen rond en als zij dan de borden weer ophaalde vroeg zij of we nog meer wilde eten.We kregen dan weer 2 boterhammen met beleg en op die manier kregen we vaak 6 boterhammen. Ook 's middags bij de warme maaltijd kregen we op die manier wat meer. De Duitse jongens kregen precies hun rantsoen, waar ze nogal eens over klaagden, maar die kregen van onze Russin nooit iets extra. Ik heb mij later wel eens afgevraagd of de leiding niet net gedaan heeft of ze niets zagen, het moet toch opgevallen zijn. We leerden wat nette Russische woorden van haar, want wat je zo op het werk van de Russen oppikte was meestal niet direct salontaal. Ook leerde ze ons een eenvoudig Russisch liedje en wij probeerden haar één van onze liedjes te leren. We hadden eigenlijk niets te doen, dus hielpen we wat bij het afwassen, stof afnemen, de was uitwringen en ophangen. Op een dag moest ik de verpleegster helpen bloed af te nemen bij twee patiënten, ik moest met een handdoek de bovenarm van de patiënt afbinden. Eerst de oude Fransman met de maagklachten, die zo mager was dat hij 11x geprikt moest worden voordat de zuster bloed had. Hij gaf geen kik, maar misschien heeft hij er ook wel niets van gevoeld. Daarna was de Belg aan de beurt, die begon al te jammeren toen de Fransman geprikt werd en toen het werkelijk zover was ging hij tekeer of hij bij zijn volle bewustzijn de zwaarste operatie onderging. Begin september was de uitslag van de eerste abstrich binnen, die was negatief, dus geen bacillen meer. Nu de tweede nog waarmee ze als het aan mij lag geen haast hoefden te maken. Op 13 september kwam de tweede binnen, ook negatief, dus ontslag ziekenhuis, einde van het goede leven, en terug naar Wildau. Onze Spaanse lager dokter schreef mij nog 14 dagen "Erholungsurlaub" voor en daarna weer aan het werk.Ik had geluk dat ik nog steeds op kantoor zat, de meesten die op kantoor zaten, waren weer terug naar de fabriek in het kader van de "totale inzet".

31


Contact met Nederland wordt moeilijk

In Nederland was nu een spoorweg staking aan de gang, zodat er weinig of geen brieven meer overkwamen. Ik ging nog steeds elke zondag naar Wim in Berlijn. Na enige tijd kreeg ik met praten een neusgeluid en als ik wat dronk moest ik met slikken mijn neus dichthouden anders liep het er door mijn neus weer uit. Plotseling was het ook weer over, totdat ik enige tijd later gewrichtsreumatiek (ontsteking) kreeg. Wanneer ik een diepe kniebuiging maakte, kon ik me niet meer oprichten, maar moest me ergens aan optrekken.Als ik uit de fabriek naar het lager ging, moest ik mij aan de leuning van de hoge trap, tussen het lager en de fabriek, naar boven hijsen.Van de familie uit Miersdorf, een Duitse collega waar ik wel eens kwam, kreeg ik een vooroorlogse massage olie en van tante Miede uit Sleeswijk-Holstein, calcium tabletten. Een deel van de trap, wat er nu nog van over is

Nu even uitleggen wie die tante Miede wel was. Een broer van mijn moeder, Freek, was getrouwd met een Duitse vrouw, tante Ina. Zij was na de eerste wereldoorlog als dienstbode naar Nederland gekomen. Het was een wees die bij deze tante Miede en onkel Hans opgevoed was. In de 30er jaren hadden mijn ouders met tante Ina en oom Freek daar 1 of 2 weken gelogeerd en deze tante Miede had ik, bij een bezoek van haar aan Nederland, ook ontmoet. Ik had al eerder contact met ze opgenomen, met het idee als dat verlof in Duitsland lukken zou, ze te bezoeken. Zij hadden een apotheek gehad, die inmiddels door een zoon was overgenomen. Ik geloof dat ik van de tabletten, die ik van hen gekregen heb, de meeste baat heb gehad en na enkele weken was de toestand weer normaal. 32


Het contact met Nederland was vrijwel geheel weggevallen. De vrijwillige aanmelding voor de Volkssturm in oktober, liep niet zo best. Hoewel er veel druk op de mensen werd uitgeoefend. Men voelde er niet veel voor om met een armband om als herkenningsteken mee te vechten, want volgens de beroemde generaal Clausewitz waren het dan "franc tireurs", die bij gevangenneming geëxecuteerd werden. In november werd de Volkssturm verplicht, het is eigenlijk een gewone oproep van zeer oude en heel jonge lichtingen (1884-1929), waar men geen uniformen meer voor heeft. Ze zaten goed in de boot, alleen merkten ze het te laat. Men had een waterdicht systeem om te controleren of de mannen zich gemeld hadden. Bij het afhalen van de levensmiddelen kaarten moest men een bewijs overleggen dat men bij de Volkssturm ingeschreven was. Eind oktober ben ik met Ton Brugman en Wim naar Berlijn geweest om schoenen te kopen, ik had eindelijk een bon gekregen, maar nu waren er nergens schoenen in mijn maat te koop. De bevolking van Berlijn had inmiddels een grote angst voor de 22e november, dat was de datum waarop verleden jaar de grote bombardementen op Berlijn begonnen waren. Hieronder een stukje uit het dagboek van Wim van zondag 24 dec., waaruit blijkt, dat de kreet "wir haben es nicht gewust" voor lang niet alle Duitsers opging. Mij (Wim) werd verteld hoe de nazi's de bijdrage voor de sociale verzekering hebben verhoogd en de uitkeringen met 20 of 30% verlaagd hebben. Dat er in Boeg (Buch?) een krankzinnegengesticht was, wat vol was en waar nu geen enkele patiënt meer is. De Duitsers zeggen: die zijn weer normaal geworden (d.w.z. geliquideerd). Diezelfde inrichting is tevens het eindstation voor vele ernstige zieken. Als een dokter plaatsing in een ziekenhuis aanvraagt, wordt hem gevraagd: Is het een hopeloos geval? Is dit inderdaad zo, of wordt het als zodanig beschouwd dan gaat de patiënt naar Boeg en sterft dan binnen 2 of 3 dagen. De conclusie ligt voor de hand, alleen men kan niets bewijzen. De patiënt krijgt een soort luchtinspuiting in het bloed, waardoor dit zich schijnt te verdikken, wat de dood tot gevolg heeft. Bij eventuele sectie wordt dus ook niets gevonden.

Dit werd hem dus door Duitsers verteld. De maand november ging zonder veel bijzonders voorbij. Op 5 december ben ik vreselijk geschrokken, bij thuiskomst van mijn werk, zat op mijn kast een brief van mijn vader met een Duitse postzegel erop. Ik dacht direct, die is opgepakt en naar Duitsland gestuurd.We hadden gehoord, dat er in Nederland zo hier en daar razzia's waren gehouden, maar de brief was meegegeven aan een kennis van oom Arie, die naar Duitsland ging. Hij had hier een Duitse postzegel op de brief geplakt en de brief op de bus gedaan. Ik heb dezelfde dag terug geschreven naar het opgegeven adres, die brief hebben mijn ouders, via oom Arie ook nog ontvangen. (brief no.60) Met Kerst hebben we de kamer versierd en 2 papieren tafellakens beschilderd, zodat het toch een beetje feestelijk was.Als extraatje kregen we een kerstbrood. Beide Kerstdagen was Wim hier, die heeft het goed naar zijn zin 33


gehad.Wim bracht brood, suiker en aardappelen mee en ik had nog witte bonen, suiker, gort, gedroogde appeltjes en brood, waarvan we lekker en vooral veel gegeten hebben. Verder hebben we de dagen doorgebracht met praten, zingen, muziek maken en klaverjassen. Dinsdag 2e Kerstdag hebben we nog brieven geschreven, die per bode van de Germanische Leitstelle in Hengelo (eigenlijk tegen ons principe) naar huis werden verstuurd en daar, ondanks de spoorwegstaking aangekomen zijn (brief no.61). De dagen tussen Kerst en Oud en Nieuw werd niet gewerkt, een ongekende luxe. Wim ontving 29 dec nog een brief van thuis, waarin stond dat men in Holland, per persoon, per dag, 3 sneetjes brood en een halve liter Henk en Wim eten van de gaarkeuken op de bonnen kreeg, dan hadden wij het hier nog goed, maar verontrustend was het wel. Oudejaarsdag kwam Wim naar Wildau, het was hem met de Kerst goed bevallen. Het was hier rustiger, minder alarm en de stemming op onze kamer was veel beter en gezelliger dan bij hem in Treptow. We zijn naar de kantine geweest, waar een revue door amateurs werd opgevoerd. Het bandje wat er speelde was erg goed, het waren de jongens uit het "Hollandse cafĂŠ" versterkt met een drummer. Vlak voor het einde kwam er helaas luchtalarm, wat tot Âą 8 uur duurde.We zijn naar de schuilkelder gegaan want we konden in de verte het schieten horen, achteraf bleek dat er in het westen van Berlijn nog heel wat bommen gevallen waren. Na het luchtalarm werd de rest van het programma nog opgevoerd, waarbij ik met Ton Brugman, die Toegangsbewijs voor de feestavond gitaar speelde en nog een andere kamergenoot, een paar liedjes gezongen heb. Om twaalf uur hebben we elkaar een gelukkig Nieuwjaar gewenst, in de hoop dat we volgend jaar, het feest thuis zouden kunnen vieren, waar velen toch niet echt meer in geloofden. Nieuwjaarsdag sliepen we tot een uur of elf en daarna hebben we nog wat zitten praten, zingen en kaarten. Zo begon voor ons 1945.

34


1945

Al was de toestand allesbehalve rooskleurig, toch blijven er altijd mensen die hun gevoel voor humor niet verliezen. Hier dan een originele Berliner Weihnachts Witz. Weinachten 1944 fällt aus folgenden Gründen aus: 1 Maria ist dienstverplichtet. 2 die Hirten in Abeitsdienst. 3 das Christuskind wegen Fliegergefahr evakuiert. 4 Joseph beim Volkssturm. 5 Die drei aus dem Morgenland haben kein Hinreise erlaubnis bekommen. 6 Heu und Stroh wurden vom OKW beslagnahmt. 7 Der Esel ist beim Gebirgsjäger. 8 Der Weihnachtsmann liegt im Lazarett weil er sich die Füsse nach Geschenken wund gelaufen hat. Het was natuurlijk wel tekenend voor de stemming in Duitsland. Nog vóór die tijd waren wij erin geslaagd kaarten te bemachtigen voor een grote show in de Wintergarten of de Scala in Berlijn. In deze theaters werden nog steeds spectaculaire shows opgevoerd, die lange tijd van tevoren al uitverkocht waren. Bovendien werden de kaarten maar niet zo aan de kassa verkocht, in ieder geval niet aan buitenlanders. De verkoop verliep hoofdzakelijk via de organisatie Kraft durch Freude zodat vrijwel uitsluitend partijleden in aanmerking kwamen voor een kaartje. Wij hadden met een stuk of 6 jongens, op de zwarte markt, kaarten kunnen kopen en gingen dus naar de voorstelling, die heel goed was en waar we nog hele goede plaatsen hadden ook. Het publiek in onze omgeving was niet zo enthousiast over onze aanwezigheid. Het was een schande dat die Ausländer in dit theater op zulke mooie plaatsen zaten, hoe waren ze aan kaarten gekomen? De stemming om ons heen was ronduit vijandig, wij deden maar net of we niets hoorden en het niet begrepen. De chef van mijn afdeling zei op een gegeven ogenblik tegen me dat hij graag met we wilde ruilen. Op mijn vraag of hem dat lager en de verzorging daar zo leuk leek, zei hij: Nee dat niet, maar hij wilde heel graag zo'n paspoort hebben als ik. Onze paspoorten waren 2 jaar geldig en zouden deze zomer aflopen. Bij informatie bleek dat Zweden de Nederlandse belangen behartigde. Zij konden dus onze 35


passen verlengen en een gedeelte van de jongens, waaronder ik ook, heeft de paspoorten voor 10 of 15 RM laten verlengen. Dit zou lang kunnen duren, maar na ongeveer 2 weken hadden wij onze papieren terug.

Verlenging van het paspoort door de Zweeds Ambassade

De verbindingen, met Holland waren zo goed als verbroken, zo nu en dan kwam er langs een speciale weg, nog een briefje door, maar pakketten waren voorgoed afgelopen.Wij waren voor veel artikelen afhankelijk van de pakketten van thuis. Niet eens in de eerste plaats etenswaren, maar van allerlei dingen zoals b.v. scheermesjes, wol om sokken te stoppen, zeep en scheerzeep. Kleding, die we bij ons vertrek uit Holland mee hadden genomen, zoals b.v. ondergoed, sokken en overhemden, waren eigenlijk voor een groot deel versleten. In Duitsland konden we van al deze artikelen niets kopen. Het was natuurlijk gedeeltelijk op de bon en die kregen buitenlanders niet. Buiten de 12 urige werkdag moesten we dus ook onze kleren wassen en steeds meer verstellen.Wij hadden op onze kamer een jongen die kleermaker was en net zoveel werk van ons kon krijgen als hij wilde. Maar hij werkte in de eerste plaats voor sigaretten en tabak en soms ook wel voor b.v. aardappelen, bonen, havermout of gort. Ik had bij mijn vertrek naar Duitsland ook een "overjas" meegenomen, een z.g. demi-saison met een witgrijze grove visgraat. De jas ging aan de mouwen en bij de zakken aardig slijten. Ik vroeg onze kleermaker wat hieraan te doen was, bij gebrek aan verstelgoed dus niet veel. De enige mogelijkheid was de jas uit elkaar te nemen en te keren, maar dat was veel te veel werk en daar had hij 36


geen interesse in. Hij had genoeg makkelijker werk te doen, bovendien was hij zeer traag en kwam hij vooral in beweging als zijn sigaretten op waren. Op mijn vraag of hij mij met raad en een klein beetje daad wilde helpen, zei hij gelukkig ja. Ik heb toen de hele jas uit elkaar gehaald en in een paar weken volgens zijn aanwijzingen weer in elkaar gezet. Het was geen schoonheid, maar hij was in elk geval weer toonbaar en ik heb er die winter nog veel plezier van gehad. Ik ben uiteindelijk met die jas weer thuis gekomen. Mijn moeder niet kon geloven dat ik die jas zelf gekeerd had.We hadden met oudejaar met 3 man een klein flesje snaps gekregen en in overleg had één van ons dit geruild voor aardappelen Later hoorden we dat deze "collega" ons mooi beduveld had. Hij had voordat de aardappelen verdeeld waren, voor de moeite eerst een flink portie, zonder iets te zeggen, voor zichzelf gereserveerd. Ook dat gebeurde onder lotgenoten. Met koken in de barak werd het steeds moeilijker, want we kregen steeds minder kolen, zodat we de kachel alleen 's avonds maar een paar uur konden branden en er dus hooguit één of twee mensen iets konden koken, bovendien duurde het een hele tijd voor die grote gietijzeren kachel warm was. In eerste instantie gingen er uit ieder bed een paar planken de kachel in, maar daar kwam snel een einde aan.Verder nam iedereen als hij iets brandbaars tegenkwam, dit mee naar de barak, maar daar moest je ook nog voorzichtig mee zijn. Zo nu en dan gingen we in het donker naar een soort parkeerterrein Dat lag in een uithoek van het fabrieksterrein en daar stonden defecte locomotieven, soms met een tender, waarin meestal ook nog kolen zaten. Om daar bij te komen moest over een hek geklommen worden en daarna op de locomotief om dan te proberen wat kolen uit de tender te halen. Het waren meestal grote onhandige stukken vetkolen, die enorm brandden. Op een zondagavond hadden we niets meer om te stoken, we hebben toen wat van de kolen "georganiseerd" en een flink stuk in de kachel gegooid. Het brandde geweldig en wel zo goed dat de vonken uit de schoorsteen vlogen en de kachelpijp roodgloeiend stond. Dit was nogal gevaarlijk ook, want de kachelpijp stak door het houten dak naar buiten. De vonken waren ook een wachtsman opgevallen en die kwam in paniek onze kamer inhollen en wilde weten wat we aan het doen waren. De kolen konden we nog net op tijd wegstoppen en we hebben toen een onsamenhangend verhaal in stuntelig Duits verteld, waar de niet zo slimme wachtsman genoegen mee nam.

37


Bombardementen op Berlijn

Omstreeks de jaarwisseling 1944-'45 werd de militaire situatie weer een tijdje spannend, maar na verloop van tijd bleek het Duitse Ardennen offensief mislukt, wat voor ons een opluchting was en goed was voor de stemming. De partijen moesten nu eerst weer op adem komen en ook aan het oostfront stond de zaak bij de Oder een tijdje stil. Op zaterdag 16 febr. was er een zwaar bombardement op Berlijn, het was prachtig weer en we stonden in de verte te kijken naar de luchtgevechten. De vliegtuigen bleven boven Berlijn en kwamen onze kant niet uit. De lucht zat vol van ontploffingen van luchtafweer granaten en condensstrepen. De volgende dag was het somber weer en ik ging gewoonte getrouw naar Wim, die dan meestal bij het station Treptow op mij wachtte, maar omdat hij er niet was, ben ik door het park, naar zijn lager gelopen. Daar aangekomen wilde ik, zoals ik dat anders ook deed het lager binnenlopen, maar de wachtsman, die anders nooit bij de ingang stond, hield mij tegen. Ik zei hem dat ik mijn vriend wilde bezoeken, waarna hij zijn naam vroeg. Nadat ik de naam had genoemd zei hij volkomen onbewogen "Der ist tot", waarna hij zich omdraaide en wegliep en mij helemaal onthutst liet staan. Ik heb toen buiten het lager een tijd verdwaasd staan kijken, tot ik binnen een jongen zag lopen, die ik kende. Die vertelde mij dat de vorige dag een bom precies in de ingang van de schuilkelder was gevallen.Alle personen die in de kelder zaten waren op slag dood, ook Wim, die ze aan zijn rode slip-over hadden geïdentificeerd. Zijn lagergenoot vroeg mij of ik soms wat kleding van hem wilde hebben, typisch voor de situatie waarin wij allen verkeerden. Ik wist echter dat hij een dagboek bijhield en vroeg hem dus dat voor mij op te zoeken, zodat ik dat t.z.t. aan zijn ouders kon geven. Ik kreeg 2 dagboeken van hem, die ik na de oorlog, na mijn thuiskomst aan zijn ouders heb gegeven. Na het overlijden van zijn ouders, zijn de dagboeken naar Herman Hammega gegaan en na diens overlijden, naar mij. Zodra ik klaar ben met mijn "Duitsland verhaal", zal ik informeren bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie of er belangstelling voor is. In de tijd dat wij nog samen in Duitsland zaten, heeft Wim me nog verteld dat hij in Nederland lid was geweest van een ondergrondse verzetsgroep en in het bezit was van een vuurwapen. Korte tijd voor hij naar Duitsland moest, was één van de leden van die groep door de Duitsers gearresteerd, waarna hij erg bang was geweest, dat de groep opgerold zou worden. Hij vond het dan ook niet zo erg dat hij in het kader van de Arbeitseinsatsz naar Duitsland moest. 38


Zoals later bekend werd, werd Wim in Treptow begraven, maar als voormalig lid van een verzetsgroep is hij in juni/juli 1951 herbegraven op het Ereveld in Loenen op de Veluwe. (graf B101).

39


Naar een ander lager

Eind februari moesten we om onbekende redenen naar een ander lager verhuizen. De barakken, waar wij nu in kwamen, waren niet zo oud als de onze, er hadden Russische en Poolse meisjes en vrouwen ingezeten.Toen wij ons installeerden, bleken er helaas nogal wat luizen achter gebleven te zijn. Protesteren hielp niet, men zou de barakken op korte termijn ontsmetten, wat nooit is gebeurd.We hebben toen geprobeerd om met brandende kranten langs de kieren van de bedden en kasten, de luizen te vernietigen, maar dat lukte niet.Aangezien het front steeds dichterbij kwam, waren er niet zoveel locomotieven meer nodig.We waren dus overbodig en werden ergens anders te werk gesteld.We moesten in de buurt van Beeskov, richting oostfront, ergens midden in de ruimte, langs een spoorlijn gaan scheppen. Het moest een goederen laad- en losplaats worden voor de Wehrmacht.We gingen 's morgens met de trein naar Könings Wüsterhausen en vandaar werden we met een speciale trein naar het werk gebracht. De spoorlijn werd door geen andere trein gebruikt en als wij uitgestapt waren, ging de trein terug en kwam ons in de namiddag weer ophalen. Op het werk werd toezicht gehouden door één of twee oude soldaten met een geweer over de schouder, die kennelijk niet veel plezier in dit werk hadden. De eerste paar dagen hebben we nog wat geschept, maar daarna doken verschillende van ons achter één van de bosjes, er waren altijd wel een paar bereidwillige landgenoten, die zogenaamd ruzie stonden te maken. Even wachten tot de soldaat zich met de ruzie ging bemoeien en dan zo snel mogelijk wegwezen. Mocht de soldaat ons achter het bosje zien verdwijnen, dan beduidden we hem dat we even uit de broek moesten.Als het wegduiken gelukt was, gingen we de boerderijen langs en vroegen om een boterham.Vaak kregen we die ook, soms met schmalz of iets anders erop.We begonnen dan gelijk heel hongerig die boterham op te eten. Soms vroeg men dan, of we er nog één wilden, die we graag aanvaarden met de woorden "diese ist für heute Mittag" om die vervolgens in een tas te stoppen, waarna we naar de volgende boerderij gingen.Als we een goede dag hadden, bleven we de volgende dag in de barak en gingen niet naar het werk. Je kon nooit weten, we zaten tenslotte niet ver achter het front. Na verloop van een aantal dagen ging ik met Jan op stap, een beer van een jongen en ijzersterk. Na ± drie kwartier, kwamen we in een gehucht waar een paar boerderijen stonden, er was geen bestrating en de kippen liepen overal vrij rond. Jan kroop onder een bosje, waar een kip verschrikt wegvloog en Jan met een ei tevoorschijn kwam en zei "die is 40


vast voor op het brood". Bij de eerste boerderij vroegen we om een "Stolle", waarop de boerin zei dat ze wel een karwijtje voor ons had, dan konden we meteen meeeten. Binnen de kortste tijd zaten we aan tafel en konden ons tegoed doen aan gekookte aardappelen, vlees en groenten.Aan tafel zaten ook nog een paar oudere Polen, die daar op de boerderij werkten. Een boer hebben we niet gezien, die bestond misschien niet of was in militaire dienst.We hadden wel verteld dat we maar tot een bepaalde tijd konden blijven, omdat we onze trein moesten halen. Na het eten moesten we "Kartoffeln klappern" met een schudmachine om zo de grote en kleine aardappelen van elkaar te scheiden. Eén van ons moest aan de machine draaien, zodat de roosters heen en weer schudden en de andere moest de ongesorteerde aardappelen op de machine gooien en de grote aardappelen in een grote jute zak opvangen.We hebben heel wat zakken met grote aardappelen gevuld, maar moesten tenslotte naar de trein.We kregen zo'n grote jute zak en mochten net zoveel kleine aardappelen meenemen als we wilden. Snel dus die zak gevuld, dichtgebonden, onze tassen gevuld, de broekspijpen in de sokken gestopt en ook nog wat aardappelen in de broekspijpen gestopt. Jan nam die zak aardappelen op zijn nek en zei: "die komt er voor de trein niet meer af".We waren aan de late kant en bang dat we niet op tijd zouden komen. Zo goed en zo kwaad als het nog ging, hebben we in een sukkeldrafje gelopen. Ik had onder elke arm een tas met piepers, op mijn voorstel om van vracht te wisselen, keek Jan mij eens aan en schudde zijn hoofd en zei dat ik ervoor het praten en onderhandelen was. Hij sprak geen woord Duits en zag het geloof ik als mijn verdienste, dat we daar zo lekker gegeten hadden en bovendien met zo'n eenvoudig werkje, zoveel eten verdiend hadden. Hoe Jan dat met die zware zak aardappelen uitgehouden heeft, heb ik nooit begrepen.We hebben ons met onze aardappelen aan de andere kant van het spoorlijntje schuil gehouden, zodat de wacht ons niet kon zien. De wachtsman was eigenlijk geen kwaaie vent, die ook niet wist wat hij met de situatie aan moest. Hij vertelde ons dat hij al veel mensen van allerlei nationaliteiten had moeten bewaken, maar dit keer was het voor het eerst dat hij Hollanders onder zijn hoede had, maar hij begreep er niets van, als hij 's morgens met 100 man begon waren er na een uur al een stel verdwenen. Het was nog even spannend toen de trein kwam, want we moesten aan de verkeerde kant instappen en soms waren aan die kant de portieren afgesloten of liepen aan weerskanten controleurs rond om te kijken of er geen onregelmatigheden gebeurden. Maar alles ging goed en we kwamen met onze mondvoorraad veilig in de trein. Op de stations van Könings Wüsterhausen en Wildau ging ook alles goed, maar nu moesten we nog het lager in. Bij de ingang stond een wachtsman, die controleerde wat wij meenamen het lager in en zo'n grote zak met aardappelen zou zeker in beslag zijn genomen en waarschijnlijk werden we dan ook nog van diefstal verdacht. Aan de zijkant de zak over het hek gooien, buiten het gezicht van de wachtsman, was ook riskant.Aan de overkant van de weg stond een vrijstaand huis, met het uit41


zicht op de ramen van onze barak.Als je iets over het hek gooide, zodat de wachtsman het niet kon zien, duurde het maar even of de bewoonster van dat huis meldde zich bij de wachtsman, om hem te vertellen in welk raam iets naar binnen was gesmokkeld.Wij hebben dus de zak met aardappelen buiten het lager verstopt en een paar keer wat overgeheveld in een tas, die vrijwel nooit gecontroleerd werd, naar binnen gebracht. Daardoor werd de zak ook wat lichter. 's Avonds in het donker hebben we de zak over het hek gewerkt en door het raam van onze kamer, waar we het licht uit hadden gedaan, naar binnen gebracht. 's Morgens vroeg bleven er steeds meer mannen in bed liggen onder het motto "wir sind krank", maar daar werd al gauw een stokje voor gestoken.Wij hadden nu aardappelen genoeg en konden die soms ook nog voor andere etenswaren b.v. brood ruilen. De noodzaak om naar het werk te gaan bestond dus voor ons niet meer, bovendien was daar een vrij laag vliegend Russisch verkennings vliegtuigje verschenen, wat op enige afstand in het vrije veld een klein bommetje liet vallen.We hebben toen al snel een andere manier gevonden om nog aan wat extra eten te komen, want dat was voor ons het belangrijkste, we zaten niet om werk of geld verlegen, bovendien wisten we niet eens bij wie we in dienst waren en wie ons dus moest betalen.We gingen nog wel met de trein mee naar Könings Wüsterhausen en daar op het station gingen we met een paar lotgenoten naar het toilet of hielden ons een poosje schuil in de wachtkamer. Zodra de trein naar het werk vertrokken was, kwamen we weer te voorschijn. Eerst waren wij nog bang voor de Feldgendarmerie, die daar altijd op het station aanwezig was, maar er werd nooit gevraagd wat hier uitvoerden. Ze waren daar alleen voor controle op militairen en letten verder niet op ons. In de middag kwam dan een speciale trein aan met bijna alleen vrouwen, die vaak een enorme bagage bij zich hadden. Dat waren vrouwen die naar Berlijn geëvacueerd waren, maar in de sperzone vlak achter het front woonden. Met een speciale vergunning mochten ze naar hun huizen om mee te nemen wat ze nodig dachten te hebben. Ze werden daar met vrachtauto's met hun bagage door militairen in de trein geholpen, die ze naar Könings Wüsterhausen bracht, waar ze over moesten stappen naar hun evacuatie adres in Berlijn. De meesten hadden zoveel bagage bij zich, b.v. van die grote 2 persoons Duitse dekbedden, waarmee ze nooit alleen konden overstappen, daar boden wij dus onze hulp aan in ruil voor etenswaren. De meeste vrouwen wisten het al en hadden brood, vlees of levensmiddelenbonnen bij zich.Wanneer de trein met evacuées laat in Könings Wüsterhausen aankwam, vroegen wij eerst waar zij moesten wezen.Was het te ver in Berlijn met verschillende overstapstations dan begonnen wij er niet aan i.v.m. luchtalarm en bombardementen, we waren er tenslotte van overtuigd dat het niet zo lang meer kon duren, dus geen onnodige risico's.We boden dan aan mee te gaan tot Grünau en ze daar met de bagage in de S-bahn te helpen. Op een middag toen wij op de trein met evacuées stonden te wachten, kwam uit de richting Berlijn een goederentrein, die op het station Könings Wüsterhausen bij het andere perron stopte. Uit de goederenwagons kwam een gekreun en gehuil wat hartverscheurend was. Het was 42


ongetwijfeld een transport uit een K.Z.lager met joden, die naar een ander lager gebracht werden. Het machteloze en de woede, dat je niet in staat was, deze mensen die de dood tegemoet gingen, met een slok water te helpen, was verschrikkelijk. Het volkomen zinloze van dit vervoer, iedereen wist toch dat de oorlog al lang door Duitsland verloren was. Eind maart begin april op een zondag verspreidde zich het gerucht, dat de geallieerden in de buurt van Mittenwalde waren.We gingen dus met een groepje richting Mittenwalde, maar onderweg werd het drukker en er waren groepjes soldaten en een enkele legerauto die dezelfde kant uit gingen. Plotseling verscheen op niet zo grote hoogte een geallieerd jagertje, de soldaten doken in de berm, een voorbeeld wat wij onmiddellijk volgden.We realiseerden ons dat we met een gevaarlijke onderneming bezig waren en zijn snel naar Wildau terug gegaan om daar onze bevrijding af te wachten.

43


De Russische sector

Begin april kregen we opeens te horen dat de Russen een offensief waren begonnen en al bij ons in de buurt waren.Wie met dat bericht gekomen is, weet ik niet maar het schijnt één van de Franse krijgsgevangenen te zijn geweest, die iedereen aanraadde naar de schuilkelder in de heuvel te gaan. De ingang hiervan was beneden op het fabrieksterrein, een eindje naast de trap. Het was een gang, die als een soort mijngang in de heuvel was gegraven en na ca. 15 mtr. haaks naar rechts verder ging. Er zat geen deur in zodat het geen bescherming bood tegen luchtdruk explosies. In dit gedeelte van de lange gang was een doorlopende bank tegen één van de wanden gemaakt zodat iedereen kon zitten. Er was echter geen verlichting zodat er een absolute duisternis heerste. Opmerkelijk was dat er in de schuilgang waar minstens 5 mtr. zand opzat en die dus redelijk veilig was, alleen buitenlanders zaten, bewoners uit het dorp wilden blijkbaar liever de komende dingen thuis afwachten. Gelukkig waren er nog een paar mensen, die kaarsen hadden die wel niet veel licht gaven, maar waardoor het wel rustiger werd. Na verloop van tijd werd het wat benauwder en gingen de kaarsen bijna uit. Er was geen ventilatie, zodat we niets anders dan zuurstof gebrek konden constateren. Er werd direct een rookverbod afgekondigd, degene die zich niet kon beheersen, moest maar naar buiten gaan.Twee mannen, die in de fabriek goed de weg wisten, gingen weg en kwamen terug met een steekkar met een zuurstofcilinder erop. De cilinder werd tot het einde van de gang gereden en daarna met een beetje opgedraaide afsluiter terug gereden naar de uitgang, zodat alle afgewerkte lucht weggeblazen werd.Als de kaarsen weer lager gingen branden, werd weer een ritje met de steekkar met cilinder gemaakt. Het dorp en de fabriek zijn niet beschoten, wij hoorden zo nu en dan in verte wat geweer- of mitrailleur vuur. Hoe lang we in die gang hebben gezeten, weet ik niet. Zo nu en dan ging er iemand bij de uitgang kijken en bij één van die gelegenheden werd er plotseling geroepen: "De Russen zijn er". Iedereen ging snel naar buiten, waar een Russische soldaat stond, die waarschijnlijk gedacht had, zal ik die gang ingaan en toen geconfronteerd werd met een stel juichende mensen, die om hem heen dansten. Hij beduidde ons wel om voorlopig in de kelder te blijven en niet naar het lager te gaan, maar na verloop van enige tijd hebben wij dat toch maar gedaan. Enige tijd later kwamen er een paar man met een grote zak griesmeel het lager in en anderen met een baal suiker. Ze waren vanuit de schuilkelder het dorp ingegaan, waar 44


Russische soldaten de ruit van een kruideniers winkel hadden ingeslagen op zoek naar voor hun begerenswaardige artikelen.Voor etenswaren hadden ze geen interesse, maar onze lagergenoten des te meer. Het was het begin van een volkomen anarchie en plundering.Toen werd ook duidelijk hoe ver gewone mensen in oorlogstijd kunnen gaan. De soldaten waren vooral ge誰nteresseerd in horloges, ze hielden iedereen aan, ook de buitenlanders en zeiden dan uhr....uhr en wilden je pols zien en als je nog een horloge had, was je het kwijt.Verder waren de soldaten hoofdzakelijk ge誰nteresseerd in vrouwen en er werden heel veel verkracht. Bij de ingang van het lager was de Duitse wachtsman vervangen door een Russisch soldaat. Op een zeker moment kwam er een soldaat met een soort kussensloop met een grote hoeveelheid sigaren, die hij kwistig rond begon te delen en in korte tijd was hij door zijn voorraad heen, waarna hij ons nog om een sigaar moest vragen.We zagen ook b.v. nog een Italiaan lopen die opeens heel chic gekleed was. Hij had ergens een auto ontdekt met daarin allerlei dingen, zoals eten en kleding. Het was waarschijnlijk de auto van een belangrijke familie (partijlid?), die klaar had gestaan om te vluchten, maar net even te laat was geweest. De Italiaan had zijn oude kleren uitgetrokken en zich van top tot teen omgekleed, inclusief nieuwe schoenen. Er kwam een Fransman met een dode kip onder zijn jas binnen, die hij de nek had omgedraaid. Dit was natuurlijk een voorbeeld voor anderen, die ook op roof uitgingen. Het heeft niet zolang meer geduurd of alle kippen en konijnen in de omgeving waren geslacht en ze werden ook niet meer stiekem onder de jas binnen gebracht. Nadat de kippen en konijnen op waren, kwamen een stuk of vier Fransen het lager binnen met een levend varken. De soldaat werd erbij gehaald en met gebaren werd hem verzocht zijn geweer even op de kop van het varken te zetten en de trekker over te halen, wat hij lachend deed. Onze kamer had nog niets georganiseerd, dus ging een ploegje erop uit, die na ongeveer een uur met een levende koe terugkwam. Mijn maat Jan (van die grote zak aardappelen) had in Holland bij een slager gewerkt, hij wist hoe dat karwei geklaard moest worden en kreeg de leiding van de operatie. Het was echter al te laat geworden om met het slachten te beginnen en de koe werd in een wasbarak opgesloten, met een berg aardappelschillen Op aanwijzingen van onze slager werd alvast begonnen om een grote diepe kuil te graven, waar de volgende dag het slachtafval ingegooid kon worden. De volgende dag werd de koe eerst nog door onze slager gemolken, want dat kon hij als boerenzoon ook. 45


Met de melk werd een stevige pan griesmeelpap gekookt. Er werd een soldaat geroepen, die de koe doodschoot. De koe werd met dikke touwen, die we over de dwarsbalk van het dak hadden gehaald, met vereende krachten opgehesen. Het slachten kon beginnen, wat een heel karwei was, maar onze slager, die de leiding had wist precies hoe het moest. Het vlees werd over de kamers van de Hollanders verdeeld ( de Fransen hadden hun eigen distributie), zodat iedereen de komende dagen genoeg te eten had.Al het slachtafval was in een grote kuil gegaan, goed afgedekt en de wasbarak waar geslacht was, goed schoongeboend. Onze slager had ons wel verteld dat dit allerlei ongedierte aan kon trekken wat een bron was voor infecties en ziektes. Wij wisten tenslotte ook niet hoe lang we hier nog moesten blijven, het was dus zaak om het lager een beetje schoon te houden. Eén van de volgende dagen wilden we met een paar man eens in Könings Wüsterhausen gaan kijken. Bij de spoorwegovergang wilden we door het veld gaan, maar werden door een soldaat tegengehouden, dat mocht niet.Terloops vroeg hij nog welke nationaliteit we hadden en wij zeiden dus Hollanski, waarop hij een heel vies gezicht trok en zei "viel SS". Hij had in de buurt van de Baltische staten tegen de soldaten van het Nederlands Legioen (onderdeel van de SS) gevochten, die als buitengewoon fanatiek bekend stonden. In het vervolg antwoordde ik op die vraag "Fransooski" dan werd je meteen op de schouder geklopt of er werden handen geschud. Generaal De Gaulle had net een vriendschapsverdrag met de Russen gesloten. Het risico dat een Rus Frans sprak was minimaal en ik kon in zo'n geval altijd nog redelijk in het Frans met hem praten. Enkele dagen later hoorden we op een namiddag dat we de volgende dag in oostelijke richting moesten vertrekken. Men vertelde ons dat we moesten lopen tot Küstrin, vandaar zou het per trein door heel Rusland gaan naar Odessa, vervolgens per boot naar Marseille en per trein terug naar Nederland. Dit was natuurlijk een volkomen onzinnig plan, maar je verwonderde je nergens meer over, het feit bleef, dat we de volgende dag moesten vertrekken. Iedereen ging Drietal wat op de terugreis bij elkaar bleef. (Onbekend, Jan en Henk) vast inpakken wat hij mee wilde nemen en bedenken hoe dit dan vervoerd moest worden, want dagenlang met een zware koffer aan de hand 20 km. of meer te moeten lopen leek ons geen pretje. We spraken af met zijn drieën bij elkaar te blijven. Eén van ons wist bij een Franse barak een trekkar (strandkar) te staan en aangezien het inmiddels donker was, wilden we die meteen ophalen. Bij de Franse barak gekomen, stapten 2 Fransen met in 46


hun hand een dikke stok uit het duister.We hebben ze toen vriendelijk gegroet en zijn verder gelopen. Maar onze collega wist in het dorp, bij een huis, nog zo'n kar te staan.Wij gingen dus in het donker op weg naar het dorp tot wij opeens voor ons hoorden roepen "stoj", wat het Russisch is voor "sta". Daar stonden we dus met onze handen in de hoogte en voor ons stonden twee soldaten met het geweer in de aanslag, wij gauw roepen "Fransooski". We werden meegenomen en op de hoek van de hoofdstraat in een soort winkel gebracht, waar een paar oude Duitse mannen zaten, met een band om de arm, die waarschijnlijk als een soort politie dienst deden.We hebben daar de hele nacht gezeten en moesten de volgende ochtend voor de Russische commandant verschijnen. Om negen uur werden wij opgehaald en naar de commandant gebracht, die om een uur of tien verscheen. Ik heb hem toen in een mengeling van Duits en Frans, waar hij ook een paar woorden van kende toch maar eerlijk verteld dat wij Hollanders waren, en niet wisten dat er een spertijd was. Hij vond het allang best en liet ons gaan, waarna we alsnog die kar gehaald hebben. De kar was wel niet zo best, maar we konden onze bagage ermee vervoeren.Terug in het lager gekomen bleek iedereen via de autobahn al op weg naar F端rstenwalde. In het lager waren nu alleen nog Duitsers op zoek naar dingen die achtergelaten waren en die zij nog konden gebruiken.We hebben wat spullen bij elkaar gezocht op de kar gelegd en zijn met ruim een uur achterstand op de andere lagerbewoners op stap gegaan. Ik

Het pand waar we een nacht vastgezeten hebben

47


had al eens een kaart van Teltow gevonden en die zuinig bewaard, onder het motto: je kunt nooit weten.We hebben daarop een kortere weg naar Fürstenwalde uitgezet. Onderweg moesten we een niet te diep riviertje oversteken van een meter of vier breed.We hebben de lange broeken, sokken en schoenen uitgetrokken en zijn met bagagekar tussen ons in, naar de overkant gewaad. De route liep verder door een bos en na enige tijd kwamen we een prachtig open rijtuigje tegen met daarin een hoge officier met zo een rode band om zijn pet. Op de bok zat een typische Mongoolse koetsier, die een heel verhaal tegen ons begon, hij was kennelijk de weg kwijt en wij vertelde hem in het Russisch, dat wij geen Russisch kenden.Wij realiseerden ons niet dat dat heel raar klonk Hij dacht vermoedelijk dat wij hem beduvelden en trok onmiddellijk zijn pistool, maar de officier kalmeerde hem gelukkig. We lieten hem de kaart zien en beduidde hem waar we ongeveer waren en boden hem de kaart aan, als wij maar verder konden. Het incident liep met een sisser af en wij konden met onze kar en kaart verder gaan.Vlak voor het dorp liep ik tussen de bomen door en zag daar in een schuttersputje een gesneuvelde Duitse soldaat, die daar al meer dan een week gezeten moet hebben. Ik heb dat daarna aan een Russische officier duidelijk proberen te maken.Wonder boven wonder waren wij niet verdwaald en kwamen gelijk aan met de achterhoede van de ploeg, die via de autobahn was gegaan. Op de toegangsweg stonden bijna allemaal vrijstaande villa's en één ervan was de zetel van de Russische commandant.We waren nu met een ploeg van een kleine 20 man en er was iemand bij die 2 jaar met Russische krijgsgevangenen had gewerkt en aardig wat Russisch geleerd had. Die ging dus naar de commandant om te vragen waar wij konden slapen. Hij wees ons een huis aan de overkant van de straat, waar een Zweedse vlag uithing. Het was een voor die tijd mooi groot huis, met beneden een heel grote kamer, waar allemaal spiraalbedden en een prachtige zwarte vleugel stonden al het verdere meubilair was verdwenen, geen stoel, geen tafel, niets. We vonden nog wel een stapel oude Nederlandse kranten (de Telegraaf). De volgende dag kwam er heel schoorvoetend een vrouw, die toen ze hoorde dat er Nederlands gesproken werd contact met ons zocht en vertelde dat zij hier met haar man en 2 kinderen gewoond had. Haar man was ingenieur en had bij een vestiging van Philips gewerkt. Hij was door de Russen met onbekende bestemming afgevoerd. De Zweedse vlag als teken van neutraliteit, had niets geholpen. Haar man was weggevoerd, zij verkracht en met haar kinderen het huis uitgezet en bij vrienden ingetrokken. Zij vroeg ons of er soms nog kleding van haar of haar kinderen aanwezig was, want zij hadden hals over kop het huis moeten verlaten en hadden dus alleen nog kleding die zij toen aan hadden.Wij moesten haar helaas teleurstellen, er was niets meer van enige waarde in het huis aanwezig. Onze tolk was inmiddels naar de commandant gegaan om te vragen hoe wij aan eten konden komen. Daar zou voor gezorgd worden en inderdaad kwam er na enige tijd een vrachtauto met een jute zak met keihard gedroogd bruin brood, wat alleen geweekt in water te consumeren was en een complete.koeienkop met wat nekvlees eraan. 48


Bij de villa stond nog een klein gebouwtje, waar kennelijk de was werd gekookt. Er was een grote gietijzeren ketel ingebouwd waaronder een vuur gestookt kon worden. Jan de slager ging dus de kop uitbenen en het andere maatje en ik gingen de ketel met water vullen en hout zoeken om te stoken, want er moest soep gekookt worden. Er zat toch nog wel behoorlijk wat vlees aan die kop en een grote tong, het kopvlees is bepaald niet het beste vlees van een koe, maar als je maar lang genoeg kookt, wil het wel. In de soep wat van dat droge harde brood mee gekookt om de soep wat dikker te maken. Na een hele dag koken hadden we toch een goede soep met veel vlees en er was voor iedereen genoeg.We hadden wel een groot stuk van de tong voor onszelf gereserveerd voor de moeite.We dachten dat we dat wel mochten hebben voor al het werk dat we die dag verricht hadden.We hadden inmiddels gehoord dat we niet verder hoefden te lopen, de oorlog zou toch zo afgelopen zijn. Na een paar dagen stuurden ze ons door naar een soort provinciale boerderij, even buiten het dorp. Het was een groot complex met een hoofdgebouw van twee verdiepingen en diverse andere gebouwen die in een vierkant gebouwd waren, zodat er een grote vierkante binnenplaats ontstaan was.Wij werden op een grote hooizolder gehuisvest, waar voldoende hooi lag om op te slapen. In het hoofdgebouw was een grote keuken met enorme ketels, zoals ook wel in ziekenhuizen gebruikt werden en waar voor meer dan honderd mensen gekookt kon worden.Waarschijnlijk werd daar ook voor een afdeling bezettings troepen gekookt. In de weide buiten de gebouwen hadden de Russen koeien uit de wijde omtrek bijeen gebracht, waarvan ze er iedere dag één slachtten. Op de binnenplaats lag een enorme berg aardappelen, waar wij bij toerbeurt, onder het toezicht van een soldaat een dag aardappelen moesten schillen. Die soldaat liep er altijd maar een beetje rond, om de zaak wat in de gaten te houden. We kookten, hoewel we eten genoeg kregen, in ons etenspannetje op een vuurtje met stenen, soms zelf ook wel eens wat.Wanneer we wat kookten of bakten kwam hij altijd even kijken.Als het aardappelen waren kwam hij Een pannekoek bakken in FŸrstenwalde nog eens. Zodra ze gaar waren, beduidde hij ons dan dat we ze in de soepketel in de keuken moesten gooien. Het was waarschijnlijk zo; aardappelen kregen we voldoende in de soep dus die hoefden we nog niet eens extra te koken. De sanitaire toestand was nogal primitief, men had een lange diepe geul gegraven, met daarvoor twee verticale palen in de grond en hier overheen een horizontale balk, waar je met een man of drie naast elkaar kon plaats nemen. Zo nu en dan gooiden we wat zand in de geul, want het trok natuurlijk nogal wat vliegen en ander ongedierte aan.Verder waren er op verschillende plaatsen kranen waar je jezelf en je kleren kon wassen.We hadden daar verder niets te 49


doen en zo nu en dan liepen we maar eens in de richting van het dorp, maar daar was ook niets te beleven. Op één van die wandelingen stonden op een heuvel een aantal Duitse vrouwen onder toezicht van een Russische soldaat een soort loopgraaf dicht te gooien. De soldaat wenkte ons en toen wij bij hem waren vroeg hij ons grijnzend of we soms zin hadden in "fick,fick", dan konden we één van die vrouwen uitzoeken.We hebben uiteraard voor het walgelijke voorstel bedankt. Tijdens ons verblijf in Fürstenwalde werden we nog een keer ontsmet, dat gebeurde op een bijzondere manier.We werden in een vrachtauto geladen en na verloop van tijd kwamen we bij een vrijstaand huis, waar een grote tent naast stond. We moesten die tent in, ons uitkleden en de kleren bij elkaar binden. Buiten stond een grote stoomketel, die met van alles en nog wat opgestookt werd. Daarna moesten wij naakt het huis in, waarin de kamer een primitieve douche-installatie gemaakt was, de afvoer bestond uit gaten in de houten vloer, waar het water daarna bleef is niet bekend.Wij konden ons dus uitgebreid douchen wat na al die tijd flodderen heerlijk was. Onze kleren hadden ze intussen uitgestoomd. Op een bepaald moment kwam er een voor mij onbekende jongen bij me en vroeg of ik interesse had in een defect fototoestelletje. Hij had zeker van iemand gehoord dat fotograferen een hobby van mij was, dat had ik wel eens aan anderen verteld. Het fototoestel bleek een eenvoudig boxje te zijn waarvan de sluiter niet werkte. Het veertje waarmee de sluiter behoorde te werken was aan één kant losgeschoten en was dus snel gerepareerd. Ik had nu dus wel een eenvoudig fototoestelletje maar geen films. Maar het ongelofelijke gebeurde Uit het niets kwam een andere landgenoot, die mij een paar filmpjes aanbood. Zodoende heb ik van onze terugreis wat foto's kunnen maken. Bij het verblijf in de Russische sector heb ik bijna niet gefotografeerd, als ze het gezien hadden was ik het boxje kwijt geweest.

50


Terug naar Nederland

Begin juni verschenen er ineens een aantal grote GMC's.Wij kregen opdracht onze spullen bij elkaar te pakken en ons klaar te maken voor vertrek. Een paar uur later werden we met de vrachtauto's weggevoerd. Na een rit van enkele uren waren we in Vockenrode in de buurt van Dessau, waar toen nog de demarcatielijn lag. Het was al te laat om overgedragen te worden aan de Amerikanen en dus werden we in het bos gedropt, het De GMC’s die ons naar de Amerikanen zouden brengen was mooi weer en we konden best een nachtje onder de blote hemel slapen.We zouden nog wel horen hoe het verder zou gaan.We hebben ons daar geïnstalleerd, een niet te hobbelig stukje grond uitgezocht, waar ook nog wat hoog gras stond, schoenen uit en slapen maar. De volgende dag waren we benieuwd wat er zou gebeuren, maar er gebeurde niets. De tolk ging er maar weer eens op uit en het bleek dat men van ons bestaan niets afwist. De soldaten, die ons gebracht hadden, waren weer terug gegaan en hadden in Vockenrode niets gezegd. Om te beginnen kwam er weer een vrachtauto met het bekende keiharde bruine brood en een stuk koe en wat drinkwater, wat we zelf allemaal maar moesten delen. We hebben vreselijk geluk gehad met het weer. Elke dag stralende zonneschijn en elke dag brachten de Russen ons wat te eten. Na verloop van enkele dagen hadden wij er genoeg van en gingen met z'n drieën op weg. Na ± 1,5 uur kwamen we bij een riviertje waar aan de overkant de Amerikanen lagen. Er werd ons gevraagd of er nog meer lotgenoten waren en wij waren zo dom om te zeggen ja er is nog een hele ploeg, waarop het antwoord was: ga die dan eerst maar halen. Eén van ons is toen dat hele stuk weer teruggegaan om de rest op te halen, zodat we uren later over een wankel bruggetje naar de Amerikanen konden.We hadden reikhalzend naar "Camel" uitgekeken, maar dat viel tegen, geen sigaretten.We werden nog kort ondervraagd, een Engels sprekende soldaat vroeg mij toen ik hem mijn paspoort gaf, waar ik in Amsterdam woonde, wat ik 51


Overzicht in het bos bij Vockenrode

Onze bezigheden: luieren en eten

Op weg naar de Amerikanen

De Demakatiebrug op de achtergrond de Russische Erenboog

52


nogal vreemd vond. Ik zei dus in de Discusstraat bij het Olympisch Stadion, waarop hij lachend in het Nederlands zei; "Dat klopt, ik woon op het Stadionplein bij de tramhekken"(die er toen nog waren). Hierna vertelde hij me in vloeiend Nederlands, dat hij schuin boven café van Tuyl woonde.We werden vervolgens naar een voormalige Luftwaffe kazerne gebracht. Daar aangekomen werden we eerst met een grote spuit met een lang dun pijpje aan het eind, dat in de boord van het overhemd en de broeksband gestoken werd, met D.D.T. poeder ontsmet. Eén of twee dagen later wer-

Bewijs van ontsmetting

den we met vrachtauto's naar het station in Dessau gebracht, waar een lange trein met goederen wagons klaar stond.Van Dessau ging de trein naar Leipzig waar hij lang stilstond en in twee delen gesplitst werd. Een gedeelte van onze groep kwam zo in een andere trein terecht, die zoals later bleek, via een andere route een dag eerder dan wij in Nederland aangekomen was.We hebben een soort slalom reis gemaakt. Voor zover ik weet zijn wij door het Taunus-gebergte en langs de Opel-fabrieken in Rüdesheim gegaan. Onderweg kregen we Amerikaanse leger voedsel pakketjes, één

De displaysed-person kaart

53


Op weg naar de kazarne in Dessau

De taxi’s vertrekken weer

Op weg naar het station in Dessau

Bij het station

De broodketting. Voorraad voor onderweg

54


Koken van een pannetje erwtensoep, uit een Amerikaans pakket op het station van Leipzig

Onderweg naar huis

De soep smaakte goed

Nog maar eens wat roken

55


voor breakfast, één voor lunch en één voor dinner. Het voedsel wat erin zat was allemaal gedroogd.We maakten voor het eerst kennis met nescafé, bovendien zaten in de pakketjes doosjes met elk 4 of 6 sigaretten van verschillende Amerikaanse merken, dus toch Camel en Lucky Strike.We kwamen na een rit door Duitsland in de noordoost hoek van Frankrijk in de buurt van Metz terecht. Hier kregen we een Rode Kruis pakket en er was melk voor baby's en maagpatiënten. Ik moest als tolk fungeren en er achter zien te komen wie een echte maagpatiënt was, want toen men in de gaten had dat maagpatiënten melk kregen waren er opeens veel maagklachten. Daarna verder door Luxemburg en België, waar we verse belegde broodjes kregen. Tenslotte bereikten we op 11 juni Nederland en stopten in Maastricht. Hier werden we verwelkomd met het Wilhelmus en een kroes watersoep. Dat was zo'n vreselijke afgang, dat er nogal wat lotgenoten waren die riepen: "Machinist ga maar weer terug".Achteraf was deze ontvangst niet zo tactisch, er was in het zuiden b.v. voldoende koffie en chocolade, waarom dan die watersoep waarop we al 2 jaar getrakteerd waren. Na deze stop gingen we verder naar Vlodrop, waar we in Het voorschot wat we in Vlodrop kregen een voormalig klooster ondergebracht werden. Hier werden we geregistreerd, kregen wat te eten en zakgeld. De volgende dag bleven in Vlodrop, een beetje de tijd doodslaan. Het enige waar we interesse in hadden, was natuurlijk zo snel mogelijk naar huis, we waren nu toch "vlakbij".Woensdag gingen we naar Roermond waar we in een kazerne (Ernst Casimir?) terechtkwamen.Weer wachten, ik had zó gehoopt vóór of op 14 juni thuis te zijn, de verjaardag van mijn broer Jaap, maar dat mocht niet zo zijn. We waren sneller gereisd van Dessau naar Maastricht, dan van Maastricht naar Amsterdam.Vrijdag de 15e werden we in de richting van Venlo gebracht, maar moesten de laatste 1,5 uur lopen naar Blerick, naar een soort noodbrug voor voetgangers over de Maas. In Blerick stond weer een goederentrein klaar.Tegen de avond gingen we weer op weg en kwamen in het begin van de nacht aan in 's-Hertogenbosch, waar we overgingen op een binnenvaartschip.We zijn beneden in de vrachtruimte gaan liggen, wat geen pretje was, we wilden wel slapen, maar de metalen ondergrond was erg hard. In de loop van de ochtend kwamen bij de sluis bij Andel, waar een andere boot dwars was komen te liggen, zodat we nog niet geschut konden worden. Inmiddels was het tij niet goed meer, zodat we een paar

56


uur vertraging hadden, maar in de namiddag kwamen we in Rotterdam aan. Hier werden we in het in aanbouw zijnde Belasting gebouw ondergebracht. Dat was eigenlijk een groot betonnen skelet, zonder ramen, deuren en trapleuningen. Op één van de verdiepingen had men met planken, vakken gemaakt met een strozak erin, die op de betonnen vloer lagen. De volgende morgen werden we met bootjes naar een station gebracht, wat veel tijd in beslag nam. Hier stond een personentrein klaar, die laat in de ochtend vertrok. In Den Haag stapte de eerste ploeg uit, vervolgens verder richting Haarlem, wat soms heel langzaam ging. Zo hier en daar stopten we een tijdje en wat ons opviel was, dat we veel kinderen zagen op blote voeten en met heel oude kleren aan. In Haarlem stapte weer een groep uit en toen ging het laatste stuk naar Amsterdam gelukkig wat sneller. In de namiddag kwamen we op het Centraal Station aan, waar een compleet ontvangst kantoor was ingericht, waar we distributie bescheiden kregen. Bij een z.g. "doktersonderzoek" moesten wij het overhemd uittrekken en werd onder de oksel gekeken of er ook een bloedgroep teken van de S.S. onderstond.Tevens werden allerlei vragen gesteld zoals bent U in dienst geweest bij de Organisation Tod en een jong meisje vroeg mij ook nog waarom ik niet ondergedoken was. Ik kreeg nogal de pest in en vroeg haar een beetje vinnig, waarom zij mij dit 2 jaar geleden niet aangeboden had, waarna de ondervraging beëindigd was.Voor het station stonden verschillende vervoermiddelen klaar, die elk naar een bepaald stadsdeel gingen.Voor Amsterdam-Zuid stond een dichte verhuiswagen klaar, waar we met een man of vijf ingingen.Voorin was een klein raampje waar we door konden kijken en konden zien waar we waren. De chauffeur had ons voor het vertrek gevraagd waar we heen moesten en had een planning gemaakt in welke volgorde hij ons bij huis af zou leveren. Ik woonde het verste weg en was dus als laatste aan de beurt. In Limburg hadden wij al veel gehoord over de gevolgen van de hongerwinter en ik wist dus niet of de familie het laatste half jaar goed doorgekomen was. Naarmate ik dichter bij huis kwam werd de spanning steeds groter en de auto leek steeds langzamer te rijden. De chauffeur reed via de Stadionweg en op de hoek van de Discusstraat stopte hij, op mijn verzoek. Ik moest dus het straatje nog doorlopen om thuis te komen. Er speelden nogal wat kinderen op straat, die mij ook kenden en die mij uitbundig begroetten. Eén van de jongens pakte mijn hand en een andere jongen zei toen:"Eetje ben je blij dat je broer er weer is?" Ik had mijn jongste broertje niet herkend. Er kwamen enkele buren uit het straatje ter begroeting naar buiten, zodat ik niet erg opschoot. Opeens hoorde ik een wilde schreeuw en zag mijn vader op mij af stormen, die me vervolgens bijna in elkaar drukte. Mijn broer Jaap was naar boven gehold en had geroepen: "Henk is er", waarop pa 3 trappen is afgerend. Moeder was even later ook beneden en zo wist ik meteen dat ze er allemaal doorgekomen waren. Eigenlijk geneerde ik me wel een beetje, ik zag er verreweg het beste uit van alle familieleden. Moeder b.v. woog nog geen 100 pond meer en kreeg in de gaarkeuken elke dag bijvoeding in de vorm van pap bereid met volle melk, die ze daar op moest eten, om te voorkomen dat ze het misschien toch aan één van de kinderen zou geven. 57


Jaap ging meteen mijn bonkaarten controleren en ontdekten een sigarettenbon die tot vorige dag geldig was. Hij holde meteen naar de winkel van de Coรถperatie, waar hij van de heer Lugtmeyer alsnog de sigaretten kreeg. Daarna werd Jaap op de fiets naar oma Lotte gestuurd om het heuglijke nieuws te vertellen. Oma en nog andere familieleden kwamen nog op visite en we hebben nog lang bij het licht van de carbidlamp zitten praten, het was de laatste dag zonder elektriciteit. Pa had ondanks voedselgebrek, 2 jaar lang een fles jenever en een doos sigaren, die ik hem bij mijn vertrek naar Duitsland gegeven had, bewaard. Hij had de drank en de sigaren bewaard voor mijn thuiskomst, ondanks de hoge ruilwaarde hiervan, gedurende de hongerwinter.Als ik mijn ogen dicht doe en terug denk aan mijn thuiskomst hoor ik pa nog een schreeuw geven en zie ik hem op mij af stormen. Ik krijg er nog steeds tranen van in mijn ogen.

De registratie op het Centraal Station in Amsterdam

58


Het Vervolg Januari 2002

Na het schrijven van de tekst van het boekje "Zo was het" kregen we een uitnodiging om van 20-25 jan. 2002 naar Zeuthen te komen om daar een symposium over de dwangarbeid in de regio Dahme-Spreewald bij te wonen. Onze zoon Bart heeft toen een proefdruk gemaakt, zodat men die in Duitsland kon bekijken. Uit Polen waren twee vrouwen,Alicja Nabiatezyk en Janina Domanska en een man Zenebiusz Gorzkiewiez gekomen die in dezelfde regio gewerkt hadden. De heer Gorzkiewiez had een maand tevoren een hartoperatie ondergaan en was vergezeld van zijn zoon een arts.Voor de Polen die geen duits spraken was een tolk,Waldemar Polanski aanwezig, die hen met raad en daad terzijde stond.Wij zijn o.a. ontvangen in Wildau, in het Rathaus waar een film vertoond werd over het werk van de Projectgroep en wij door een journalist van de Märkische Allgemeine geintervieuwd en gefotografeerd werden. 's Middags zijn wij in de Realschule geweest voor een gesprek met ±40 jongeren van 14-17 jaar, die ons vragen konden stellen. In het begin kwam het gesprek wat traag op gang, wat wel te begrijpen was, wij hadden tenslotte hun opa's en oma's kunnen zijn, maar naar korte tijd en de eerste vragen, kwamen ze los en waren zeer geintresseerd. De volgende dag in Wildau vertelde een mijnheer iets over de "Wiedergutmachung". Een aantal voormalige dwangarbeiders uit Polen en de vroegere Sovjet-Unie, die bewijzen konden dat zij al die jaren in Duitsland gedwongen gewerkt hadden, hebben daar al geld voor gekregen van de Duitse regering.Alleen de Nederlanders hebben nergens recht op want Duitsland heeft na de oorlog, mede dank zei een onoplettende minister van Buitenlandse Zaken (de heer Josef Luns), de zaak afgekocht en de Staatskas gestort. 's Middags zijn we in Schöneveld geweest waar de Poolse dames die daar gewerkt hebben op het kerkhof gebeden hebben voor de daar omgekomen en begraven dwangarbeiders. In enkele andere plaatsen zijn wij op middelbare scholen geweest, waar de leerlingen gelegenheid kregen om ons vragen te stellen over die tijd van ongeveer 60 jaar geleden. De heer Gorzkiewiez werd in 1939 in Polen als 14 jarige jongen opgepakt en naar Duitsland getransporteerd waar hij tot de bevrijding in 1945 gezeten heeft onder zeer slechte omstandigheden. Bij het vertellen van zijn verhaal was hij niet te stuiten en zeer emotioneel, hij heeft het nooit kunnen verwerken. In Könings Wüsterhausen ontmoetten we jongelui van een Technische School die een ontwerp hadden gemaakt voor een monument ter nagedachtenis aan de dwangarbeiders. Zaterdags zijn mijn vrouw en ik met de leidster van het project, Irmtraud Carl naar 59


Fürstenwalde geweest en hebben de plaats waar we ± 6 weken door de Russen ondergebracht waren teruggevonden. Het is nu een opleidingsinstituut voor heel veel beroepen. Er zijn vele gebouwen bij gekomen en gerenoveerd, het heet nu "Palmnicke" en is helemaal door een hek omgeven. De concierge die er bij woont was zo vriendelijk ons binnen te laten en heeft ons e.e.a. over het instituut verteld. De gebouw van de toenmalige keuken (pag 49) staat er nog of de tijd heeft stilgestaan. De volgende dag hebben wij de terugreis weer aanvaard.

Bij ons afscheid hebben mijn vrouw en ik beloofd het boek in ons beste duits te vertalen, want met de Nederlandse versie konden zij eigenlijk niets. Zij zouden dan de duitse tekst corrigeren en bewerken. Na ± 6 weken was het karwei klaar en is de tekst per e-mail naar de projectgroep verstuurd. Het plan was het project eind 2002 af te sluiten en daarbij dwangarbeiders uit de verschillende Oost- Europese landen en ons uit te nodigen. Uiteindelijk is de afsluiting gehouden van 22 jan. tot 29 jan. 2003. Duitse versie ‘So War Es’ .

Dit keer waren er 4 Poolse mannen en 1 Poolse vrouw, allen met hun begeleiders, één van de Polen werd zelfs door zijn kleindochter begeleid. Ook nu zijn we in verschillende Gemeenten officieel ontvangen en hebben ook nu weer op verschillende scholen met de leerlingen gesproken. De hele week heeft een groepje leerlingen van 4 meisjes en 1 jongen ons begleid, die wat hand en span diensten verleenden want bij de Polen waren verschillende heren die niet zo goed ter been waren. Er was zelfs een Pool bij die een restant van een kogel, die hij aan de Lagerführer te danken had, al 60 jaar in zijn hoofd heeft. Deze man liep moeilijk, was bijna doof en had verder nog verlammingsverschijnselen. Op Zaterdag had men voor ons met twee busjes een rondreis door Berlijn georganiseerd, waarbij we langs veel bekende plekjes kwamen. Zondag zijn we, weer met de busjes naar Potsdam geweest, waar we door een gids als een aparte groep een rondleiding door het Neue Palais gemaakt hebben. Op maandag 27 jan. werd bij een monumentje op het terrein van B.M.A.G., de voormalige werkgever van enkele Polen en mij, een krans gelegd, waarbij zelfs de T.V. aanwezig was. 's Middags werd het duitse boek "So War Es", de duitse vertaling van mijn boekje aangevuld met ervaringen van Polen,Russen en Oekrainers, ten doop gehouden. In de scholen waar wij met de leerlingen gesproken hebben, werd aan alle deelnemers het boek uitgereikt. De Poolse gasten en ik hebben heel wat boeken gesigneerd voor de leerlingen. Dinsdag zijn we weer naar Schönefeld geweest, waar op het kerkhof waar we verleden jaar ook geweest waren, een herinneringskruis voor de daar omgekomen buitenlandse arbeiders onthuld werd.

60


Hier was de T.V-ploeg ook weer aanwezig. 's Avonds werd van beide opnamen, een samenvatting van ca. 3 min. uitgezonden. Ook in Schönefeld zijn we op een middelbare school geweest, die uitgerust was met een prima uitgeruste keuken, waar de leerlingen een geweldig diner voor ons gemaakt hadden en dit ook nog razend snel serveerden. Daarna weer een gesprek met de meisjes en jongens, waarvan er enkele waren die niet uit gevraagd raakten, zodat de leiding er uiteindelijk een slot aan maakte. 's Avonds werd er met de leden van de projectgroep en de buitenlandse gasten, een geweldig "Abendbrot" georganiseerd waarbij onder het genot van spijs en drank, als één grote familie nagepraat en bij het afscheid veel gezoend werd. Woensdag werden wij 's morgens vroeg door Irmtraud Carl naar het Ost Bahnhof gebracht en zijn daar op de trein naar huis gestapt. Dit is dus het gevolg van even het Rathaus in Wildau op 5 Juni 2001 binnenstappen om wat te vragen. Ik moet zeggen dat ik bewondering heb voor vele Duitsers, voor de manier waarop zij met hun oorlogsverleden omgaan, wat zij zelf niet, of alleen als baby meegemaakt hebben. Wij bewaren er een geweldige herinnering aan.

Dahme-Kurier, 22 februari 2002

61


Over de personen

Wim Stevens Geboren in 1924 in Amsterdam. Op 16 februari 1945 is hij bij een bombardement in Berlijn Treptow omgekomen.Van hem zijn 2 (van de waarschijnlijk 4) dagboeken, die hij in Duitsland bijgehouden heeft,in mijn bezit. Hij ligt als voormalig lid van een verzetsgroep begraven op het Ereveld in Loenen op de Veluwe.

Herman Hammega Geboren in 1924 in Amsterdam en op 30 mei 1978 in Amsterdam overleden. Hij woonde op de Stadionweg in een benedenhuis en de familie Otjes woonde 2 hoog.Toen Herman in juni 1943 naar Duitsland moest, had hij een relatie met Nel Otjes. een zuster van Gerrit. In juni 1943 moest hij, gelijk met Wim, naar Duitsland. Na zijn verlof in november 1943 is hij niet meer naar Duitsland teruggekeerd en in Nederland ondergedoken. Na de oorlog is hij met Nel getrouwd en kwam bij de Amsterdamse politie, waar hij adjudant werd van hoofdcommisaris Kaasjager. Later is hij directeur van de politie opleidingsschool geworden. Ook Nel is inmiddels overleden. Zij hadden geen kinderen.

Gerrit Otjes Geboren op 29 december 1922 in Amsterdam. Ook hij keerde na een verlof in 1943 niet naar Duitsland terug. Na de oorlog leerde hij Alie Hofman kennen die in de U.S.A. geboren was en 2 nationaliteiten had.Tijdens de oorlog had zij met haar ouders in Nederland gewoond. Gerrit en Alie gingen in Nederland in ondertrouw, emigreerden naar Canada en zijn daar getrouwd. Na enige tijd begon Gerrit een benzinestation met werkplaats. Zij kregen 3 zonen en wonen nu in Calgary.

Hendrik van Uitert (auteur) Geboren op 28 mei 1923 in Amsterdam. Hij groeide op in de Discusstraat in Amsterdam, samen met zijn broers Jaap (1928) en Evert (1936). Na de oorlog werkte hij o.a. bij Geveke, waar hij zijn vrouw, Janny Haverman leerde kennen. In 1952 zijn ze getrouwd en kregen 3 kinderen. Evert Jan, Marijke en Bart. Henk werd vertegenwoordiger bij verschillende bedrijven en later advertentie acquisiteur bij de Apeldoornse Courant. Hij woont nu nog met zijn vrouw in Apeldoorn.

62


63



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.