Atlantis #16.4 Money makes the city

Page 1

ATLANTI

jaargang 16 nr. 4, december 2005

MONEY MAKES THE CITY


MONEY MAKES THE CITY

Van de redactie Judit Bax en Raquel van Donselaar

Na vrije zomermaanden en een lange zonnige nazomer ligt Atlantis 16.4 dan eindelijk hier. Voor de redactie is dit een bijzonder nummer, op het grensvlak van het oude en nieuwe seizoen: de komst van een nieuw bestuur en de zoektocht naar een nieuwe redactie luiden een nieuw jaar in en afscheid voor oude redactieleden. Terwijl we een traantje wegpinken kijken we met enige nostalgie terug op de maak van vier goed gevulde Atlantis nummers. De thematiek van de nummers bleek aansprekend voor velen, gezien het grote aantal zeer interessante artikelen die onzelfzuchtig zijn aangeleverd vanuit alle hoeken van de stedenbouwkundige wereld. Iedereen heel erg bedankt hiervoor.

After free summer months and a long sunny late summer, finally, you will find Atlantis 16.4 here. For the editors, this is a special issue, on the break of the old and new season: the coming of a new board and the looking for new editors announce a new year and the fare-well of old editors. Dashing a tear away, we are looking back on the making of four well-filled Atlantis issues. The themes appeared to be appealing for many, looking at the high amount of interesting articles that have been delivered from all parts of the urbanism world. To everyone: thank you very much for this.

Met de komst van een nieuw fris bestuur, wordt een oude ambitie weer opgepakt, namelijk de internationalisering van Polis en daarmee vooral ook de Atlantis. In dit nummer wordt de tweetaligheid al subtiel doorgevoerd in algemene stukken. In het komende seizoen zal er gestreefd worden naar een betere mix tussen Engels en Nederlands, zodat de Atlantis ook een waardevol tijdschrift kan zijn voor het stijgende aantal internationale Polisleden.

With the coming of a new fresh board, an old ambition has been put at the agenda again: internationalisation of Polis and - more - of the Atlantis. In this issue the bilingualism has been carried out in general articles. In the next season we will strive to a better mix of English and Dutch, to make the Atlantis a valuable magazine for the increasing amount of international Polis students, as well.

Geld maakt de stad. In dit nummer wordt aandacht besteedt aan de impact van economische factoren op de ruimelijke organisatie en identiteit van stad en regio, vooral bezien vanuit de Nederlandse situatie.

Money makes the city. In this issue, attention has been paid to the impact of economical factors on the spatial organisation and identity of city and region, especially seen from the Dutch perspective.

De stelling voor het nieuwe nummer ‘Urbanism goes E-bay‘ vraagt om een kritische kijk op de huidige internationale trends. Hiermee wordt het startschot gegeven voor een reeks nieuwe, internationaal getinte Atlantissen.

The statement for the new issue, ‘Urbanism goes E-bay‘ asks for a critical observation of the current international trends. With this, the starting shot will be given for a serie of new, international Atlantis issues.

2

From the editors

Atlantis - december 2005


INHOUD

ATLANTIS, tijdschrift voor stedenbouw, is een uitgave van POLIS, podium voor stedebouwkunde en verschijnt 4 maal per jaar. 16e jaargang, nummer 4, december 2005 oplage: 525 exemplaren Hoofdredacteur Judit Bax Redactie Raquel van Donselaar Fenna ter Haar Ekim Tan Redactieadres Polis, Podium voor Stedebouwkunde Faculteit Bouwkunde Berlageweg 1, kab. 9.51 2628 CR Delft t.: 015-2784093 f.: 015-2783694 e.: polis@bk.tudelft.nl i.: www.bk.tudelft.nl/verenigingen/polis

Inhoud Contents 8

Het stationsgebied ‘s-Hertogenbosch Ontwikkelingsplanologie in de praktijk Fred Hobma

16

De macht van het geld versus ruimtelijke kwaliteit? Niet in Rotterdam Martin Aarts en Martijn Schutte

30

Legibility back on the agenda Ekim Tan

Druk Van Marken Drukkers, Delft Advertenties Informatie via het redactieadres. Artikelen Artikelen, mededelingen en reacties kunnen worden aangeboden aan het redactieadres. Auteursrichtlijnen zijn bij de redactie beschikbaar. Artikelen overnemen toegestaan met toestemming van auteurs en bronvermelding.

2

Van de redactie Judit Bax en Raquel van Donselaar

5

Van het bestuur Annemarie Hatzman

Abonnementen Polis-leden ontvangen de Atlantis gratis. Polis-jaarlidmaatschap: Studenten € 10,Alumni/AIO € 15,Praktijkleden € 30,Bureauleden € 60,-

7

Losse nummers € 3,-

22

Introductie bestuur 17 Arjen Spijkerman

26 Klein Istanbul aan de Maas Afstudeerproject Bart Schrijnen

34 Stad en geld Edward Hulsbergen

39 Het belang van ‘creatieve gekken’ Mikel Knippenberg

14

Geld maakt de stad Column T.M. de Jong

44 Agenda

Fotoreportage Sjanghai

45 Partners van Polis

Franca Claassen

47 De Polisstelling © 2005 Polis, Podium voor Stedebouwkunde ISSN 1387-3679

Kaft: Foto: R.D. van Donselaar

december 2005 - Atlantis

3


MONEY MAKES THE CITY

Polis, Podium voor Stedebouwkunde Historie De vereniging Polis is in oktober 1989 opgericht door docenten en studenten Stedenbouwkunde aan de Faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Het initiatief kwam voort uit de wens om de kwaliteit van het stedebouw onderwijs te handhaven en te versterken, onder druk van onderwijsherzieningen. Daarnaast werd en wordt het initiëren van een intenser contact tussen onderwijs, wetenschap en praktijk als een belangrijke doelstelling van Polis gezien. Stedenbouwkunde Stedenbouwkunde is dynamisch, volgend en sturend. De inhoud van het stedebouwkundige vak is steeds aan veranderingen onderhevig en onderwerp van discussie. Dit wordt aangestuurd door veranderingen in de maatschappij. Als stedenbouwkundige in zowel de praktijk als in de wetenschap is het belangrijk om van deze veranderingen kennis te nemen en met deze kennis als stedenbouwkundige een positie in de maatschappij in te nemen. De stedenbouwkundige kan dan vanuit zijn positie een visie op (ontwerp) opgaven in de maatschappij geven. Podium Polis, Podium voor Stedenbouwkunde, wil voor stedebouwkundigen in zowel de praktijk als in de wetenschap een podium aanbieden waarop deze positiebepaling mogelijk is. Het doel van Polis is het verleiden van stedenbouwkundigen om het podium te beklimmen. Het verleiden gebeurt door het ontplooien van verschillende activiteiten. Zo worden er onder andere excursies, lezingen, debatten, symposia en prijsvragen georganiseerd. De periodiek Atlantis speelt hierbij een belangrijke rol. De Atlantis vormt een platform voor discussie. Daarnaast geeft de Atlantis een goed overzicht van de Polis activiteiten.

4

Atlantis - december 2005

Overleg Polis vormt een schakel tussen wetenschap en praktijk. Polis onderhoudt contacten met verschil-lende partijen in de stedenbouw. Polis voert binnen de Faculteit op verschillende niveaus overleg over de kwaliteit van het onderwijs. De relevantie voor de wetenschap en praktijk is hierbij een belangrijk criterium. Om het bereik van Polis te vergroten wordt er binnen en buiten de Faculteit overleg gevoerd met verwante organisaties. PolisFonds Het PolisFonds is in het leven geroepen door Polis, podium voor stedebouwkunde om individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedenbouwpraktijk of wetenschap te kunnen financieren. Neem voor een aanvraag contact op met Polis. In het PolisFonds hebben de volgende leden zitting: Roy Bijhouwer, Stedenbouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Esther Heemskerk, vice-voorzitter Polis en student bouwkunde, Miranda Reitsma, redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, Maarten Schmitt, stadsstedebouwer Den Haag, Thom Wolf, adjunct directeur Dura Bouw Amsterdam. Donaties blijven van harte welkom op gironummer: 8522358 o.v.v. Polis Fonds.


VAN HET BESTUUR

Van het bestuur Annemarie Hatzman Het is zover. De jaarlijkse ALV met bestuurswissel.

From the board The time has come. The annual general meeting with the instalment of the new board.

Afgelopen Polisjaar heeft het thema Megalopolis centraal gestaan. Door middel van excursies, artikelen, conferenties en andere activiteiten hebben we de problematiek aangekaart. Hiervoor hebben met name grote steden onze belangstelling getrokken. De meerdaagse buitenlandse excursies naar Kopenhagen-Malmö en Istanbul zijn aan de hand van het jaarthema georganiseerd. In KopenhagenMalmö stond de (internationale) samenwerking tussen twee steden centraal. Istanbul is juist interessant vanwege de verschillende culturen binnen één stad. Een deel van de stad ligt in Europa en een deel van de stad in Azië. De excursie naar Brussel bekeek de verschillen met de Nederlandse stedebouw.

Megalopolis has been the central theme of this Polis year. With excursions, articles, conferences and other activities, we have drawn attention to the problems associated with this theme. Our main focus herein were large cities. The international excursions to Kopenhagen-Malmö and Istanbul were organized around the central theme. In the excursion to Kopenhagen-Malmö the focus was on (international) cooperation between two cities. On the contrary, Istanbul presents an interesting case because of the multiple cultures in one city, one part being in Europe and the other part in Asia. Finally, the excursion to Brussels examined the differences between urbanism there and in Holland.

De bureauexcursies naar Utrecht en Delft bleken tevens een interessante weg om de afstand naar de praktijk voor de studenten te verkleinen. Ze bieden een goede mogelijkheid om de manier van werken achter een project te zien. De studieconferenties maakten de omgekeerde weg van praktijk naar studie mogelijk. De fotoworkshop en de workshop Volewijk hebben ervoor gezorgd dat de discussie over het vakgebied konden worden gevoerd.

The company excursions to Utrecht and Delft also proved to be an interesting approach to shorten the distance between studies and work for students. They offer a good opportunity to take a look behind the scenes of a project. The study conferences highlighted the opposite route, from work to studies. The photo workshop and the Volewijk workshop facilitated the discussion about the profession of urbanism.

Dit jaar, de zestiende jaargang, is de Atlantis een centraal aandachtspunt in het jaar geweest. Ten eerste is de kwaliteit van de Atlantis verbeterd door de grotere bijdrage uit de praktijk en ten tweede door het met regelmaat verschijnen van het blad. De vakgroep heeft haar steun uitgesproken in het voortbestaan van de Atlantis. Een steun in de rug van Polis, maar ook een waardering van de Atlantis.

This year, in its sixteenth year, the Atlantis has been a central attention point. The quality of the Atlantis has increased. Firstly because of the larger contribution by the professionals, and secondly because of the regular editions. The urbanism section has voiced its support for the continuation of the Atlantis. A token of support for Polis, but also a sign of appreciation for the Atlantis.

Met de afsluiting van dit Polisjaar, willen we iedereen bedanken. Vanaf deze plek willen we alle actieve leden nogmaals bedanken voor hun inzet en moeite afgelopen jaar. Zonder hen was het nooit zo’n succes geweest. Bedankt!

With the closure of this Polis year, we would like to thank everybody. From here, we would like to thank all active members again for their commitment and hard work in this year. It wouldn’t have been this good without them. Thanks!

Al met al hebben we geprobeerd de discussie over het vakgebied, onderwijsgerelateerd en praktijkgericht aan te zetten en je verder aan het denken te zetten. Wij hebben een erg leuk, gezellig en leerzaam jaar gehad. Vanaf deze plek willen we het nieuwe bestuur (Arjen Spijkerman, Anthony Fuchs, Anita de Zeeuw, Lisette Meijer, Michiel Brouwer en André van der Eijk) en alle actieve leden van komend Polisjaar heel veel plezier en succes toewensen. Met de verschillende invalshoeken vanuit de verschillende stromingen die Urbanism rijk is (bachelor, master, internationaal) moet dit zeker lukken! Dat Polis een inspiratiebron mag worden voor een ieder..

All in all, we have tried to give the discussion about the profession an educational and professional relevance and we have attempted to further stimulate your thinking. We have found this a very nice, enjoyable and educational year. From here we would like to wish the new board (Arjen Spijkerman, Anthony Fuchs, Anita de Zeeuw, Lisette Meijer, Michiel Brouwer en André van der Eijk) and all active members a great and successful Polis year. With the combination of the different backgrounds in Urbanism (bachelor, master, international), this will surely succeed. Let Polis be an inspiration to all….

Natuurlijk is er nog altijd de mogelijkheid om je emailadres door te geven, zodat je op de hoogte wordt gehouden van de activiteiten van Polis. Als je actief lid wilt worden en zitting wilt nemen in een van de commissies stuur dan een mailtje naar polis@bk.tudelft.nl of kom langs op kab. 9.51.

Naturally, the option of submitting your email address to be kept informed on all Polis activities is still open. If you want to become an active member and want to participate in one of the commissions, send an email to polis@bk.tudelft.nl or visit us at kab. 9.51.

december 2005 - Atlantis

5


MONEY MAKES THE CITY

Hier had uw advertentie kunnen staan...

Atlantis en Polis zijn op zoek naar nieuwe sponsoren. Bent u ge誰nteresseerd in adverteren in de Atlantis, dan kunt u contact opnemen met Polis via polis@bk.tudelft.nl. 6

Atlantis - december 2005


INTRODUCTIE BESTUUR 17

Introductie bestuur 17 Arjen Spijkerman 2005-2006 POLIS bestuur/board: Voorzitter/Chairman: Penningmeester/Treasurer: Secretaris/Secretary: Vice-voorzitter/Vice-chairman:

Arjen Spijkerman Lisette Meyer Anita de Zeeuw Anthony Fuchs

Praktijkleden/Members of Practice: Michiel Brouwer Andre van der Eijk

Op 11 oktober vond de aftrap plaats van een nieuw, vers Polis bestuur, alweer het 17e.

October eleventh was the kick- off for the 17th consecutive year of Polis.

Zoals elk jaar heeft het Polisbestuur een thema. Dit jaar gaan we een kijkje nemen bij onze nieuwe, oostelijke EU buren onder het motto ‘Growing Europe - Shrinking World’. Door de recente uitbreiding van de EU is het middelpunt letterlijk naar het oosten verschoven. De verschillen tussen de oude EU-kern en de nieuwe lidstaten zijn enorm, maar het gat tussen beiden zal een snelle transformatie ondergaan, een transformatie die al enkele jaren aan de gang is. De meeste van de tien nieuwe EU leden hebben een lange communistische traditie, die zowel duidelijke culturele als ruimtelijke sporen heeft nagelaten en daarom interessant zijn voor ons vakgebied. De excursies die we dit jaar gaan organiseren, zullen zoveel mogelijk in de lijn van ons thema liggen. De reis naar Praag, die al gepland staat, is nog maar een begin van alle leuke activiteiten die we dit jaar voor jullie in petto hebben. Ook zullen we de internationalisering van de vorige besturen doorzetten, waarbij de integratie van de internationale studenten centraal staat.

As every year, the board of Polis stands for a theme. In the 2005-2006 Polis year this theme is ‘Growing Europe - Shrinking World’, which refers to the ongoing phenomena influencing the environment we are living in. Due to the recent expansion of the European Union, its centre has literally been moved to the East. Most of the ten new members of the European Union have had a long communistic tradition which has left clear cultural and spatial traces. How will those remains and structures of another ideology and history change in the coming years? Transformations, especially from an urban point of view, are of greater interest. Therefore, our study trips will be focused on these processes. First we want to visit a city in which major changes already have happened. Prague seems to be a very good opportunity for this. The destination of the second trip will probably be the Baltic states. We will also continue on the internationalization initiated by the previous boards of Polis. One aim is to actively involve the international students more and to shift to a completely English based communication.

H oud tevens de site www.polis.bk.tudelft.nl goed in de gaten want vanaf nu gaat dit een belangrijk communicatiemiddel vormen!

Keep in mind the site www.polis.bk.tudelft.nl. From now on the site will be an important communication tool, that we will try to improve continuously.

Tenslotte zou ik graag mijn dank willen betuigen aan het Polisbestuur van vorig jaar, de Atlantisredactie en natuurlijk aan alle actieve leden.

At last we want to thank the old board, the Atlantis editors and of course all the active members for there input.

Veel leesplezier! •

Enjoy reading! •

december 2005 - Atlantis

7


MONEY MAKES THE CITY

Menig congres en tijdschriftartikel wordt tegenwoordig gewijd aan ‘ontwikkelingsplanologie’. Tot op heden zijn het vooral theoretische beschouwingen. In dit artikel staat daarentegen de praktijk van ontwikkelingsplanologie centraal. Bij de transformatie van het stationsgebied van ’s-Hertogenbosch is volledig gewerkt met de principes van ontwikkelingsplanologie. Ik laat zien wat dat heeft betekend voor de wijze van stedebouwkundige planvorming en de rol van de stedebouwkundige. Verder geef ik aan wat de ‘prijs’ is die voor ontwikkelingsplanologie moet worden betaald. Dat laatste wordt in de theoretische beschouwingen nogal eens onderbelicht.

Het stationsgebied ‘s-Hertogenbosch Ontwikkelingsplanologie in de praktijk Fred Hobma

Ontwikkelingsplanologie is hot Ontwikkelingsplanologie is al enige tijd ‘hot’. Het is door velen omarmd. Niet in het minst door het kabinet. In de ‘sturingsfilosofie’ van de Nota Ruimte 1 staat het concept ontwikkelingsplanologie centraal . Dat komt ook tot uitdrukking in de ondertitel van de nota: ‘Ruimte voor ontwikkeling’. Waar komt het pleidooi voor ontwikkelingsplanologie vandaan? Ontwikkelingsplanologie wordt gepropageerd als alternatief voor ‘toelatingsplanologie’; het worden gezien als een antwoord op de gebreken van toelatingsplanologie. Voor een goed begrip is het daarom nuttig om eerst te omschrijven wat wordt bedoeld met toelatingsplanologie, om daarna de ervaren gebreken ervan te beschrijven. Vervolgens komen de kenmerken van het alternatief – ontwikkelingsplanologie – aan de orde. Toelatingsplanologie ‘Toelatingsplanologie’ verwijst naar het (juridische) karakter van de ruimtelijke plannen uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De in die wet genoemde plannen, met als belangrijkste het bestemmingsplan, geven aan welke bouwwerken en welk grondgebruik zijn toegelaten. Een uitvoeringsplicht bestaat echter niet voor grondeigenaren. Dat betekent dat niemand verplicht is de bestemmingen uit te voeren. Daarmee

8

Atlantis - december 2005

bestaat er slechts een zwakke verbinding tussen plan en uitvoering. De ruimtelijke plannen van de WRO geven geen zekerheid over het of en wanneer van uitvoering. De gedachte van de WRO is dat de democratisch gekozen volksvertegenwoordiging (bijv. de gemeenteraad) na afweging van alle ruimteclaimende belangen tot vaststelling van het plan komt in het algemeen belang. Het is vervolgens aan private partijen om de bestemmingen te realiseren – afgezien van publieke bestemmingen die de overheid zelf realiseert. Toelatingsplanologie wordt daarmee gekenmerkt door een volgtijdelijkheid van publiek en privaat handelen. Eerst publieke planvorming, dan private uitvoering. Met dit systeem wordt nu al vele jaren gewerkt. Naast vele positieve ervaringen zijn daarbij ook gebreken aan licht gekomen. Zo komt het voor dat er weliswaar publieke planvorming heeft plaatsgevonden, maar dat private realisering grotendeels achterwege blijft. Dat kan het geval zijn als private partijen (bijv. corporaties, projectontwikkelaars) van mening zijn dat het plan te slecht aansluit bij de marktwensen en realisering daardoor financieel te risicovol is. Ook kan het zijn dat private partijen het door de overheid vastgestelde plan van onvoldoende kwaliteit vinden om in te investeren.


HET STATIONSGEBIED ‘S-HERTOGENBOSCH

heid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties Daarnaast is er meer in het algemeen om allerlei redenen (van financiële, culturele en ideologische aard) veel minder ruimte voor eenzijdige ruimtelijke overheidssturing en meer behoefte aan conditiescreërende netwerksturing. Beide zaken tezamen (gebrekkige uitvoering en minder ruimte voor eenzijdige sturing) verklaren de opkomst van een alternatief voor toelatingsplanologie: ontwikkelingsplanologie.

rond de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied; • gezamenlijk geformuleerde kwaliteitsdoelstellingen, gevolgd door stapsgewijze afspraken tussen partijen; • een gebiedsgerichte aanpak, waarin verschillenden projecten in onderling verband worden ontwikkeld 3 en uitgevoerd . We kunnen komen tot een definitie van ontwikkelingsplanologie. Dammers e.a. vatten ont4 wikkelingsplanologie op als :

Ontwikkelingsplanologie De ‘agendering’ van ontwikkelingsplanologie is bewerkstelligd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met zijn rapport Ruimtelijke 2 ontwikkelingspolitiek uit 1988 . (Later werd niet het begrip ‘ruimtelijke ontwikkelingspolitiek’, maar ‘ontwikkelingsplanologie’ dominant). In het rapport schrijft de raad het volgende (blz. 152): ‘Een ruimtelijke-ontwikkelingspolitiek gaat verder uit van de wenselijkheid ruimtelijke planvorming direct te koppelen aan ruimtelijke investeringen: dit komt in de plaats van de thans karakteristieke scheiding van conceptuele planvorming en financiering en versterkt zo de effectiviteit van het beleid. Sterker dan nu wordt immers nadruk gelegd op de uitvoeringsverplichting van de overheid: indien de overheid een visie ontwikkelt voor een bepaald gebied moet dit gevolgen hebben.’ Ontwikkelingsplanologie scheidt niet planvorming van uitvoering, maar combineert daarentegen planvorming en ruimtelijke investeringen. Dat betekent dat er, in tegenstelling tot toelatingsplanologie, geen volgtijdelijkheid is van publieke planvorming en private investeringen. Nee, de private partijen worden juist intensief betrokken bij de planvorming. Planvorming verschuift daarmee van overheidsinterne activiteit naar maatschappelijke coalitievorming. Daarmee wordt de uitvoerbaarheid vergroot. Private partijen met investeringskracht (= geld) krijgen toegang tot de overheids-planvorming. In ruil daarvoor krijgt de overheid commitment voor uitvoering van de in coalitie met die private partijen tot stand gekomen plannen. In dit opzicht sluit ontwikkelingsplanologie dus goed aan bij het thema van dit nummer van Atlantis: geld maakt de stad. Ontwikkelingplanologie betekent volgens de Minister van VROM: • intensieve en vroegtijdige samenwerking van over-

‘een gebiedsgerichte beleidspraktijk die op de verwachte maatschappelijke dynamiek inspeelt, de verschillende ruimtebehoeften op een nieuwe manier met elkaar verbindt, op een actieve inbreng van de belanghebbenden steunt en aandacht besteedt aan de daadwerkelijke uitvoering.’ Een echt scherpe definitie is dit echter niet. Ontwikkelingsplanologie is dan ook veel meer een concept, een manier van werken, dan een scherp afgebakend verschijnsel . Tot zover de theorie van ontwikkelingsplanologie. Laten we overgaan naar de praktijk.

Het stationsgebied ’s-Hertogenbosch

Luchtfoto van het stati-

De Westelijke Spoorzone in ’s-Hertogenbosch bestond tot voor kort uit een verouderd industrieterrein, sportveldcomplexen en het terrein van de voormalige Willem I-kazerne. Het gebied was als een achterkant van de stad ten westen van het spoor gelegen. Nadat

december 2005 - Atlantis

onsgebied in ‘s-Hertogenbosch vanaf de stadszijde

9


MONEY MAKES THE CITY

veel bedrijven zich uit het gebied hadden teruggetrokken en de sportvelden waren verplaatst, begon midden jaren ’80 de verloedering toe te slaan. Leegstand, prostitutie, stagnerende bedrijfsactiviteiten en sociale onveiligheid dwongen tot actie.

Hoe deze opmerkelijke transformatie, die vaak als succesvol wordt beschouwd, heeft plaatsgevonden, wordt uitgebreid beschreven en geanalyseerd in het boek Integrale gebiedsontwikkeling; Het stationsge6 bied ’s-Hertogenbosch .

De centrale opgave bij de transformatie was om centrumfuncties waarvoor in de historische binnenstad te weinig ruimte was in de Westelijke Spoorzone een

Kortweg had de gemeente twee doelstellingen met het gebied: • De herstructurering binnen een bepaalde termijn tot

plek te geven en daarmee de binnenstad als het ware over het spoor te tillen. Een extra opgave daarbij was om ruimte te maken voor nieuwe ruimtevragers op de markt: de door fusies ontstane grootschalige onderwijs-, dienstverlenings- en bankorganisaties. Deze pasten wat schaalniveau betreft niet meer in de fijnmazige verkavelingsstructuur van de Bossche binnenstad.

een nieuw woon- en werkgebied met een hoogwaardige kwaliteit (het Paleiskwartier). Die hoogwaardige kwaliteit bestaat uit verschillende componenten, zoals de gewenste stedebouwkundige en volkshuisvestingskwaliteit, gewenste invulling van kantoren, gewenste kwaliteit van het openbaar gebied en de synergie tussen genoemde componenten; • Het kostenverhaal van openbare kosten ten laste van toekomstige gebruikers van het gebied, waarbij het uitgangspunt is om dit budgettair neutraal voor de gemeente te laten verlopen.

Inmiddels heeft het gebied een complete metamorfose ondergaan en verrijst er een omvangrijk, gedifferentieerd en hoogwaardig geheel van kantoren, woningen en stedelijke functies. Markante gebouwen zoals de Van Lanschot-toren (architect Gerard Derks), het Paleis van Justitie (architect Charles VandenHove) en het RIVA-gebouw (Ritzen Architectuur en Stedebouw) zijn reeds in gebruik. Veelgeroemd zijn de Armada-appartementencomplexen (Architect Tony Mac Guirk). Stedebouwkundig ontwerper van het gebied is Shyam Khandekar.

10

Atlantis - december 2005

Het Masterplan De gemeentelijke doelstellingen zijn naar haar eigen verwachting niet te realiseren zonder medewerking van private partijen. Aan de andere kant is het voor private partijen financieel te risicovol om op eigen kracht het gebied te herontwikkelen. De gemeente en aantal partijen vinden elkaar en tekenen in 1995 een intentieovereenkomst (Kondor Wessels, ING


HET STATIONSGEBIED ‘S-HERTOGENBOSCH

Vastgoed, de Nederlandse Investeringsbank en de gemeente ’s-Hertogenbosch). Vervolgens besluit dit samenwerkingsverband gezamenlijk te onderzoeken in welke vorm het gebied ontwikkeld kan worden. Gezamenlijk geven ze opdracht tot het maken van een masterplan. Dit wordt het Masterplan Bedrijventerrein De Wolfsdonken (1996), gemaakt door stedebouwkundige Khandekar (Khandekar Stedebouw en Landschapsarchitectuur). Het masterplan kent dus niet slechts één overheidsopdrachtgever, maar intensieve betrokkenheid van private partijen bij de planvorming. Dat is, zoals hierboven reeds omschreven, een van de kenmerken van ontwikkelingsplanologie. De doelstellingen die Khandekar meekrijgt zijn: menging van functies, bijzondere architectuur, een hoogwaardig ingericht openbaar gebied met ondergrondse parkeervoorzieningen en hoge stedelijke dichtheid. Hij vertaalt dit in een heldere zonering in drie stroken. Stedelijke blokken aan de randen van de buitenste stroken vormen een kader voor de centrale open ruimte met daarin vrij geplaatste gebouwen. De middelste strook bestaat grotendeels uit een langgerekte waterpartij, waaronder een gemeenschappelijke parkeervoorziening met 1070 7 plaatsen . In totaal gaat het op dat moment om 200.000 m² vastgoed, verdeeld in circa eenderde wonen (1200 woningen), eenderde werken (86.000 m² kantoren en 32.000 m² commerciële functies) en eenderde facultatief, waarvan 20.000 m² voor stedelijke functies wordt gereserveerd. Dit programma geeft een woningdichtheid van 120 woningen per hectare en een Floor Space Index van 1,2. Het ontwerp van Khandekar is een makkelijk te faseren plan, omdat grotendeels wordt uitgegaan van de bestaande wegenstructuur. De inrichtingsmogelijkheden van de openbare ruimte worden vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Beide plannen tezamen getuigen van een heldere visie op het te realiseren eindresultaat. De rol van de stedebouwkundige Bij het ontwikkelen van het masterplan stond consensus, althans tussen de partijen van de inten8 tieovereenkomst, voorop . Elke partij kan in het plan zijn belangen herkennen. Het masterplan is dan ook een momentopname in de stand van onderhandelingen tussen de betrokkenen. Het incorporeert zaken waarover overeenstemming is bereikt, zoals

het marktgerelateerde programma met een grote variatiebreedte. Daarbij is het plan vooral een communicatiemiddel tussen verschillende partijen. Khandekar stelt in een verklaring van zijn werkwijze dat in elke fase van het proces de ideeën ruimtelijk moeten zijn, ‘niet om onmiddellijk tot een bouwplan te komen, maar als communicatiemiddel om partijen een optimaal beeld 9 van mogelijke oplossingen te geven’ . Wigmans (zie noot 8) stelt dat het Masterplan zo bezien niet in de eerste plaats een leidraad is die de stedebouwkundige het fysieke plangebied oplegt. ‘Het doel van het Masterplan is niet het onmiddellijk komen tot een uitvoeringsplan. Juist door het Masterplan (primair) als communicatiemiddel te hanteren, en dus voor aanpassing en incorporatie van andere opvattingen over de inrichting en kwaliteitseisen, ontstaat als het ware een principiële afstand tot de uitvoering.’ De bewegingsruimte voor de ontwerper wordt mede bepaald door het grondeigendom en hoe zich dat ontwikkelt in het plangebied. Welke percelen zijn reeds in bezit? Sluiten ze op elkaar aan? Zijn er binnenkort nog nieuwe percelen te verwerven? Waar liggen de spaarelementen (dat wil zeggen: de niet of pas veel later te verwerven delen, die belemmerend kunnen zijn voor een integraal plan en de daarmee verbonden ambitie)? Wigmans beschrijft hoe Khandekar oog heeft voor de condities waarbinnen hij functioneert. Hij heeft oog voor de randvoorwaarden die ontstaan vanuit zijn interactieve werkwijze en voor de harde randvoorwaarden die hij zonder meer als vertrekpunt moeten nemen. Bepalend voor de stedebouwkundige structuur zijn de besluiten geweest die op grond van de haalbaarheidsanalyse zijn genomen. Die haalbaarheidsanalyse stond vooral in verband met het mogelijk negatieve grondexploitatieresultaat. We zien nu enkele implicaties van de intensieve samenwerking tussen gemeente en marktpartijen (pps) en de vroegtijdige betrokkenheid van marktpartijen bij de planvorming. Kortom, implicaties van ontwikkelingsplanologie voor het werk van de stedebouwkundige. Deze implicaties zijn herkenbaar aan de cursiveringen in deze paragraaf. Het masterplan: • is instrument voor consensusbuilding, incorporeert marktwensen en dient ter vastlegging van tussentijdse onderhandelingsresultaten; • is communicatiemiddel tussen betrokkenen; • wordt mede bepaald door grondeigendom en grond-

december 2005 - Atlantis

11


MONEY MAKES THE CITY

verwervingsperspectieven; • wordt mede bepaald door de harde randvoorwaarden uit de haalbaarheidsanalyse. Daarbij lijkt het vastleggen van de beeldkwaliteit de stedebouwkundige core-business van de ontwerpkwaliteit. Het is de ruimtelijke essentie van het Masterplan, aldus Khandekar.

de gevolgen van de intensieve samenwerking tussen gemeente en marktpartijen, kortom: de gevolgen van ontwikkelingsplanologie. De bestemmingsplanprocedure wordt namelijk stilgelegd. Het argument daarvoor: het ontwerp-bestemmingsplan had het ambitieniveau vertaald in te gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de verschijningsvormen waarin de kwaliteit gevonden zou moeten worden. Daarmee werden andere wegen naar dezelfde kwaliteit onnodig afgesloten. Het plan bleek in de dynamische praktijk van de ontwikkeling van het Paleiskwartier onvoldoende flexibel op hoofdzaken 11 en te gedetailleerd op bijzaken . Met andere woorden: de markt eist dat flexibiliteit gegarandeerd blijft. Wigmans (zie noot 8) schrijft hierover: ‘De flexibiliteit moet corresponderen met de noodzakelijke marges in het onderhandelingsproces tussen ontwikkelingsmaatschappij (die door de gemeente en een aantal private partijen is opgericht, F.H.) en derden die betrokken zijn bij de productie van bouwplannen voor het gebied: projectontwikkelaars, beleggers, architectenbureaus. Daarbij moet worden gezorgd voor een continue inwisselbaarheid met betrekking tot de invulling van kavels.’ Uiteindelijk, zo is de bedoeling, zal er nog wel een bestemmingsplan worden gemaakt, maar dat zal dan een codificerend karakter hebben: het zal achteraf de gerealiseerde bestemmingen vastleggen. Een sturende functie (toetsingsfunctie) voor bouwplannen, heeft het bestemmingsplan dan echter niet gehad. Ten behoeve van de flexibiliteit is de traditionele volgorde: masterplan – bestemmingsplan – bouwplan, veranderd in: masterplan – bouwplan – bestemmingsplan.

boven: Voetgangers op de

Geld maakt de stad? Masterplan en bestemmingsplan

Leeghwaterlaan onder: La Tour van Lanschot

De ruimtelijke kwaliteit en integraliteit van een stedebouwkundig ontwerp voor een te ontwikkelen gebied kunnen juridisch bindend worden gemaakt door een bestemmingsplan. Doorgaans is de volgorde dan ook zo, dat eerst een stedebouwkundig ontwerp (in het geval van ’s-Hertogenbosch een masterplan) wordt gemaakt. Vervolgens wordt het ontwerp ‘vertaald’ in een bestemmingsplan. Daarmee verkrijgt het ontwerp de juridisch bindende kracht, die het 10 van zichzelf ontbeert . Aanvankelijk was het ook in de case ’s-Hertogenbosch de bedoeling om het Masterplan te laten volgen door een bestemmingsplan. Maar ook hier blijken

12

Atlantis - december 2005

Ontwikkelingsplanologie is een alternatief voor toelatingsplanologie. (Beide vormen van planologie kunnen overigens naast elkaar bestaan.) Het grote verschil betreft de uitvoeringsgerichtheid. Bij ontwikkelingsplanologie is de uitvoeringsgerichtheid groot, bij toelatingsplanologie klein. Ontwikkelingsplanologie wordt naar voren geschoven als een oplossing voor het gebrek in uitvoeringsgerichtheid van toelatingsplanologie. We kunnen planfiguren plaatsen bij beide vormen van planologie. Het bestemmingsplan op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening staat dan model voor toelatingsplanologie. Het principe hier is dat de overheid (gemeenteraad) na afweging van alle


HET STATIONSGEBIED ‘S-HERTOGENBOSCH

ruimtevragende belangen in een gebied komt tot vastlegging van de grondgebruiksdoeleinden. Daarna zijn marktpartijen in de gelegenheid om die bestemmingen te realiseren.

voerd moet worden. Nee, het planvormingsproces is een voortdurende (markt)terreinverkenning. Dat lijkt een onontkoombaar gevolg van de eerder geduide

Het moderne masterplan staat model voor ontwikkelingsplanologie. Het principe hier is dat de markt intensief betrokken is bij de planvorming. Dat betekent hybridisering: de scheiding tussen planvorming (traditioneel het taakveld van de overheid) en planuitvoering (traditioneel het taakveld van de marktpartijen) wordt doorbroken.

Dat is niet per se slechter dan de het planvormingsproces bij toelatingsplanologie. Het is wel anders en brengt betekenisvolle veranderingen voor de stedebouwkundige met zich mee.

Misschien kunnen we zelfs spreken van een verdringingseffect: het masterplan verdringt het bestemmingsplan. In ieder geval werd in de case ’s-Hertogenbosch niet eens meer een bestemmingsplan vastgesteld. In hoeverre hier sprake is van een landelijke trend, is vooralsnog onduidelijk. Toelatingsplanologie kent het risico van ‘vrijblijvende’ overheidsplannen, die onvoldoende worden uitgevoerd, omdat ze slecht aansluiten bij marktwensen. Ontwikkelingsplanologie haalt, door intensieve betrokkenheid van marktpartijen bij de planvorming, de uitvoering dichterbij. Dat is winst. Daar moet echter wel een ‘prijs’ voor worden betaald. Die prijs is dat de onzekerheden en eisen van de markt ín de planvorming worden getrokken. De ontwikkelingsplanologische werkwijze in het stationsgebied van ’s-Hertogenbosch (i.h.b. het Paleiskwartier) laat zien wat dit betekent voor de stedebouwkundige planvorming en de rol van de stedebouwkundige. De planvorming (en als product daarvan het masterplan) raakt onderhevig aan de onzekerheden en de eisen van de markt. Wigmans (zie noot 8) wijst erop welke begrippen daarmee in de stedebouwkundige (masterplan)planvorming dominant worden: ‘flexibiliteit en anticipatie, innovatievermogen in relatie tot marktsignalen, marktgericht werken en instrument van communicatie. Het is een afstemmingsinstrument tussen publiek en privaat geworden dat steeds zoekende is, heen en weer schakelt tussen publieke en private belangen en inspeelt op een opportunistische praktijk (…)’. ‘There is no such thing as a free lunch’. De overheid kan niet verwachten dat de markt overheidsplannen tot uitvoering brengt zonder dat die markt significante invloed op de planvorming krijgt. Bij ontwikkelingsplanologie zal de planvorming dan ook veel meer doordrongen zijn van de marktbelangen. Het masterplan is dan niet zozeer een plan dat uitge-

hybridisering.

Ik sluit af met het thema van dit nummer van Atlantis: geld maakt de stad. Bij ontwikkelingsplanologie maakt geld ‘meer’ de stad dan bij toelatingsplanologie. De marktpartijen (= het geld) krijgen immers grotere toegang tot de planvorming. Gezien het sterke offensief dat van kabinetszijde is ingezet pro ontwikkelingsplanologie, kunnen we dus verwachten dat de stad meer door het geld wordt gemaakt dan voorheen. • Mr.dr. Fred Hobma is universitair docent Stedebouwrecht aan de TU Delft. Verantwoording foto’s: Gemeente ‘s-Hertogenbosch, Vakgroep Planvisualisatie en het Stadsarchief ‘s-Hertogenbosch. Noten: 1 De Nota Ruimte volgt de procedure van de Planologische Kernbeslissing zoals neergelegd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op 17 mei 2005 is de nota door de Tweede Kamer aangenomen. Na de zomer wordt de nota door de Eerste Kamer behandeld. 2 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Ruimtelijke ontwikkelingspolitiek, Den Haag: Sdu Uitgevers, 1998. 3 Ministerie van VROM, Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid. Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 20022003, 28667, nr. 1. 4 Dammers, E., F. Verwest, B. Staffhorst en W. Verschoor, Ontwikkelingsplanologie; Lessen uit en voor de praktijk, Den Haag: NAi Uitgevers, Rotterdam; Ruimtelijke Planbureau Den Haag, 2004. 5 Vgl. in die zin DHV Management Consultants, Ontwikkelingsplanologie; Noties uit de gemeentelijke planningspraktijk, Den Haag: Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2003. 6 Onder redactie van I. Bruil, F. Hobma, G.-J. Peek en G. Wigmans, Uitgeverij SUN, Amsterdam, 2004. 7 De informatie in deze paragraaf over het masterplan is door mij overgenomen uit Gert-Joost Peek, Gebiedsafbakening en procesbeschrijving, in: Integrale gebiedsontwikkeling; Het stationsgebied ’s-Hertogenbosch, onder red. van I. Bruil e.a., SUN, 2004. 8 Deze paragraaf is gebaseerd op G. Wigmans, I. Bruil en F. Hobma, Thematische evaluatie, in: Integrale gebiedsontwikkeling; Het stationsgebied ’s-Hertogenbosch, onder red. van I. Bruil e.a., SUN, 2004. 9 Zie S. Khandekar en L. Vivier, Van visie tot detail, in: Integrale gebiedsontwikkeling; Het stationsgebied ’s-Hertogenbosch, onder red. van I. Bruil e.a., SUN, 2004. 10 De juridische binding verloopt in de eerste plaats via de bouwvergunning: een bouwvergunning voor een project wordt niet verleend als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan (art. 44 Woningwet). 11 Zie F. Hobma, De verwevenheid van publiekrechtelijk en privaatrechtelijk handelen, in: Integrale gebiedsontwikkeling; Het stationsgebied ’s-Hertogenbosch, onder red. van I. Bruil e.a., SUN, 2004.

december 2005 - Atlantis

13


MONEY MAKES THE CITY

Geld maakt de stad Column T.M. de Jong

Wat is geld? Na allerlei woordenboeken en economische standaardwerken daarop te hebben nageslagen en nog steeds ontevreden over flauwe definities als ‘ruilmiddel’, kwam ik zo’n 20 jaar geleden tot de definitie: ‘Uitstel van betaling’. Geld is tijd. De eigenlijke betaling vind immers plaats als je het van je werkgever ontvangen geld uitgeeft aan iets dat in jouw behoefte voorziet. Het werk waarmee je goed A hebt geproduceerd, is dan na verloop van tijd omgezet in goed B. Tot die tijd houd je iets tegoed (tot goed), een kwestie van vertrouwen. Nu kun je dat tegoed houden of naar een ander lopen, bijvoorbeeld een winkelier, om die belofte te laten inlossen ofwel die schuld te laten aflossen. Zonder dat uitstel zou de werkgever je onmiddellijk in natura alles moeten leveren wat je nodig hebt en dus niet kunnen specialiseren. In de middeleeuwen was dat de feodale landheer (zie het prachtige bijgewerkte boek over de Middeleeuwen van Janssen (2005) a). Zelf ging de landheer naar de stad, waar hij een goede klant was van speciale winkeliers. Dat verklaart waarom de middenstand in de steden toen zo feodaal-conservatief Hoeks was, terwijl de rest vrijzinnig Kabeljauwsb . De mogelijkheid van specialisatie is de grondslag van elke stad. De primaire stedelijke specialisatie is de trias urbanica van economie, cultuur en bestuurc. Brugmans en Peters (1910) deelden het ontstaan van de Hollandse steden al in naar marktsteden, bisschopssteden en burchtstedend. De Markt van Delft en van zoveel andere middeleeuwse steden ligt nog steeds ingeklemd tussen kerk en stadhuis (cultuur en bestuur). Lange tijd waren Rotterdam, Den Haag en Amsterdam respectievelijk de Hollandse centra van economie, bestuur en cultuur. Het zou interessant zijn na te gaan naar welke schaal die taakverdeling

14

Atlantis - december 2005

nu is opgeklommen (Londen, Parijs en Brussel?). Je kunt de gebouwen in de stad ook functioneel volgens een trias urbanica indelen: Social differentiation

Urban differentiation

Politics legislative power

town hall

legal/administrative

law court/government services

executive power

police station, prison, barracks, military training ground

Culture religion/ ideology

churches, monuments, signs

art/science

museums, institutes, libraries

up-bringing/education

socio-cultural facilities, schools

Economy production

firms, banks, offices

exchange

distribution points, infrastructure

consumption

living, health service, recreation

Trias urbanica: trias politica, trias cultura, trias economica e


COLUMN

Ik begrijp niet waarom die legenda nooit wordt gebruikt. Specialisatie is ook de grondslag van mobiliteit. Je gaat niet op weg als overal hetzelfde te beleven is. Daarom is stedebouw ook niets anders dan de goede specialisatie vinden voor elke locatie. Onder goede specialisatie valt ook de goede identiteit, het verschil met de rest, herkenbaar door de tijd. Er wordt veel geschreven over de Randstad of Deltametropool, maar de hamvraag is welke specialisatie we kiezen voor de Noord- en Zuidvleugel. Specialisatie brengt concurrentie naar een hoger schaalniveau: van nationaal naar internationaal. OMA heeft dat verschil tussen de vleugels ooit getekend als radiaal en grid. Ik zou zeggen dat de Noordvleugel de vleugel van de verbeelding is en de Zuidvleugel die van de realisatie. Delft is dan de realisatie van verbeelding. • Noten: a In: Diverse auteurs (2005) Vaderlandse geschiedenis (Utrecht) 6 delen in cassette Paperback, 2.500 Pagina’s Uitgeverij het Spectrum ISBN: 9027413479 bol.com prijs: € 49,95 b Jong, Taeke M. de (2004) Schaalgeleding bij Hoeken en Kabeljauwen (Zoetermeer) MESO http://team.bk.tudelft.nl/ > Publications 2004 c George, P. (1966). Geografie van de grootstad, het probleem van de moderne urbanisatie. Utrecht / Antwerpen, Het Spectrum. d Brugmans&Peters, H. Brugmans, et al. (1910). Oud-Nederlandse steden I en II. (Leiden.) e Jong, T. M. d. and H. Engel (2002). Typological research. in: T. M. d. Jong and D. J. H. v. d. Voordt (2002) Ways to research and study urban, architectural and technical design. (Delft) DUP.

prof.dr.ir Taeke M. de Jong werd op 24 juli 1947 geboren te Utrecht. Hij volgde vanaf 1972 de studie tot stedebouwkundig ingenieur in Delft en studeerde in 1976 af op vier varianten voor Almere-Haven. Hij promoveerde vervolgens op ‘Fundamenteel onderzoek Milieudifferentiatie’. Hierna bekleedde hij verschillende functies als stedebouwkundig adviseur en ontwerper. Tot vandaag de dag is hij zelfstandig adviseur via de Stichting MESO (Milieu en Stedelijke Ontwikkeling) te Den Haag en Zoetermeer. De Jong voerde de hoofdredactie van het methodologisch handboek ‘Ways to Study and research urban, architectural and technical design’ met 50 auteurs (Jong, Voordt et al. 2002). Daarin verschenen tal van bijdragen waar binnen de faculteit Bouwkunde leemten vielen zoals filosofie, wiskunde en ontwerpend onderzoek. Sinds 1987 is hij deeltijdhoogleraar Technical ecology and methodology. Met Joost Schrijnen deelt hij sinds 2002 de leerstoel Metropolitan and regional design.

december 2005 - Atlantis

15


MONEY MAKES THE CITY

Het Stationskwartier van Rotterdam als voorbeeld van de veranderende rol van de overheid in stedelijke ontwikkeling.

De macht van geld versus ruimtelijke kwaliteit? Niet in Rotterdam. Martin Aarts en Martijn Schutte

De identiteit van een stad wordt grotendeels bepaald door wat haar inwoners in de loop van de geschiedenis hebben teweeggebracht en de weerslag die dit heeft gehad op het aanzien van hun stad. De overheid heeft met name wat de openbare ruimte en de stadsplattegrond betreft een rol gespeeld. Door de jaren heen is die rol verschillend ingevuld en daarmee in sommige tijden sterker geweest dan andere. In de wederopbouwperiode was die rol zo overheersend, dat veel mensen denken dat dit een Nederlandse traditie is die veel langer teruggaat. Binnen de ruimtelijke ordening is na 50 jaar een tendens zichtbaar van een overheid die net als vroeger meer de ruimte geeft aan de private sector. Een overheid die zich minder met details bemoeit en meer een regisserende en opdrachtgevende rol op zich neemt. Eigenlijk een overheid zoals die voor de Tweede Wereldoorlog bestond. Er zijn mensen die vrezen dat deze trend leidt tot eenvormigheid en een gebrek aan stedelijke identiteit omdat de markt overal hetzelfde wil en overal snel weg wil komen met forse winsten en een gebrek aan ruimtelijke kwaliteit. Geld boven kwaliteit dus. Dat laatste valt te betwijfelen. Het zou een overschatting zijn van de rol van de overheid in de ontwikkeling van een stad, maar vooral ook een onderschatting van de private sector. Het is niet zo dat de overheid zich terugtrekt, maar de overheid beperkt zich meer tot een aantal kerntaken, die zij overigens wel goed moet uitvoeren. Ook als het gaat om ruimtelijke kwaliteit is er altijd zoiets geweest als een algemeen belang. In dit artikel wordt aan de hand van het Stationskwartier van Rotterdam verteld hoe overheid en markt elkaar aan kunnen vullen. Het Stationskwartier is met name interessant omdat dit gebied door de HSL

16

Atlantis - december 2005

een Europese toplocatie wordt en door de bouw van RandstadRail ook een verbeteringsslag doormaakt in het regionale openbaar vervoer binnen de Zuidvleugel van de Randstad. De vraag is of het gegeven van een HSL-station leidt tot een uniforme, karakterloze nieuwe stadswijk zoals je die in elke Europese stad kunt aantreffen, of tot hét visitekaartje van Rotterdam. Publiek en privaat in Rotterdam Een overheid die meer opdrachtgever en regisseur wordt en minder zelf doet, leidt niet tot een fundamenteel andere situatie dan wat we in het verleden hebben meegemaakt. Een typische, voor Rotterdam karakteristieke stedelijke typologie is die van de singel. De stad wordt vooral ten noorden van de Maas doorsneden door een aantal singels die in tegenstelling tot die van andere steden niet aangelegd werden vanuit een transformatie van de oude stadswallen. De Rotterdamse singels werden in eerste instantie aangelegd om de waterhuishouding en hygiëne in de stad te verbeteren, maar ook om een aantrekkelijk woonmilieu te creëren voor welgestelden. Dit plan is inderdaad door de overheid bedacht en geregisseerd. Het gaat dan om de aanleg van de openbare ruimte, de verkaveling en het bepalen van rooilijnen. De bouwblokken langs de singel werden echter kavelsgewijs ontwikkeld door particuliere ontwikkelaars. Hierbij werd gebruik gemaakt van wat we tegenwoordig ‘cataloguswoningen’ zou worden genoemd. De singels werden bebouwd door ‘de markt’ en niet eens onder architectuur. Een kwestie van geld? Ja. Een kwestie van gebrek aan kwaliteit? Dat zeker niet. Die kwaliteit zit enerzijds in de openbare ruimte, maar ook in de gebouwen. Waarom? Dat heeft deels te maken met de schaal die in die tijd gangbaar was,


DE MACHT VAN GELD VERSUS RUIMTELIJKE KWALITEIT?

maar vooral ook omdat de mensen die aan de singels gingen wonen nu eenmaal een bepaalde kwaliteit verlangden. De singels zijn dus een mooi voorbeeld van hoe door privaat initiatief fraaie architectuur en een zeer mooi stadsbeeld kan worden gerealiseerd. Ook het scheepvaartkwartier is grotendeels door ‘de markt’ ontwikkeld. Het is logisch dat de overheid op het gebied van ruimtelijke kwaliteit meer of andere ambities heeft dan een private partij. De overheid is immers de ‘waakhond’ van de toekomst van de stad. Waakhond, want het daadwerkelijk bouwen van de stad is iets wat de overheid in het huidige tijdperk niet doet, in tegenstelling tot in de wederopbouwperiode. Dat bouwen gebeurt door ontwikkelaars die veelal zelf ook kwalitatieve ambities hebben. Het korte termijn effect van een hoge winst ten koste van kwaliteit wordt uiteindelijk teniet gedaan door een gebrek aan respect binnen de branche. Er woedt immers ook een concurrentiestrijd tussen de ontwikkelaars. Het is zoiets als een eredivisie voor ontwikkelaars waarbinnen je net als bij architecten een top, een subtop, een middenmoot en degradatiekandidaten hebt. We willen daarmee niet zeggen dat de overheid niet op kwaliteit hoeft te letten omdat de ontwikkelaar dat als vanzelf in alle opzichten doen. Zeker als het gaat om de programmatische invulling van de begane grond, om de relatie met de openbare ruimte en om bereikbaarheid en parkeren, dan wil de ontwikkelaar zich er nog wel eens makkelijk van af maken. Een slordige achterkant van een gebouw haalt de pers toch niet, in tegenstelling tot de belangrijkste voorgevels. En een bovengrondse parkeeroplossing of erger nog: het weglaten van parkeervoorzieningen waardoor de openbare ruimte vol blik komt te staan… ach, het valt natuurlijk te proberen. Juist op die punten ligt de klassieke rol van de overheid: het waken over stedenbouwkundige kwaliteiten en het beïnvloeden van ontwikkelingsprocessen door een goede analyse en het meegeven van een beperkte set essentiële randvoorwaarden vooraf. Zoals via bestemmingsplannen. En daar waar nodig bijsturen of in het ergste geval frontaal dwars liggen als de stedenbouwkundige kwaliteit, oftewel de kwaliteit van de stad in het geding komt. Maar ook op bouwplanniveau is er bij grotere ontwikkelingen sprake van een dialoog tussen gemeente en ontwikkelaar. Naast waakhond is de gemeente dus ook regisseur. Architectuur is vaak een zaak van de ontwikkelaar en waarom zou je als stad een stedenbouwkundig plan zelf moeten maken? Er zijn genoeg voorbeelden van

stedenbouwkundig plannen die niet door de overheid zijn gemaakt, zoals voor het Waterwegcentrum in Hoek van Holland, het Wijnhaveneiland, maar ook buiten Rotterdam zoals het Java-eiland, BorneoSporenburg of Ceramique om maar wat bekende voorbeelden op te noemen. De overheid kan in dit geval als opdrachtgever fungeren en via een programma van eisen randvoorwaarden meegeven. In de toekomst zal dit alleen maar sterker worden. Kortom: als waakhond, regisseur en opdrachtgever kan de gemeente genoeg doen om een goede ruimtelijke kwaliteit te realiseren, samen met private partijen die grotendeels dezelfde ambities hebben. De overheid trekt zich dus niet terug zoals sommigen denken, ze geeft een andere invulling aan haar taken en geeft daarbij meer ruimte aan derden. Bovendien moeten we ons realiseren dat het ontwikkelen van ‘stad’ in het centrum van Rotterdam iets anders is als bouwen in een weiland. Ook voor een ontwikkelaar is dat moeilijk, kostbaar en tijdrovend. Je hebt vaak te maken met verwervingen, sloop, inspraak van omwonenden en/of civieltechnische vraagstukken. Tijd om naar de case te gaan: de plannen voor een nieuw centraal station en Stationskwartier in Rotterdam. Het Stationskwartier van Rotterdam Centraal Het Stationskwartier is het gebied tussen spooremplacement en Weena samen met het Kruisplein (zie afbeelding 1 voor een concept-plankaart). Naast de functie openbaar vervoer gaat het hier om een gebied met diverse functies, waarbij echter sprake is van een dominante kantoorfunctie en een kwalitatief ondermaatse openbare ruimte voor zo’n belangrijk stuk stad. En dat gaat zeker op voor bepaalde tijdstippen van de dag. Dit geldt bijvoorbeeld rondom de Schaatsbaan en de Conradstraat (voormalig ‘perron nul’), maar ook voor het Stationsplein zelf: een rommelig verkeersplein waar de voetganger zich slecht thuis voelt. Aan de andere kant zijn er wel verrassende plekken zoals de uitgaansstraat Delftsestraat maar ook bijzondere architectuur zoals het Groothandelsgebouw. Daarnaast is het Stationskwartier ook vestigingsplaats van grote (inter)nationale bedrijven als Unilever, ING en diverse advocatenkantoren. Een groot probleem van het Stationskwartier is de slechte en onlogische verbinding met het centrum. Dit komt door het onoverzichtelijke stationsplein en de barrièrewerking van het Weena, een belangrijke autoboulevard die niet alleen beperkt oversteekbaar is, maar ook omdat er in het Stationskwartier en aan

december 2005 - Atlantis

17


MONEY MAKES THE CITY

Afbeelding 1: concept plankaart stedenbouwkundig plan

18

het Weena relatief weinig openbare plintfuncties aanwezig zijn. Het verbeteren van de verbinding met de stad is voor Rotterdam dan ook een belangrijk uitgangspunt in de herontwikkeling van het Stationskwartier. Hier is sprake van een uitgesproken stedelijk belang. Als het de overheid lukt om een bepaalde drempel weg te nemen, dan zien private partners ook mogelijkheden en kunnen de gestelde doelen worden bereikt.

voor de openbare ruimte rondom het station. De gemeente maakt een stedenbouwkundig plan voor het hele Stationskwartier, inclusief de ontwerpen voor de overige openbare ruimten in dit gebied. Voor alle zaken zijn voorlopige ontwerpen gemaakt waarvoor op het moment van schrijven de besluitvorming nog niet definitief is afgerond. Dus de stand van zaken die hier gepresenteerd wordt, is onder voorbehoud.

Het Stationskwartier: het plan Directe aanleiding om wat te gaan doen was de verwachte komst van HSL en RandstadRail, maar eigenlijk was het station al jaren aan de krappe kant. Deze aanleiding werd aangegrepen om ook hoge ambities te stellen ten aanzien van van gebiedsontwikkeling. Na het te hoog gegrepen Masterplan van William Alsop waarbij de private vastgoedontwikkelaars tussentijds waren afgehaakt en de benodigde middelen niet gevonden konden worden, besloten de diverse overheidspartijen een doorstart te maken met een nieuw plan. Naast de gemeente Rotterdam zijn dit de stadsregio Rotterdam en de ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat, ProRail. De enige private partij in het nieuwe project is de NS. Het architectenbureau Team CS (combi van Benthem Crouwel, Meyer en Van Schooten en West 8) heeft de opdracht gekregen om een nieuwe OV-terminal te ontwerpen en een voorlopig ontwerp te maken

De essentie van het gemeentelijke stedenbouwkundig plan komt op het volgende neer. Het ontwikkelen van een nieuwe OV-terminal krijgt de hoogste prioriteit. Zo’n OV-terminal is bij uitstek een publieke verantwoordelijkheid, vandaar ook dat diverse overheden hierin gaan investeren. Een nieuwe OVterminal (inclusief HSL-station) vormt als het ware een katalysator voor de verdere ontwikkeling van het Stationskwartier als internationale toplocatie. Essentiële voorwaarde daarbij is dat de openbare ruimte sterk verbeterd wordt en de voetganger centraal wordt gesteld. Dit vergt grote infrastructurele investeringen. De verdere gebiedsontwikkeling kan pas op gang komen als aan deze twee voorwaarden wordt voldaan. De private sector kan vervolgens inspelen op de door de overheid gerealiseerde sterke verbetering van de aantrekkelijkheid van het gebied. Die aantrekkelijkheid geldt dus voor bereikbaarheid, maar ook voor kwaliteit van de openbare ruimte.

Atlantis - december 2005


DE MACHT VAN GELD VERSUS RUIMTELIJKE KWALITEIT?

De nieuwe OV-terminal kan conceptueel gezien worden als één gebouw waarin de stationshal, de (fors bredere) tunnel onder de sporen en de perrons als één ruimte beleefd worden. Een grote integrale overkapping over hal en sporen en het maken van spoorviaducten over een passage in plaats van een tunnel onder de sporen zijn de belangrijkste instrumenten om dit te bereiken. In afbeelding 2 is een impressie van het nieuwe station te zien. De voetganger staat centraal in deze OV-terminal, die overigens niet beperkt blijft tot een gebouw, maar ook de ruimte daaromheen bevat. Naast en onder het station krijgen bussen, taxi’s, tram’s, metro en RandstadRail een plaats, evenals een grote ondergrondse fietsenstalling waardoor het woud aan fietsenklemmen in de openbare ruimte tot het verleden behoort. De gemeente ziet het station als bekroning van de zogenaamde ‘culturele as’; een ruimtelijk concept van een stadsas die niet alleen diverse culturele voorzieningen met elkaar verbindt, maar die ook de nieuwe OV-terminal op een comfortabele wijze verbindt met het centrum van Rotterdam (afbeelding 3). Op deze culturele as staat de voetganger centraal. Een groot deel van deze culturele as is al gerealiseerd op de Westersingel, maar er ontbreekt een stuk tussen de West-Kruiskade en het Station. Om dit laatste stuk te kunnen maken en de barrière van het Weena voor de voetganger weg te nemen, zal het Kruisplein als ontbrekend stuk worden getransformeerd in een aangenaam voetgangersgebied. Dit betekent een verplaatsing van tramhaltes, maar dat is niet het meest ingrijpende. Dat is het ondergronds brengen van het doorgaand autoverkeer en het parkeerverkeer voor dit deel van de binnenstad. Vanuit een nieuwe tunnel worden ondergrondse verbindingen gerealiseerd met een nieuwe garage en een doorkoppeling naar bestaande en eventuele nieuwe garages in het gebied. Hierdoor ontstaat tussen station en Westersingel een aantrekkelijk, ontspannen en groen voetgangersgebied waarbij de voetganger op een logische en aangename manier als vanzelf naar het centrum wordt geleid (afbeelding 4).

toren met publieke voorzieningen in de plint, en op enkele plaatsen ook woningen alhoewel dit vanuit milieu-oogpunt de nodige complicaties met zich meebrengt. Een belangrijk punt is dat de gemeente nu geen gedetailleerd plan maakt en gebiedsontwikkeling dus een aantal jaren doorschuift. In deze beslissing om te faseren speelt ook mee dat er tijdens de bouw van de nieuwe OV-terminal (en RandstadRail) geen ruimte is om ook nog kantoren naast het station te bouwen. Kortom: de essentie is dat de overheid investeert in een publieke voorziening (station) en buitenruimte en daarmee condities schept voor de markt waar in een globaal bestemmingsplan een aantal verdere randvoorwaarden worden vastgelegd. De stad en andere overheden investeren dus geld zodat daarna privaat geld nog meer gebouwde stad kan maken.

Afbeelding 2 (boven): impressie station Afbeelding 3 (onder): culturele as

Na de realisatie van de OV-terminal en deze en andere verbeteringen in de openbare ruimte is het Stationskwartier veel aantrekkelijker geworden voor private investeringen. In het stedenbouwkundig plan zijn een aantal voorwaarden op hoofdlijnen opgenomen: rooilijnen, maximale bebouwingshoogten en belangrijke voorwaarden voor de invulling van de plinten. De rest wordt later ingevuld, als het zover is, en waarschijnlijk in overleg met marktpartijen. Programmatisch wordt nu vooral gedacht aan kan-

december 2005 - Atlantis

19


MONEY MAKES THE CITY

Overigens is het nog wel het vermelden waard dat ‘de overheid’ niet bestaat. Bij een ingewikkeld project zoals een nieuwe OV-terminal zijn veel verschillende overheden betrokken. Uiteraard hebben die een gedeeld belang, maar ook enkele deelbelangen. Om te komen tot een breed gedragen plan dat binnen de budgetten past, blijkt veel tijd nodig te zijn en sommige punten blijken moeizaam. In die zin is samenwerking tussen overheden niet perse makkelijker dan samenwerking tussen overheden en private partijen. Meer over de private sector in het Stationskwartier Naast diverse overheden is ook de NS als private partij betrokken bij de nieuwe OV-terminal. De NS is behalve vervoersbedrijf tevens vastgoedexploitant. Naast de verschillende overheden is de NS één van de investeerders in de nieuwe OV-terminal. De NS zal bepaalde ruimtes in het station aan derden gaan verhuren. De belangen vanuit vastgoedontwikkeling en –exploitatie in de Stationshal zijn vanaf een bepaalde omvang strijdig met de gemeentelijke wens om het Station en de stad ook visueel goed met elkaar te verbinden en de wens om de hal een welkomstruimte van de stad te laten zijn. Ook zou de NS het liefst de toegang tot het station beperken door middel van poortjes. Dit is landelijk beleid. Dit is tot op zekere hoogte strijdig met een stedelijke wens om het gebouw een algemeen openbaar gebouw te laten zijn. Maar in de praktijk moet je er toch samen uitkomen. Dat blijkt ook te lukken en op dit punt is een goed compromis gevonden. In het algemeen geldt dat de NS net zo goed gebaat is bij kwaliteit en een aantrekkelijke omgeving, want dan is haar vastgoed ook meer waard. En anderzijds hebben gemeente en andere overheden de bijdragen van de NS ook nodig om een goed station te kunnen maken. Afbeelding 4: impressie stationsplein

Afgezien van NS zijn er voorlopig nog geen andere private partijen in beeld. Dat komt wel als station en openbare ruimte (bijna) voltooid zijn en de HSL gaat rijden. Op basis van een globaal bestemmingsplan en nader uit te werken voorwaarden per locatie zal de gemeente het stokje overdragen aan projectontwikkelaars om de locaties aan weerszijden van de OV-terminal te ontwikkelen. En niet alleen deze locaties, maar mogelijk ook andere locaties in de buurt zoals het Bouwcentrum. Op al deze locaties zullen de ontwikkelaars het waar moeten maken. Aangezien deze locaties te zijner tijd veel waard zijn en zij hier ook zoals altijd winsten op willen behalen, mogen we er op vertrouwen dat een hoge kwaliteit zal worden nagestreefd. En dat zullen we als gemeente natuurlijk ook bij voorbaat proberen te regelen in bestemmingsplan en verdere randvoorwaarden. Conclusies: stad en geld, geld en stad Een nadere beschouwing van de geschiedenis van de stedelijke ontwikkeling laat zien dat de invloed van de markt er altijd al is geweest en niet per definitie een bedreiging van kwaliteit of identiteit betekent. Als het goed is, ontstaat meerwaarde door een goede wederzijdse aanvulling, zoals langs de Rotterdamse singels is gebeurd en zoals we ook steeds meer zien in het centrum van Rotterdam. In grote mate maakt (privaat) geld de stad, maar dat was bijna altijd al zo, en dat is in de regel niet slecht. De overheid moet als waakhond van de stad bijsturen of in het ergste geval afkappen, maar vooral ook stimuleren als opdrachtgever of als regisseur. En in het geval van het station dus gericht investeren in publieke voorzieningen waaronder ook de openbare ruimte. Als dat alles goed gebeurt, dan levert dat private geld uiteindelijk een goede stad op. En een goede stad genereert weer nieuw geld, want zo’n stad trekt bedrijven en bewoners aan die zich graag in zo’n stad vestigen. En dat is wat we als stad graag willen.

Ir. Martin Aarts is sinds 1984 als stedebouwkundig ontwerper betrokken bij de wederopbouw van de Rotterdamse Binnenstad. Recent is hij verantwoordelijk voor de Stadsvisie van de dS+V en in het verlengde hiervan inhoudelijk verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening. Sinds 1984 is hij docent op de Academie voor Bouwkunst in Rotterdam; sinds 2000 docent voor het Nirov en sinds 2004 docent aan de TUD. Drs. Martijn Schutte is afgestudeerd als sociaal geograaf (1998). Van 2001 tot 2004 was hij werkzaam als planoloog en beleidsmedewerker op het gebied van infrastructuur en sinds 2004 is hij werkzaam als stedenbouwkundig ontwerper in het centrum van Rotterdam.

20

Atlantis - december 2005


(advertentie)

.

POLISFONDS voor stedebouw

De oprichting Polis, podium voor stedebouwkunde heeft in 2000 het PolisFonds opgericht tijdens de viering van het tweede lustrum van Polis in het NAi. Het PolisFonds Het PolisFonds is een fonds dat individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedebouwpraktijk of de wetenschap ďŹ nanciert. Dat betekent dat ook initiatieven van buiten Polis een plek krijgen op het podium voor stedebouwkunde. Bij de initiatieven valt te denken aan publicaties, onderzoeken op basis van actuele vraagstukken of tentoonstellingen. Subsidies worden toegekend aan aanvragen die aansluiten op de doelstellingen van Polis, zoals het stimuleren van het vakgebied stedebouwkunde en het bevorderen van contact en uitwisseling tussen wetenschap en praktijk. Op het podium van Polis zullen de initiatieven hun weerklank vinden in onder andere lezingen, symposia, excursies, studiereizen en de stedebouwweek. Het magazine Atlantis zal een belangrijke en aanvullende rol spelen in het verder uitdragen van de activiteiten mogelijk gemaakt door het PolisFonds Opzet van het PolisFonds De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij Polis, Podium voor stedebouwkunde. Een commissie, bestaande uit mensen met verschillende stedebouwkundige invalshoeken, beoordeelt de aanvragen. Deze commissie verandert jaarlijks van samenstelling maar heeft een vaste opbouw qua discipline. - een bestuurslid van het algemeen bestuur van Polis, Esther Heemskerk (vice-voorzitter Polis) - een stedebouwkundige uit het onderwijs, Miranda Reitsma (redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) - een projectontwikkelaar, Thom Wolf (adjunct-directeur Dura Vermeer Amsterdam) - een overheidsstedebouwkundige, Maarten Schmitt (stadsstedebouwer gemeente Den Haag) - een bureaustedebouwkundige, Roy Bijhouwer (stedebouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Rotterdam)

Het PolisFonds ondersteunen! Polis heeft een klein startkapitaal vrij kunnen maken voor het PolisFonds. Dit is slechts het begin! Wil het PolisFonds succesvol zijn, dan is uiteraard ook uw donatie noodzakelijk! Als het mede mogelijk maken van kleinschalige stedebouwkundige initiatieven u aanspreekt, dan kunt u een bijdrage overmaken op girorekeningnummer 8522358 o.v.v. PolisFonds. Hiermee zal een vakinhoudelijke verdieping en verbreding tot stand gebracht kunnen worden zowel binnen de wetenschap als de praktijk.

december 2005 - Atlantis

21


MONEY MAKES THE CITY

Sjanghai is een van de grootste steden in China. Van deze steden is het tevens de snelst groeiende stad. De huidige bevolking telt officieel 13 miljoen inwoners, waar 5 miljoen niet-geregistreerde Sjanghainezen bij opgeteld kunnen worden. De stad ligt aan de rivier Huangpu, een zijrivier van de Yangtze die uitmondt in zee. Hier bevindt zich de haven van Sjanghai. In de 19e eeuw, gedurende de eerste opiumoorlog, waren Engelse troepen aan de macht. Sindsdien zijn er buitenlandse nederzettingen in de stad. Tijdens de overheersing door Japan begon de industrialisatie op gang te komen. Na de Tweede Wereldoorlog werd in 1949 de Volksrepubliek China gesticht en onder de Chinese Communistische Partij was Sjanghai naast Peking de enige stad die de zelfstandige status behield. Tijdens het communisme kozen veel bedrijven voor Hongkong als vestigingsplaats voor hun kantoren, hierdoor werd het industriële karakter van Sjanghai versterkt. De hervormingen na het communisme begon in Sjanghai later dan in de rest van China doordat het hele land afhankelijk was van de hoge belastingopbrengsten van de stad. Sinds begin jaren 90 is de belastingdruk aanzienlijk verlaagd en vestigen veel binnenlandse en buitenlandse bedrijven zich in de stad. Sjanghai is inmiddels een van de belangrijkste economische centra in Oost-Azië.

Fotoreportage

SJANGHAI Franca Claassen

De Huangpu was tot 1992 de begrenzing van het stadscentrum in het oosten, maar sinds de economische hervormingen is de overzijde van de rivier de belangrijkste vestigingsplaats voor bedrijven. Het gebied heet Pudong en is de Kop van Zuid van Sjanghai in het extreme, waar de hoogste wolkenkrabbers gebouwd worden. De westoever van de stad heet de Bund en daar bevinden zich veel 19e-eeuwse gebouwen met een Europese architectuur. Wanneer je je in een taxi door de stad laat vervoeren, zijn alleen de hogere gebouwen zichtbaar. De snelweg is een ‘elevated highway’ waardoor je niet weet wat er op de grond gebeurt. In de ‘French Concession’ aangekomen is het groene stadsbeeld door de aanwezigheid van de platanen langs de weg dan ook een verrassing. Tussen deze wijk en de begrenzing door de Huangpu ligt een oud gedeelte van de stad waar een groot gedeelte van het leven zich op straat afspeelt. De huizen hebben weinig voorzieningen, wasgelegenheden zijn buiten en voor collectief gebruik. Deze intieme straatjes vormen een scherp contrast met de erboven uitstekende skyline van Pudong. Het bezoek aan Sjanghai was onderdeel van een vakantie in China in juli 2005.

• 22

Atlantis - december 2005


Rijdend over de elevated highway zweef je door de stad (boven) en een

Stadslandschap van Sjanghai (boven) en de Bund (onder)

verlichte televiesietoren is blikvanger op Pudong (onder)

december 2005 - Atlantis

23


MONEY MAKES THE CITY

Pudong: nieuw economisch centrum

Pudong: wolkenkrabbers

Uitzicht vanaf de Jin Mao toren, 500 meter boven de grond (boven) en nieuwe

Jin Mao toren (boven)

oosterse architectuur te zien vanuit de Oude Stad (onder)

24

Atlantis - december 2005


De straat als verlengstuk van de woning

Platanen in de French Concession Area

Het leven in de Oude Stad speelt zich af op straat

december 2005 - Atlantis

25


MONEY MAKES THE CITY

Klein Istanbul aan de Maas gaat in op de ruimtelijke component van het etnisch ondernemerschap, ofwel de stedebouwkundige condities voor de economische autonomie van economische migranten, in Rotterdam Zuid.

Klein Istanbul aan de Maas Afstudeerproject Bart Schrijnen

achtergrond

huidige opgave

Rond 1870 maakt de stad Rotterdam de sprong naar de zuidelijke oever. De bestaande Waterstad kan de in schaal en getal toegenomen havenactiviteiten niet meer aan, en op de ‘Boerenzij’ wordt om die reden een reeks havenbassins gegraven. Niet lang na de realisatie van vaste oeververbindingen ten behoeve van het Stadsspoor en het wegverkeer, volgt de aanleg van de eerste woningen voor havenarbeiders, temidden van de gloednieuwe havenstructuren, entrepots en spoorwegen.

De identiteit van Oud Zuid wordt in hoofdzaak bepaald door twee gegevens, te weten de nabijheid van rivier en havens, én de sinds de bouw van Oud Zuid aanwezige grote groepen nieuwkomers. In sommige wijken is op dit moment zelfs meer dan tachtig procent van de inwoners allochtoon. Gelijkertijd speelt er in de verschillende wijken van Oud Zuid een overeenkomstige sociale, economische en ruimtelijke problematiek.

De groei van de havenactiviteiten zet verder door en zo ontstaat rond 1890 een enorm gebrek aan ruimte op de rivier. De oorzaak hiervan is dat de overslag van goederen (transito) voornamelijk midden op de rivier ofwel op ‘stroom’ plaats vond. Onder deze omstandigheden wordt de aanleiding gevonden om in een periode van veertig jaar achtereenvolgens de Rijnhaven, Maashaven en de Waalhaven te graven. De groei van de haven betekende een enorme toename van de vraag naar arbeid. Uit het hele land stromen arbeiders met hun gezinnen toe, waardoor de vraag naar woonruimte een enorme vlucht neemt. Morfologisch reagerend op het onderliggende landschap en zich ruimtelijk en functioneel afkerend van de scherp aftekenende vormen van de havenbassins, worden zo de vroegste woonwijken van Rotterdam Zuid gerealiseerd. Op enkele recent getransformeerde gebieden op en rond de Kop van Zuid na, bestaan deze wijken nog steeds en dragen ze gezamenlijk de toepasselijke bijnaam Oud Zuid.

26

Atlantis - december 2005

Een van de voornaamste ruimtelijke problemen is de gebrekkige aansluiting van Oud Zuid op het stadsontsluitende netwerk voor het autoverkeer. Integraal hieraan ontbreken er goede verbindingen tussen de fijnmazige autonetwerken van de afzonderlijke buurten. Daarnaast schiet de dekking van het hoogwaardig stads-openbaar vervoer ernstig tekort. Op sociaal en economisch gebied zijn er daarnaast grote statistische achterstanden waarneembaar. Met name op het gebied van inkomen, werkloosheid en het opleidingsniveau, komt Oud Zuid ruim onder de landelijke gemiddelden uit. Wat betreft de grote concentratie van migranten, kan gesteld worden dat de statistische achterstanden van deze groep Rotterdammers aanzienlijk groter zijn dan die van autochtone inwoners. Zo heeft het COS berekend dat de werkloosheid onder allochtonen in Rotterdam drie keer groter is dan de werkloosheid onder autochtone Rotterdammers. Alle problemen opgeteld en aangenomen dat


KLEIN ISTANBUL AAN DE MAAS

werkloosheid een maatschappelijk ongewenste afhankelijkheid van de overheid impliceert, vormt Oud Zuid een relevante casus. Het streven naar economische autonomie, door participatie aan het economische speelveld te bevorderen, en parallel hieraan voldoen aan de (stedebouwkundige) voorwaarden voor etnisch ondernemerschap, vormt een concreet startpunt voor de aanpak van de brede problematiek in dit stuk stad.

- De ondernemingen zijn voornamelijk klein en middelgroot van aard.

etnisch ondernemerschap

Daarnaast kunnen de volgende voornaamste economische condities voor succes worden aangewezen:

Om tot ruimtelijke ingrepen te komen, moeten allereerst de ruimtelijke componenten van het etnisch ondernemerschap worden afgeleid uit de economische voorwaarden voor succes en de algemene kenmerken. De meest relevante kenmerken van het etnisch ondernemerschap zijn als volgt:

- Kapitaal, arbeid, contacten en informatie worden informeel betrokken uit het sociale netwerk. - De ondernemingen opereren met name binnen drie markttypen: productie van massagoederen, laagwaardige dienstverlening en het etnisch specialisme.

- De mogelijkheden voor een ‘break-out’ van de onderneming, uit het eigen sociale netwerk naar de inheemse markt. - Het gebruik van het aanwezige sterke sociale netwerk.

december 2005 - Atlantis

27


MONEY MAKES THE CITY

- Toegang tot financiële en juridische dienstverlening, onderwijs en ondersteuning. bron: Delft, H. van, et al., In search of ethnic entrepreneurship opportunities in the city (Amsterdam) UVA

bevindt zich ter plaatse van Katendrecht, alwaar een flinke strook land langs de Maashaven Noord-Zijde op dit moment braak ligt. Een groot voordeel van deze plek is de aanwezigheid van de kadestructuur en het havenbassin. Eventuele overslagactiviteiten kunnen hier dan ook goed plaats vinden.

Vervolgens kunnen de onderstaande ruimtelijke condities voor het etnisch ondernemerschap worden gedefinieerd: - De positionering van de onderneming ‘in’ of nabij het sociale netwerk en de fysieke verbondenheid ermee. - De aansluiting op het (hoogwaardig) stads-openbaar vervoer en het regionale ov-netwerk ten behoeve van de break-out. - De directe nabijheid van, in etnisch ondernemerschap gespecialiseerde, ondersteunende en faciliterende instanties.

ruimtelijke ingrepen 1) sociaal netwerk Uit de ruimtelijke condities kunnen de principen worden afgeleid ten behoeve van concrete ruimtelijke ingrepen. Om te beginnen moet er ruimte gecreëerd worden voor de vestiging van bedrijvigheid in het sociale netwerk. Gezien de hoge concentraties van allochtonen in de wijken van Oud Zuid, vormen deze wijken de aangewezen plek om het etnisch ondernemerschap te stimuleren. De plinten van de bouwblokken (100 tot 150 jaar oud), zijn vanwege de schaal en de verscheidenheid van de beschikbare ruimten ideaal voor de vestiging van kleine en middelgrote bedrijvigheid. De huidige regelgeving ten aanzien van de vestiging van bedrijvigheid temidden van woonfuncties is echter bijzonder streng, en vormt daarmee een drempel voor precaire startersinitiatieven. Een oplossing hiervoor is het vergroten van de toegestane functionele vrijheid, onder andere binnen bestemmingsplannen. Voor het herbergen van grotere en hardere programma’s, denk aan activiteiten rondom productie, zijn de oude bouwblokken minder geschikt. Voor deze gevallen moet uitgekeken worden naar nieuwbouwlocaties in de directe omgeving. Een geschikte plek hiervoor

28

Atlantis - december 2005

Niet alleen moet er ruimte gemaakt worden voor de ondernemers binnen het sociale netwerk, ook moet het sociale netwerk fysieke gestalte krijgen. De fijnmazige netwerken voor het autoverkeer binnen de afzonderlijke wijken moeten daarom onderling verbonden worden. Op veel plekken in Oud Zuid is dit nu nog niet het geval, de buurtnetwerken functioneren als eilanden, van elkaar gescheiden door harde infrastructurele lijnen. 2) break-out Een tweede set stedebouwkundige voorwaarden voor succes, wordt geformuleerd ten behoeve van de break-out. De ondernemer moet op den duur niet alleen zijn eigen lokale sociale netwerk van produc-


KLEIN ISTANBUL AAN DE MAAS

ten en diensten voorzien, maar ook op bovenlokaal niveau gaan opereren. Voor dit doel moet de ondernemer fysiek worden aangesloten op de doelgroepen van buiten zijn directe omgeving of mogelijk zelfs buiten zijn stad. Activiteiten, producten en diensten binnen het etnisch specialisme, het markttype waarbij de dubbelcultuur wordt geëxploiteerd, lenen zich hier uitermate goed voor.

een gespecialiseerde vestiging van de Kamer van Koophandel, bankfilialen, verzekeraars, een rechtswinkel etcetera. Een aantal van deze programma’s kan goed in de bestaande voorraad ruimte gevestigd worden, maar wederom geldt dat voor de grotere programma’s beter nieuwbouw gepleegd kan worden. Er is op dit moment in Oud Zuid een aantal centraal gelegen lege locaties die hiervoor in aanmerking kunnen komen.

conclusies De beschreven ingrepen voorzien in een reeks eenvoudige en concrete mogelijkheden ten behoeve van de ontwikkeling van het etnisch ondernemerschap. Wanneer afstand genomen wordt van de resultaten, blijkt dat de typen interventies zich niet noodzakelijk specifiek richten op het etnisch ondernemerschap maar generiek kunnen bijdragen aan het stimuleren van een sterke lokaal geaarde economische activiteit in volkswijken in het algemeen, iets waar het in de volkswijken in Rotterdam Zuid in elk geval aan ontbreekt. • Bart Schrijnen studeerde af in juni 2005 en is nu werkzaam bij PtP Bouw. Binnen dat kader werkt hij drie jaar lang, achtereenvolgens bij vier verschillende partijen in de bouwsector, gecombineerd met een MBA gericht op projectmanagement. Zijn eerste opdrachtgever is de Projectorganisatie Maasvlakte 2 van het Havenbedrijf Rotterdam.

Het is zogezegd wel noodzakelijk dat er goede aansluiting wordt gevonden op de stadsontsluiting voor het autoverkeer, het hoogwaardig openbaar vervoer en de trein. Een grootschalige herstructurering van de infrastructuur in en rond Oud Zuid is hiervoor wenselijk, maar in eerste instantie kan volstaan worden met beperkte herprofilering: vergroting van het aantal rijstroken en de inpassing van tramlijnen. 3) faciliterende instellingen Belangrijk voor de ontwikkeling van het etnisch ondernemerschap is tot slot de vestiging van gespecialiseerde instellingen in de directe omgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan op de lokale economische activiteiten gerichte vakopleidingen,

december 2005 - Atlantis

29


MONEY MAKES THE CITY

Legibility back on the agenda Ekim Tan

It has been more than 40 years ago, since Kevin Lynch came up with an argument that relation between the user and the city can only become deeper and more meaningful, only if the city is able to open up and become more communicative and therefore ‘readable’. (Lynch, 1960) He has argued that prerequisite for intelligent and enjoyable behaviour on the public space was to make the environment conceivable to the ‘man on the street’. According to him, legibility could be defined and tested in terms of spatial patterns of physical form and activity. Since then, no-one has developed Lynch’s pioneering study on reading of the spatial environment as Joseph Rykwert in his book ‘Seduction of Place’ stressed. (Rykwerth, 2000)

However, hot discussions of today on ‘branding nations and places’, ‘image management’, ‘city image, identity, and marketing’ can not be isolated from Lynch’s study. With an agenda of ‘putting the city onto the map’ or ‘making the city more competitive’ these debates target at attracting more visitors and reviving the urban centre activities for the user. Being criticized by some with ‘handing over the city to the commerce’ these current discussions point to another fact about the city. That is the city centre is becoming more the place of consumption rather than production. Correspondingly, in their article ‘Consumer City’ urban economists from the Harvard University point to the fact that success of cities hinges more and more on cities’ role as centres of consumption. (Gleaser, Kolko, and Saiz, 2000) The European project called ‘Spatial Metro’1 stands right at this crossroad of legibility studies from 1960’s and current attempts of building clearer images to become more competitive. The University of Technology Delft, department of Urbanism as one of the partners of this project undertakes the role of evaluating the interventions of the cities involved, Norwich, Rouen, Koblenz and Bristol, and doing a comparative research which can enhance urban legibility studies. It is crucial that within this project, the researcher returns to the user and tries to reveal public spaces and elements of the built-up environment mentioned by pedestrians for orientation and for different activities, such as enjoying, shopping, or discovering. The questionnaire research gives an idea on cities’ legibility conditions, the areas that work better than the others as well as the ones that need improvement. It is one of the targets of the TU Delft as a research partner to repeat the street interviews study on these four different cities and compare the findings.

Fig. 1 & 2: general impressions city of Norwich

30

Atlantis - december 2005

On the next pages is the process and outcome of the first street interview test that was realized by the TU Delft and the University of East Anglia on September 8 and 9, during the Norwich Heritage Open Days in Norwich (HOD). [Fig. 1, 2]


LEGIBILITY BACK ON THE AGENDA

street interviews The questionnaire focused on • profiling the centre user’s (visitor and local) in terms of familiarity, reason for visit, time and money spent as well as age, gender and home location. • comprehending how people navigate in the city; whether there are any collective landmarks people utilize in terms of way finding. • understanding user’s collective destinations for different uses through a question asking the great public spaces in terms of retail, culture, and heritage. The questionnaire took place on different locations in the city with the purpose of both examining people’s reactions on these particular points and trying to catch diverse typologies of users (e.g. people who arrive by car in the Castle mall parking garage seem to have different use and way-finding patterns than the ones who arrive at Forum by bike). Testing took place at the public space in front of the Forum, the city hall, Castle mall and city gateways such as, the main bus and train station, and Forum car park. Street Interviews aim at studying the applicability of the particular questionnaire (the required time for a single interview, the response time to different questions, people’s reaction in distinct locations etc.). Accordingly, the number of participants is rather limited. Finally, in any case, the results were processed and certain conclusions were derived for the real application of the questionnaire. Therefore the results published below are showing tendencies instead of implying a scientific precision. Please also consider conditions such as, nice sunny weather might have affected the duration of stay in the city. (A rainy cold day might have given different results.) Furthermore, HOD might have affected a number of people in terms of reason of visit.

user profiles For the test questionnaire, 66 people were interviewed of which 36 females and 30 males. 47 % of the interviewees were from East Anglia, United Kingdom or elsewhere, whereas 53 percent was from centre, edges of the city and suburbs. The familiarity with the city appeared to be rather high, 74 % of the participants claimed to be a regular visitor of Norwich. [Fig. 3]

Fig. 3: user profiles in graphs

cross tabulations Age feature emerges as clear sign in the activities people perform in the city. While heritage seems to be very popular among 65+ers, retail is the activity every age group has in common. Culture, on the other hand, was a reason to visit the centre for people who are younger than 20 and older than 65. [Fig. 4] New visitors tend to have more diverse reasons than given (retail, culture, heritage) in the questionnaire. One can hear replies, such as, just exploring, sightseeing or wondering around. On the other hand, majority of regular visitors claim that they are in the centre for retail. Among the visitors of heritage are mainly locals and people who at least slightly know the city. As for this feature, the amount of time spent seems to be higher among new visitors than regular visitors. People who come from East Anglia or UK spend more time in the centre compared to the locals. The time span of locals on the other hand varies in a balanced way. Furthermore, a higher percentage of suburban populace spends at least more than two hours in the centre. Age is a strong indicator for the motivations of people being in the centre. And motives seem to be decisive for time and money being spent. However, there is not a direct relation between time spent and money spent. While visitors tend to spend more time and money, locals have a more balanced profile in these aspects.

december 2005 - Atlantis

31


MONEY MAKES THE CITY

Fig. 4

mapping great public spaces great to shop The Castle mall is a retail destination most of the people named during the conversations. Gentelman’s walk, Magdelen Street, London Street, and the Market were the public spaces that participants identified as pleasant places to shop. St. Stephan Street, St. Benedictus Street, Royal Arcade and Lower Goat Lane were also named by some. [Fig. 5] great to enjoy The Forum is an important cultural destination most of the interviewees referred. Prince of Wales Road and Chapelfield Gardens and cinemas are also among the commonly mentioned areas to enjoy. Anglican Cathedral and St. Jones Cathedral, as well as London Street were mentioned by some participants as cultural highlights of Norwich. [Fig. 6]

Top left (Fig. 5): map great to shop

Bottom left (Fig. 7): map great to discover

Top right (Fig. 6): map great to enjoy

Bottom right (Fig. 8): map the greatest

32

Atlantis - december 2005

great to discover The Castle was considered as a great heritage destination by most of the people. Again, Anglican Cathedral and St. Jones Cathedral and Forum were named as great spots to discover. The Close, King Street, Elm Hill and riverwalk were also called within this category. [Fig. 7]


LEGIBILITY BACK ON THE AGENDA

the greatest Forum is the number one location people indicated as their greatest place. Dragon hall, St. Jones Cathedral and cloisters are also often mentioned in this class. Other greatest public spaces are Colegate Street, Elm Hill, the Market, and London Street. [Fig. 8] Once mentioned places for shopping are mapped, it can easily be observed that retail activities are very much concentrated within the pedestrian zone with some exceptional streets at the edge of the centre. As one lady has put it nicely in an interview: ‘In my mind, I always locate the shopping area as the area between the City Hall and the Castle. When the Chapelfield mall is built, my shopping triangle will be formed.’

This project brings together a working group of European partners to improve the design of city centres in terms of legibility from pedestrian’s point of view. City councils of Rouen (France), Koblenz (Germany), Bristol and Biel/ Bienne (Switzerland), as well as Academics at the University of East Anglia (schools of Computer Science and Environment), the Technical University of Delft and the Institute of Computer Science at the University of Koblenz, and The Swiss Pedestrian Association in Zurich are participating organizations. 1

references: - Gleaser Ed, Jed Kolko, and Albert Saiz. Consumer City. Cambridge, 2000. - Lynch, Kevin. The Image of the City. MIT Press, 1960. - Rykwert, Joseph. The Seduction of Place. London, 2000. Ekim Tan is architect and urbanist. Ir 2005 (Delft University of Technology), m. arch 1999 (Middle East Technical University)

When all the great realms are juxtaposed, again a concentration around the pedestrian area together with particular streets - Colegate Street, Magdelen Street, St. Stephan Street, St. Benedictus Street - as linkages from the centre to the peripheries can be clearly observed.

mapping the orientation landmarks One building, the city hall tower, is repeated several times for being an obvious entity for orientation. According to interviews, people mention this object as distinctive not only for its visibility but also its different style and material use seems to strike attention. [Fig. 9] Cathedrals were also mentioned as point of reference but there were also comments such as, they lead to confusion because of the similarities of the form and material. Another group of orientation entities were the Market, the Castle, Forum and the Castle mall. These buildings are mentioned not specifically due to their visual properties but for being public places many people use quite often or know them quite well. [Fig. 10, 11] It is very promising that the interviews have the potential to reveal very fundamental and relevant tendencies in terms of centre use. In fact, these are first order design inputs, as they reflect the nature, desires, and expectations of the user. Therefore the team finds it very important to drag these measurements into concrete urban design proposals. •

Top left (Fig. 9): The city hall tower Top right & bottom (Fig. 10 & 11): map orientation, the Castle

december 2005 - Atlantis

33


MONEY MAKES THE CITY

De uitspraak ‘geld maakt de stad’ omvat drie meerduidige begrippen. Ten eerste het zelfstandig naamwoord ‘geld’ (zie Box 1), ten tweede het werkwoord ‘maken’ (zie Box 2) en ten derde het verschijnsel ‘stad’ (zie Box 3). Bovendien kan de klemtoon verschillend worden gelegd: ‘geld maakt de stad’, ‘geld maakt de stad’, en ‘geld maakt de stad’. Daarmee zou de stelling kunnen worden afgedaan als één van de vele losse flodders die dagelijks worden geventileerd, ware het niet dat het ‘maken’ de technische kern van de stedebouwkunde raakt, en ‘stad’ in de betekenis van stede, vestigingsplaats en ommelanden, het stedebouwkundig werkveld aanduidt. De stelling daagt daarmee uit om vanuit de discipline positie te nemen ten opzichte van ‘geld’.

Stad en geld Edward Hulsbergen

Wat bedoelt iemand met ‘geld maakt de stad’? Wie zal dit zeggen of schrijven? In welke omstandigheden en bij welke gemoedstoestand komt zoiets bovendrijven? Verheldering door vereenvoudiging? Provocatie, frustratie, teleurstelling, jaloezie?

Makers van de stad 1: kantoren en activiteiten

Onder de economen Je kijkt er niet van op als een econoom de stad met geld verbindt, met name in de monetaire economie. Immers, we verwachten dat de economie-discipline op de euro’s en op de centen past. Tegelijkertijd echter blijkt dat een uitspraak als ‘It’s the economy, stupid’ tot een verhit debat kan leiden, waarbij de 1 nadruk op geld wordt gelaakt. In het plannen en fysiek bouwen van de stad speelt geld altijd wel een rol: in de vorm van salarissen en planvormingfaciliteiten; en daarna om de bouw te realiseren. Bouwkosten zijn een belangrijk discussiepunt bij de evaluatie van een ontwerp. Ook de betaalbaarheid van het gebouwde is een belangrijk

aspect, zowel bij het inschatten van de marktmogelijkheden, als in het debat over wie ergens kan wonen of een bedrijf voeren; en wie daarvan wordt uitgesloten. Onder de bestuurders Ook over een dergelijke uitspraak van bestuurders staan we niet versteld. Een recent voorbeeld: “de burgemeesters van de vier grote steden en vier commissarissen van de koningin” pleiten voor “een sterk vereenvoudigd bestuur voor de Randstad”, want “de ontwikkeling van de economie - en daarmee de groei in welvaart - in de Randstad houdt geen gelijke tred met die van de concurrenten”. De maat hierbij is “het bruto regionaal product per hoofd van de bevolking”. Een geldelijke maatstaf dus. En dan komt de aap uit de mouw: deze “Holland Acht stellen in hun manifest dat veel te veel bestuurs- en inspraakorganen een vinger in de pap hebben, waardoor beslissingen vertraging oplopen of niet kunnen worden uitgevoerd”.2 Nu wil ik wel geloven dat er veel nodeloos bestuurd en gepraat wordt, maar het voorbeeld maakt duidelijk, dat ‘geld’ de maatstaf is voor regionaal welbevinden, en dat de kosten (tijd = geld) van bestuur en inspraak (het democratisch erfgoed?) daarbij (bureaucratisch?) uit de hand lopen, aldus de hoogwaardigheidsbekleders. Geld doet er toe De bedragen die moeten worden neergeteld bij het kopen en huren bepalen wie tot de stedelijke bevolking worden toegelaten. Manhattan, New York, is bekend dan wel berucht om huurprijzen van enkele duizenden dollars per maand en koopprijzen van miljoenen dollars, voor een bescheiden appartement.

34

Atlantis - december 2005


STAD EN GELD

Box 1: GELD, herkomst van het woord en betekenissen (Van Dale XIII: 1064):

bale paniek over het gebrek aan goede betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor starters, ook op de koopmarkt.

1 geld (het) [1253 ‘vergelding, betaling, geld’ - Oud-Noors gjald (betaling, schuld), Gotisch gild (betaling), de oorspronkelijke betekenis is de bijdrage aan het gemeenschappelijke offer en de rituele maaltijd, waaruit die van broederschap en betaling zich ontwikkelden] 1 (g.mv) (verzamelnaam) papieren of metalen betaalmiddel dat uitwisseling van goederen mogelijk maakt zonder directe ruil (…) 2 (g.mv.) geldelijk vermogen (…) 3 (-en) (concr.) een geldsom (…) 4 (-en) de hoeveelheid geld die iets kost, syn. Prijs. Onder meer:

Maar ‘maakt geld de stad’? De eerste (Mesopotamische) steden, van zo’n zevenduizend of meer jaar geleden, konden - althans zo wordt verondersteld naar beste weten - ontstaan en groeien vanuit het surplus van de landbouw; steden als veilige en gecontroleerde voorraadcomplexen met een beheerorganisatie. Hoe lang zou het geduurd hebben voordat de stad (als bouwwerk en als bevolking) de ommelanden (ruimtelijk en sociaal) begon

Makers van de stad 2: marktkramen en handel

Geld maken: geld verdienen, met bijgedachte dat men daartoe al zijn krachten inspant, en dus veelal in afkeurende zin Geld is de boodschap: ieder vraagt alleen maar geld Spreekwoorden: Geld maakt alles goed Geld maakt vrienden Geld verzoet de arbeid: geld maakt dat men de arbeid niet met tegenzin uitvoert Het geld regeert de wereld: het is de spil waarom alles draait Geld vermag alles: voor geld krijgt men alles gedaan Geen geld, niet geteld: wie arm is wordt niet geacht Waar geld is wil geld wezen. Geld zoekt geld. Geld wint geld. 2 geld (bn) [801-900 - Engeland to geld (castreren), HoogDuits galt, gelt] (gewoonlijk) (…) niet drachtig (p.1065) Het Engelse to yield komt van geld (p.1066) geldmaatschappij, koppeling met krediet en geldschaarste geldstroom: de voortdurende verplaatsing van geld in het maatschappelijk economisch verkeer: de geld- en goederenstroom in een land (p.1067) geldwereld: de wereld van financiën en financiers

Daar is de verbinding tussen geld hebben en de stad meemaken wel heel erg zichtbaar. Wellicht heeft dit ook te maken met een beoogde culturele samenhang waarin verschillende culturen uit communicatieve overwegingen alle waarden herleiden tot geldelijke ruilwaarde. In dit kader is een opmerkelijke resultaat van onderzoek naar de factoren die van belang zijn bij het schatten van de grootte van objecten: kinderen uit arme gezinnen schatten de middellijn van een dollarmunt groter dan kinderen uit welgesteldere gezinnen. Of dit in Nederland ook zo was met de gulden, is mij niet bekend.3 In de grote Nederlandse steden zijn nu nog betrekkelijk veel goedkope huurwoningen, als teken dat de stad er niet slechts is voor de ‘rijken’. Maar in diezelfde steden en de regio is er voortdurend ver-

Makers van

te domineren, uit te buiten, en de strijd met andere steden als belangrijke bron van stedelijke inkomsten ontwikkelde? Archeologische vondsten lijken te bevestigen dat bijvoorbeeld een Peleponesische stad als Mykene (‘rijk aan goud’) zo’n drieëneenhalf tot vierduizend jaar geleden floreerde bij het veroveren van steden en het roven van goederen en personen, 4 met name vrouwen voor de vlasindustrie. We kunnen

december 2005 - Atlantis

de stad 3: ontwerpers en planne

35


MONEY MAKES THE CITY

Box 2: MAKEN, herkomst van het woord en betekenissen (Van Dale XIII:1963-4): [901-1000 - Latijn mace (muur), Grieks massein (kneden), Oud-Kerk-Slavisch mazati (smeren), de grondbetekenis is ‘kneden’ (van meel, mortel)] 1 in een bepaalde of vereiste toestand brengen (…) 2 zo doen worden, zorgen dat iets wordt als in een bepaling wordt aangeduid (…) 3 herstellen, repareren (…) 4 bij uiterste wil toewijzen (vermaken) (…) 5 in een bepaalde toestand of positie brengen (…) 6 voorstellen, afschilderen (bijv. groter maken dan het is) (…) 7 voortbrengen uit het niet (scheppen) (…) 8 (biologisch) voortbrengen (…) 9 vormen van een of meer materialen (vervaardigen) (…) 10 vaststellen vanuit een aantal gegevens (opmaken) (…) 11 zó handelen dat een zaak daardoor wordt opgeleverd, verkregen (…) 12 tot stand brengen, doen plaatshebben, ofwel als resultaat verkrijgen, als prestatie verrichten (…) 13 (hoeveelheden) zoveel bedragen, belopen, uitmaken als een voorwerp aanduidt (…) 14 een genoemde snelheid bereiken (…) 15 datgene doen zijn wat het voorwerp aanduidt (bijv. de kleren maken de man) (…) 16 veroorzaken.

Box 3: STAD, herkomst van het woord en betekenissen (Van Dale XIII:3198) stad (de; steden) [901-1000 de oudste vorm was stede, van dezelfde stam als staan] 1 (verouderd) woonplaats (…) 2 een (ommuurde) plaats (…) als administratieve eenheid of gebied en (met name historisch) rechtsgebied (…) 3 grote samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten (tegenover dorp) (…) 4 (metonymisch) stadsbevolking (…) 5 (metonymisch) stadsbestuur

Makers van de stad 4: bouwers en materialen

36

Atlantis - december 2005

aannemen dat banken destijds niet bestonden of zeldzaam waren. Deze zijn tot op heden niet als zodanig opgegraven. Mogelijk nam de stedelijke elite uit die tijd daarom haar toevlucht tot zulke ‘maak’middelen. “De grootste middeleeuwse steden waren dan wel niet zo ingewikkeld als de moderne steden, maar zij waren niet half zo eenvoudig als de indruk van eenheid wilde doen geloven, die men opdeed bij de eerste dramatische aanblik van de stadsmuren met daarachter oprijzende torens; ook waren zij niet de gelukkige en ideale gemeenschappen zoals sommige enthousiasten wilden doen geloven. Er was net zoveel uitbuiting en ellende als in een willekeurig welke moderne stad”, aldus Girouard’s, die, naar zijn zeggen, met jarenlange stadswandelingen tot 5 deze conclusie kwam. In Shakespeare’s Coriolanus roept Sicinius: “What is the city but the people?, waarop de Citizens brul6 len: “True, The people are the city”. Hoewel dit de inleidende zinnen zijn tot politiek gemanipuleer, is dit wel een literair historisch citaat dat het belang van mensen in het maken en onderhouden van de stad aan de orde stelt. De relatie tussen de mensen en de stedelijke omgeving kan op allerlei manieren worden behandeld, immers de stedelijke bevolking is divers en de stedelijke omgeving is dit niet minder. Simpele oorzakelijkheid en simplistische probleemdefinities,


STAD EN GELD

veronderstelde ruimtelijk-functionele natuurwetmatigheden en normatieve modellen kunnen een goed begrip van de complexiteit van stedelijke processen 7 en verschijningsvormen in de weg staan. Lynch, in zijn opmerkelijke boek over good city form adviseert de stedelijke ruimten vanuit verschillende invalshoeken te benaderen: historie, ecologie, functie, 8 belangen en conflicten. Roberts & Sykes bepleiten - op grond van de ontwikkelingen in de afgelopen 60 jaar met stedelijke regeneratie - geïntegreerde theorievorming en uitvoering met als componenten: economie en financiering, fysieke en omgevingsaspecten, sociale en gemeenschapsthema’s, werkgelegenheid, onderwijs en training, en huisvesting; met aandacht voor grondgebied en legale kwesties, monitoring en evaluatie, 9 en organisatie en beheer. De leerstoel Ruimtelijke Planning hanteert ook een multidimensionele definitie van de stad, met termen als fysiek-ruimtelijke, sociaal-cultureel, technisch-economisch, bestuurlijk-administratief, duurzaam-ecologisch, aangevuld met trefwoorden zoals nieuwe technologieën, netwerken, tijd-ruimte gebruik en strategie, in het kader van het plannen en maken van de stad. Steden zijn opgebouwd gedacht uit technische, functionele en gebruikersnetwerken, en de interacties tussen die netwerken. Stedelijke gebieden zijn complexe locaties, concentraties van mensen, bebouwing, infrastructuur, goederen, diensten, informatie, in een bonte mengeling van 10 tijd-ruimte bewegingen. Recept voor een goede habitat Habitat Platform in Den Haag is de Nederlandse tak van de Wereld Habitat organisatie van de Verenigde Naties. Deze stichting is altijd in de weer om het stedelijke debat in Nederland een impuls te geven, en de werkers in allerlei ruimtelijke en sociale disciplines en praktijken tot mondiale belangstelling op te roepen. Serieuze initiatieven (zoals Instrumentenwijzer, allerlei publicaties, de jaarlijkse Wereld Habitatdag begin oktober) en ludieke prikkels wisselen elkaar af. Habitat platform verwoordt haar recept voor een 11 goede habitat (lees ook: stad) als volgt: - Verbeter het milieu en de woon- en werksituatie in de stad - Besteed speciale aandacht aan de stedelijke armen en de daklozen - Sluit aan bij initiatieven van bewoners bij het inrichten van de leefomgeving - Ontwikkel duurzame woonbuurten in samenhang met de sociale en economische ontwikkeling - Pak een probleem integraal aan: werk als bewoners,

gemeenten, investeerders en ondernemers samen - Leer wereldwijd van elkaar, wissel ervaringen uit, en monitor de voortgang - Bevorder duurzaam energiegebruik - Gebruik de vaardigheden en kennis van bijvoorbeeld vrouwen, jongeren en ouderen; sluit niemand uit! Dit recept is minder speels dan het wellicht lijkt, wanneer het wordt beschouwd in relatie tot de voorgaande paragraaf. Zeker als men bedenkt dat Habitat Platform geschreven aanbevelingen - naar eigen traditie - uitsluitend in positieve zin formuleert.

Makers van de stad 6: toeristen en attracties

Tussen spaarpot en gouden ei Uit voorgaande moge duidelijk zijn, dat de relatie stad-geld complex is, en qua betekenis zeer afhangt van de definities van de begrippen ‘geld’, ‘maken’ en ‘stad’. Hierna doe ik toch nog een hernieuwde poging met de Atlantisstelling als zodanig aan de gang te gaan. Daartoe is het zinvol de oorspronkelijke stelling aan te vullen met de omkering ervan, en deze beide in vraagvorm te zetten. ‘Maakt geld de stad’? Of ‘Maakt de stad geld’? Voor investeerders in de stad - waaronder de talloze huishoudens die er wonen in hun, hopelijk goed onderhouden huur- of koopwoning, en bedrijven met hun functioneel en esthetisch verantwoorde gebouwen en hun werkgelegenheid - is de stad naast productiefactor van goed leef- en werkmilieu, ook spaarpot met intrinsieke waarde. Het verrijken, instandhouden en goed beheren van de stad zijn daarbij vanzelfsprekende investerende activiteiten. Hun ‘geld’ maakt de ‘stad’, en de goede ‘stad’ bewaakt en maakt hun ‘geld’. Daartegenover staan, gechargeerd, actoren die de stad vooral zien als productiefactor voor de cumulatie van (financieel) kapitaal (via onroerend goed, aandelen in bedrijvigheid), de footloose geldmakers, die ieder voor zich feitelijk maar één zorg hebben: hoe produceert de kip zo lang mogelijk gouden eieren; en hoe snel kom ik weg als de kip (stad) geen gouden ei meer voor mij in petto heeft. Dit geld is een maker en breker van de stad. Ergo, de les kan zijn, dat de stad wordt gemaakt

december 2005 - Atlantis

37


MONEY MAKES THE CITY

door ‘duurzaam geld’, in de brede betekenis van het woord geld. En dit in beide varianten: duurzaam geld maakt de stad, en het is goed toeven in een stad die duurzaam geld maakt.

Makers van de stad 5: gebruikers en

Tot slot Ook al zou dat verhaal over die oude Noren en Goten een romantische overlevering zijn, dan nog is hun definitie van ‘geld’ (zie Box 1) - te weten ‘de bijdrage aan het gemeenschappelijke offer en de rituele maaltijd, met van daaruit een verbinding naar broederschap en betaling - leerzaam en navolgenswaard. Voor veel mensen in de verstedelijkende, globaliserende, vermarktende en individualiserende wereld, is er vaak wel érg weinig verbinding tussen ‘offer’ (investeren) en ‘maaltijd’ (vruchten plukken). Een goed debat over de relatie tussen ‘stad’ en ‘geld’ vereist, dat ook worden meegenomen de effecten van ingrepen voor bewoners met weinig geld en weerstand. Immers, voor alle anderen doet het er niet toe wat de stad maakt (in beide betekenissen) zolang de continuïteit van hun leefsituatie maar is gegarandeerd. •

functies

38

Atlantis - december 2005

Edward Hulsbergen is universitair hoofddocent van de vakgroep Ruimtelijke Planning, faculteit Bouwkunde aan de TU Delft. Illustraties 1 t/m 5: Michiel Brouwer; illustratie 6: Edward Hulsbergen Noten 1 Elektronisch zoeken biedt talloze voorbeelden. Ook bieden de afleveringen van het elektronische tijdschrift post-autistic economics review interessante gezichtspunten. 2 Openingskolom voorpagina Volkskrant, 12 oktober 2005. 3 Naar ik mij herinner, gemeten in een van de grote Californische steden. Ik las over dit experiment in de jaren zestig, en het behoorde toen al tot de geruchtmakende historie van de psychologie. 4 Michael Wood, 1988-89, Op zoek naar de Trojaanse oorlog, BBC/ Teleac, Utrecht. 5 Mark Girouard, 1988, Steden in groei en bloei, SDU Uitgeverij Den Haag. 6 William Shakespeare, Coriolanus, Act.III, Scene I, Rome. A Street. 7 Edward Hulsbergen, 1992, Positie en ruimte. Kwetsbare groepen in de stad: denkbeelden en feiten, Publikatieburo Bouwkunde, Delft. 8 Kevin Lynch, 1981, A Theory of Good City Form, MIT Press, Cambridge, Mass. 9 Peter Roberts & Hugh Sykes (eds), 2004, Urban Regeneration. A Handbook, Sage Publ., London. 10 Voor meer details, zie: Edward Hulsbergen, Ina Klaasen & Iwan Kriens (eds), 2005, Shifting Sense in Spatial Planning, Techne Press, Amsterdam. 11 Karin Anema, , 2005 (zonder jaartal), Habitat anekdotisch kookboek, Stichting Habitat Platform, Den Haag.


HET BELANG VAN ‘CREATIEVE GEKKEN’

Het belang van ‘creatieve gekken’ Richard Florida1 gaf in het najaar van 2003 een lezing in de Amsterdamse Westergasfabriek op de conferentie ‘Creativity and the City’ die nog niet door iedereen werd opgemerkt. De zaal was niet uitverkocht en hij werd gadegeslagen door slechts een handjevol ingewijden. Op dit moment - zo’n twee jaar later – zoekt vrijwel elke stadsbestuurder in Nederland naar kansen om creativiteit een kans te bieden in zijn of haar stad. De bedoeling van de CityLive2005conference in Rotterdam was dan ook dat nationale en internationale sprekers inspeelden op deze drang naar creativiteit in de stedelijke vernieuwing. Deze gedachte werd ingevuld met sprekers als Florida – Godfather ‘Creative Class’, Alexander2 – CEO Laganside Belfast, Garreau3 – Washington Post en Geuze4 – West 8. Het onderstaande gaat in op de vraag hoe creativiteit de stad verandert en is deels gebaseerd op het tijdens de conferentie uitgereikte boek Creativiteit in de stad door NAi Uitgevers. Mikel Knippenberg doet verslag van de CityLive2005conference in het Rotterdamse Luxor theater, november 2005 Voordat het ook daadwerkelijk mogelijk is onderzoeksmethoden te ontwikkelen naar creativiteit in de stedebouw is het van belang het begrip creativiteit te nuanceren. Wat is creativiteit? Heeft ieder mens het vermogen om creatief te zijn? Op welke plek komt dit het beste tot zijn recht? Is creativiteit wel te sturen door stedebouwers? Het antwoord ligt misschien wel in Florence – de Italiaanse stad die in de 15e eeuw veel creativiteit voortbracht. Petra Kalden en Marcel Stolk5 stellen dat deze stad in die tijd een van de vruchtbaarste, creatiefste en rijkste steden uit onze geschiedenis was. Rond die tijd kondigde zich de Renaissance aan, de wereld veranderde van een middeleeuws landschap beheerst door ridders, koningen en de kerk in een moderne maatschappij bestuurd door handel, democratie, massalegers en geld. De mens ontdekte zichzelf als centrum van de wereld. Florence, een stad van slechts 100.000 inwoners leverde genieën af die hun gelijken niet kennen in aantal en kwaliteit: Leonardo da Vinci, Michelangelo, Botticelli, Machiavelli, Brunelleschi, Donatello, Lorenzo II Magnifico en nog vele anderen.

Vele commentatoren geven aan dat de interne en externe politieke instabiliteit de belangrijkste reden was voor zoveel dynamiek en creativiteit. Elke twee maanden veranderde de Florentijnse regering (signoria) en machthebbers (gonfaloniere). Tevens leefden de Florentijnen in constante oorlog met hun naburige steden. De constante instabiliteit (men wist niet wie er morgen aan het roer zou staan) zorgde voor competitie en verplichte de mensen te presteren. Fierheid scherpt de ambities aan De Florentijnen waren fier op hun stad en konden dat staven met hun rijke geschiedenis. Ze voelden zich de besten, woonden in de mooiste stad van de wereld en droegen dat breed uit. Hun fierheid creeerde hoge ambities – de wens om records te breken en de wereld te verbazen. Tolerant leiderschap leidt tot afwijkend creatief gedrag

Kalden en Stolk verbinden hieraan een aantal stellingen die voortvloeien uit de geschiedenis en bloeiperiode van Florence: Instabiliteit bevordert de creativiteit, fierheid scherpt de ambities aan, tolerant leiderschap leidt tot afwijkend creatief gedrag en men joeg op kennis om creativiteit te stimuleren. Om in te gaan op de stellingen: Instabiliteit bevordert de creativiteit Florence

december 2005 - Atlantis

39


MONEY MAKES THE CITY

Diversity

De leiders waren geen voorbeelden van vernieuwingsdrang maar wel uitermate tolerant voor afwijkend ‘creatief gedrag’. Kunstenaars en creatieven werden niet enkel gedoogd maar actief gestimuleerd en gesteund (mecenaat). De vernieuwer/kunstenaar kreeg meer maatschappelijke status dan elders.

bestaand gebied creatief te zijn, moet er een surplus van aandacht beschikbaar zijn. Bovendien bevinden deze centra van creativiteit zich doorgaans op het kruispunt van verschillende culturen, waar overtuigingen, levensstijlen en kennis zich vermengen en het minder moeite kost om nieuwe combinaties van ideeën te zien.

Men joeg op kennis om creativiteit te stimuleren Op proactieve wijze speurden de Florentijnen naar manuscripten en ongewone vernieuwende ideeën. Ze betaalden professionele kennisjagers, bouwden een open bibliotheek en inviteerden geleerden uit het oosten. De Plato Academie, gesticht door Cosimo de Medici, verzamelde elke maand de belangrijkste wetenschappers, kunstenaars en politici samen in het Palazzo Medici om kennis uit te wisselen. Volgens Mihaly Csikszentmihalyi is naast Florence ook het Griekenland van de 5e eeuw voor Christus en het 19e eeuwse Parijs een centrum voor creativiteit. Welvaart zorgde ervoor dat een aantal mensen zich niet alleen bezig hoefden te houden met het dagelijkse leven en overleven, maar ook konden leren en experimenteren. Met andere woorden om op

40

Atlantis - december 2005

Uit voorgaande illustratie blijkt dat creativiteit als onderdeel van het economische proces niet door Richard Florida met zijn boek The Rise of the Creative Class is uitgevonden. Wat Florida wel suggereert is dat we ons moeten opmaken voor een nieuwe creatieve bloeiperiode waarin creatieve kennissteden opnieuw de dienst gaan uitmaken. Inmiddels is het zo dat de creatieve economie in de VS en grote delen van Europa meetbaar en plaatsbaar is. Marlet en Woerkens6 hebben dit ook voor de Nederlandse situatie aangetoond. De creatieve industrie is een economische factor die aantoonbaar sneller groeit dan elke andere sector, de vraag is hoe hierop te anticiperen. Voordat Florida met zijn theorie kwam hadden Jane


HET BELANG VAN ‘CREATIEVE GEKKEN’

Jacobs, Peter Hall en Charles Landry al behoorlijk wat voorwerk gedaan. Al in 1961 publiceerde de Amerikaanse Jane Jacobs The Life and Death of Great American Cities. Ze bepleit hierin de compacte stad waar in een willekeurige buurt zowel gewoond, gewerkt als gerecreëerd kan worden. Ze verafschuwd het modernisme. Het vervolg hierop is The Economy of Cities. Ze vergelijkt de stad met een ecosysteem. Steden zijn veel belangrijker dan landen stelt ze. Peter Hall heeft het in 1998 in zijn Cities in Civilization al over zaken die ook bij Florida aan de orde komen. Hall schrijft over een nieuwe renaissance van de stad, over een nieuwe economie die de samenleving verandert en over de nieuwe maatschappij die de stad transformeert. Ook Hall ziet steden als de belangrijkste motor van de economie. Hall beperkt zich tot de invloed van de IT. Florida introduceert enkele jaren later de creatieve component. Ook Charles Landry oogstte veel succes met zijn publicatie The Creative City in 2000. Hij beschrijft de geschiedenis van het begrip creatieve stad. Een geschiedenis die hij deels zelf heeft beïnvloed. Het debat in Nederland kwam pas op gang nadat Zef Hemel voor de VROM-raad en het platform Deltametropool in februari 2002 een bijeenkomst organiseerde in het Tropeninstituut in Amsterdam. Jonathan Israel legde uit hoe Amsterdam in 17e eeuw het centrum van de wereld was en waarom dit eindigde. In de Verenigde Provinciën bleek geen grote nationale bibliotheek gerealiseerd te kunnen worden. Hierdoor trokken de belangrijkste interna-

tionale wetenschappers weg. Het lot was duidelijk: zonder wetenschappers geen creativiteit en zonder creativiteit geen voorspoed. Een jaar later werd vanuit het Projectbureau Westergasfabriek in Amsterdam de conferentie ‘Creativiteit en de stad’ georganiseerd. Een van de sprekers was Florida en de gemiddelde stadsbestuurder was nog steeds niet wakker. Hierna ging het snel weten we inmiddels. Florida heeft na The Rise of the Creative Class nog een tweede boek geschreven. In The Flight of the Creative Class waarschuwt hij dat steden hun creatieve talenten niet moeten exporteren maar aan zich moeten binden en voorspelt hij een ‘Global battle for talent’. Tijdens zijn speech op het congres in het Rotterdamse Luxor heeft hij het over een oude gevestigde orde en een nieuwe orde. Er ontstaat een polarisatie tussen mensen die mee kunnen met de creatieve economie en de mensen die dat niet kunnen. De kracht voor de toekomst zit hem in het benutten van juist al het creatieve kapitaal wat mensen bezitten. De droom is een inclusieve creatieve maatschappij waarin iedereen profiteert. Er is een transformatie gaande waarin het niet meer uitmaakt hoe groot de haven van een stad is of het vliegveld. Dit proces gaat verder, het gaan erom hoe intelligent een stad is. Florida ziet Silicon Valley zelf als ‘The Death Trap, The Last Breathe of the Industrial Society’. Het is zoals hijzelf zegt - tijd voor ‘The Creative Age’. Alle mondiale spanningen duiden hierop. Er is sprake van veranderende krachtsverhoudingen.

Natuurschoon langs de Zaan nabij Zaanstad.

december 2005 - Atlantis

41


MONEY MAKES THE CITY

Naast Globalisering is juist plaats essentieel. Hij heeft het hierbij over ‘The Soul of the City’ een onderzoek naar wat mensen als plezierig ervaren bij het wonen in de stad. Hierbij heeft hij 3100 huishoudens in 10 steden in de VS onderzocht naar wat zij belangrijk vinden in het wonen in de stad. Verassend is dat mensen vooral de esthetische kant zeer belangrijk vinden. Schone lucht, water, parken, historische gebouwen, enzovoort scoren hoog. Verder vinden de onderzochte mensen diversiteit erg belangrijk. Vele culturen, leefstijlen en leeftijden binnen de stedelijke populatie doen het goed. Natuurlijk is er ook kritiek7 op het werk van Florida. Een deel is zonder meer terecht. De onderliggende methodologie waarmee hij de causale relaties tussen zijn verschillende indicatoren legt, laat te wensen over. Hij staat te weinig stil bij het relevante schaalniveau van zijn steden. Zijn stijl is erg dicht bij het management jargon getuige zijn drie T’s: Talent, Tolerance and Technology.

Het congres in het Rotterdamse Luxor

Toch heeft Florida ervoor gezorgd dat een onder wetenschappers al langer bestaand gedachtengoed toegankelijk is geworden voor een veel grotere groep mensen die zich direct bemoeien met de besluitvorming rond steden. Door zijn manier van denken Richard Florida

Het NDSM terrein, huidige Mediawharf, in Amsterdam Noord is een creatieve ‘hotspot’. MTV zal hiernaartoe gaan.

42

Atlantis - december 2005


HET BELANG VAN ‘CREATIEVE GEKKEN’

kunnen we zeggen dat een creatieve stad vooral een tolerante en open stad is. Een stad waarin een ieder op eigen wijze invulling kan geven aan het leven. Essentieel hierin is de openbare ruimte waartoe ook kerken en cafés behoren. Waarin de stad zich verder kan ontplooien als marktplaats van goederen, van ideeën en van ontmoetingen. Voor een goede creatieve kennisstad is het van belang elkaar te kunnen ontmoeten. De creatieve stad is een transparante stad waarin het mogelijk is je eigen creativiteit te kunnen ontplooien8.

4 In 1987 richtten Adriaan Geuze e.a. West 8 op. West 8 kreeg bekendheid door plannen zoals: Borneo/Sporenburg in Amsterdam, het ontwerp van het Schouwburgplein in Rotterdam en de nieuwe layout van het Kröller Müller Museum in Otterloo. Internationaal kreeg het bureau faam door Criswick Business Park London, Expo 02 Yverdon – les Bains en Singapore Buena Vista Park. 5 Een werkbare kijk op creativiteit in Creativiteit en de stad, Amsterdam 2005. 6 Marlet en Woerkens, Atlas voor Nederlandse gemeenten, Utrecht 2004. 7 Kloosterman, De creatieve hype, Creativiteit en de stad, Amsterdam 2005.

8 Franke en Verhagen, Inleiding, Creativiteit en de stad, Amster-

M.J. (Mikel Jan) Knippenberg is Master student Urbanism aan de TU-Delft in de richting Deltadesign. Op dit moment loopt hij stage bij het planteam SSR bij dRO in Amsterdam en doet onderzoek naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van creatieve milieus binnen de creatieve kennisstad Amsterdam. Als case werkt hij aan het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord.

Literatuur

1 Auteur van The Rise of the Creative Class en The Flight of the

- Jacobs, The Economy of Cities, New York 1969.

Creative Class. Florida is op dit moment professor op The Hirst

- Landry, The Creative City. Londen 2000.

dam 2005.

- Czikentmihalyi, Creativiteit. Over flow, schepping en ontdekking, Amsterdam 1998. - Florida, The Rise of the Creative Class, New York 2002. - Florida, The Flight of the Creative Class, New York 2005. - Hall, Cities in Civilization, Londen 1998. - Jacobs, The Death and Life of Great American Cities, New York 1961.

School of Public Policy at George Mason University in Arlington, Verenigde Staten. 2 CEO of Laganside Corporation. Verantwoordlijk voor de transformatie van het waterfront in Belfast, Noord-Ierland. 3 Reporter en editor van The Washington Post. Schreef Edge City en Radical Evolution.

Het NDSM terrein, huidige Mediawharf, in Amsterdam Noord is een creatieve ‘hotspot’. MTV zal hiernaartoe gaan.

december 2005 - Atlantis

43


MONEY MAKES THE CITY

Agenda Activiteiten Polis OOR: 3-daagse Workshop Ontwerp Openbare Ruimte 21 – 23 februari

Het project wil een dialoog en kennisuitwisseling tot stand brengen onder de jongere generatie van betrokkenen bij de ontwerpopgave van de openbare ruimte. Tot die generatie rekenen wij (gevorderde) studenten die een opleiding volgen op het gebied van stedenbouwkundig ontwerp, landschapontwerp, verkeersontwerp en design en kunst, alsmede jonge professionals die werkzaam zijn bij ontwerp- en adviesbureaus en overheden. Er zal in kleine groepen worden samengewerkt waarin de verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd. De opgave zal door de gemeente Delft worden geformuleerd.

Activiteiten NAI Team 10 - An utopia of the present

Piet Sanders: a dream collection November 4 2005 to February 19 2006

A skewed model of a house at the bottom of a swimming pool, a video in which sneakers morph into buildings, and a space ship for survivors of the violence in Bosnia: these are just three of the poetic constructions Professor Sanders and his wife Ida have donated to the NAI. The NAI now presents ten objects from the Sanders’ remarkable architecture collection, which they share with the NAI, to the public for the first time. Since the 1980s, Piet Sanders has made regular gifts of architectural models and other objects, mainly by foreign architects, to complement the Dutch-oriented National Collection held by the NAI. With work by such figures as John Hejduk, Peter Eisenman and Daniel Libeskind, this remarkable collection embodies the dreams of Piet Sanders. In them architecture gains a new, largely experimental dimension.

Activiteiten BNSP Omgevingsarchitectuurprijs 2006 Januari

Voor de zevende maal worden opdrachtgevers en ontwerpers van projecten in de openbaar toegankelijke buitenruimte uitgenodigd om hun projecten aan te melden voor de Omgevingsarchitectuurprijs, editie 2006. Alle projecten die zijn gerealiseerd en opgeleverd in de periode tussen 27 januari 2004 en 27 januari 2006 kunnen ingezonden worden. Mededinging staat open voor iedere ontwerper en/of opdrachtgever. De BNSP neemt deel in de stichting Omgevingsarchitectuurprijs. Aanmelden projecten: vóór vrijdag 13 januari 2006 per antwoordkaart/deelnameformulier of via www.oap-prijs.nl. De prijs wordt uitgereikt op 15 juni in het Stadhuis van Almere.

Activiteiten elders

September 24 2005 - January 8 2006

Fifty years ago an international group of architects called Team 10 restored the human scale to architecture. Although many of Team 10’s once-renowned members are now forgotten, the group, whose founders included the Dutch architects Aldo van Eyck and Jaap Bakema, remains a source of inspiration for contemporary architects. This first major survey of Team 10’s work draws upon material from collections around the world, including the Centre Pompidou, Harvard University, the Università di Venezia, the ETH Zurich and the Foundation Le Corbusier.

44

Atlantis - december 2005

Lezing Pi de Bruijn 10 november 17.30 u

Tussen Roombeek en de Zuidas: Over het einde van de Nederlandse stedenbouw. Debat Stadsranden 1 december 2005 17.30 u (i.s.m. Kasteel Groeneveld en Dienst Landelijk Gebied)

Waar houdt de stad op en begint het platteland? Stadsranden: rommelzones of cultuurgebied?

De ruimtelijke uitvoeringsagenda tot 2015 Woensdag 30 november 2005, Van Nelle Ontwerpfabriek Rotterdam

Grote Nirov-manifestatie met presentatie van de derde geheel herziene editie van de wandkaart “De Nieuwe Kaart van Nederland” (Nederland in 2015). Het Nirov inventariseerde de afgelopen jaren de plannen van gemeenten, provincies, waterschappen en departementen en publiceerde die op www.nieuwekaart.nl . Uit de plannenoogst is nu een nieuwe wandkaart gemaakt die aangeeft hoe Nederland er in 2015 volgens deze plannen uit zal zien: De Nieuwe Kaart van Nederland 2015.


PARTNERS VAN POLIS

december 2005 - Atlantis

45


MONEY MAKES THE CITY

46

Atlantis - december 2005


DE POLISSTELLING

De Polisstelling

The polisstatement

Om de discussie in ons vakgebied gaande en vooral levendig te houden, is het idee ontstaan om in de Atlantis een stelling op te nemen. Een ieder die graag iets kwijt wil aangaande dit onderwerp en de discussie wil openen, kan dit doen door een reactie te sturen naar polis@bk.tudelft.nl. Ingekomen reacties worden geplaatst in de volgende Atlantis. To keep the discussion in the ďŹ eld of urbanism going and most of all lively, the idea has arisen to include a statement in the Atlantis. Anyone who would like to react on the statement and open the discussion, can do so by sending a reaction to polis@bk.tudelft.nl. Reactions will be printed in the new Atlantis.

Trading has a long history. It has been part of our life since human living. Looking back at Dutch history during the 16th century, VOC had been trading goods via ships to other continents. In the world of today, it has been implemented globally in many network systems: corporate deals, distributor to consumer, markets, E-bay. After successfully trading goods, services and even architecture, is it urbanism that will be next? Globalization and urbanization are two trends characterizing the world today. Urban planning and design must be prepared to link global and local issues. The local issues in urban developments are part of much more international process. The concept of E-Bay has been developed to respond to market trends. E-bay is the concept of buying and selling online. Like fashion trends, it plays on different cultures. By exchanging urban plans on a world wide basis, urban planning moves with the trend.

stelling/statement

Stedenbouw gaat E-bay. Urbanism goes E-bay.

A Swedish town in Holland, Old Dutch villages in China, A Mediterranean neighborhood in the US‌Urban plans seem to be for sale. Similar plans are implemented around the world and placed in a very different context. This addresses a critical question, is urbanism then just implemented as in appearance and envelope or more importantly is it also integrated to the social, economical, spatial context, and political aspects?

december 2005 - Atlantis

47



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.