Atlantis #16.2 Natte voeten

Page 1

ATLANTIS

jaargang 16 nr. 2, maart 2005

NATTE VOETEN


NATTE VOETEN

Van de redactie Judit Bax en Raquel van Donselaar

Wie had ooit kunnen denken dat een deel van onze aarde op tweede Kerstdag getroffen zou worden door een enorme natuurramp? Wij in ieder geval niet, toen we de Polisstelling opschreven. De Tsunami laat zien hoe gevaarlijk de kracht van water is voor de mens en dat dit nooit vergeten mag worden. Ondanks dat water al eeuwen een veelbesproken onderwerp is, blijft het actueel. In Nederland hoeven we niet bang te zijn voor allesverwoestende vloedgolven, maar hebben we onze eigen waterproblematiek. Waarschijnlijke klimaatveranderingen hebben grote invloed op onze waterhuishouding: een stijgende zeespiegel, grote pieken van de rivieren en hevigere regenval. Wat voor invloed deze veranderingen op Nederland zullen hebben, is moeilijk te voorspellen.

Who could have thought that a part of our earth would be struck by an enormous natural disaster? At least we didn’t when we wrote the last Polis Statement. The Tsunami shows the danger that water poses for human kind and that this may never be forgotten. Despite of the fact that water has been an often-discussed topic, it remains present in the actual discussions. In the Netherlands we don’t have to fear all destroying tidal waves, but we do have our own water problems. Probable climate changes have a large impact on our water management: a rising sea level, large peaks of the rivers and more intensive rainfall. However, the influence these changes will have on The Netherlands is hard to predict.

Dit blad dankt haar naam aan een mythe waarin het gevaar van water grote consequenties had voor een beschaving. Water boezemt de Nederlander angst in, maar heeft tegelijkertijd ook een grote aantrekkingskracht: we surfen, zeilen en zwemmen als geen andere wereldburger. Het is dus niet zo gek dat deze Architectuur Biennale inspeelt op de waterproblematiek met het thema ‘the flood’.

This magazine is named after a myth in which the danger of water had large consequences for civilization. Water inflicts the Dutchman with fear, but also intrigues: we surf, sail and swim as no other cosmpolitan. So, it’s not that strange that this year’s Architectuur Biennale anticipates on watermanagement with the theme ‘the flood’.

In dit nummer is weer een nieuwe Polisstelling geplaatst. Reacties op de vorige stelling waren erg leuk, maar kwamen over het algemeen pas na wat prikkels van de redactie. Om de discussie rond een thema te openen, hopen we op de nieuwe stelling wat meer korte, spontane reacties te ontvangen. Honderd woorden, tweehonderd woorden, dat is een

In this issue you can find a new Polis Statement. Reactions on the previous statement were nice, but in general were only deposited after some stimulance from the editors. We hope that this statement will trigger some short and spontaneous reactions to open the discussion around the theme. A hundred or two hundred words, that is a thought of half a minute!

gedachte van een halve minuut! Dat kun je zelfs op het kleinste kamertje in je huis bedenken.

You can even think about it in the smallest room of your house.

2

Atlantis - maart 2005


INHOUD

ATLANTIS, tijdschrift voor stedenbouw, is een uitgave van POLIS, podium voor stedebouwkunde en verschijnt 4 maal per jaar.

Inhoud

16e jaargang, nummer 1, december 2004 oplage: 525 exemplaren Hoofdredacteur Judit Bax Redactie Raquel van Donselaar Fenna ter Haar Ekim Tan Redactieadres Polis, Podium voor Stedebouwkunde Faculteit Bouwkunde Berlageweg 1, kab. 9.51 2628 CR Delft t.: 015-2784093 f.: 015-2783694 e.: polis@bk.tudelft.nl i.: www.bk.tudelft.nl/verenigingen/polis

7

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Florian Boer

18

Vertrekken uit de delta is genetische manipulatie Interview met Klaas de Boer, directeur DRO Amsterdam

35

De Atlantis Bifurcatie Over eenvoud en complexiteit Govert D. Geldof

Druk Van Marken Drukkers, Delft Advertenties Informatie via het redactieadres. Artikelen Artikelen, mededelingen en reacties kunnen worden aangeboden aan het redactieadres. Auteursrichtlijnen zijn bij de redactie beschikbaar. Artikelen overnemen toegestaan met toestemming van auteurs en bronvermelding. Abonnementen Polis-leden ontvangen de Atlantis gratis. Polis-jaarlidmaatschap: Studenten € 10,Alumni/AIO € 15,Praktijkleden € 30,Bureauleden € 60,-

2

Van de redactie

26 Hoeveel kost Holland?

Judit Bax en Raquel van Donselaar

5

Column T.M. de Jong

Van het bestuur

28 Fotoreportage Buenos Aires

Annemarie Hatzman

10

Raquel van Donselaar

Water in een veranderende 32 Natmakerijen samenleving Hans Dekker Judit Bax

34 Kees Duijvestein 12

Veenpark Krimpenerwaard

in reactie op de polisstelling

Afstudeerproject Jeannette de Waard

37 Fransje Hooimeijer

Losse nummers € 3,-

16

De stad door de lens

in reactie op de polisstelling

Verslag van een fotoworkshop

39 Welke stedebouwkunde voor de toekomst?

Vivian Hofstede © 2005 Polis, Podium voor Stedebouwkunde ISSN 1387-3679

22

De Nieuwe Hollandse Waterlinie

Paul Drewe

een groot landschapsarchitectonisch project Kaft: Hogere gronden Nederland

44 Agenda

Inge Bobbink

45 Partners van Polis 47 De Polisstelling RECTIFICATIE In Atlantis 16.1 van december 2004 is helaas een storende fout geslopen. De titel van het artikel ‘Amsterdam: Hembrugterrein’ is onjuist, dit had moeten zijn ‘Zaanstad: Hembrugterrein’. De redactie

maart 2005 - Atlantis

3


NATTE VOETEN

Polis, Podium voor Stedebouwkunde Historie De vereniging Polis is in oktober 1989 opgericht door docenten en studenten Stedenbouwkunde aan de Faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Het initiatief kwam voort uit de wens om de kwaliteit van het stedebouw onderwijs te handhaven en te versterken, onder druk van onderwijsherzieningen. Daarnaast werd en wordt het initiĂŤren van een intenser contact tussen onderwijs, wetenschap en praktijk als een belangrijke doelstelling van Polis gezien. Stedenbouwkunde Stedenbouwkunde is dynamisch, volgend en sturend. De inhoud van het stedebouwkundige vak is steeds aan veranderingen onderhevig en onderwerp van discussie. Dit wordt aangestuurd door veranderingen in de maatschappij. Als stedenbouwkundige in zowel de praktijk als in de wetenschap is het belangrijk om van deze veranderingen kennis te nemen en met deze kennis als stedenbouwkundige een positie in de maatschappij in te nemen. De stedenbouwkundige kan dan vanuit zijn positie een visie op (ontwerp) opgaven in de maatschappij geven. Podium Polis, Podium voor Stedenbouwkunde, wil voor stedebouwkundigen in zowel de praktijk als in de wetenschap een podium aanbieden waarop deze positiebepaling mogelijk is. Het doel van Polis is het verleiden van stedenbouwkundigen om het podium te beklimmen. Het verleiden gebeurt door het ontplooien van verschillende activiteiten. Zo worden er onder andere excursies, lezingen, debatten, symposia en prijsvragen georganiseerd. De periodiek Atlantis speelt hierbij een belangrijke rol. De Atlantis vormt een platform voor discussie. Daarnaast geeft de Atlantis een goed overzicht van de Polis activiteiten.

4

Atlantis - maart 2005

Overleg Polis vormt een schakel tussen wetenschap en praktijk. Polis onderhoudt contacten met verschillende partijen in de stedenbouw. Polis voert binnen de Faculteit op verschillende niveaus overleg over de kwaliteit van het onderwijs. De relevantie voor de wetenschap en praktijk is hierbij een belangrijk criterium. Om het bereik van Polis te vergroten wordt er binnen en buiten de Faculteit overleg gevoerd met verwante organisaties. PolisFonds Het PolisFonds is in het leven geroepen door Polis, podium voor stedebouwkunde om individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedenbouwpraktijk of wetenschap te kunnen financieren. Neem voor een aanvraag contact op met Polis. In het PolisFonds hebben de volgende leden zitting: Roy Bijhouwer, Stedenbouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Esther Heemskerk, vice-voorzitter Polis en student bouwkunde, Miranda Reitsma, redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, Maarten Schmitt, stadsstedebouwer Den Haag, Thom Wolf, adjunct directeur Dura Bouw Amsterdam. Donaties blijven van harte welkom op gironummer: 8522358 o.v.v. Polis Fonds.

•


VAN HET BESTUUR

Van het bestuur Annemarie Hatzman Atlantis 16.2 is er al weer. Heerlijk lekker lezen. Bedankt

Atlantis 16.2 is here again. Fun and good reading. Thanks

redactie!

editorial board!

Zo halverwege het jaar merkt Polis dat ze het moeilijk

Half a year has gone by and Polis is starting to notice dif-

heeft; zowel wat betreft actieve leden als met het rondko-

ficulties; regarding active members as well as the financial

men op financieel gebied. Zo duurt de masterfase Urbanism

parts of Polis. The Masters Urbanism only takes two years

nog slechts twee jaar en actieve leden zijn mede daarom

and this is part of the difficulty in finding active members.

nog maar moeilijk te vinden. Voor je het weet, ben je

Before you know it, you’re graduating and then there

tenslotte al aan het afstuderen en is er geen tijd meer.

isn’t any time left. Financially it is also getting more and

Ook financieel wordt het steeds lastiger. Dit is te merken

more difficult. This is most noticable in the degrading of

door het steeds verder teruglopen van sponsoring en van

sponsoring and donations. That is a pity for everybody, but

donaties. Dat is jammer vindt iedereen, maar helaas wel

unfortunately the case for Polis.

hetgeen waar Polis nu mee te kampen heeft.

The aim of Polis is to be a stage for urbanism. A place to talk

Het doel van Polis is een podium te vormen voor stedebouw-

about the discipline, to discuss, but also for excursions and

kunde. Een plek om over het vak te praten, te discussiëren,

other activities to organize or participate in. Without means

maar ook om samen excursies en andere activiteiten te

it’s becoming very difficult, but without people who want

organiseren en mee te maken. Zonder middelen wordt het

to use the stage, it is becoming extremely difficult.

lastig, maar zonder mensen die van dit podium gebruik

As Polis-board we therefore want to ask you, students

willen maken, wordt dit wel heel lastig.

and working members, to give Polis new input! Ideas are

Als bestuur willen we hierom een beroep doen op jullie,

welcome, sponsoring, but also active members of course,

student- en praktijkleden, om Polis weer nieuw leven in te

both on the organizing as on the participating side of things.

blazen! Ideeën zijn welkom, sponsoring, maar natuurlijk ook

Get in touch! You can reach us at kabinet 9.51 or by mail

een actieve deelname, zowel aan organiserende als deel-

Polis@bk.tudelft.nl

nemende kant. Laat wat van je horen! Wij zijn te bereiken op kabinet 9.51 of via Polis@bk.tudelft.nl Gelukkig hebben we een aantal mensen die zich graag inzet-

Fortunately there are people who want to participate in

ten voor Polis. Er zijn met succes excursies georganiseerd

Polis. Some excursions have been organized succesfully;

als de fotoreportage ‘Stad door de lens’ en de excursie

the foto-excursion ‘Stad door de lens’ and the excursion

naar Brussel. Iedereen bedankt hiervoor! Ook zullen we

to Brussels. Thank you all!

begin april naar Istanbul afreizen waar we veel interessante

At the beginning of April we will travel to Istanbul to get

indrukken hopen op te doen.

some impressions of the city.

Verder zal van 30 mei tot en met 3 juni een stedebouwweek

Beside this the stedebouwweek will take place from 30th

plaatsvinden. Er zullen lezingen worden gehouden, work-

of May till the 3rd of June. There will be lectures, work-

shops plaatsvinden, films worden bekeken en we gaan op

shops and movies and we will go on an exursion. A week of

excursie. Een weekje stedebouw voor elke belangstellende.

urbanism for all interested parties. Students and working

Studenten en praktijkleden kunnen via deze manier eens

members are able to look into each others world. An ideal

in elkaars wereld kijken. Een ideale manier om het podium

way to step onto the stage for urbanism. The exact program

voor stedebouwkunde te betreden. Het precieze programma

will be announced later on; ideas are still welcome.

zal later bekend worden gemaakt; ideeën hiervoor zijn nog altijd welkom. Wil je bekijken wat je mogelijkheden binnen Polis zijn of zin

Do you want to learn what your opportunities within Polis

om gewoon eens wat te kletsen, kom langs op Polis (kabinet

are or do you fancy a little chat, come to Polis (kabinet 9.51

9.51 of mail Polis@bk.tudelft.nl. Voor nu in elk geval veel

or mail Polis@bk.tudelft.nl). For now what rests me is to

leesplezier. Tot binnenkort!

wish you a lot of fun reading the Atlantis. See you soon!

• maart 2005 - Atlantis

5


NATTE VOETEN

Hier had uw advertentie kunnen staan...

Atlantis en Polis zijn op zoek naar nieuwe sponsoren. Bent u ge誰nteresseerd in adverteren in de Atlantis, dan kunt u contact opnemen met Polis via polis@bk.tudelft.nl. 6

Atlantis - maart 2005


ZING, VECHT, HUIL, BID...

Zing, Vecht, Huil, Bid, Lach, Werk en Bewonder Florian Boer

Bewonder Vechten met het water is niet nieuw in Nederland, onze hele historie bestaat er uit. Dit land had niet bestaan als een overmoedig volk niet had besloten de laaggelegen moerassen van de delta om te vormen tot bewoonbaar en bewerkbaar land. Het hele principe van polders maken is geënt op het onnatuurlijke principe dat je het water uit laaggelegen land pompt, over kunstmatige dijken heen, waartussen het water in hoger gelegen stromen gecontroleerd in boezems en rivieren naar de zee wordt afgevoerd.

gevecht met het water. Meebewegen betekent dan niet vluchten, maar slim spelen. Soms is dat overstromen, maar evenzogoed kan dat dijkverhoging betekenen. Alles wat op ons afkomt kan een fantastische aanleiding zijn om de komende decennia aan een nieuwe gouden eeuw voor de Hollandse Delta vorm te geven. In plaats van te vluchten grijpen we de kans om de Hollandse watersteden nieuw leven in te blazen, om een waterwooncultuur te creëren die zijn weerga niet kent. We hebben er de kennis, de aanleiding en de traditie voor...

Aan dit systeem zijn grenzen: de zeespiegel stijgt, de regenbuien worden heviger waardoor rivieren met meer piekafvoeren te maken hebben en in het westen komen deze systemen samen. Daarnaast speelt het grondwater ons parten: soms te hoog, maar vaak ook te laag. Het ingenieurswerk Nederland staat onder druk. Verhuizen dan maar ?

In een studie voor de gemeente Rotterdam hebben –SCAPE en Urban Affairs gestudeerd op mogelijkheden om het gegeven van de waterdreiging creatief in te zetten om de betekenis van het water in de stad van een kwalitatieve impuls te voorzien. Twee summiere voorbeelden hieruit:

Vecht Toch niet doen, lijkt me. En niet omdat we hier nu eenmaal zitten. Misschien een beetje omdat onze voorouders er te veel moois en waardevols hebben gemaakt om zo maar op te geven. Vooral echter omdat er een traditie opnieuw kan worden uitgevonden: dit land is groot geworden in het

Zing en Bid In plaats van weg te vluchten voor het wassende water, kunnen we het water ook juist opzoeken. In het licht van zeespiegelstijging kunnen er woonmilieus bedacht worden waar de relatie met het water de belangrijkste kwaliteit is. Rotterdam kent momenteel eigenlijk maar twee watertypen

Een Atlantismuur als panoramisch wandelpad langs de oevers van de Nieuwe Maas in Rotterdam

maart 2005 - Atlantis

7


NATTE VOETEN

voor het wonen: binnendijks wonen aan lineair kijkwater (in Rotterdam voornamelijk singels) zoals dat ook in de meeste Nederlandse steden te vinden is en buitendijks wonen op opgehoogde grond aan de Maas, eveneens als kijkwater dienend. De diversiteit in de Rotterdamse ‘waterwooncultuur’ is armoedig. Fluctuaties in het waterpeil van de Maas maken het echter juist mogelijk om zeer specifieke woonculturen te realiseren. Zeker het ‘verticaal meebewegen’ met het water zou kunnen leiden tot spannende riviertypen, zoals: geschakelde drijvende maaivelden, havenbekkens voor ‘zelfopbouw’ woonschepen, stadsburchten in de sterkste stroming, lagunes van baggerslibterpen en dorpen van steigerwoningen. Niet alleen wordt daar ‘en passant’ voldaan aan de consumentenbehoefte aan woongebieden met een sterke identiteit, er wordt tevens kapitaal de stad ingebracht, aangezien woningen aan het water gemiddeld 15% meer waard zijn dan hun droge collega’s. Maar bovenal is het gebied onder invloedssfeer van de Maas in Rotterdam van een dermate grote omvang dat er sprake kan zijn van het heruitvinden van de stad. De mogelijke herstructureringsopgave van de haven binnen de Rotterdamse Ruit is van een ongekend formaat: een kwart (!) van de stad wordt opnieuw onder handen genomen. Dat kun je maar één keer goed, of heel erg fout doen. De dreiging van de zeespiegelstijging wordt misschien wel de beste aanleiding om de Rotterdamse Maas te heroveren voor bewoning. Huil en Lach In contrast met het meebewegen zou het bieden van weerstand ook waardevolle resultaten kunnen opleveren. Uitgaande van het meest extreme zeespiegel stijgingscenario – het Atlantisscenario - zou er met 6 meter verhoging van het Maaspeil rekening moeten worden gehouden. In de risicomarge van Rijkswaterstaat betekent dit dat de rivierdijken van Rotterdam naar een peil van 12 meter boven NAP meter moeten worden opgehoogd (ten opzichte van het huidig peil van 5,5 meter boven NAP). Dit is zo’n extreme ophoging dat alles opnieuw moet worden overdacht: de ligging, het profiel, de

Doorsnede van een nieuwe openbare ruimte voor de Boompjes, Rotterdam.

8

Atlantis - maart 2005

kruisende infrastructuur, de bestaande bebouwing, de materialisatie, etc. Het is onvermijdelijk dat de binnendijkse stad scherp wordt afgeschermd van de Maas. Deze hoogte biedt echter ook nieuwe kansen. Het verdedigingswerk tegen het wassende water positioneert de stad op een heel krachtige wijze aan de rivier. Hierop kan een 36 km (!) lang panoramisch wandelpad aan de Maas worden gemaakt van internationale toeristische allure. De overgangen tussen binnendijks en buitendijks gebied worden ervaarbare, theatrale momenten in de stad: de stadspoort krijgt een herintroductie. Tevens kan een aantal problematische openbare ruimtes in de stad van een onverwachte oplossing worden voorzien, zoals de Boompjes. Een verdedigingswerk van de 21e eeuw zou zich zo kunnen voegen in de Rotterdamse geschiedenis van het ophogen, verleggen en


ZING, VECHT, HUIL, BID...

veranderen van betekenis van de rivierdijken in de stad. Werk Belangrijk hierin is dat de waterdreiging nieuwe creativiteit kan mobiliseren. We staan voor een wateropgave die in omvang en impact ongekend zal zijn. De oplossingen hiervoor zullen in veel gevallen onconventioneler moeten zijn dan het instrumentarium dat tot nu toe wordt gehanteerd. Het ingenieurswerk van pompen, buizen en dijken zal niet volstaan. Dat wil niet zeggen dat het heeft afgedaan, maar wel dat de diversiteit aan oplossingen veel groter zal moeten worden. Een opleidingsinstituut als de TU Delft zou een voortrekkersrol kunnen vervullen in het verkennen van de bandbreedte aan mogelijke oplossingsrichtingen, waarbij de ingenieurskunst wordt gecombineerd met goed ruimtelijk ontwerp.

Het wegvluchten van het Westen naar hooggelegen gronden zou vanuit dat oogpunt in ieder geval de minst interessante optie zijn. De genoemde voorstudie van -SCAPE/Urban Affairs wordt samen met voorstudies van H+N+S/Tauw en VHP als input gebruikt om te komen tot een vergaande integratie van de waterproblematiek in nieuwe plannen voor de stad Rotterdam. Deze voorstudies zijn gedaan in opdracht van de gemeente Rotterdam: dS+V, OBR en Gemeentewerken. Resultaten zullen te zien zijn op de komende Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam. • Florian Boer is stedebouwkundige en oprichter van –SCAPE te Rotterdam.

maart 2005 - Atlantis

9


NATTE VOETEN

Water in een veranderende samenleving Judit Bax Een veranderend klimaat en de daarmee gepaard gaande groeiende druk van het water roept veel discussie op over het omgaan met de Nederlandse ruimte in de toekomst. Echter, ook in de samenleving zullen ongetwijfeld grote veranderingen plaatsvinden, die misschien wel bepalender zijn voor de ruimtelijke keuzes die worden gemaakt. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft maatschappelijke scenario’s voor 2050 opgesteld om wereldwijde klimaatveranderingen in beeld te brengen.

het meest in het verlengde leek te liggen van huidige trends in de samenleving. Regionale Samenwerking is het scenario dat hier het meest van afwijkt, zodat twee uitersten uitgewerkt konden worden. Het scenario Mondiale Markt ontstaat bij globalisering van de samenleving en een sterke nadruk op individuele en materiële waarden. De Nederlandse bevolking groeit tot ruimt twintig miljoen mensen, vooral door immigranten. De onderlinge solidariteit is klein en inkomensverschillen nemen toe. Er ontstaat een tweedeling tussen het rijkere westen en

globalisering

MONDIALE MARKT

MONDIALE SAMENWERKING gemeenschapszin

consumptie en individualisme REGIONALE MARKT

REGIONALE SAMENWERKING

De scenario’s van het IPCC uitgezet langs twee ontwikkelingsassen.

regionalisering

Deze scenario’s zijn uitgezet langs twee ontwikkelingsassen: een as die een ontwikkeling richting globalisering of juist regionalisering weergeeft en een as die naar een ontwikkeling richting individuele en materiële waarden of juist collectieve en immateriële waarden wijst. De projectgroep ‘Delta in de Toekomst’ van Rijkswaterstaat gebruikte twee van deze scenario’s om gevolgen voor het waterbeleid te kunnen schetsen. Mondiale Markt is gekozen als scenario omdat deze

10

Atlantis - maart 2005

het armere oosten van het land. Het belang van het individu staat centraal. De druk op de ruimte is groot en grond wordt te kostbaar voor landbouw en natuur. Mensen die natuur willen zien, gaan op vakantie naar het buitenland. Het landbouwareaal in het westen is zeer klein, armen telen gewassen op gebieden die vaak onderlopen. Er is een sterk geloof in technologische ontwikkeling, het economisch hart wordt kunstmatig droog gehouden. Functies zijn leidend voor water. 1


WATER IN EEN VERANDERENDE SAMENLEVING

Het scenario Regionale Samenwerking ontstaat bij regionalisering van de samenleving en een sterkere nadruk op collectieve en immateriële waarden. Het aantal immigranten daalt sterk, de bevolking groeit niet verder en Nederland vergrijst. Binnen de regio is de solidariteit tussen bevolkingsgroepen groot. Kwaliteit van leven wordt als een belangrijke waarde gezien. Er is een grote bereidheid om natuur en milieu te beschermen. De landbouw wordt extensiever en kleinschaliger. Het landschap wordt sterk bepaald door de aanwezigheid van veel water en bewoners hebben daarom leren leven met water. 1

van de expertise die bij de bouw van de Deltawerken is opgedaan? Is het nastrevenswaardig om vanuit deze gedachtengang ergens in Nederland te experimenteren met grotere kansen op overstromingen, met beleid gericht op het beperken van schade en slachtoffers, en het stapsgewijs teruggeven van land aan de rivieren en de zee (en het terugtrekken van de Randstad als gevolg)?”

Voetnoot 1

Wanneer zal er een maatschappelijk draagvlak zijn voor het terugtrekken van de Randstad op hogere gronden?

Rijkswaterstaat (2004). Leven met water in 2050. Inspe-

len op veranderingen in de samenleving en het klimaat. Advies van de projectgroep Delta in de Toekomst. Delft, RWS, Dienst Weg- en Waterbouwkunde.

Petra Damsma is planoloog en werkte mee in de projectgroep ‘Delta in de toekomst’. Ze geeft hier een reactie op de Polisstelling: “De Randstad zelf zal niet verlegd worden, maar de kans bestaat dat het economisch zwaartepunt van Nederland op termijn verschuift naar de hogere gronden. Het is denkbaar dat die ontwikkeling mede wordt gevoed door (de kans op) overstromingen. De vraag die ik mij wel eens heb gesteld, is: Hoe zouden we nu reageren op een watersnoodramp, zoals die van 1953? Zouden we weer al het land opnieuw inpolderen en de kans op overstroming vele malen verkleinen? Of zouden we de slachtoffers elders huisvesten en het door de zee ingenomen land (gedeeltelijk) teruggeven? Wat zou het effect zijn geweest als we een halve eeuw geleden bovenstaande strategie hadden gevolgd? We zouden niet de Delta-werken hebben kunnen exporteren. Misschien was het waterbewustzijn in het hele land hoger geweest, omdat zich in het hele land slachtoffers zouden hebben gevestigd. Het landschap / de natuur van de Delta zouden waarschijnlijk een unieke waarde vertegenwoordigen. Hoe zou dat effect hebben gehad op al het beleid dat na 1953 is gemaakt? Andere accenten? Meer leven met water? En hadden we dat dan kunnen exporteren in plaats

Planologen Rap In de recente Lustrumpublicatie “Grenzeloze doorgezichten, over kijken en bekeken worden” is ook “De Planologen-Rap” gepubliceerd. Deze kritische en tegelijk vermakelijke blik op het leven van een planoloog door de ogen van gewone mensen bleek goed bij het thema “bekeken worden” te passen. Daarom is deze ook ingestuurd door mij. Waarbij was vermeld dat deze geschreven is door rapper Marijn Stevense ter gelegenheid van de presentatie van De Nieuwe Kaart van Nederland. De rap is uitgevoerd tijdens de presentatie in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht. De tekst is eerder gepubliceerd in het vierde nummer van de 8e jaargang van de Atlantis (juni 1997). Nu iedereen weet dat Marijn Stevense dit heeft geschreven kan ik weer aan het werk en …Klik klik gaat de schakel om … Martin Paasman

maart 2005 - Atlantis

11


NATTE VOETEN

Veenpark Krimpenerwaard Toekomstbeeld voor een veenweidegebied Afstudeerproject van Jeannette de Waard Dit project werd gedaan binnen het afstudeeratelier DeltaDesign 2003/2004. Belangrijke aspecten die binnen dit atelier aan bod komen zijn grote schaal, water (rivierdelta) en metropoolvorming.

De keuze van de locatie is begonnen met een interesse in de problematiek met veengronden. De keuze is op de Krimpenerwaard gevallen door de ligging, direct naast de verstedelijking van Rotterdam. Deze specifieke ligging zorgt ervoor dat problemen van veenweidegebieden hier extra sterk spelen. De Krimpenerwaard is een veenweidegebied dat cultuurhistorisch gezien hoog wordt gewaardeerd. De heersende opvatting is dan ook dat er niks aan mag veranderen. Het gebied heeft echter te maken met een aantal problemen, die stuk voor stuk dringend een oplossing nodig hebben. De problemen zijn deels specifiek voor de Krimpenerwaard, maar deels spelen zij ook in meer gebieden in Nederland. Hierbij gaat het dan om de andere veenweidegebieden die ons land rijk is. De oplossing voor deze problemen zal hoe dan ook veranderingen teweeg brengen in het landschap. Een goede ontwikkelingsstrategie is dan ook gewenst. Het landschap van de Krimpenerwaard heeft een aantal specifieke kenmerken. Voorbeelden hiervan zijn de oude bebouwingslinten, de smalle kavels, de openheid en de lange lijnen. Veel van deze kenmerken zijn nog te danken aan de manier van ontginnen van het gebied aan het begin van de middeleeuwen. Dit gebeurde volgens de zogenaamde slagenmethode. Hierbij werd steeds vanaf een dijkje, te beginnen bij de rivierdijken, een strook land ontgonnen met een vaste dieptemaat. In dit geval was dat ongeveer 1200 meter. Hierdoor ontstond de kavelmaat van ongeveer 50 m breed en 1200 m lang. Zo is het kenmerkende slagenlandschap ontstaan met kilometers lange sloten of bebouwingslinten dwars op de kavelrichting. Als men met de richting van deze slagen meekijkt, is het zicht dan ook vaak kilometers ver. Dit geldt

12

Atlantis - maart 2005

Luchtfoto veenweidegebied.

niet als men zich in een bebouwingslint bevindt, want deze zijn vaak kronkelig, waardoor het zicht al gauw door de bebouwing wordt geblokkeerd. Kijkt men met de kavelrichting mee, dan wordt het zicht meestal na ongeveer 1 tot 2 kilometer onderbroken door het volgende bebouwingslint. Nog altijd worden de weides van het gebied vaak begraasd door koeien, paarden en schapen. Het gebied heeft te maken met een aantal problemen. Het meest urgente probleem is het watersysteem. De bodem van het gebied bestaat grotendeels uit veengrond. Daarom heeft het te maken met een neerwaartse spiraal van bemalen, bodeminklinking en verlaging van het grondwaterpeil. Andere problemen met het water zijn kwel, verzwakking van de rivierdijken, droogte in de zomer, wateroverlast in de winter en overbelasting van de rivieren waarop wordt geloosd. Deze dreiging is onacceptabel in een tijd van een stijgende zeespiegel en een toenemende piekafvoer van de rivieren. Indien men afdoende wil afrekenen met het waterprobleem, zullen een aantal drastische ingrepen moeten worden gedaan. Een


VEENPARK KRIMPENERWAARD

Stadsdruk op gebied.

Ongewenste stad in gebied.

ander probleem is de aftakeling van de veeteelt in het gebied. De veeteelt is een activiteit die in zeer hoge mate het gezicht van het gebied bepaald. Door diverse oorzaken, waaronder bodemgesteldheid en economie, is er voor deze sector weinig toekomst in het gebied. Nagegaan moet worden of er aan het gebied nieuwe functies toegekend kunnen worden om het gebied een sterkere economische positie te geven. Een volgend probleem vormt de druk op het gebied vanuit de omringende steden. Nieuwbouwwijken rukken op en de wens om in het platteland te wonen kan projectontwikkelaars er toe brengen het gebied vol te bouwen zonder de ruimtelijke kwaliteiten in ogenschouw te nemen. Volgens het beleid van de regering ligt de Krimpenerwaard in een zone die vernat moet worden; de zogenaamde ‘natte as’. Deze natte as loopt van Zeeland dwars door Nederland tot aan de Waddenzee. Het moet een doorgaande natte ecologische verbinding worden. Door nieuw waterbeheer, waaronder vernatting, wordt de dreiging van wateroverlast verminderd en ontstaat een nieuw, gevarieerd, waterrijk landschap. Nieuw landgebruik kan het gebied economisch sterker maken. Recreatie en lichte stedebouw bijvoorbeeld, aangepast aan het nieuwe landschap, geven de Krimpenerwaard een

Het Groene Hart.

sterke en unieke positie in de Deltametropool. De Krimpenerwaard is ook deel van het Groene Hart. Dit gegeven maakt het tot publiek domein van de Deltametropool. Belangrijke landschappelijke en ruimtelijke waarden moeten daarom in stand worden gehouden, versterkt of aangevuld. Uit het voorgaande kunnen een aantal randvoorwaarden worden opgesteld. Belangrijk voor de ‘natte as’ en essentieel voor het stoppen van de bodemdaling, is dat het gebied in zijn geheel wordt vernat. In ieder geval moet er een doorgaande natte verbinding komen, die aansluit op de natte gebieden ten noorden en zuiden van de Krimpenerwaard. Voor de recreatie is het belangrijk om zowel de toegang tot het gebied als de toegankelijkheid in het gebied zelf te verbeteren. Deze en verdere ingrepen moeten worden gedaan met aandacht voor en gebruik van cultuurhistorisch waardevolle punten, lijnen en vlakken. Bodem De bodem van de Krimpenerwaard bestaat hoofdzakelijk uit veen. Veen heeft een aantal specifieke eigenschappen. Veengrond bestaat uit plantenresten. De grond blijft oxideren, wanneer er lucht bij komt. Door dit verder verteren van de plantenresten klinkt de bodem in, net zolang tot het niveau van het maaiveld gelijk is aan het grondwaterpeil en er dus geen lucht meer bij de plantenresten kan. Wanneer dit eenmaal het geval is kan er weer veenvorming plaatsvinden en blijft het maaiveldniveau stabiel. Bij verhoging van het waterpeil kan het maaiveld zelfs aangroeien. De Krimpenerwaard heeft te maken met een licht verloop van het landschap. In het zuidoosten is het diepste punt -1.0 m NAP, in het noordwesten is het diepste punt -2.0 m NAP. Verder zijn er in het

De natte as.

maart 2005 - Atlantis

13


NATTE VOETEN

landschap slechts kleine hoogteverschillen aanwezig die met het oog niet waarneembaar zijn. Deze zijn ontstaan door verschillende bodemsoorten in de diepere grondlagen. Deze verschillen zijn onder andere ontstaan door overstromingen en het verdwijnen van veenriviertjes uit vroegere tijden. Waterproblematiek Het eerste wat moet worden gedaan om de problemen met de waterbeheersing te verhelpen, is het stoppen van de bodemdaling. Wanneer dit proces een halt toe wordt geroepen, zal de afvoer op de rivieren en het drukverschil op de dijken niet meer toenemen. Om de bodemdaling te stoppen, is het zaak om het grondwaterpeil op zoveel mogelijk plekken gelijk te krijgen met het maaiveld. Zoals eerder uitgelegd zal de oxidatie van het veen niet meer mogelijk zijn en zo de daling van de bodem stoppen. Het opzetten van het grondwaterpeil kan per afvoeringseenheid gebeuren. Het waterpeil kan door middel van de aanwezige sluizen, gemalen en pompen geregeld worden. Er zal echter nog steeds een verschil blijven bestaan in aan en afvoer van water door de seizoenen heen. Dit wordt veroorzaakt door het overschot aan regenwater in de winter en het tekort hieraan in de zomer. Het probleem van hoge afvoeren op de rivieren in de winter en verdroging (dus daling) van de bodem in de zomer blijft bestaan. Om dit probleem op te lossen zullen er reservoirs moeten komen die dit verschil op kunnen vangen. Het overtollige regenwater kan in de winter in deze reservoirs worden opgespaard. In de zomer, wanneer de bodem dreigt te verdrogen, kan het opgespaarde water er weer voor zorgen dat het water op peil blijft. Het systeem van boezems kan het water van en naar de reservoirs brengen. In het gebied zijn zoals gezegd nog wel enige hoogteverschillen aanwezig, ook nog in de afzonderlijke

Waterpeil huidige situatie.

Waterpeil nieuwe situatie.

14

Atlantis - maart 2005

Rivieren schema.

afwateringseenheden. Dit verschil bedraagt ongeveer 30 tot 40 centimeter in een afwateringseenheid. Wanneer voor een afwateringseenheid een bepaalde waterstand wordt gekozen, zal deze dus niet overal gelijk kunnen zijn aan het maaiveldniveau. Soms zal het water boven het maaiveld zijn en soms onder het maaiveld. Dit verschil zal gevolgen hebben voor het landschap en de vegetatie. Zoals eerder vertelt, zal veengrond die onder water staat, kunnen aangroeien en veengrond wat boven water ligt, inzakken. Dit proces zal over +/- 150 jaar een soort omkeer-effect kunnen geven aan het landschap van de Krimpenerwaard. Wat eerst weide was zal veenmoeras zijn geworden en veenmoeras zal weide zijn geworden. Dit is een proces wat eeuwig door kan blijven gaan, maar wat ook gestuurd kan worden doormiddel van de waterbeheersing.

Het toekomstbeeld wat wordt bereikt met de voorstellen en randvoorwaarden is geen masterplan wat als eindbeeld kan worden beschouwd. Het is een indicatie van wat er mogelijk is met de aanpassingen en veranderingen die noodzakelijk en onvermijdelijk worden geacht voor de Krimpenerwaard. Gezien het tijdsbestek en de aard van het landschap is het ook onmogelijk om een vastomlijnd plan te maken voor het gebied. Het gebied zal te maken krijgen met zowel processen van de samenleving en de economie als van de natuur. Dit zijn allemaal processen die op een zodanig lange termijn moeilijk te voorspellen zijn. Wel is al te zeggen dat het landschap in ieder geval niet hetzelfde zal blijven. Omdat het een veengebied is, zal de bodem in beweging blijven. Omdat er geen vastomlijnd plan kan worden gemaakt voor zo’n verre toekomst, is het wel van belang om richtlijnen op te stellen. Deze richtlijnen kunnen dan sturend werken voor de noodzakelijke ontwikkeling van het gebied. Een aantal eisen gelden voor het hele gebied en zijn essentieel voor het veilig stellen van de waterhuishouding. Zo moet er een oppervlak komen voor berging van water en moet het grondwaterpeil hoger, liefst op maaiveld komen. Verder moet het netwerk van wegen en paden worden verfijnd om een betere leefbaarheid, beleving en recreatie mogelijk


VEENPARK KRIMPENERWAARD

Doorsnede.

te maken. Voor uitbreiding van de bebouwing zijn een aantal specifieke gebieden aangewezen. Deze gebieden mogen met maximaal 10 % van het totale oppervlak worden bebouwd. Dit mag in de vorm van dorpen, wijken, clusters, linten of losse bebouwing. Een centraal gelegen gebied van de Krimpenerwaard, waarvoor extra hoge waarderingen zijn, wordt vrijgelaten van nieuwe bebouwing die buiten de bestaande configuraties valt. Binnen de bestaande linten en dorpen mogen slechts kleine aanpassingen en aanvullingen worden gedaan. Buiten deze twee gebieden mag er op de landschappelijke lijnen nog gebouwd worden. Dit alles moet gebeuren met in acht name van de te handhaven vrije zichtlijnen. Een drietal punten dient gemarkeerd te worden met een hoog gebouw, of (civiel technisch) kunstwerk. De Krimpenerwaard is niet het enige gebied wat met de genoemde problemen kampt. Het merendeel van de problemen valt terug te voeren op de eigenschappen en het gebruik van de bodem. In een kaart is een beeld geschetst van Nederland over ongeveer 100 jaar, waarbij niet alleen de Krimpenerwaard maar alle gebieden met dezelfde ondergrond en gebruik om zijn gevormd tot veenparken. Al deze gebieden hebben een veenondergrond welke hoofdzakelijk gebruikt wordt (of werd) voor de veeteelt. Zij hebben dus vergelijkbare problemen en daarom komen zij in aanmerking voor eenzelfde aanpak als de Krimpenerwaard. In het westen van Nederland (de Deltametropool) ligt zowel het zwaartepunt van de verstedelijking als van de veenparken. Er ontstaat een evenwichtige balans tussen de stedelijke gebieden en het parksysteem. •

Links: behandeling van de rand van het totaal. Rechts: het recreatie aanbod.

Boven: harde eisen van het plan. Onder: het totale plan.

maart 2005 - Atlantis

15


NATTE VOETEN

De stad door de lens verslag van een fotoworkshop Vivian Hofstede

Een mooie foto is een subjectief begrip. Ieder persoon heeft een andere en eigen interpretatie bij een foto. Toch zijn er basisbegrippen waar een ‘goede’ foto aan moet voldoen. Fotograferen met een digitale camera is heel anders dan met een ‘oud’ analoog toestel. Het lijkt ook makkelijker, je kunt immers honderden beelden maken en thuis achter je computer de juiste foto selecteren. Toch is de sfeer of het juiste plaatje er net niet bij. Met een aantal tips van Hans Schouten (fotograaf op bouwkunde) en Bastiaan Kwast ging de workshop van start en hebben 10 studenten een fotoreeks gemaakt over “Delft door de lens”.

Een stad als een geheel op de foto zetten is vrijwel onmogelijk, omdat het simpelweg te groot is, maar ook te veel omvattend! De stad is opgebouwd uit een aantal bouwstenen, die de sfeer van de stad bepalen. Het is juist de kunst om een beeld van de stad te geven door middel van een eigen visie op de stad. De praktijkworkshop startte met een beklimming van de toren van de Nieuwe Kerk in Delft. Hier werd ook gelijk duidelijk dat iedereen een andere manier van kijken naar de stad heeft. Vanaf dit hoogste punt van de stad is geprobeerd Delft weer te geven. Het sloten- en grachtenpatroon, de trein, de bruggen en de omringende skylines van Rotterdam en Den Haag, de daken en de Markt waren bij iedereen terug te vinden op de foto. Geen van de foto’s waren echter gelijk, door de verschillende manieren en visies van de fotografen. Eenmaal weer op de grond zochten de studenten een locatie in Delft op en fotografeerden deze op hun eigen manier. Een tip eerder die middag meegegeven was om eerst op je locatie rustig rond te kijken. Door een goede waarneming van de gebouwen, het straatbeeld, de mensen en verschillende details kun je een verhaal (een script) maken voor de fotoreportage. Pas dan krijg je de sfeer en de essentiële zaken op de foto. De meeste digitale camera’s werken met een groothoeklens. Ook in de ‘stadsfotografie’ wordt dit veel gebruikt, omdat er dan veel op een foto kan. Het inzoomen of het gebruiken van andere lenzen kan een verschillend beeld geven. En maakt de foto vaak ‘plat’, de diepte in de foto is dan minder waarneembaar doordat de foto de objecten naar voren trekt. De straat lijkt dan wel breder. Het is maar net waar je de essentie op legt en wat je doel van de foto is! Tijdens het fotograferen is het spel met lijnen belangrijk. Of ze zijn recht, of ze zijn echt schuin. Bijvoorbeeld bij hoge flats of kerktorens kan de hoogte verstrekt worden door de weglopende lijnen. Iets ertussen in doet gelijk vragen oprijzen. Hetzelfde geldt voor de horizon. De meeste ‘mooie’

De Markt vanaf de toren van de Nieuwe Kerk in Delft.

16

Atlantis - maart 2005


DE STAD DOOR DE LENS

Oude Stadswallen

Laan van Overvest

Doelenplein

De Markt

De bezochte locaties in (de binnenstad van) Delft.

foto’s zijn met de horizon niet midden op de foto, maar erboven of eronder.

zon in fotografeert en belangrijke details verloren gaan door het vele licht.

De sfeer van de foto wordt ook vaak bepaald door het licht. Gelukkig was het op de dag van de workshop prachtig vrieskou weer met als gevolg, een heldere lucht. Toch tijdens bewolkte dagen kunnen foto’s ook mooi worden, door net even op het juiste moment te wachten. Je kunt ook door twee identieke foto’s te maken met verschillende belichting en focus (voor of achtergrond) en deze dan door middel van photoshop monteren een ‘nieuwe’ heldere foto maken. Deze techniek kun je ook gebruiken wanneer je tegen de

Veel mogelijkheden en technieken zitten er op bijna alle digitale camera’s. De gebruikshandleiding doorlezen om al deze technieken te kennen is dan ook geen overbodige kennis. Het kan goed van pas komen bij het maken van ‘mooie’ foto’s. De in eerste instantie ‘lelijke’ foto’s kunnen soms erg waardevol zijn. Het ordenen van je digitale foto’s thuis is dan ook belangrijk, alleen....gooi niet alles weg! •

maart 2005 - Atlantis

17


NATTE VOETEN

Nederlanders zullen zich altijd verdedigen tegen het water

Vertrekken uit de delta is genetische manipulatie Interview met Klaas de Boer, directeur Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam Door Fenna ter Haar

- AMSTERDAM – Een lagune met nieuwe waddeneilanden zal na 2050 langs de Nederlandse kust verschijnen. In deze verdedigingslinie tegen het water is ruimte voor Schiphol. Amsterdam zal zich na het vertrek van Schiphol, en dus dankzij het water, uitbreiden rond de huidige locatie van de luchtvaarthaven. Deze toekomst van Amsterdam voorspelt Klaas de Boer, directeur van de dienst Ruimtelijke Ordening. De mogelijke wateroverlast in het westen leidt volgens hem nooit tot het verlaten van Amsterdam. Nederlanders blijven zich verdedigen tegen het water is zijn heilige overtuiging: „We kunnen niet anders, we moeten wel. Ons verdedigen tegen het water zit in onze genen, diep in ons DNA. Het water zijn gang laten gaan in het westen? Nee, dat gaat nooit op. Onze geschiedenis is verbonden met de strijd tegen het water. Wanneer we zouden vertrekken naar hogere gronden betekent dat een enorme vernietiging van kennis en kapitaal. De opgebouwde civieltechnische expertise wordt dan niet meer onderhouden en gaat verloren”. Hij is er zeker van dat onze genen en onze cultuur bepalend zijn voor de toekomstige ruimtelijke ordening. De Boer: „Dat zie je al aan de kinderen op het strand. Duitse kinderen graven een kuil. Onze kinderen maken dijkjes en dammen het water in.” Wanneer Schiphol inderdaad verplaatst zou worden, bijvoorbeeld naar de kust, ontstaan er ruime uitbreidingsmogelijkheden voor Amsterdam. Niet alleen komt de ruimte vrij die nu door Schiphol wordt ingevuld, maar er ontstaat ook ruimte doordat allerlei eisen vervallen. Denk bijvoorbeeld aan de belemmeringen die de geluidhinder nu meebrengt. „De hindercontouren van Schiphol en andere bedrijven

18

Atlantis - maart 2005

zijn heel bepalend voor Amsterdam. In dit geval spelen ook hoogtebelemmeringen een rol. Vanwege het vliegverkeer kunnen we op de Zuid-as niet hoger dan 100 meter bouwen. Als die eis vervalt kan je pas écht over hoogbouw gaan nadenken”, vindt De Boer. De directeur ruimtelijke ordening ziet ook kansen in het versterken van de relatie van de stad met het water: „Het ruimte maken voor water zie ik niet als een probleem, maar als een zoektocht naar inventieve oplossingen. Zo kun je op de Zuid-as op gebouwniveau de daken gebruiken voor wateropvang. Het water moet langer worden vastgehouden. Maar je kunt meer met water doen. Singels in de directe woonomgeving. Kleinschalige maatregelen. Meer open water. Als Schiphol is verplaatst in de tweede helft van deze eeuw dan ontstaan er ook meer mogelijkheden voor water. Nu kunnen we niet meer dan 1 hectare water in de omgeving maken omdat er anders te veel vogels komen, en dat is problematisch voor de vliegtuigen. Zo hangt alles met elkaar samen.” kleurige toekomst De visie op de toekomst van Amsterdam is weergegeven op een opvallende plankaart met fluorkleuren. In felrood en knalpaars spatten de vernieuwingen van de zwarte maquette en de bijbehorende kaart af. De Boer wijst de gekleurde delen aan: „Slim omgaan met de ruimte is belangrijk. Bijvoorbeeld overbouwen van de A10 west. En transformatie van gebieden zoals Buitenveldert, Overamstel en natuurlijk de Zuid-as. De hindercontouren in de stad moeten we terugdringen. Om goed te kunnen verdichten is daardoor ook rijksgeld nodig.” Voor de komende tien jaar gaat het structuurplan van Amsterdam (zie kader) uit van verdichten


INTERVIEW KLAAS DE BOER

van de stad. Amsterdam zet in op de kwaliteit van stedelijke milieus, waar het sterk in is. Stedelijke milieus met veel menging, én wonen én voorzieningen én kantoren. Hoge dichtheden en veel ontmoetingsplekken. Suburbane woongebieden en extensieve bedrijventerreinen kunnen een plek vinden elders in de regio. Het structuurplan maakt de voortgang mogelijk van lopende projecten zoals IJburg en de Zuidas, maar biedt ook ruimte aan nieuwe ontwikkelingen tot 2010, zoals de transformatie van de Overamstelzone en de Noordelijke IJoever, tussen het voormalig Shellterrein en de NDSM-werf. Langs het IJ krijgen in onbruik geraakte haven- en industrieterreinen weer nieuwe bestemmingen. Doordat een groter accent op menging van wonen en werken komt te liggen, moeten oplossingen worden gezocht voor grote milieuhinderlijke bedrijven in de stad, die menging met wonen nu onmogelijk maken. In 2010 moet het aantal woningen met 35.000 zijn vergroot. Hiervan zullen er 20.000 woningen in het verlengde van het Oostelijk Havengebied worden gebouwd, op het Zeeburgereiland en op IJburg. Samen met het herontwikkelen van de Noordelijke IJoever zijn er weer veel nieuwe ontwikkelingen langs het IJ. „Vervoer over water moet veel beter. In de toekomst moeten we zoiets krijgen als in Göteborg. Daar werkt het fantastisch. De huidige ponten varen in Amsterdam heen en weer tussen enkele punten, centraal station en noord. Dit moet een hele reeks plekken worden. Van het Hembrugterrein in Zaanstad tot IJburg en Almere. En dan met snelle, kleine ponten, voor 20 personen, die maar even aanleggen en weer doorvaren”, vertelt de Boer. „En dan wel goed regelen natuurlijk, niet zoals toen met die proef tussen Amsterdam en Almere”, gaat hij verder: „Die begon in de winter en de veerverbinding kon niet verder dan de Oranjesluis. Je moet in het voorjaar beginnen en tot aan het centraal station varen. Een snelle sluis in de Nieuwe Meer kan dit oplossen”. Hij vindt zorgvuldig omgaan

vens en het Oostelijk Havengebied. Er groeit zo een nieuwe stadslob met aan weerszijden water. Wanneer deze doorgaat tot aan Almere is het echt een volledige stadslob. Tussen IJburg en de stad ligt een groen-blauwe scheg, langs de Muidense kust en het kanaal.” Voor de periode na 2010 moeten nog keuzes worden gemaakt. „Je kunt niet blijven verdichten. Maar ook zonder de verplaatsing van Schiphol zie ik nog wel ruimte voor 50.000 extra woningen. Er is daarnaast een maatschappelijke discussie mogelijk rond het idee om de grote volkstuincomplexen te verplaatsen. En de principiële discussie over de stadsvorm zal verder gaan; hoe om te gaan met de scheggen. Wat hem betreft geen central park!” Behouden van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten is randvoorwaarde bij het intensiveren. Dat betekent dat de karakteristieke, waardevolle landschappen in de regio behouden blijven. Of in de woorden van de directeur dRO: „In Waterland krijg je geen spade de grond in.” Op de lange termijn ontstaan volgens hem aan beide zijden van Amsterdam verschillende uitbreidingsmogelijkheden. Na 2050 dus aan de zuidwestzijde, ter hoogte van Schiphol, waarbij de Noord-Zuidlijn kan worden verlengd. Aan de oostkant van de stad kan na voltooiing van de tweede fase van IJburg, die ondanks de tegenvaller in de bestemmingsplanprocedure volgens De Boer zeker wordt aangelegd, een verbinding met Almere ontstaan. Al decennia lang wordt nagedacht over de relatie tussen Amsterdam en Almere. Er is geen zichzelf respecterend adviesbureau in Nederland dat niet op de een of andere manier ooit een visie heeft gemaakt op dit gebied. Verschillende partijen zoals de gemeenten, ANWB en natuurorganisaties werken momenteel samen. Volgens de directeur van de gemeentelijke dienst ontwikkelt Almere sterke plannen en is geld van het rijk nodig. Met name vanwege het belang van een goede verbinding: „Er is nu een bijzonder samenwerkingsverband tussen

IJburg, eerste fase

met water belangrijk, en noemt als voorbeeld het stand-still principe dat voor IJburg geldt. Dit houdt in dat het water op en rond de nieuwe eilanden minimaal dezelfde kwaliteit moet hebben als het water in het IJmeer. stadslob in het water De Boer vertelt dat IJburg op een natuurlijke manier wordt gemaakt: „Ik vind dat nog steeds heel goed, ophoging in plaats van polders. Op IJburg hebben de waterkerende constructies trouwens een overhoogte om wateroverlast te voorkomen. Daar is wellicht 200 jaar geen probleem. Het is een eilandenreeks die vanuit de stad groeit, als vervolg van de Houtha-

maart 2005 - Atlantis

19


NATTE VOETEN

partijen. Per aspect worden mogelijkheden in beeld gebracht, waterhuishouding, infrastructuur, recreatie en natuur. Maar het meest bepalend is of er een brug wordt gemaakt, anders houdt het gewoon op. Een hoge brug en een openbaar vervoer verbinding IJburg-Almere-Lelystad zou goed zijn. En misschien tot aan Groningen.”

Een keer een gat in de duinen. Of dat het water bij Petten tot aan de laatste dijk staat, de dromer heet die volgens mij. Ja, je hebt de waker, de slaper en de dromer. Dan wordt Schiphol verplaatsen mogelijk.” • Klaas de Boer bekleedde binnen het concern Amsterdam verschillende functie op het gebied van ontwerp en

veiligheid Maar voorlopig gaat Amsterdam verder transformeren en intensiveren. De Boer verwacht dat in de eerste helft van deze eeuw wordt gekozen voor het verder ophogen van dijken en duinen, en misschien het realiseren van de deltawerken fase 3 en 4. Hij vervolgt: „De waterschappen zijn op provinciaal niveau bezig met het zoeken naar locaties voor piekbergingen en het combineren van functies. Ik zie daar nog geen resultaten van, terwijl er wel kansen liggen. Dat debat moet echt eens worden opgepakt. Momenteel wordt geloof ik uitgegaan van een waterstijging van een halve meter per 30 jaar. Een gevaarlijke situatie ontstaat pas wanneer je daarbij een ‘golfaanval’ krijgt door een stevige noord- en zuidwesterstorm. Eilanden, een lagune voor de kust, zou een goede verdediging zijn tegen dit soort omstandigheden. Maar voordat zo’n beslissing wordt genomen, moet eerst de nationale veiligheid echt in het gedrang zijn.

Het Structuurplan Amsterdam

20

Atlantis - maart 2005

projectleiding. Thans is hij directeur van de dienst Ruimtelijke Ordening en tevens ambtelijke opdrachtgever voor het project IJburg.


INTERVIEW KLAAS DE BOER

Structuurplan Amsterdam De dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam heeft in het structuurplan ‘Kiezen voor stedelijkheid’ (2003) het ruimtelijk beleid vastgelegd voor de komende 10 jaar. Het plan zet in op verdichting van de bestaande stad, vandaar de term ‘kiezen voor stedelijkheid’. Bestaande gebieden worden getransformeerd, en intensief bebouwd. Over het algemeen gaat het om gemengde stedelijke milieus die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer. Het verbeteren van de bereikbaarheid, zowel qua railverbindingen als over de weg en het water is uitgangspunt. Ook wordt de kwaliteit van groen, water en openbare ruimte vergroot, onder andere door het fors uitbreiden van de hoofdgroenstructuur. In het plan vormt de netwerkstad de basis voor beslissingen. Naast de veranderingen in Amsterdam zelf worden verandering ook in de ontwikkelingen rondom de stad gezocht. De oplossing voor veel ruimtelijke vraagstukken ligt namelijk buiten de gemeentegrens. De netwerkstad is de regio waar wonen, werken, vrijetijdsbesteding, verplaatsingen, zakelijke en privé-contacten zich afspelen. Deze regio omvat de Noordvleugel van de Randstad. Schiphol, Purmerend en Almere maken deel uit van die netwerkstad, net als de Amsterdamse binnenstad of de Westelijke Tuinsteden. De ontwikkeling van de netwerkstad betekent dat er niet langer één regionaal centrum is, maar dat er differentiatie en specialisatie ontstaan: gemeenten moeten profiteren van hun specifieke sterke eigenschappen. Zo vervullen op Noordvleugelniveau de Amsterdamse binnenstad, de Zuidas en Schiphol een internationale rol. Almere wordt een belangrijk nieuw centrum op nationaal niveau. De meeste verdichting vindt plaats rondom NSstations en stations langs de metrolijn. Het openbaar vervoer van en naar de regio moet op termijn worden verbeterd. Daarom worden reserveringen getroffen voor verlengingen van de Noord/Zuidlijn in de richting van Schiphol/Hoofddorp en Zaanstad en voor het aanleggen van de IJmeerlijn naar Almere, straks de vijfde stad van Nederland. En het sluiten van de kleine metroring tussen Isolatorweg en CS, de metroverbinding Diemertak naar IJburg, en een nieuw NS-station in de Watergraafsmeer. Amsterdam wil de bereikbaarheid verbeteren, zowel over de rail, de weg als over water. De bereikbaarheid over de weg wordt verbeterd met de aanleg van de Westrandweg. De verbinding A6-A9 wordt verbeterd

en de ringweg A10 krijgt een meer lokaal ontsluitende functie. De drukke uitvalswegen van de stad (Gooiseweg, Corn. Lelylaan, Leeuwarderweg) zullen beter worden ingepast in de stad, maar behouden hun capaciteit. De vernieuwing van de naoorlogse wijken wordt voortgezet, IJburg wordt afgebouwd, de Zuidas verder ontwikkeld. Het Shellterrein en de centrale zone in Amsterdam-Noord worden ontwikkeld. Deze zullen net als het Zeeburgereiland, Overamstel en de gebieden langs de A10-West de komende jaren van aanzien veranderen. Voor de Amsterdamse Westrand is een structuurplanuitwerking in de maak, terwijl voor het gebied tussen Amstel en AMC een ontwikkelingsstrategie wordt opgesteld. Amsterdam wil ruimte bieden voor de groei van het werken. De ruimte voor nieuwe kantoren wordt vooral gevonden in zones en knooppunten van openbaar vervoer (zoals Zuidas, Corn. Lelylaan, Sloterdijk en ArenA). Hier zullen kantoren worden gemengd met voorzieningen en woningen in zeer hoge dichtheden. Ook binnen de minder dichte woongebieden in de stad komt er meer ruimte voor werken (onderbouw van woonblokken zoals op het KNSM-eiland en Java-eiland). Het structuurplan zelf is niet bindend voor de burger, dat is alleen een bestemmingsplan. Het plan krijgt echter de status van streekplan omdat het is vastgesteld als uitwerking van het nieuwe streekplan Noord-Holland Zuid voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam. Dat betekent dat bestemmingsplannen, in de meeste gevallen opgesteld door stadsdelen, door de centrale stad aan het structuurplan worden getoetst. Bovendien dient het om de plannen van stadsdelen voor nieuwbouwprojecten te toetsen aan het vastgestelde beleid. Plannenmakers gebruiken het structuurplan om plannen te ontwikkelen binnen de vastgestelde kaders.

maart 2005 - Atlantis

21


NATTE VOETEN

De ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’, een groot landschapsarchitectonisch project Inge Bobbink De ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’ is een indrukwekkende 85 km lange verdedigingslinie van IJsselmeer tot Biesbosch, samengesteld uit vestingwerken, waterwerken, aardewerken en inundatievelden. De linie begrenst vandaag de dag de oostflank van de Deltametropool. Het werk werd gebouwd tussen 1815 en 1940 en was wegens haar militaire functie in deze tijd een belangrijk nationaal project. Door een ingenieus watersysteem konden grote gebieden onder water gezet worden, waardoor de vijand het rijke Holland niet kon bereiken. Accessen, toegangen op hoger gelegen terrein, wegen, dijken, spoor- en waterwegen werden met nieuwe forten of bestaande middeleeuwse vestingwerken verdedigd. In de loop van de jaren 50 van de 20e eeuw verloor de linie zijn functie en begon de afbrokkeling, het werk werd langzaam door verstedelijking en beplanting overwoekerd. In 2002 werd de Hollandse Waterlinie in de Architectuurnota weer aangewezen tot een van de tien nationale projecten en staat zij nu genomineerd om op de lijst werelderfgoed van de UNESCO opgenomen te worden. Verder is in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening onder de naam Belvedère een grote rol voor cultuurhistorie, voor archeologische, stedebouwkundige en geografische waarden weggelegd met als motto “behoud door vernieuwing”. Nationaal project

22

Atlantis - maart 2005

Er zijn drie beweegredenen aan te geven waarom dit werk, - dat overigens zijn functie nooit vervuld heeft (immers, toen alles gereed was kwam de vijand uit de lucht) - opnieuw de nationale interesse wekt. De eerste reden is dat in de linie 125 jaar Nederlandse geschiedenis opgeslagen ligt, een stuk cultureel erfgoed. Vele bouwwerken; vestingsteden (middeleeuws), forten, batterijen, groepsschuilplaatsen en waterwerken; inundatievelden, inlaatputten, sluizen, gemalen en dammen zijn nog grotendeels door hun robuuste uitvoering bewaard gebleven en vragen om uitleg. Zij zijn als fragmenten in het (stads)landschap waar te nemen, wel ontbreekt hun ruimtelijke samenhang.


DE ‘NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE’

Juist die ruimtelijke samenhang maakt de linie uniek en verteld iets van de immense inspanning en de noodzaak van samenwerking, typerend voor de Nederlander. Een tweede reden op deze vraag zou kunnen zijn, dat het poldersysteem de basis voor het systeem van de linie vormde. Het landschap met zijn reliëf, zijn waterhuishouding en zijn strategische ligging als uitgangspunt voor de aanleg heeft een buitengewoon interessant landschapsarchitectonisch ‘bouwwerk’ tot stand gebracht. De linie ligt in drie verschillende landschappen: in de Vechtstreek, het landschap rond Utrecht en het rivierengebied van Lek en Waal. Deze landschappen zijn heel verschillend van aard en hebben daarom ook locatiespecifieke oplossingen voort gebracht. Een derde reden ligt mogelijkerwijze in het vinden van ruimte voor water in het liniegebied om zo een bijdrage te kunnen leveren aan de huidige waterproblematiek. Door zeespiegelstijging, bodemdaling, overstromende rivieren en toename van neerslag krijgt Nederland in de komende jaren een enorme waterhoeveelheid te verwerken. Het snelle stijgen van bijvoorbeeld het water in de rivier is niet meer alleen met dijkverhogingen op te lossen. Er zal meer ruimte voor (tijdelijke) waterberging nodig zijn. De reservering van ruimte voor water in het liniegebied zou het mogelijk maken om landschappelijk interessante gebieden open te houden en daarmee bijvoorbeeld iets van de plek van de inundatievlaktes en de daarmee samenhangende watertechniek van de linie te laten zien. Onderzoeksbijdrage In samenwerking met het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag is door de leerstoel Landschapsarchitectuur van de TU Delft verkennend onderzoek verricht ten behoeve van het Nationaal Project ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’. De planologische studie van de Linie is afgerond met het Linieperspectief en er ontstond behoefte aan een verbeelding van mogelijke ontwikkelingen door middel van referentiebeelden, voorbeeldprojecten en proefontwerpen. Een van de mogelijkheden om hieraan te werken is het opzetten van ontwerpateliers. Hiervoor werd de landschapsarchitectonische ontwerpopgave van het Masters-ontwerpvak (Villa Urbana) aan het linieproject gekoppeld. De ontwerpopgave van het atelier Villa Urbana bestond uit het ontwerpen van een Villa in het linielandschap, met het accent op

Vesting Naarden.

Fort Everdingen infanteriestelling.

Foto 1915, lunet op torenfort.

Luchtfoto Fort Everdingen.

Slot Loevestein bij hoogwater.

Fort Ruigenhoeksedijk in ondergelopen land.

maart 2005 - Atlantis

23


NATTE VOETEN

het ontwerpen van de onderlinge architectonische wisselwerking tussen beide. De Villa als programma en opgave wordt hier niet ingezet als te realiseren eindproduct maar als architectonisch instrument, als “provocatie” om het landschap uit te dagen en als middel om een “architectonisch debat” tussen de ontwerper en het landschap tot stand te brengen. Zowel stedebouw- als ook architectuurstudenten deden hier aan mee. Uitgangspunt voor het landschapsarchitectonische ontwerp is het lezen van de gelaagdheid van het landschap. Landschappen kunnen worden beschouwd als een stapeling van ontwerplagen die in de tijd over elkaar heen zijn komen te liggen; de onderliggende laag vormt hierin de fysieke context voor de laag die er overheen ligt. De natuurlijke laag is het resultaat van de inwerking van de levende op de niet-levende natuur, zoals de verschillende soorten beplanting op de zand- en kleigronden. En bestaat uit verschillende componenten: de geomofologische, het al dan niet aanwezige reliëf, water en begroeiing. De cultuurlaag is het resultaat van de inwerking van een cultuurtechnisch systeem van bijvoorbeeld waterbeheer en agrarisch gebruik op het onderliggende natuurlijke systeem. Vanaf de Middeleeuwen is men begonnen het Nederlandse laagland te ontginnen en in cultuur te brengen. Het grondwaterpeil werd verlaagd door water, met behulp van het graven van sloten, aan de bodem te onttrekken. Hierdoor daalde de bodem (inklinking) en moest er steeds opnieuw water worden onttrokken. Dit is een zich herhalend proces, gevoed door de stijging van de zeespiegel, waardoor aanpassingen en technische innovaties steeds noodzakelijk zijn. De stedelijke laag is het resultaat van de inwerking van een stedelijk civieltechnisch systeem van bijvoorbeeld riolering, verkeersorganisatie, parken, pleinen en bouwblokverkaveling op het onderliggende cultuur- of natuurlandschap. Nederzettingen kunnen ontstaan op plaatsen waar de voorwaarden voor het menselijk bestaan gunstig zijn: op hoge en droge plekken, aan land- of waterroutes, kruispunten van wegen en bij natuurlijke haven, of aanlegplaatsen. Deze nederzettingen behoren direct tot de cultuurlaag van het landschap. Door de ruimtelijke ordening, de ruimtelijke vertaling van een idee, een rationele aanpak, is er sprake van een stedelijk landschap. De opkomst van de planmatige uitleg - bedacht vanuit de perfecte vorm, het perfect functioneren als handelsstad, de perfecte verdedigingsstad of ter demonstratie van de macht - betekende het projecteren van stadsmodellen op de locatie, zonder

aanpassing. Pas later, vanaf de zestiende eeuw, bleken deze abstracte vormen uitermate flexibel te zijn en transformeerbaar naar specifieke situaties: een goed voorbeeld hiervan is de grachtengordel van Amsterdam. Door de schaalvergroting van de huidige occupatie - stadsuitbreidingen, infrastructuur, bedrijven en industrieterreinen - is het moeilijker geworden deze groei als transformatieproces van de onderliggende laag te bewerkstelligen. Vaak, vooral door bestuurlijke scheidingen; gemeentegrenzen, eigendomsverhoudingen en dergelijke, ontstaat een eigen dynamiek met eigen ruimtelijke patronen. De (landschaps)architectonische bewerkingen zijn in alle drie de lagen te vinden. Het is mogelijk dat het landschapsbeeld verschillende opeenvolgende transformaties heeft ondergaan. Daar waar het landschap architectonisch is bewerkt, kun je het als een architectonische compositie beschouwen en wordt de omgeving in landschapsarchitectonisch opzicht interessant. In het ontwerp van Harmen Knoop wordt het inundatievlak getransformeerd in een watermachine die tal van nieuwe watergebonden woonvormen (villa’s) genereert. De onder water gezette Bethunenpolder gaat daarbij onderdeel uit maken van het natte veengebied ten noorden van Utrecht en maakt het mogelijk om vaarroutes en ecologische structuren op grote schaal met elkaar te verbinden. De twee forten krijgen zo een vrij zicht over het waterlandschap en worden voor de omgeving in beeld gebracht. Het plan van Lenneke van Kan speelt ook met het inunderen, maar geeft deze een nieuwe architectonische vorm.

Boven: inpressies.

Plan Harmen Knoop

24

Atlantis - maart 2005

Onder: Plan.


DE ‘NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE’

Het bassin kan voor recreatieve doeleinden en het opvangen en zichtbaar maken van waterpieken in de rivier gebruikt worden. Ook de aanwezigheid van de inundatiesluis krijgt zo weer een functie en wordt door bebouwing versterkt. Het plan gemaakt door een groep studenten; Thomas v/d Meer, Marlies Mulder en Mark Knegt laat een gehele nieuwe wijk zien, wel met een bijzondere architectuur, die alleen via boot per water te bereiken is. De vestingstad Woudrichem en het slot Loevestein worden door het water van de rivier omsloten en daardoor geaccentueerd. De woningen worden in de heuvels op de eilanden gecamoufleerd of zijn op palen gebouwd om de verschillende waterstanden te trotseren. Daarbij wordt rekening gehouden met de historisch waardevolle zichten naar slot Loevenstein en Woudrichem. Deze ontwerpen zijn illustratief voor velen. De ontwerpen bewerken of een natuurlandschap in het gebied van de linie, bijvoorbeeld een rivier als de Lek, de Waal, de Kromme Rijn, de Afgedamde Maas, de Vecht en of een veenlandschap, een moeras, kommen en oeverwallen enz., of een cultuurlandschap; zoals een veenpolder, een veenkavel, een droogmakerij, een rivierwaard, een dijk, of een stedelijk landschap; bijvoorbeeld een stadsrand, een snelweg, een spoorlijn, een waterzuivering en altijd het militaire landschap; bijvoorbeeld een inundatievlak, een fort of kazemat, een inundatiesluis. Essentieel voor het linielandschap is dat de vorm en structuur van de militaire laag een eigen stempel drukken op het grondplan, de ruimtevorm, de beeldvorm en de

Boven: bestaande situatie. Onder: ingreep met waterbekken.

Plan Thomas v/d Meer, Marlies Mulder & Mark Knegt

programmavorm. Voor de grondvorm betekent dit een bepaalde bewerking en integratie van de militaire geometrie. Voor de ruimtevorm een bepaalde bewerking en integratie van reikwijdtes, zichtlijnen en camouflagevormen. Voor de beeldvorm een bepaalde bewerking en integratie van militaire beeldtypen als forten, kazematten, inundatiewerken enz. Tenslotte betekent dit voor de programmavorm een bepaalde bewerking en integratie van militaire programma’s als verkenning, oefening en verovering. In de proefontwerpen zijn de ontwerpers op zoek om met behulp van de Villa en het gegeven landschap een nuttig, degelijk en mooi ontwerp te maken. Dat is gelukt als de verschillende bewerkingen in het landschapsontwerp elkaar versterken tot een nieuwe, samenhangende enscenering, een leesbaar en begrijpelijk geheel, met andere woorden een landschapsarchitectonische compositie vormen. Het is goed om te merken dat opgaven steeds meer gedefinieerd worden vanuit de landschappelijke eenheid. Vooral in de studie, bij het academische ontwerpend onderzoek mogen gemeentegrenzen, eigendomsgrenzen en andere beperkingen in eerste instantie geen rol spelen. Het bestaan van de ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’ en het besef van zijn waarde biedt de kans om dit te bewerkstelligen. • Inge Bobbink studeerde architectuur in Duitsland, Engeland en Nederland en deed een post-doctorale opleiding aan het Berlage-instituut. Ze had meerdere jaren een eigen bureau, Bobbink & Monchen Architecten en is sinds 1996 universitair docent aan de TU Delft bij de leerstoel Landschapsarchitectuur. bronvermelding: C. Steenbergen, Landschapstheater, proefontwerpen Nieuwe Hollandse Waterlinie, Leerstoel Landschapsarchitectuur en atelier Rijksbouwmeester, 2003 I. Bobbink, Land Inzicht, een landschapsarchitectonische verkenning van de plek, SUN, 2004 C. Will, Sterk Water, de Hollandse Waterlinie, Matrijs, 2002 M. Veldman, Linie-uitsnede

Plan Lenneke van Kan

maart 2005 - Atlantis

25


NATTE VOETEN

Hoeveel kost Holland? Column T.M. de Jong

In zijn watercolleges voor het eerste semester stedebouw rekende Prof.dr.ir. C. van den Akker ons voor, dat als een flinke depressie vanaf Zwitserland de Rijn volgt, de aanzwellende muur van water bij Lobith niet meteen tussen Arnhem en Nijmegen door kan, maar 1 km2 overstromingsgebied per 5 minuten gaat vergen. Kun je nagaan wat er gebeurt als dat een week (10.000 minuten) aanhoudt. Als de Duitsers en Zwitsers niet ophouden hun drainage te verbeteren en het klimaat wordt met de opwarming alsmaar regenachtiger, dan gebeurt dat eens in de vijftig jaar. Als bovendien de zeespiegel gaat stijgen, kunnen we al dat water niet eens lozen voordat grote delen van Zuid-Holland zijn ondergelopen. Dijkverzwaring verplaatst zulke overstromingsgebieden alleen maar. Ik heb dat engiszins geamuseerd aangehoord, tot van den Akker zei: “Weten jullie een oplossing? Ik niet.” Het gaat dus echt gebeuren als we hier op Bouwkunde niets verzinnen. Volgens Utrechtse hydrologen binnen 50 jaar, volgens de Delftse binnen 100 jaar. De civielen zien er dus nog wel 50 jaar extra brood in, maar dat doen ze om de angst er in te houden. Alleen dan kun je geld vrij krijgen voor maatregelen waaraan nog niemand wil denken. Mijn verzekeringsman zegt ook: “Wij verkopen angst.” Toen Stadhouder Willem III de Amsterdamse kooplieden gezien de Roomse omsingeling voorstelde Engeland te veroveren, was het niet zozeer de vraag of dat wel kon, alswel hoeveel het ging kosten. “Vier keer de Armada” zei Willem en ze deden het (al zijn de Engelsen dat vergeten), want de ingestorte handel verloor meer en die schepen lagen dus toch stil. Hoeveel kost een pomp en een pijp met de capaciteit van een opgezwollen Rijn, en weegt dat op tegen wat Holland waard is? Een paar jaar geleden heb ik

26

Atlantis - maart 2005

uitgerekend hoeveel Holland waard is om die vraag te kunnen beantwoorden. Dat was nog in guldens. Ik gebruikte de laatste Nationale Rekeningen van het CBS per COROP-gebied die ik te pakken kon krijgen (1990) en stipte met Martin Paasman elk miljard op het bebouwde gebied van de topografische kaart (zie bijgaande figuur). Het bleek een miljard gulden per wijk en tot mijn verbazing viel de hele civiele infrastructuur in het buitengebied daarbij in het niet. Het draait dus echt om de bouwkunst en niet om civiele techniek. Holland is volgens die berekening 1000 miljard gulden waard en Amsterdam 150. Het lijkt me weinig, maar als je me niet gelooft doe je het maar een keer over, nu in Euro’s. Het zal mijn tijd toch wel duren. Kunnen we voor zo’n bedrag geen pomp maken? We vragen het Werktuigbouw. En, o ja, laten we de pijp niet vergeten. •

prof.dr.ir Taeke M. de Jong werd op 24 juli 1947 geboren te Utrecht. Hij volgde vanaf 1972 de studie tot stedebouwkundig ingenieur in Delft en studeerde in 1976 af op vier varianten voor Almere-Haven. Hij promoveerde vervolgens op ‘Fundamenteel onderzoek Milieudifferentiatie’. Hierna bekleedde hij verschillende functies als stedebouwkundig adviseur en ontwerper. Tot vandaag de dag is hij zelfstandig adviseur via de Stichting MESO (Milieu en Stedelijke Ontwikkeling) te Den Haag en Zoetermeer. De Jong voerde de hoofdredactie van het methodologisch handboek ‘Ways to Study and research urban, architectural and technical design’ met 50 auteurs (Jong, Voordt et al. 2002). Daarin verschenen tal van bijdragen waar binnen de faculteit Bouwkunde leemten vielen zoals filosofie, wiskunde en ontwerpend onderzoek. Sinds 1987 is hij deeltijdhoogleraar Technical ecology and methodology. Met Joost Schrijnen deelt hij sinds 2002 de leerstoel Metropolitan and regional design.


COLUMN

maart 2005 - Atlantis

27


NATTE VOETEN

Buenos Aires, de hoofdstad van Argentinië, wordt gekarakteriseerd door het “Spaanse” grid. De manzanas (bouwblokken) strekken zich uit vanaf de rivier Rio Plata tot ver in het binnenland. Het hele metropolitane gebied bestrijkt 8 km2 en heeft 12.6 miljoen inwoners. De stad is bij benadering 3 keer zo groot als de Randstad, maar heeft 2 keer zo veel inwoners. Het centrum van Buenos Aires heeft een hoge dichtheid, maar hoe verder van het centrum af, des te lager de dichtheid en des te slechter de sociale situatie. De stad Buenos Aires heeft een uitgesproken Europees karakter. Dit is het gevolg van de migratie van Europeanen naar het gebied. Het gros van de bevolking heeft Europees bloed. Niet alleen de bevolking, maar ook de stedenbouw is beïnvloed door Europa. De Hausmanniaanse ingrepen, of wel doorkruisingen in het grid, en de vaak Franse of Griekse architectuur verwijzen naar een rijk Europees georiënteerd verleden. Het is een stad van tegenstellingen. Het rijke verleden staat in schril contrast met de situatie na de economische crisis. Veel mensen zijn hun baan kwijt en gedwongen om op andere manieren geld bij elkaar te brengen. Zij het als taxi chauffeur, door karton te verzamelen en dat te verkopen voor het weinige wat het opbrengt, door het portier van een taxi open te houden en daar geld voor te vragen, etc. Het gevoel van vergane glorie is sterk aanwezig. Door deze situatie speelt het wijkgevoel een belangrijke rol in de stad. Het gevoel dat de bewoner bij de wijk hoort en zich daarmee identificeert. Zoals in veel Latijns Amerikaanse steden heb je ook in Buenos Aires sloppenwijken. Dit zijn de Villas. Vrijstaten waar je beter niet in terecht kan komen. Ze liggen vaak verborgen onder de grote infrastructurele lijnen. Te vinden midden in de stad en aan de rand, zijn zij een substantieel onderdeel van de stad. Het is de bedoeling dat deze fotoreportage een beeld schetst van de stad, haar karakter, opbouw, indruk die zij achterlaat en vooral het contrast tussen het heden en het verleden aan het licht brengt.

Fotoreportage

BUENOS AIRES Raquel van Donselaar

28

Atlantis - maart 2005

De foto’s zijn genomen tijdens de TERRAVENTURE “city syntax’ Buenos Aires workshop 2005. •


Bomen worden gebruikt om de orientatie is binnen het grid te vergemakkelijken.

De wijkidentiteit manifesteert zich via het voetbal.

Vergane glorie in de wijk La Boca.

Muziek voor de toeristen, La Boca.

Elektriciteits central in de pampas.

De wijk La Boca staat bekend om haar fel gekleurde golfplaten huisjes. Het is een van de armere wijken van Buenos Aires.

maart 2005 - Atlantis

29


NATTE VOETEN

Panorama van de stad vanuit appartementen complex in Belgrano.

Onafgewerkte achterkanten van bouwblokken vormen het interieur van de Manzana.

Man die mais verkoopt als duivenvoer op het Plaza de Mayo. Een peso is op dit moment ongeveer 0,25 eurocent. Metro ingang op het Plaza de Mayo. Het belangrijkste plein van de stad.

30

Atlantis - maart 2005


Serie van zes foto’s genomen in Villa treinta y uno (31), een van de vele sloppen wijken in Buenos Aires.

Draaihekken bij de ondergrondse ingang van de “Subte”, de metro van Buenos Aires. Op lijn A rijdt nog een oude houten metro.

maart 2005 - Atlantis

31


NATTE VOETEN

In de aankondiging van de komende architectuur bie nnale ‘De Zondvloed’ wordt voorspeld dat het watervraagstuk als gevolg van toenemende zeespiegelrijzing, neerslagtoename en opstuwende rivieren de aanblik van onze wereld sterk zal veranderen. Anders dan de suggestie in de Polisstelling dat de Randstad zich zal terugtrekken naar hoger gelegen gronden denken wij dat toekomstige Nederlanders veeleer een combinatie zullen kiezen van een defensieve én een offensieve strategie.

Natmakerijen Hans Dekker

Voorbije tijden Wie Nederland zegt, zegt gevecht met het water. Land werd en wordt veroverd op de zee en de rivieren, gevolgd door een langdurig en intensief proces van ontginning, in cultuur brengen en in gebruikname. Lastig is wel dat eenmaal veroverd gebied geen garanties bevat voor de toekomst. Ter illustratie een historisch rondje. Allereerst de defensieve strategie. In november 1421 voltrekt zich de St Elisabethsvloed. Grote gebieden rond Dordrecht zoals de Grote of Zuidhollandse Waard lopen onder. De dijkschade werd aangepakt, maar een volgende ramp deed dat werk weer teniet. Geleidelijk voltrok zich een terugtrekkende beweging. Bewoners zagen geen toekomst meer en dorpen en kerken werden opgegeven. Het omliggende land werd bedijkt en de Grote Waard, die dan is getransformeerd in een gevaarlijk krekengebied, werd buiten gesloten. Het ontstaan van de Biesbosch was een feit. De offensieve strategie krijgt vorm in één van onze grootste landaanwinningprojecten: de Zuiderzeewerken. Dit megaproject was een reactie op de stormramp van 1916. Naast de grote schaal is interessant dat de defensieve functie van de Zuiderzeewerken werd gecombineerd met belangrijke, vooral sociale en economische, nevendoelen. Dan volgt de watersnoodramp van 1953 en de reactie daarop: de Deltawerken. De Deltawerken hadden ook een aantal belangrijke nevendoelen waaronder de verbindingsfunctie en behoud van economische functies, vooral de visserij en de natuurfunctie. De bijna-overstroming in 1995 in het rivierengebied

32

Atlantis - maart 2005

tot slot is de directe aanleiding voor een grootscheeps programma voor de verhoging van de rivierdijken en voor het programma Ruimte voor de Rivier waarin de natuur ook een belangrijk nevendoel is. Toekomstige tijden Met de voorspelde zeespiegelrijzing en opwarming van het klimaat lijkt zich een nieuwe bedreiging voor ons lage land aan te dienen. Door die in te schatten en te leren van het verleden, kunnen toekomstscenario’s worden geschetst. Een plausibel scenario is het volgende. Het westen van het land wordt omgevormd tot een Hollandse archipel bestaande uit water, eilanden, gescheurd landschap, stads- en dorpslinten. Structuurbepalende dijken en keringen worden verhoogd. De droogmakerijen en laag liggende polders worden teruggegeven aan het water. De nieuwe plassengebieden die ontstaan, worden te gelde gemaakt door hier een uitgebreid recreatief programma aan toe te voegen. Veengebieden worden op grote schaal omgevormd tot moeras en open water. De steden en de verbindende infrastructuur worden in bandstadvorm aaneengesmeed en vervolgens als middeleeuwse steden vergrendeld: voorzien van hoge dijken. De bebouwing in kleinere en laagliggende dorpen en boerderijen wordt vervangen en deels herbouwd op nieuwe terpen. Er ontstaat een levendige handel in grond. Op basis van de gedachte ‘mee bewegen met water’ worden tal van uitvindingen gedaan op het gebied van de bouw en installatietechniek. Ruimtelijk ontstaan drijvende en op palen staande steiger –en vlondersystemen voor nieuwe woon en werklocaties. Transport vindt plaats ondergronds, over pijlerwegen, hoogliggende dijken, in de diepe stadspolders en over water.


NATMAKERIJEN

Droogmakerijen

De hoge gronden in het oosten van het land worden verder verstedelijkt. Er ontstaat veel hoogbouw, vooral op de randen van het Veluwemassief. En de zee fungeert als nieuw ontginningsgebied. Door nieuwe landaanwinningtechnieken en lichte vormen van stedebouw ontstaan nieuwe kusten en eilanden met bijzondere woonvormen….enzovoort. Onze conclusie is dat de aanpak van het toekomstige watervraagstuk zal bestaan uit een mix van pragmatische, orthodoxe en soms onorthodoxe oplossingen. Daarbij wordt de toekomstige aanpak sterk gekleurd door menselijke axioma’s. Ten eerste is het niet waarschijnlijk dat het westen zonder slag of stoot gewonnen zal worden gegeven. Er zijn rampen voor nodig om mensen tot grote offers te bewegen. In de tweede plaats kan worden vastgesteld dat de mens sterk is geneigd compromissen te sluiten. En tenslotte is er het dominante commerciële principe. Alles zal in het werk worden gesteld om de hoge investeringen te compenseren met winstgevende projecten. Je bent Nederlander of niet. •

Land wordt teruggegeven aan water...

Hans Dekker is werkzaam bij DN Urbland, Bureau voor stedebouw en landschapsarchitectuur, Bacinol, Delft

... een hernieuwde relatie tussen stad en water

maart 2005 - Atlantis

33


NATTE VOETEN

Kees Duijvestein in reactie op de Polisstelling

‘De Randstad moet zich terugtrekken op hoger gelegen gronden en de delta z’n gang laten gaan in het westen.’

“Natuurlijk moet dat niet gebeuren. Wij hebben voldoende middelen om de dijken te verhogen en het kapitaal dat wij in onze Deltametropool hebben geïnvesteerd veilig te stellen. Dit in tegenstelling tot de situatie in laaggelegen ontwikkelingslanden, waar de zeespiegelrijzing onomkeerbaar en onoverkoombaar zal zijn. Het tot achter Utrecht terugtrekken zou voor ons aanleiding kunnen zijn om ons nog minder aan te trekken van het Kyoto verdrag. Het is in dat licht bezien heel cru dat de Westerse wereld voor de Tsunami-slachtoffers geld stuurt, om de huizen, dorpen en steden te herbouwen, terwijl er geen bereidheid is om energiebesparende en andere maatregelen te nemen die de zeespiegelrijzing kunnen verminderen of zelfs voorkomen. Over enkele decennia zullen de nieuw ingerichte Tsunamigebieden opnieuw onder water komen te staan en dan niet voor enkele minuten maar eerst regelmatig en daarna voor goed. Er zullen weinig directe dodelijke slachtoffers zijn, maar het totale aantal getroffenen zal veel groter zijn. Over de gehele wereld zullen de laag gelegen gebieden worden getroffen. In de delta’s van de “ontwikkelde landen” zijn de miljarden beschikbaar om de zee buiten te houden. In de ontwikkelingslanden is dat geld er absoluut niet, terwijl in sommige gebieden, zoals de Malediven zelfs indien het geld er zou zijn de toestand hopeloos is. Dergelijke koraal-eilanden steken immers maar zo’n twee meter boven de zeespiegel uit. Evacueren is daar de enige oplossing. De zeespiegelrijzing dreigt de “totaal andere discussie” over het terrorisme te verdringen. Toch zijn er veel raakpunten. Terrorisme wordt mede gevoed door het gevoel dat de andere partij, in dit geval de westerse blanke rijke wereld de andere wereld niet serieus neemt. Dat gevoel is voorstelbaar als je ziet hoe een land als de VS, oorlog voert om de olievelden rond de Arabische Golf en tegelijkertijd weigert om mee te doen met het Kyoto verdrag. De Kyoto discussie heeft in Nederland tot gevolg dat kernenergie weer een bespreekbare optie wordt. Een van problemen van kernenergie is het afvalprobleem en de mogelijkeid om het kernafval, al dan niet opgewerkt, te gebruiken

34

Atlantis - maart 2005

voor vuile kernbommen. Een kernbommentechniek die niet alleen voor “schurkenstaten” maar ook voor veel kleinere terroristische organisaties toegankelijk is. De Hofstadgroep bediende zich tot nu toe van vuurwapens, messen en handgranaten. Hoeveel groter moet een organisatie zijn om toegang te hebben tot het kernafvalmateriaal? Misschien kan er in Den Haag iemand wakker worden en een gesprek organiseren, de huidige verantwoordelijke minister voor binnenlandse veiligheid (Remkes), is immers een van de voorgangers van de huidige staatssecretaris van Milieu en Duurzame Ontwikkeling (van Geel).” • Kees Duijvestein is hoogleraar Milieutechnisch Ontwerpen bij de afdeling Urbanism en directeur van BOOM - Duijvestein bv, Bureau voor Onderzoek & Ontwerp voor het Milieu, in Delft. Hij studeerde in 1973 als architect af op een ecologisch ontwerp voor het Stadslandschap, de bufferzone tussen Delft en de Haagse Agglomeratie. Sinds 1978 coördineert hij de studiegroep StadsOntwerp & Milieu (SOM). Hij is betrokken bij uitbreidingsplannen zoals Nieuwland en Vathorst in Amersfoort en stedelijke vernieuwingsplannen zoals Poptahof en Bomenwijk in Delft en Schalkwijk in Haarlem.


DE ATLANTIS BIFURCATIE

De grootste bedreiging voor Nederland is niet de klimaatverandering, maar het niet durven maken van keuzes. Als er geen keuze wordt gemaakt, organiseert zich een maatschappelijk spel met vrijwel voorspelbaar een ongelukkige uitkomst. Het maakt niet uit of we kiezen voor een Randstedelijke Hydropolis of een Twents Manhattan, áls we maar kiezen vóór het passeren van de Atlantis Bifurcatie.

De Atlantis Bifurcatie Over eenvoud en complexiteit Govert D. Geldof

Inleiding Het klinkt logisch. Het klimaat verandert en de zeespiegel stijgt. Laten we vanuit de Randstad oostwaarts trekken en het water de ruimte geven. Daarbij geldt: hoe meer het klimaat verandert, hoe groter deze noodzaak. Echter, wie zich verdiept in de geschiedenis en weet hoe complexe processen zich voltrekken, weet dat dergelijke logica’s nauwelijks doorwerken tot in de realiteit. De wereld laat zich niet dicteren door lineaire denkmodellen. Het gaat zoals het gaat. De geschiedenis blijkt uitsluitend gevoelig te zijn voor beslissingen op het juiste moment. Voor het al dan niet wijken voor water zou het juiste moment wel eens nu kunnen zijn. In dit artikel probeer ik op basis van inzichten uit de complexiteitswetenschap – de wetenschap over nietlineaire systemen – deze denkwijze uit te werken. Complexiteit In de jaren ’90 van de vorige eeuw is de complexiteitswetenschap tot ontwikkeling gekomen. Vrij recent dus. Deze wetenschap richt zich op processen waarbij alles met alles blijkt samen te hangen en door de bomen het bos niet meer wordt gezien. De wisselwerking tussen klimaat en maatschappij voldoet aan dit beeld. De essentie van de complexiteitswetenschap is dat we binnen complexe processen zowel orde als chaos kunnen ontdekken. Voorheen richtten we ons met name op de orde. Deze was generiek en leverde handvatten voor het nemen van maatregelen. De chaos leverde ‘ruis’ en moest zoveel mogelijk worden weg gefilterd. Het inzicht is echter ontstaan dat chaos een volwaardige karakteristiek van een gezond complex proces is en in belangrijke mate bepalend is voor wat er wel en niet gebeurt. Het is dus van belang de werking

van chaos beter te begrijpen. Ontwikkeling vindt namelijk plaats op de grens tussen orde en chaos. Daar ontdekken we patronen van eenvoud die ons helpen het boeiende van levende processen ietsje beter te begrijpen. Een voorbeeld van een dergelijk patroon betreft bifurcatiepunten. Bifurcatiepunten Bij de ontwikkeling van complexe processen manifesteren zich bifurcatiepunten. Bifurcatiepunten staan voor fundamentele keuzes en onomkeerbaarheid. Als een bepaalde weg wordt ingeslagen, is er soms geen weg terug. Stel iemand zakt vanuit Duitsland met een vlot de rivier de Rijn af. Deze persoon ontmoet enige kilometers voorbij de Nederlandse grens een bifurcatiepunt, een splitsingspunt. Hij staat dan voor de volgende keuze: stuurboord aanhouden het Pannerdensch Kanaal in richting Arnhem of bakboord de Waal volgen richting Nijmegen. Het vlot bevindt zich in het aantrekkingsgebied van één van de twee riviertakken. De persoon op het vlot maakt geen bewuste keuze en het drijft door in de richting van Arnhem. Ook daar is het mooi. Stel, hij krijgt achteraf spijt. Hij had naar Nijmegen gewild! Hij moet dan tegen de stroom in terug peddelen naar het bifurcatiepunt. Dat kost veel moeite. Als hij niet sneller kan peddelen dan het Pannerdensch Kanaal stroomt, lukt het zelfs niet eens. Hij is dan veroordeeld tot het Pannerdensch Kanaal. Om zijn ‘fout’ te herstellen moet hij volledig terug peddelen naar het bifurcatiepunt. Door half terug te peddelen herstelt hij niet 50% van de fout. Voor de splitsing van de rivier was het mogelijk geweest de Waal in te varen, door slechts weinig bij te peddelen. In dit voorbeeld zijn Arnhem en Nijmegen zoge-

maart 2005 - Atlantis

35


NATTE VOETEN

verandering braaf het rouwverwerkingsproces van ontkenning, boosheid, verdriet en te late acceptatie. Jammer, want de Randstad kan juist door veel water toe te voegen en de andere activiteiten anders te ordenen aanzienlijk boeiender worden dan het nu is. Een sterk punt van West-Nederland is namelijk de maakbaarheid. Door complexe natuurkrachten beter te begrijpen en de stedenbouwkundige ontwikkeling daaraan te koppelen, ontstaan nieuwe structuren. Randstad en water zijn dan met elkaar verweven. Durven nadenken over een Randstedelijke Hydropolis resulteert in nieuwe creatieve vormen van wonen, werken en recreëren, waarbij we 300 jaar kunnen werken aan de toestand die we over 300 jaar bereiken. Waar sprake is van chaos en onvoorspelbaarheid ontdekken we dan de meeste ruimte om te kunnen sturen. Fantastisch, … en aantrekkelijk. Welk bedrijf wil zich daar niet vestigen?

Euromast in een Randstedelijke Hydropolis

naamde attractoren. De rivier brengt het vlot naar Arnhem óf Nijmegen. Bij het vraagstuk over het al dan niet terugtrekken van de Randstad zijn er ook twee attractoren: een Randstedelijke Hydropolis en het Twentse Manhattan. Op het sluimerende proces van de klimaatverandering dobberen we geleidelijk in de richting van één van deze twee toekomstbeelden. Randstedelijk Hydropolis Als een bedrijf zich wil vestigen in Rotterdam, durven we dan te zeggen: “Over 300 jaar is hier nog steeds een gezond Rotterdam met een sterke economische positie die wereldwijd wordt erkend”? Neen, dat durven we niet. Onze lineaire modellen kunnen niet zover vooruit voorspellen, dus nemen we een houding aan van “we zien wel.” Daarmee is een Randstedelijke Hydropolis geen werkende attractor en doorlopen we met betrekking tot de klimaat-

36

Atlantis - maart 2005

Twents Manhattan We kunnen ook besluiten onze activiteiten naar het oosten te verplaatsen en vooral de gebieden op de stuwwallen de dragers te laten zijn van economische ontwikkelingen. We brengen de zee tot aan Deventer, waar de nieuwe Hanze tot wederopbloei komt. Vooral Twente, dat moeite heeft de crisis in te textielindustrie te boven te komen, krijgt hierdoor een flinke impuls. In West-Nederland laten we vele polders onder water stromen. We bouwen dan vestingmuren rond de belangrijkste culturele kernen en laten zee, rivieren en neerslag kneden aan nieuwe natuur. Ook boeiend. Mogelijk worden we over dertig jaar tot deze optie gedwongen, omdat we politiek correct willen zijn en op de stuwwallen te lang vasthouden aan strak gedefinieerde natuurdoeltypen. Het Atlantis scenario Het lijkt alsof we nog tijd genoeg hebben en het bifurcatiepunt met een Randstedelijke Hydropolis aan bakboord en Twents Manhattan aan stuurboord nog niet is bereikt. Maar dat is schijn. Er hoeft maar één groot bedrijf te zijn dat twijfelt aan de duurzaamheid van West-Nederland en vanwege de klimaatverandering kiest voor een locatie bij een veiliger haven. Er kan zich dan een beweging richting hogere gronden oosten organiseren, zonder dat er vooraf goed over is nagedacht. Er ontstaat dan een situatie die vlees noch vis is. Het Atlantis scenario vergroot de noodzaak op korte termijn een keuze te maken. Huidige voorspellingen geven aan dat de komende eeuw de zeespiegel stijgt met circa zestig centimeter. Echter, als een deel van het landijs van Antarctica afschuift in de oceaan, stijgt de zeespiegel met vier tot zes meter! Dat is het Atlantis scenario.


DE ATLANTIS BIFURCATIE

Er zijn reeds breuken waargenomen in het landijs op Antarctica. De één noemt dit een reëel risico, de ander zegt dat het uitsluitend tussen de oren zit. Voor complexe maatschappelijke processen maakt dat niet of nauwelijks verschil. Als er eenmaal een beweging ontstaat, is deze nauwelijks af te remmen. Het Atlantis scenario manifesteert zich hierbij als een stroomversnelling in ons beslissingsvraagstuk. Het verhoogt de noodzaak helder te zijn en een koers te kiezen. Het brengt “het juiste moment” dichterbij. De Atlantis Bifurcatie De grootste creativiteit komt voort uit verzet tegen gevestigde orde. Daar waar de omgeving knelt is een dwarse houding een voorwaarde voor overleving. Dat maakt mijzelf een voorstander van een koers richting bakboord, richting Randstedelijke Hydropolis. Het is ook de inzet bij veel watersteden die worden getoond op de tweede Architectuur Biënnale in Rotterdam. Echter, het is niet aan mij om te kiezen. Daarvoor hebben we een regering. Laten we de komende tijd de twee attractoren – met en zonder stroomversnelling – verkennen en de keuzemogelijkheden helder naast elkaar presenteren. Daarbij kunnen we gebruik maken van de patronen die de complexiteitswetenschap ons aanreikt. En laten we dan hopen dat er gekozen wordt! Want nog erger dan de klimaatverandering en de zeespiegelstijging is het terechtkomen in een situatie waarvan iedereen achteraf zegt: “Als we toén anders hadden gekozen, dan …” Nu kan het nog, want de Atlantis Bifurcatie ligt nog voor ons. Deze tekent zich af aan een nabije horizon. • Govert D. Geldof is in 1986 als Civiel Ingenieur afgestudeerd aan de TU Delft en werkt sindsdien bij adviesbureau Tauw in Deventer, in diverse functies. Daarbij heeft hij zich in de eerste jaren vooral bezig gehouden met de vernieuwing van het stedelijke waterbeheer. Zijn focus ligt vanaf 1993 vooral op de relatie tussen techniek en maatschappij. Voor het overbruggen van de kloof gebruikt hij bouwstenen uit de complexiteitswetenschap. In 2002 heeft dat geresulteerd in een promotie aan de Universiteit Twente op het onderwerp “Omgaan met complexiteit bij integraal waterbeheer”.

‘De Randstad moet zich terugtrekken op hoger gelegen gronden en de delta z’n gang laten gaan in het westen.’

Fransje Hooimeijer “In principe betekent deze stelling dat de cultuur plaats moet maken voor de natuur en daar ben ik het in grondslag mee eens. Overigens er wordt dit jaar een wereld expo in Japan aan deze thematiek gewijd onder het prachtige thema Natures Wisdom. Maar dit terzijde. De praktische uitwerking van de verhuizing is niet te overzien, maar misschien kan het wel voorkomen worden. De reden voor de verhuizing is immers de stijgende zeespiegel en die is eventueel te stoppen door de bronnen van vervuiling terug te brengen. De laatste voorspelling vertelt dat het broeikaseffect binnen 10 jaar een onomkeerbaar proces is geworden, maar nu dus nog te stoppen valt. Zo dit niet lukt is er geen sprake meer van een keuze en gaan we net als de vele verloren dorpen en steden uit het verleden ten onder. Want nieuw is het niet. Het beroemdste verdronken stadje is Reimerswaal dat een vreselijke dood heeft moeten vinden door verschillende overstromingen en rampen. Wat de stedelingen ook deden ze hebben het niet kunnen redden en dat zal het lot van het Nederlandse laagland ook zijn. De oplossing is dus een langzame verhuizing naar Duitsland, beginnen met vakantiewoningen en dan gewoon geheel nieuwe steden, want daar zijn we goed in!” Check voor het dramatische einde van Reimerswaal zelf: (http://www.xs4all.nl/~touwslag/ reimerswaal.htm) • Fransje Hooimeijer is promovendus en doet onderzoek naar de Nieuwe Hollandse Waterstad

maart 2005 - Atlantis

37


(advertentie)

NATTE VOETEN

.

PO L I S FO N D S voor stedebouw

De oprichting Polis, podium voor stedebouwkunde heeft in 2000 het PolisFonds opgericht tijdens de viering van het tweede lustrum van Polis in het NAi. Het PolisFonds Het PolisFonds is een fonds dat individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedebouwpraktijk of de wetenschap financiert. Dat betekent dat ook initiatieven van buiten Polis een plek krijgen op het podium voor stedebouwkunde. Bij de initiatieven valt te denken aan publicaties, onderzoeken op basis van actuele vraagstukken of tentoonstellingen. Subsidies worden toegekend aan aanvragen die aansluiten op de doelstellingen van Polis, zoals het stimuleren van het vakgebied stedebouwkunde en het bevorderen van contact en uitwisseling tussen wetenschap en praktijk. Op het podium van Polis zullen de initiatieven hun weerklank vinden in onder andere lezingen, symposia, excursies, studiereizen en de stedebouwweek. Het magazine Atlantis zal een belangrijke en aanvullende rol spelen in het verder uitdragen van de activiteiten mogelijk gemaakt door het PolisFonds Opzet van het PolisFonds De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij Polis, Podium voor stedebouwkunde. Een commissie, bestaande uit mensen met verschillende stedebouwkundige invalshoeken, beoordeelt de aanvragen. Deze commissie verandert jaarlijks van samenstelling maar heeft een vaste opbouw qua discipline. - een bestuurslid van het algemeen bestuur van Polis, Esther Heemskerk (vice-voorzitter Polis) - een stedebouwkundige uit het onderwijs, Miranda Reitsma (redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) - een projectontwikkelaar, Thom Wolf (adjunct-directeur Dura Vermeer Amsterdam) - een overheidsstedebouwkundige, Maarten Schmitt (stadsstedebouwer gemeente Den Haag) - een bureaustedebouwkundige, Roy Bijhouwer (stedebouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Rotterdam)

Het PolisFonds ondersteunen! Polis heeft een klein startkapitaal vrij kunnen maken voor het PolisFonds. Dit is slechts het begin! Wil het PolisFonds succesvol zijn, dan is uiteraard ook uw donatie noodzakelijk! Als het mede mogelijk maken van kleinschalige stedebouwkundige initiatieven u aanspreekt, dan kunt u een bijdrage overmaken op girorekeningnummer 8522358 o.v.v. PolisFonds. Hiermee zal een vakinhoudelijke verdieping en verbreding tot stand gebracht kunnen worden zowel binnen de wetenschap als de praktijk.

38

Atlantis - maart 2005


WELKE STEDEBOUWKUNDE VOOR DE TOEKOMST?

‘Aber manchmal fängt etwas Neues mit einem Gesprach darüber an, was sich allzu lange wie von selbst verstanden hat, oder auch nur mit der Erinnerung an etwas, was in Vergessenheit geraten ist…’ (K. Schlögel, Im Raume lesen wir die Zeit)

Welke stedebouwkunde voor de toekomst? Paul Drewe

Maatschappij en wetenschap In een tijd van onzekerheid rijst de vraag: ‘Welke toekomst voor de Stedebouwkunde?’. De toekomst van de stedebouwkunde is echter onlosmakelijk verbonden met de vraag: ‘Welke stedebouwkunde voor de toekomst?’. Geïnspireerd door het lustrum van Polis zal het antwoord op deze vraag worden gezocht in ‘grenzeloosheid’, passend bij de complexiteit van de stad (1). In de stedebouwkunde voor de 21ste eeuw dient centraal te staan: de stad in al haar facetten en complexiteit. De opdracht is tweeledig, maatschappelijk en wetenschappelijk. De maatschappelijke taakstelling spreekt vanzelf in een Europa waar meer dan 80% van de inwoners in steden leeft. Om iets voor de stedelijke wereld buiten het gebouw van Bouwkunde te kunnen betekenen, zullen de stedebouwkundigen, verbonden aan deze faculteit, hun aanwezigheid op een ‘University of Technology’ moeten waarmaken. ‘Technology’ staat immers voor toegepaste wetenschap. Als de stad in al haar facetten en complexiteit een centrale plaats inneemt, dan staat de opleiding open voor een breed spectrum van studenten uit het binnenland en buitenland en is het beroep van stedebouwkundige ‘Nederlandse stijl’ niet het enige waarvoor wordt opgeleid. Stedelijke maatschappelijke complexiteit Een stad in al haar facetten en complexiteit, wat houdt dat in? Soms is het nuttig of zelfs noodzakelijk om (ook) van buiten naar binnen te kijken. Dit kan vanuit een sociologische invalshoek. De Europese (Westerse) sociologie is immers de wetenschap van de overwegend stedelijke samenleving. Volgens Gieryn (2) gaat het om twee vragen:

- Hoe zijn steden geworden wat ze zijn? - Hoe belangrijk zijn steden voor de samenleving? Om te kunnen begrijpen hoe steden zijn geworden wat ze zijn, moet men zich bezig houden met politieke invloeden (‘powers behind places’), de rol van de ‘place professionals’(4) en de betekenis voor gebruikers (‘sense of place’). De betekenis van de steden voor de samenleving is gelegen in macht (‘power-vessels and strongholds’); nabijheid, interactie en gemeenschap; ruimtelijke uitdrukking van verscheidenheid of ongelijkheid (bijvoorbeeld segregatie). Het kiezen van een sociologische invalshoek is echter geen pleidooi voor een ‘sociologisering’ van de stedebouwkunde. Gieryn’s betoog richt zich in eerste instantie tot die sociologen die de ruimtelijke dimensie onderschatten door deze slechts als een soort decor te beschouwen voor sociale verschijnselen. Bovendien merkt hij terecht op dat de sociologie tekort schiet in de analyse van ‘places’: “What I lacked were tools to analyze place in its given two or three dimensions. I am a victim, perhaps, of trained incompetence in a discipline that cultivates statistics and words as means to grasp the social. Sociologists could become more adept with maps, floor plans, photographic images, bricks and mortar, landscapes and cityscapes, so that interpreting, a street or a forest becomes as routine and as informative as computing a chi-square. That visualizing (I think) is the next step”(5). Complexiteit en visualisering: breedte en diepte Maar om de stad in al haar facetten en complexiteit te kunnen visualiseren, is een bijzondere inspanning vereist. Het geheel van relevante werktuigen moet

maart 2005 - Atlantis

39


NATTE VOETEN

Plannen voor Les Halles (Parijs) van OMA/Rem Koolhaas (boven) en MVRDV/Winy Maas (onder).

worden gebundeld in een medialab dat practica en ondersteuning verzorgt. Dit gaat het ‘design by drawing’ te boven en moet op de hoogte worden gebracht van het ICT tijdperk. Over de mogelijkheden informeert bijvoorbeeld het archief van CORP vanaf 1996 (6). Hier zijn enkele trefwoorden: GIS, open source/free software, 3D virtual city models, laser scanning, decision support systems, ICT tools for public participation, navigation systems, virtual databank, multimedia, evaluation of visual attributes. Let wel, het betreft hier werktuigen, het kunnen hanteren ervan, dus vaardigheden ten behoeve van een brede stedebouwkunde (zoals boven geschetst) met de ambitie van toegepaste wetenschap. Hoe breed is deze stedebouwkunde, afgezien van de nadruk op steden? Wat is de relatie met de regio en met het landschap? In termen van contouren (wijlen Vijfde Nota) gaat het om rode en groene contouren. De stedebouwkunde beweegt zich in de eerste plaats binnen de rode contouren inclusief - wat de regio betreft – de relatie tussen steden binnen agglomeraties ofwel stedelijke netwerken. De schaal van de stad binnen de rode contouren is slechts een mentale constructie die niet als concreet of objectief te beschouwen is. De stad moet worden gezien in wisselwerking met hogere alsook lagere

schaalniveaus of netwerken, bottom up en top down (7). Het zogenaamde ontwerpen door de schalen heen blijft een kreet zolang deze relaties niet expliciet in kaart worden gebracht (8). Er moet definitief worden gebroken met de ‘tirannie van de schaal’(9). Groen is een belangrijk bestanddeel van de ruimtelijke kwaliteit van stedelijke netwerken op verschillende schaalniveaus (aldus de Vijfde Nota.) Maar ontwikkelingen binnen de groene contouren kunnen beter worden overgelaten aan instellingen die hiervoor het meest competent zijn, met name het kennisinstituut Alterra (Wageningen). Rest nog de netelige relatie tussen (schuivende) rode en groene contouren. Ook dit lijkt, vanuit rood gezien, een taak voor de stedebouwkunde, in samenwerking of concurrentie met Wageningen (10). Brede stedebouwkunde buiten Bouwkunde Een stedebouwkunde – gefocust op de stad in al haar facetten en complexiteit – hoe zou die het beste kunnen worden benoemd? In navolging van MIT lijkt ons ‘Urban Studies en Planning’ een geschikte naam die binnen MIT betrekking heeft op een departement binnen de School of Architecture and Planning(zie http: //web.mit.edu). Urban Studies and Planning (DUSP) kent binnen de Master in City Planning vier specialisaties: - City Design and Development; - Environmental Policy Group; - Housing, Community and Economic Development; - International Development and Regional Development (11). Een rijke, private universiteit zoals MIT kan uiteraard niet als blauwdruk dienen voor de faculteit Bouwkunde (of de TU Delft), maar wel als inspiratiebron en illustratie van een brede stedebouwkunde. Op het eerste gezicht lijken de laboratoria van de Delftse stedebouwkunde op specialisaties, maar bij nader toezien druist de vroege keuze van één van de labs in tegen een brede stedebowkunde zeker als labs gefixeerd zijn op een bepaalde methode (12). De beroepspraktijk Het is gebruikelijk om de betekenis van de stedebouwkundige opleiding te meten aan de vraag naar bouwkundige ingenieurs vanuit de beroepspraktijk. De visitatiecommissie van de VSNU heeft een aantal zogenaamde taakprofielen onderscheiden. Stedebouwkunde sluit het beste aan bij het taakprofiel van de ruimtelijke planner en, op een gedeelde tweede plaats, bij dat van de project/procesmanager en de vormgever. De European Council of Town Planners pleit voor vier rollen voor de

40

Atlantis - maart 2005


WELKE STEDEBOUWKUNDE VOOR DE TOEKOMST?

Het winnende plan van de prijsvraag voor Les Halles van SEURA/David Mangin

planner, als: wetenschapper; ontwerper en visionair; politiek adviseur en bemiddelaar; stedelijk manager. De behoefte aan een brede stedebouwkundige wordt verder onderstreept door voor de beroepspraktijk relevante onderwerpen die onvoldoende aandacht hebben gekregen binnen de TU-opleiding (13). De vraag vanuit de beroepspraktijk pleit dus voor een brede stedebouwkundige beroepsopleiding inclusief de bijscholing. Diezelfde conclusie had gemakkelijk 11 jaar geleden kunnen worden getrokken uit een onderzoek naar de beroepspraktijk en scholingsbehoefte van stedebouwkundigen (14). Uit dit onderzoek kwamen zeven beroepsprofielen naar voren: twee profielen van ontwerpers, twee projectleiderprofielen en twee profielen van managers (operationeel en inhoudelijk). Dit tegen de achtergrond van vijf beroepseisen, gebaseerd op ontwikkelingen in de stedebouwkundige praktijk (stedebouwkundige adviesbureaus en overheden). De toenmalige beroepseisen hadden betrekking op: - de maatschappelijke impact van de stedebouwkundige planvorming; - de aard van de stedebouwkundige planvorming; - het werken op verschillende schaalniveaus; - de omgeving/het bestuurlijk kader waarbinnen de stedebouwkundige werkt; - de breder toepasbare beroepskwalificaties. De beroepsprofielen dienden als referentiepunten voor de opleidingen. Dit leidde tot een opmerkelijke aanbeveling: de werkzaamheden die door de stedebouwkundigen in de twee ontwerpersprofielen

worden verricht, dienen als referentie voor de ontwikkeling van de opleiding tot stedebouwkundige aan de Academie van Bouwkunst. Voor de TU-opleiding tot stedebouwkundige daarentegen adviseerde men het profiel van producerend projectleider met een breed takenpakket. De Delftse stedebouwkunde heeft deze aanbeveling genegeerd door het stedebouwkundig ontwerpen en de ‘tekentaal’ centraal te blijven stellen (15). Dilemma’s toegepaste wetenschap Men moet echter waken voor een beperkte kijk op ‘de praktijk’. En bovendien botst een zuivere beroepsopleiding met de (toegepast) wetenschappelijke roeping van de TU. Er bestaat allereerst een bredere praktijk voor Urban Studies and Planning in binnenland en buitenland. Hebben we niet inmiddels een BNSP, en waarom zouden planologen niet in Delft gaan studeren? En hoe staat het met andere ‘place professionals’ (Gieryn) en een groeiend aantal buitenlandse studenten? Voor zover buitenlandse studenten zullen terugkeren naar hun land van herkomst, hoeven zij niet per se te worden opgeleid voor de Nederlandse beroepspraktijk (of zijn er nog Nederlandse stedebouwkundigen die hun land als gidsland beschouwen?). Wat de wetenschappelijkheid betreft, ontstaat er bij het kiezen voor een hogere beroepsopleiding zelfs een dilemma, nog afgezien van het pleidooi van de European Council of Town Planners voor een planner die (ook) als wetenschapper kan functioneren. Zie

maart 2005 - Atlantis

41


NATTE VOETEN

Box 1:

LES HALLES in een notendop een complexe opgave: - 41 miljoen klanten van het ondergrondse winkelcentrum per jaar - 540.000 passagiers in het openbaar vervoer - 16.000 werknemers - 7.000 bewoners het antwoord in beelden in viervoud: - AJN/Jean Nouvel - MVRDV/Winy Maas - OMA/Rem Koolhaas - SEURA/David Mangin (*) (Voor details zie: http://www/projectleshalles.com/index/anmintro.htm)

een problematisch antwoord - buiten proportie, gezien de schaal van het kwartier - de bewoners (gebruikers) zijn buiten beschouwing gelaten - trekt zich niets aan van: - de geschiedenis van de plek (voor realisatie van het bestaande project); - de morfologische kenmerken; - de bijdrage van het imago van deze plek aan de stad als geheel; - de relatie met de periferie.

(*) de latere ‘winnaar’, belast met een studieopdracht ter voorbereiding van een nieuwe architectonische prijsvraag

Les Halles in beeld volgens AJN/Jean Nouvel

42

Atlantis - maart 2005

bijv. de belangrijke rol van het onderzoek aan de School of Architecture and Planning van MIT: ‘Unlike many professional schools, we are not a selfcontained institution, but an integral part of the vast research enterprise that is the core of MIT’s mission’. Het gaat hier om toegepast wetenschappelijk onderzoek want in het ‘mission statement’ wordt duidelijk de maatschappelijke relevantie van het onderzoek (alsook de opleiding) benadrukt: ‘We are committed to sustaining and enhancing the quality of the human environment at all scales, from the personal to the global… And we believe that design and policy intervention should be grounded in unwavering commitment to equity, social justice, and making a positive difference in the everyday life of real people’(16). Trouwens, het eerder aangehaalde beroepspraktijkonderzoek stelt evenzeer beroepseisen in verband met de maatschappelijke impact van het werk van de stedebouwkundige (17). Van Urban Studies en Planning moet juist worden geëist dat het boven de status-quo van de Nederlandse beroepspraktijk uitkomt: want een voortdurend veranderende stad vraagt voortdurend om nieuwe ideeën, om (sociale) innovaties (18). Zie ook ‘de stedebouwkundige als innovator’(19). Scenario Urban Studies and Planning TU Delft Men kan Urban Studies and Planning als een scenario beschouwen, een mogelijke toekomst voor stedebouwkunde in Delft. Uiteraard is ook een scenario denkbaar zonder zelfstandige toekomst, bijvoorbeeld met stedebouwkunde als onderdeel van architectuur. Maar dit zou inhouden dat ‘Delft’ niet inspeelt op de maatschappelijke en wetenschappelijke opdracht om de stad in al haar facetten en complexiteit op de agenda te plaatsen. Dat de architectuur hier tekort schiet, kan aan de hand van een voorbeeld worden geïllustreerd: de prijsvraag voor Les Halles in Parijs; een bijzonder complexe ontwerpopgave en bovendien een poging om de fouten van een interventie van 30 jaar geleden te herstellen. ‘De Hallen, een verminkte plek, vraagt om een fijnmazige reparatie, een subtiele interventie en, vooral, een meer omvattende en open strategie en niet om het grote gebaar van de sterarchitect’(20). [Of, met andere woorden, de Hallen zijn bij uitstek een voorbeeld van een ‘integrerende ontwerpopdracht’(21). Zie Box 1] Opvallend is dat het antwoord dat in 2004 door de aan de prijsvraag deelnemende architecten wordt gegeven – afgezien van de stijl (22) – qua aanpak en, vooral, qua voorgestelde oplossing nauwelijks verschilt van de


WELKE STEDEBOUWKUNDE VOOR DE TOEKOMST?

prijsvragen in de jaren 1964 tot 1974 die uiteindelijk het bestaande project en de bestaande problemen hebben opgeleverd, aldus de architect Levy. Het Parijse voorbeeld onderstreept de noodzaak van Urban Studies and Planning. In plaats van allerlei cosmetische ingrepen in de huidige opleiding te Delft zou de vernieuwing hierop moeten worden gericht. Er zou moeten worden gewerkt aan een curriculum en een onderzoekprogramma, bestaande uit wat er al is en dat past bij het scenario, aangevuld met wat er ontbreekt. Te hopen valt dat Murphy’s Law niet opgaat voor de keuze tussen enerzijds Urban Studies and Planning en anderzijds het ‘No Future’-scenario. De oorspronkelijke formulering van de ingenieur Edward A. Murphy luidt namelijk: ‘Als er twee of meer mogelijkheden bestaan om te handelen, en als een van deze mogelijkheden tot een catastrofe leidt, dan zal iemand juist laatstgenoemde mogelijkheid kiezen’(23). Ons dringend advies: kies voor het Urban Studies and Planning scenario, de stedebouwkunde voor de toekomst als toekomst voor de Delftse stedenbouwkunde. • Paul Drewe is hoogleraar Ruimtelijke Ordening aan de TU Delft.

NOTEN (1) Drewe, P. (2004) Delftse stedebouwkunde, een simplistisch verbond of grenzeloos? in M. Harteveld e.a. (red.) Grenzeloze doorgezichten, over kijken en bekeken worden, POLIS, Delft, 7678. Voor twee benaderingen die recht doen aan de complexiteit van de stad, zie de Nieuwe Charter van Athene en het EROP (ESPD): European Council of Town Planners (2003) The New Charter of Athens Alinea Editrice, Lisbon; European Commision (1999) European Spatial Development Perspective, toward balanced and sustainable development for the territory of the European Union, Brussels. (2) Gieryn, T.F. (2000) A space for place in sociology, American Review of Sociology, 26, 463-496. Gieryn heeft het over ‘place’ hetgeen in het Nederlands zoveel betekent als ‘plaats’, ‘plek’, ‘oord’, ‘stede’, ‘stad’. De belangrijkste kenmerken zijn: geografische locatie, materiele vorm en lading met betekenis. ‘Place’ is niet te verwarren met ruimte (‘space’) in de zin van abstracte meetkunde (afstand, richting, grootte, vorm, volume) (3). Gieryn is een socioloog op zoek naar de ruimtelijke dimensie. Dit geldt ook voor de historicus Schlögel met alweer een verwijzing naar de complexiteit: ‘Immer erwies sich der Ort als der angemessenste Schauplatz und Bezugsrahmen, um sich eine Epoche in ihrer ganzen Komplexheit zu vergegenwartigen. Der Ort selbst schien Komplexheit zu verburgen. Der Ort hatte ein Vetorecht gegen die von der Disziplin und von der arbeitsteiligen Forschung favorisierte Parzellierung und Segmentierung des Gegenstandes’ (Schlögel, K. (2003) Im Raume lesen wir die Zeit, Carl Hanser Verlag, Munchen & Wien, 10). Nu blijkbaar de sociologen en de historici de ruimtelijke dimensie (her)ontdekken, lijkt de tijd aangebroken voor stedebouwkundigen om het menselijk gedrag ofwel de gebruikers en de tijdsdimensie te (her)ontdekken. Zie bijvoorbeeld: Drewe, P. (2004) What about time in urban planning & design in the ICT age? Design Studio ‘The Network City’, Faculty of Architecture, Delft University of Technology. (3) Hillier, B. and Hanson, J. (1984) The social logic of space,

Cambridge University Press. (4) Gieryn, bijvoorbeeld, noemt: architects, urban and regional planners, landscape architects, interior designers, cartographers, surveyors, historic preservationists, public relations specialists with expertise in promoting a place. ‘Interests and agendas of diverse clients are filtered through a profession, a culture, and a “discipline” of design’(Gieryn, 470). (5) Gieryn, 483-484. (6) Vanaf 1996 organiseert CORP internationale symposia aan de TU Wenen over ICT in en voor de ruimtelijke planning en de interacties tussen fysieke en virtuele ruimte. Voor nadere informatie waaronder het archief zie: http://www.corp.at (7) Salingaros, N. (2004) Design methods, emergence and collective intelligence. Paper presented at Inaugural Conference ‘Delft School for Design’, Faculty of Architecture, Delft University of Technology, June 10; wordt binnenkort gepubliceerd in dez., Principles of urban structure, DUP. (8) Voor een praktijkvoorbeeld , Les Halles in Parijs, zie Laousse, D. (2003) La ville en représentations: l’expérience de la RATP, in B. Debarbieu en S. Lardon, Les figures du projet territorial, éditions de l’aube datar, La Tour d’Aigues, 143-156. (9) Bedoeld wordt hier : ‘... »the tyranny of spatial scale » in our imagination – the assumption that the urban scale must, necessarily, be the dominant scale of action and organization. As much as anything else, this is the result of urban disciplines trying to bolster their own legitimacy in profoundly uncertain times... Much planning practice and academic work by planners has, so far, failed to transform their conceptualization of time-space and the nature of the urban, from the legacies of the modernist straitjacket urban planning’s postwar history. Too often, urban space and scale are themselves reified in these views’(Graham, S. and Marvin, S. (2001) Splintering urbanism, networked infrastructures, technological mobilities and the urban condition, Routledge, London and New York, 411). (10) Welke ‘rode’ en ‘groene’ problemen op dit moment op de agenda staan in Noordwest-Europa blijkt uit de transnationale samenwerkingsprojecten in het kader van het EU programma Interreg III B (de categorieën ‘cities and regions’ en ‘nature and heritage’). De Delftse stedebouwkunde is in geen enkel project vertegenwoordigd evenmin de TU Delft, wel andere Nederlandse universiteiten (alsook Alterra) en diverse overheden (waarvan sommige zelfs als ‘lead partner’): Doucet, P. (red.) Interreg III B North West Europe, the project book, NWE-ENO Joint Technical Secretariat, Lille. (11) De Master in City Planning is een van de ‘graduate’ programma’s. Daarnaast worden er nog ‘undergraduate’ programma’s (waaronder een BSc) aangeboden, alsook ‘dual degree’ en ‘nondegree’ programma’s (dit zijn postdoctorale of ‘mid-career’ programma’s). (12) ‘Beware of the man of one method or one instrument, either experimental of theoretical. He tends to become method-oriented rather than problem-oriented. The method-oriented man is shackled; the problem-oriented man is at least reaching freely toward what is most important’ (Platt, J.R. (1966) The step to man, John Wiley and Sons, New York London Sidney, 33). (13) Zie Bureau Bartels (2001) De vraag naar bouwkundig ingenieurs vanuit de beroepspraktijk, Amersfoort. (14) CIBB (1993) Beroepspraktijk en scholingsbehoefte van stedebouwkundigen, eindrapportage, ’s-Hertogenbosch (CIBB staat voor Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven). (15) Zie Drewe (2004) in noot (1). (16) Deze citaten zijn afkomstig van de website van MIT: http://web.mit.edu (17) CIBB, 135-136. (18) Zie Drewe, P. (2004) The challenge of social innovation in urban revitalization, Design Studio ‘The Network City’, Faculty of Architecture, Delft University of Technology. (19) CIBB, 141. (20) Evenals de box ‘Les Halles in een notedop’ gebaseerd op Levy, A. (2004) Inutile d’assassiner Les Halles une deuxième fois, Le Monde, 13 Novembre, 21. (21) CIBB, 140-141. (22) ‘Architects survive because there are innumerable ways to translate “ function “... into built “form”. The profession’s marketability depends on convincing clients that architects alone possess the creative skills and artistic judgments necessary for making this transit from idea or need to place. Architects sell “style”...(Gieryn, 471). (23) Bron: Schmidt, A. P. (2001) Prozessorientierung fuhrt die Gesellschaft in eine Sackgasse: http://www.heise.de/tp/deutsch/ inhalt/co/7932/1.html Dit is tegelijkertijd een waarschuwing voor procesmanagers.

maart 2005 - Atlantis

43


NATTE VOETEN

Agenda Activiteiten Polis

Activiteiten BNSP

Megalopolis trip

Verdiepingsslag Bouwbesluit

12 - 16 april Istanbul West meets East

Stedebouwweek Start of May A week of presentations, workshops, lectures and films to discuss about the current urban issues More information will follow

Breda/Tilburg End of May Visitation of the city and/or agencies More information will follow

Activiteiten NAI NO. 250 An Exhibition Beauty and waste in the architecture of Herzog & De Meuron 22 januari t/m 8 mei 2005 De eerste presentatie in Nederland van dit belangrijke Zwitserse architectenbureau, bekend van o.a. de Tate Modern in Londen en de Prada shop in Tokyo. Het Hollandse polderlandschap 27 mei t/m 4 september 2005 Als onderdeel van de tweede Architectuur Biennale Rotterdam presenteert het NAi de ontwikkeling van de polder, van de Middeleeuwen tot Flevoland en de toekomst, als een unieke Nederlandse bijdrage aan de inrichting van ons landschap en de vormgeving van onze steden.

44

Atlantis - maart 2005

24 maart Cursus die verdiepend ingaat op verschillende onderwerpen van Bouwbesluit 2003. Dit zal worden gedaan aan de hand van verschillende praktijkcasussen en workshops. Brochure aanvragen op bij Geoplan.

Activiteiten Elders Global City, France, Cannes, Hotel Martinez 6 t/m 8 maart GLOBAL CITY is a unique networking opportunity for international urban decisionmakers from the private and public sector. Through an innovative format enabling global best practice exchange, it delivers integrated and practical solutions to help make our cities better places to work, live and invest. Participating cities: Barcelona, Bilbao, Birmingham, Bordeaux, Brescia, Budapest, Dublin, Frankfurt am Main, Ghent, Hanover, Leipzig, Lisbon, London, Lyon, Madrid, Malmo, Melbourne, Mulhouse, Nantes, Padova, Paris, Prague, Randstad, Rome, Seeda, Stuttgart, The Asturias, Toulouse, Turin, Vilnius/Kaunas, Westminster, Wolfburg.

MIPIM, France, Cannes, Palais des Festival 8 t/m 11 maart MIPIM resoundingly confirmed its position as the leading international real-estate industry event with its 15th anniversary. 1,903 exhibiting companies were spread over

more than 17,800 sq. m. and represented 67 countries. Add to that a 6% rise in the number of participants and a 12% rise in the number of end-users and investors present at the market, and you obtain a constant progress since the previous market.

Tweede Biennale Rotterdam: ‘the Flood’ 26 mei t/m 19 juni The theme of the Biennale in 2005 is ‘Water / The Flood’, a theme that has become more pressing in recent years and that is high on the agenda both nationally and internationally.


PARTNERS VAN POLIS

maart 2005 - Atlantis

45


NATTE VOETEN

46

Atlantis - maart 2005


DE POLISSTELLING

De Polisstelling Om de discussie in ons vakgebied gaande en vooral levendig te houden, is het idee ontstaan om in de Atlantis een stelling op te nemen. Een ieder die graag iets kwijt wil aangaande dit onderwerp en de discussie wil openen, kan dit doen door een reactie te sturen naar polis@bk.tudelft.nl. Ingekomen reacties worden geplaatst in de volgende Atlantis.

Welvaart. Hoe relatief het begrip tegenwoordig ook zou zijn, het manifesteert zich duidelijk in de vormen en gebouwen van en in de stad. De grachtengordel in Amsterdam is een wereldberoemd voorbeeld van een stuk stad dat de rijkdom van Nederland’s meest welvarende eeuw uitstraalt: de Gouden - 17e - Eeuw. Vandaag de dag is Nederland nog steeds een handelsnatie, maar moet zij vechten om haar positie in de wereld te handhaven. Internationaal is hierbij het sleutelwoord. Landen met sterk opkomende economieën hebben het monopolie van het Westen definitief doorbroken. Steden en regio’s strijden om het meest aantrekkelijke - internationale - vestigingsklimaat. Hierin ligt ook een grote ruimtelijke uitdaging: hoe geef je vorm aan een project als de Zuid-as? De aantrekkelijkheid van de fysieke ruimte - veilig, goed georiënteerd, goed verbonden in een netwerk, sfeervol, enzovoorts - speelt ongetwijfeld een rol in het beslissingsproces van bedrijven en immigranten om zich te vestigen op een bepaalde plek.

stelling/statement

Nederland is niet in staat de globalisering bij te benen en zal verworden tot een onbetekenende regio in Europa. The Netherlands are not able to follow the globalisation and will degenerate to an insignificant region in Europe.

Een intrigerende vraag is hoe Nederland zich - als identiteit èn als welvarende natie - zal handhaven in een groeiende en sterk concurrerende wereldeconomie en wat dit zal betekenen voor de fysieke ruimte.

maart 2005 - Atlantis

47



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.