Atlantis #15.2 Shifting europe

Page 1

ATLANTIS

jaargang 15 nr. 2, april 2004

SHIFTING EUROPE


SHIFTING EUROPE

Van de redactie Hans Wiersma

Atlantis 15.2 heeft als thema ‘Shifting Europe’ meegekregen, want dat is wat er staat te gebeuren; Europa verschuift. In een aantal artikelen hebben we geprobeerd een kleine blik in de toekomst van Europa te werpen. Dit doen we onder andere met Jan Vogelij die aan de bestuurlijke kant al veel ervaring heeft met ruimtelijke planning op Europese schaal. Hoewel planning op die schaal officieel binnen Europa niet wordt ontwikkeld beweert Vogelij dat hier wel degelijk al stappen in zijn gezet en dat er bovendien veel over wordt nagedacht. Binnen de Nederlandse stedebouwkundige wereld lijkt er maar weinig aandacht voor dit onderwerp terwijl ze met haar specifieke ervaring hierin een grote rol zou kunnen spelen. Beitske Boonstra laat door middel van haar ervaringen in Polen zien dat Oost-Europa vaak helemaal niet zo achter in ontwikkeling is dan we vaak denken. De ontwikkelingen in Lodz laten zien dat Polen een echt westerse planologische ontwikkeling heeft ingezet en dat het haast zeker een aanwinst voor het ‘grote Europa’ wordt. Tijdens een interview met Dick Sikkes blijkt dat je als ontwerpbureau niet hoeft te wachten tot de grenzen open gaan. Sinds een kleine twee jaar heeft zijn bureau een vestiging in Budapest, waar vooral de (Nederlandse) stedebouwkundige ervaring er voor zorgt dat de ene na de andere opdracht wordt binnengehaald. In een land waar de opleidingen degelijk traditioneel zijn, maar de energie onder jonge ontwerpers erg groot is, begint de vestiging inmiddels uit te groeien met Hongaarse medewerkers tot een middelgrote speler. In de toekomstige uitbreiding liggen dan wel veel opgaven, maar dat betekent niet dat er te weinig ‘niveau’ is om ze aan te pakken. Het ontbreekt meer aan de middelen die door de uitbreiding wellicht sneller binnen bereik liggen.

2

Atlantis - januari 2004

Remco Reijke heeft samen met Ellen Holleman ook een aantal van de ‘Oost-Europese landen bezocht tijdens zijn Europatour. In de tweede Reis je Reijke worden de kwaliteiten van een aantal grote steden beschreven. In de kolumn van Joost Schrijnen wordt er ook gezocht naar de kwaliteit van de Europese stad. Naast deze Europese verhalen is Polis inmiddels zelf ook weer op pad geweest in Europa. Onder ander op Belgie-excursie naar Maastricht en naar de oude mijnen in het Ruhrgebied. Van deze laatste excursie is een fotoreportage in deze Atlantis opgenomen. Hoe men daar is omgegaan met de overblijfselen van de ‘Industriekultur’ kan wellicht ook als inspiratie dienen voor de grote vervuilde industriegebieden die met de uitbreiding binnen de Europese grenzen komen te liggen. Van de Maastrichtexcursie heeft Ruud Ummels een verslag gemaakt, zoals hij ook de bureau-excursie naar de Van Nelle fabriek beschrijft. Dit in het Engels omdat meer dan de helft van de deelnemers niet uit het buitenland afkomstig was, zelfs van buiten Europa. Remon Rooij verbaast zich over definities en omschrijving van het vakgebied en roept de leerstoelen op positie te nemen ten opzichte van ruimte en tijd. Met een verslag van het afstuderen van Anneloes Blankendaal en een evaulatie van de MSc3 door de onderwijscommissie van Polis is ook deze Atlantis weer de moeite waard om tot de laatste letter te spellen.


INHOUD

ATLANTIS, tijdschrift voor stedenbouw, is een uitgave van POLIS, podium voor stedebouwkunde en verschijnt 4 maal per jaar.

Inhoud

15e jaargang, nummer 2, april 2004 oplage: 550 exemplaren

6

Hoofdredacteur Hans Wiersma Redactie Matthias Huijgen Jeroen van Schaick Jeroen van der Vlist Kees van den Bosch Beitske Boonstra

Wat betekent de uitbreiding van Europa voor ons vakgebied? Jan Vogelij

12

Wodka, Łódź en wederopbouw Grote projecten in stedenbouwkundig Polen Beitske Boonstra

Redactieadres Polis, Podium voor Stedebouwkunde Faculteit Bouwkunde Berlageweg 1, kab. 11.51 2628 CR Delft t.: 015-2784093 f.: 015-2783694 e.: polis@bk.tudelft.nl i.: www.bk.tudelft.nl/verenigingen/polis Druk Van Marken Drukkers, Delft

16

Reisje Reijke

24

Stedenbouw maakt het verschil

Remco Reijke

Een interview met Dick Sikkes over de Hongaarse uitbreiding van een Haags architektenbureau Ruud Ummels en Hans Wiersma

Advertenties Informatie via het redactieadres. Artikelen Artikelen, mededelingen en reacties kunnen worden aangeboden aan het redactieadres. Auteursrichtlijnen zijn bij de redactie beschikbaar. Artikelen overnemen toegestaan met toestemming van auteurs en bronvermelding. Abonnementen Polis-leden ontvangen de Atlantis gratis. Polis-jaarlidmaatschap: Studenten € 7,Alumni/AIO € 12,Praktijkleden € 24,Bureauleden € 48,-

Van de redactie

Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij het Stimuleringsfonds voor Architectuur Podium

36

Hans Wiersma

5

Van het bestuur

22 Column

40 42

Onderwijscommissie Eveline van der Schee

44

Remon M. Rooij

32 Fotoreportage

Office Excursion Ruud Ummels

J.M. Schrijnen

29 Stedebouwkunde

Excursie Maastricht Ruud Ummels

Beitske Boonstra

Je raakt er niet over uitgesproken, maar spreek je d‘r over uit!

Losse nummers € 3,-

© 2004 Polis, Stedebouwkunde ISSN 1387-3679

2

Meervoudig ruimtegebruik rond het metrostation Johan van Hasseltweg Anneloes Blankendaal

48

Agenda

49

Vooruitblik

50

Partners van Polis

voor

Kaft: http://private.addcom.de/BudapestFoto-CD-ROM/ homepage2.htm

januari 2004 - Atlantis

3


SHIFTING EUROPE

Polis, Podium voor Stedebouwkunde Historie De vereniging Polis is in oktober 1989 opgericht door docenten en studenten Stedenbouwkunde aan de Faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Het initiatief kwam voort uit de wens om de kwaliteit van het stedebouw onderwijs te handhaven en te versterken, onder druk van onderwijsherzieningen. Daarnaast werd en wordt het initiĂŤren van een intenser contact tussen onderwijs, wetenschap en praktijk als een belangrijke doelstelling van Polis gezien. Stedenbouwkunde Stedenbouwkunde is dynamisch, volgend en sturend. De inhoud van het stedebouwkundige vak is steeds aan veranderingen onderhevig en onderwerp van discussie. Dit wordt aangestuurd door veranderingen in de maatschappij. Als stedenbouwkundige in zowel de praktijk als in de wetenschap is het belangrijk om van deze veranderingen kennis te nemen en met deze kennis als stedenbouwkundige een positie in de maatschappij in te nemen. De stedenbouwkundige kan dan vanuit zijn positie een visie op (ontwerp) opgaven in de maatschappij geven. Podium Polis, Podium voor Stedenbouwkunde, wil voor stedebouwkundigen in zowel de praktijk als in de wetenschap een podium aanbieden waarop deze positiebepaling mogelijk is. Het doel van Polis is het verleiden van stedenbouwkundigen om het podium te beklimmen. Het verleiden gebeurt door het ontplooien van verschillende activiteiten. Zo worden er onder andere excursies, lezingen, debatten, symposia en prijsvragen georganiseerd. De periodiek Atlantis speelt hierbij een belangrijke rol. De Atlantis vormt een platform voor discussie. Daarnaast geeft de Atlantis een goed overzicht van de Polis activiteiten.

4

Atlantis - januari 2004

Overleg Polis vormt een schakel tussen wetenschap en praktijk. Polis onderhoudt contacten met verschillende partijen in de stedenbouw. Polis voert binnen de Faculteit op verschillende niveaus overleg over de kwaliteit van het onderwijs. De relevantie voor de wetenschap en praktijk is hierbij een belangrijk criterium. Om het bereik van Polis te vergroten wordt er binnen en buiten de Faculteit overleg gevoerd met verwante organisaties. PolisFonds Het PolisFonds is in het leven geroepen door Polis, podium voor stedebouwkunde om individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedenbouwpraktijk of wetenschap te kunnen financieren. Neem voor een aanvraag contact op met Polis. In het PolisFonds hebben de volgende leden zitting: Roy Bijhouwer, Stedenbouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Ruud Ummels, vice-voorzitter Polis en student bouwkunde, Miranda Reitsma, redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, Maarten Schmitt, stadsstedebouwer Den Haag, Thom Wolf, adjunct directeur Dura Bouw Amsterdam. Donaties blijven van harte welkom op gironummer: 8522358 o.v.v. Polis Fonds.

•


VAN HET BESTUUR

Van het bestuur Beitske Boonstra

Het zijn drukke tijden voor Polis. De een na de andere excursie is een succes, en er wordt ook al aan de komende activiteiten hard gewerkt. De afgelopen maanden hebben wij ons gestort op het jaarthema, Grenzeloos. We bezochten Maastricht, de minst Nederlandse stad van Nederland, het Ruhrgebied en hadden weer een bureauexcursie. Over deze excursies zijn verderop in de Atlantis verslagen te lezen. Ook deze Atlantis wil verder ingaan op het thema Grenzeloos. Het Ruhrgebied was de eerste korte buitenlandse excursie van dit jaar. Met een groep van ongeveer 25 studenten en een paar docenten bekeken we de ‘Industrie kultur’. Fabriekscomplexen, getransformeerd tot landschapsparken, de steden Oberhausen, Gelsenkirchen en Duisburg. Dit temidden van een dik pak sneeuw, wat de vervallen fabrieken en mijnen een nog apartere sfeer gaf. De bureauexcursie ging dit keer naar de Van Nelle fabriek. Hier zit sinds kort een aantal ontwerpbureaus, waaronder stedenbouwkundigen. Een prima gelegenheid om een bezoek aan de praktijk te koppelen aan het bezichtigen van een architectonisch hoogstandje.

De activiteiten die nog in het verschiet liggen zijn onder andere de excursie naar Stockholm en het lustrum. Stockholm – waarvan de inschrijving helaas al is gesloten – is weer een weekendexcursie. Interessant aan deze stad is een verbluffend goed werkend openbaar vervoerssysteem, dat een van de meest structurerende elementen voor stadsuitbreidingen sinds 1950 is geweest. Ook de hoeveelheid water en waterfronts en een aantal landschapsparken maken deze stad tot een interessante bestemming. Van deze excursie verschijnt ook een napublicatie, die in samenwerking met Provincie Zuid Holland en de leerstoel Stad en Regio wordt gemaakt. Over het lustrum is al het volgende bekend: de datum van de polisrede en het feest is zaterdag 23 oktober, een dag voor de officiële verjaardag van Polis. Het thema van het lustrum houden we nog even voor ons, maar schrijf de datum alvast in je agenda, want dankzij de lustrumcommissie wordt het zeker een succes! Mocht je trouwens zin hebben om nog mee te helpen met de polisrede, stuur ons dan even een mailtje. Over de lustrumpublicatie horen jullie binnenkort meer… Dat is wat er op dit moment zoal speelt op Polis. Er zijn al veel mooie dingen gebeurd dit jaar, en wij hopen dat de komende maanden net zo leuk en interessant worden!

januari 2004 - Atlantis

5


SHIFTING EUROPE

De uitbreiding per 1 mei 2004 van de Europese Unie betekent een sociaal – economische en territoriale verandering die grote gevolgen zal hebben. Wat dit voor ons vakgebied zou kunnen betekenen, wordt hieronder verkend. Daarbij wordt de volgende lijn gevolgd: 1. Wat zijn de sturingsmogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling op het niveau van de Unie 2. Wat betekent de verandering voor de huidige ruimtelijke structuur van de Europese Unie en voor de planningsopgaven 3. Opgaven voor planners Omdat dit onderwerp buitengewoon breed is en er weinig bekend verondersteld moet worden, zal hier enerzijds met grote stappen doorgelopen en dus weinig genuanceerd mee omgegaan worden en tegelijkertijd is de behoefte groot aan veel uitleg, een lastige opgave dus. Jan Vogelij

Wat betekent de uitbreiding van Europa voor ons vakgebied? Wat hier verteld wordt, beoogt geen absolute feitelijke waarheid weer te geven, daarvoor is het onderwerp teveel in ontwikkeling. Het is dus een persoonlijke interpretatie die gebaseerd is op 10 jaar ervaring in het Europese veld. Ik was een viertal jaren verantwoordelijk voor het wetenschappelijk en technisch secretariaat van de Europese expertgroep voor het stedelijk leefmilieu, wat resulteerde in het beleidsrapport European Sustainable Cities (1996) en een Europa breed onderzoek naar de problemen bij het doorvoeren van duurzaamheidprincipes bij gemeentes (1999). Ik was en ben betrokken bij Interreg opdrachten en mede auteur van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor Noord West Europa (2001). Ondersteunde Thuringen na de Wende bij de herijking van haar ruimtelijke ontwikkelingsbeleid, deed stedenbouwkundige opdrachten in Berlijn en ruimtelijke beleidsevaluaties in Rheinland Pfalz en werk nu als lead partner voor het Europa brede (27 landen) onderzoeksproject naar de ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van het natuurbeschermingsbeleid (ESPON). Daarnaast werk ik ook al meer dan 10 jaar in de Europese organisatie van planners (ECTP), tegenwoordig als president, en heb daarin de biënnales voor steden en stedenbouw meegeorganiseerd en deelgenomen in jury’s voor de Europese planningsprijs. Deze persoonlijke ervaring maakt tegelijkertijd duidelijk dat er op het Europese front veel gebeurt

6

Atlantis - januari 2004

in relatie tot ons vakgebied, ook al leeft dat onder slechts weinig vakgenoten. 1. Planning in de Europese Unie Op het niveau van de Europese Unie bestaat geen bevoegdheid om aan ruimtelijke ordening te doen, er bestaat dus bij de Europese Commissie geen DG (Ministerie) dat daarvoor is aangewezen. Dat klinkt simpel, maar de zaak is complexer: ondanks dat die bevoegdheid ontbreekt wordt er feitelijk wel aan ruimtelijke ontwikkeling gedaan en zijn er discussies over hoe die bevoegdheid eventueel wel geregeld zou moeten gaan worden. De bemoeienissen van de Comissie waren aanvankelijk zeer basaal. Het ging na de oorlog over een gemeenschap voor kolen en staal, later werd daar landbouwbeleid aan toegevoegd en werd het een economische gemeenschap. Het directoraat generaal 16 was gericht op economische ontwikkeling van de regio’s, het heet daarom tegenwoordig DG regio. Na enige tijd werd het besef acuut dat ruimtelijke economie niet los gezien kan worden van ruimtelijke ontwikkeling in zijn algemeenheid, maar ook dat de ruimtelijke ontwikkeling zich op de langere termijn effecten moet richten. Daardoor is duurzaamheid een veel voorkomende doelstelling in het regionale ontwikkelingsbeleid geworden. Het directoraat generaal 13, dat later DG Environment werd genoemd, kwam vanuit de


EUROPESE UITBREIDING

milieu verantwoordelijkheid op het grote belang van duurzame ontwikkeling. Ook hier weer gaat het meer om de gestage lange termijn effecten dan om de snelle korte termijn successen. DG environment startte in 1992 het programma duurzame stedelijke ontwikkeling met daarin o.a. een Europese Expertgroup voor het Stedelijk Leefmilieu en tezamen met steden-netwerken, de European Sustainable Cities Campaign. Tegelijkertijd was DG regio bezig om de regionale ontwikkeling in Europa te steunen met het subsidiëren van projecten en studies. Voor het toekennen van subsidies is steeds als criterium gehanteerd: bijdrage aan de duurzaamheid van de ontwikkeling. Er van uitgaande dat typisch voor ons vakgebied is dat wij ons meer dan anderen bezighouden met de grotere schaal en de langere termijn (versus het object en het incident) is het niet verwonderlijk dat duurzame ontwikkeling bijna synoniem is met wat als een goede ruimtelijke ontwikkeling wordt beschouwd. Je kunt dus zeggen dat, hoewel ze zich beide niet expliciet op ruimtelijke ontwikkeling (mogen) richten, zowel DG regio als DG environment zich feitelijk wel met ruimtelijke ontwikkeling bezighouden. De samenwerking tussen deze DG’s verloopt expliciet via de officiële Europese beleidsdoelstelling Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling. Daarnaast was er nog een proces gaande dat de aandacht voor ruimtelijke ontwikkeling versterkte. Naast de Europese Commissie en zijn organen (DG’s) die samen het uitvoerend orgaan vormen, ontmoeten de lidstaten elkaar regelmatig onder afwisselend voorzitterschap (Nederland in de 2e helft van 2004). In dat verband worden (informele) ministersconferenties georganiseerd o.a. van de ministers verantwoordelijk voor de ruimtelijke ontwikkeling. Door hen en hun ambtelijke beleidvoorbereiders is lang gesproken over de behoefte om de ruimtelijke ontwikkeling van Europa gecoördineerd en doelgerichter te laten verlopen. Opvallend is dat dat ook gebeurde door ministers van landen die geen traditie hebben, zoals Nederland om op nationaal niveau beleidsstukken over de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling te maken. Ondanks de slechte ervaring met de Vijfde Nota moeten we het belang van de Nederlandse ervaring (RPD) als input in het proces naar planning op Europees niveau niet onderschatten. In dat kader is, resulterend uit een proces van ongeveer 13 jaar door de informele ministersconferentie in 1999 in Potsdam

het Europees Ruimtelijk Ontwikkelings Perspectief (EROP, in het Engels ESDP) vastgesteld. Ook al viel het resultaat in Nederlandse ogen enigszins tegen (de RPD wilde veel verder gaan met kaartbeelden), de grote prestatie van dergelijke processen is dat men het voor het eerst met zo’n groot aantal landen eens werd over gezamenlijke ruimtelijke beleidsdoelstellingen. Ook werden een aantal acties ter uitwerking overeengekomen zoals: uitwerkingen per Interregregio (zoals de ruimtelijke ontwikkelingsvisies voor Noordwest Europa en die voor de Baltische staten) en het opzetten van een European Spatial Planning Observatorium Network (ESPON in Luxemburg). De regionale ruimtelijke ontwikkelingsvisies zijn bedoeld om de toekenning van Interreg projectsubsidies te toetsen aan de lange termijn / grote schaal ontwikkelingsrichitng, naast de expliciete eis dat projecten moeten bijdragen aan de duurzaamheid.

de uitdagingen voor ons vakgebied die op het niveau van de EU zijn te vinden en die nog zullen toenemen als gevolg van de uitbreiding van de Unie, zijn legio Het ESPON programma is eveneens van groot belang voor ons vakgebied. De ruimtelijke ontwikkeling voor het hele Europese gebied na de uitbreiding (27 landen, plus Noorwegen en Zwitserland) wordt geprobeerd in kaart te brengen en te volgen. Daartoe zijn een twintigtal projecten in uitvoering. In de loop van dit jaar komen de resultaten van een aantal projecten beschikbaar. Op dit moment is de discussie gestart over de actualisering van het EROP. Overwegingen daarbij zijn dat sinds 1999 er veel nieuwe gegevens beschikbaar zijn vanuit: - de Interreg projecten, - de ESPON projecten en - de nieuwe intredende landen. Bovendien wordt overwogen dat de eerste poging om het gezamenlijk eens te worden (EROP) gevolgd zou moeten worden door verdere pogingen omdat nu, sinds alle landen op ervaring en gezamenlijke inzichten kunnen bogen, de resultaten bevredigender zullen zijn. Geconcludeerd kan dus worden dat hoewel er geen officiële bevoegdheden zijn en er evenmin wettelijke mogelijkheden zijn om ruimtelijke

januari 2004 - Atlantis

7


SHIFTING EUROPE

planningsinverventies te kunnen plegen, er feitelijk veel activiteiten zijn in Europa op het vlak van ruimtelijke planning. Dicussies om hierin verandering te brengen zijn mede ingegeven door het feit dat in het concept voor de Europese grondwet ook de notie van ‘territorial cohesion’ is opgenomen. Wat de inhoud van dit begrip ook moge worden, ruimtelijke samenhang moet toch vooral gezien worden als een doelstelling uit ons vakgebied. 2. Veranderingen als gevolg van de uitbreiding van de Unie Aansluitend aan de bovenstaande bestuurlijk / organisatorische aspecten kan opgemerkt worden dat de complexiteit van de opgave, bijvoorbeeld om het EROP te actualiseren zal toenemen als gevolg van de uitbreiding van de Unie. De diepgaande communicatie stoornissen en verwarringen die het gevolg zijn van de uiteenlopende culturele achtergronden moeten niet onderschat worden. Daar tegenover kan gesteld worden dat ons vakgebied zich typisch leent voor het structureren van complexe discussies mede door het hanteren van (kaart)beelden in de communicatie. Door de uitbreidingen van de Unie met (eerst) 10 landen aan de oostgrens wordt de complexiteit veel groter. Bij het herzien van het EROP zal een factor worden dat het eerste EROP al bestaat en de landen van EU 15 (waarschijnlijk) zullen starten bij de vraag wat de toevoeging nog eventueel zal wijzigen, terwijl de 10 nieuwe landen mede vanuit hun veelal lange planningstraditie waarschijnlijk een fundamentelere ‘blauwe’ banaan

8

Atlantis - januari 2004

insteek willen kiezen. Dit is natuurlijk ook ingegeven door de sociaaleconomische verschillen en de invloed daarvan op de nieuwe Unie. De toetreding van landen met een lager BNP die een financiële steun van € 24 miljard tot 2006 zullen krijgen, betekent dat Europa er als totaal vooralsnog economisch slechter zal voorstaan en dat het jaren duren zal (zie toetreding Oost Duitsland) voordat positieve economische effecten te verwachten zullen zijn. Voor de gevolgen voor ons vakgebied zijn vooral de ruimtelijke effecten interessant. In het (huidige) EROP zijn de ruimtelijke structurele aspecten niet sterk uitgewerkt, men presenteert eigenlijk meer beleidsdoelstellingen. Het EROP wijst wel op een verschil tussen het kerngebied in Europa waarin 50% van de economische productie geconcentreerd is in minder dan 20% van de oppervlakte en onderscheidt dat van de periferie. Hierin is de ontwikkelingsas van Midden-Engeland via de Benelux en het Roergebied via de Rijnvallei naar Milaan opgenomen. Deze as (blauwe banaan) werd, toen DATAR (de Franse tegenhanger van de RPD) hem als eerste beschreef, vooral aangeduid om duidelijk te maken dat deze ontwikkelingen aan Frankrijk voorbij gingen, om Parijs heen. In het EROP is dit centraal Europees gebied uitgebreid tot een vijfhoek waarvan Londen, Parijs, Milaan, München en Hamburg de hoekpunten zijn. Het is duidelijk dat dit een compromis is dat onverlet laat dat de concentraties in de ontwikkelingen zich in de banaan afspelen naast Parijs, Barcelona, Berlijn en andere gebieden. De concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen langs multimodale, transportcorridors zoals in de Rijnvallei is ook in de ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor Noord West Europa voorzien: het gaat daar om de kruising van de as Midlands/Londen/Lille/Brussel/Ruhrgebied met die van Amsterdam/Rotterdam/Antwerpen/ Brussel/Lille/Parijs. Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt, dat waar economische activiteiten een gunstige vestigingsplaats vinden, verstedelijkingsdruk ontstaat en verstedelijking volgt, zal zich in de toekomst, weliswaar gebaseerd op andere economische activiteiten dan vroeger, ook voordoen. In de toekomst zal voor het ontstaan van economische activiteiten innovatie en creativiteit een belangrijke factor zijn. Wat het innovatief vermogen en de creativiteit van de toetredende landen voor invloed op de nieuw ontwikkelende economische activiteiten zullen hebben, is moeilijk te voorspellen, in het verlengde van Hall en Florida mag wel verwacht


EUROPESE UITBREIDING

worden dat deze vaak aan de bestaande stedelijke culturele centra gekoppeld zullen zijn. Daarnaast kan verwacht worden dat bestaande stedelijke concentraties die Oost West gericht zijn, zoals bijvoorbeeld de Donau zone bij het wegvallen van de grenzen waarschijnlijk sterker zullen ontwikkelen en zich tot ware ontwikkelingsassen zullen omvormen. Hiermee hangen de investeringen samen die nodig zijn om de infrastructuur te verbeteren, en die door de Europese Unie verregaand gesubsidieerd zullen worden. In het EROP wordt een zeker spreidingsbeleid voorgestaan. Als het over evenwichtige ontwikkeling spreekt, wordt o.a. bedoeld dat de concentratie van activiteiten in het Pentagon kerngebied niet verder versterkt moet worden, maar dat het ontstaan van andere concentratiezones moet worden bevorderd. Men spreekt daarom over polycentrische verstedelijking en netwerken. Voor de ruimtelijke ontwikkelingsopgave die ontstaat als gevolg van de nieuw toetredende landen, betekent dit o.a. dat gezocht moet worden naar veelbelovende ruimtelijke ontwikkelingsassen en naar de stedelijke knooppunten waar de economische ontwikkeling zich mede op basis van de lokale capaciteit, cultuur en creativiteit bij voorkeur kan ontwikkelen. Tegelijkertijd betekent de EROP doelstelling “duurzame en evenwichtige ontwikkelingâ€? ook dat een balans gevonden moet worden met de ontwikkeling van het natuurlijk erfgoed. De ruimtelijke situatie met betrekking tot het natuurlijk erfgoed in Europa wordt gekenmerkt door een spreiding van beschermde natuurgebieden door heel Europa heen, met veel gefragmenteerde natuurgebieden in de zones met veel verstedelijkingsdruk en met grotere natuurgebieden in Zuid Europa (incl. Alpen) en ScandinaviĂŤ. Aan de Oostzijde heeft zich als gevolg van het IJzeren Gordijn gedurende 40 jaar een vrijwel afgesloten zone bevonden die een relatief sterke natuurontwikkeling mogelijk heeft gemaakt. De sterkere connectie met het westen zal tot gevolg hebben dat deze zone vaker doorsneden zal worden, en wellicht ook locaties biedt voor verstedelijking langs nieuwe ontwikkelingsassen. Tegelijkertijd zal de concentratie van vervuiling in de verouderde industriegebieden in het oosten een enorme herstructureringsopgave opleveren.

structuurfondsen. De projecten die daarin aan de orde komen en waarvoor tot 2006 ruim 24 miljard euro is bestemd stellen een zeer grote uitdaging aan professionele ruimtelijke planners. Deze uitdaging staat nog los van de opgaven die op het vlak van Europa als geheel, met of zonder een actualisering in het EROP en in de huidige EU 15 zijn te vinden.

3.

Opgaven voor planners

De uitdagingen voor ons vakgebied die op het niveau van de Europese Unie zijn te vinden en die nog zullen toenemen als gevolg van de uitbreiding van de Unie, zijn legio. Het gaat om ontwikkelingsvisies, herstructureringsopgaven en uitbreidingsproblemen. De hoeveelheid werk die dat voor stedenbouwkundigen en planologen zal opleveren is moeilijk te voorspellen, dit zal namelijk afhangen van factoren als: - worden de opgaven voldoende herkend als integrale ruimtelijke ontwikkelingsopgaven - leveren de professionals werk dat als relevant gezien wordt. Belangrijk is daarbij dat de strategische aspecten van onze discipline voldoende ontwikkeld worden. pentagon kerngebied en andere concentratiezones

De ruimtelijke ontwikkelingsopgaven die als gevolg van de uitbreiding van de Unie ontstaan zullen vanuit de Unie mede ondersteund worden via de

januari 2004 - Atlantis

9


SHIFTING EUROPE

Weliswaar is het tot stand helpen brengen van omgevingen met een hoge ruimtelijke kwaliteit een kernopgave voor stedenbouwkundigen, voorafgaand aan de vormgeving dienen echter op hogere schaalniveaus ruimtelijke strategieën ontwikkeld te worden waar onze discipline een belangrijke bijdrage in kan hebben. Naar mijn ervaring is de potentiële bijdrage van stedebouwkundigen bijzonder relevant als gevolg van de vakmatige oriëntatie op toekomstige ontwikkelingen en interventies. In samenwerking met als planoloog opgeleiden, die feitelijkheden en trends kunnen analyseren, kunnen scenarios en wensbeelden worden uitgewerkt die als communicatiemiddel ruimtelijke beleidsdiscussies helpen structureren. Niet alleen om via onderlinge vergelijkingen van scenario’s tot het vaststellen van voor- en nadelen van voorstellen te komen, maar ook om er gezamenlijk achter te komen wat een wenselijk toekomstbeeld is, zijn interactieve processen bijzonder effectief. Dergelijke processen lenen zich uitstekend voor het opstellen van ruimtelijke ontwikkelingsvisies op verschillende schaalniveaus. Hierbij is het vakmanschap van ruimtelijke planners

Hierbij wordt nadrukkelijk beoogd dat de economische basis van de steden gezocht wordt in de onderscheidende lokale (culturele) kenmerken. Alleen dan kunnen ze zich in hun netwerken onderscheidend positioneren en complementair zijn aan andere steden. Deze stellingname tegen te vergaande globalisering betekent onder andere dat er een rol voor stedenbouwkundigen is weggelegd om de onderscheidende cultureel fysieke kenmerken te identificeren en voor de toekomst te (her)interpreteren.

op het niveau van de Europese Unie bestaat geen bevoegdheid om aan ruimtelijke ordening te doen... die doelstellingen en oplossingen kunnen verbeelden bijna een noodzakelijke voorwaarde. Vele ruimtelijke ontwikkelingsopgaven zullen zich voordoen in de voormalige Oost Europese landen rond sterk vervuilde verouderde industriegebieden, het herinrichten van bestaande stedelijke gebieden, het opknappen van binnensteden, het herinrichten van rurale gebieden en rond de nieuw te ontwikkelen infrastructuur, regionale plannen en ontwikkelingsvisies. Wat dat betreft zullen de opgaven op den duur niet veel afwijken van de andere opgaven waar de ruimtelijke planners in Europa mee te maken hebben. In het Nieuwe Charter van Athene 2003 heeft de Europese Council of Townplanners de opgave voor de komende jaren in beeld proberen te brengen aan de hand van haar visie: de ‘connected city’. Met dit concept wordt gedoeld op een zodanige duurzame ontwikkeling van de steden dat ze intern een grotere samenhang vertonen en extern veel intensiever verknoopt zijn in grotere netwerken.

10

Atlantis - januari 2004

Jan Vogelij is directeur van Royal Haskoning. Daarnaast is erg actief in Europa, bijvoorbeeld als president van de ECTP (European Council of Townplanners.


(advertentie)

EUROSCAPES / FORUM 2003 Euroscapes is een bundeling verkenningen van het Europese landschap van de 21e eeuw. De binnengrenzen van de Europese Unie worden poreuzer, het vrije verkeer van mensen gemakkelijker. Dit vrije verkeer conditioneert op verschillende plekken in Europa de ruimtelijke transformatie. Maar wat voor ruimte levert dit op? Wat zijn de drijvende krachten achter de huidige ontwikkelingen? Wie speelt daarin een belangrijke rol? Kenmerkend voor de ruimtelijke transformatie binnen Europa is dat de eraan ten grondslag liggende processen onzichtbaar zijn en de fysieke effecten ervan sluipenderwijs hun intrede doen. Juist daarom zet de publicatie Euroscapes deze ontwikkelingen in het volle licht. Zes verkenningen leiden de lezer via tekst en beeld door de nieuwe ruimtelijke orde van Europa. Dwars door deze artikelen heen loopt een beeldessay waarin de fotografen Bas Princen en Raymond Wouda hun blik geven op het veranderende Europese landschap.

Titel:

EUROSCAPES – FORUM, jaargang/volume 41, 2003 218 pagina’s, kleur. Tweetalig, Engels en Nederlands.

Essays:

Robert Broesi - Euroscapes; Arjan Harbers - Borderscapes; Ivan Nio -Ethnoscapes; Mathis Güller - Het nationale cultuurmuseum in beweging; Angelika Fuchs en Wouter Veldhuis - Together; Florian Boer en Christine Dijkstra - Funscapes

Uitgevers:

MUST Publishers en het Genootschap Architectura et Amicitia

Distributie:

Idea Books, Nieuwe Herengracht 11, 1011 RK Amsterdam, tel. 020 - 622.6154, idea@ideabooks.nl

Verkoop:

via de lokale boekwinkel of te bestellen bij Architectura & Natura Vakboekhandel, Leliegracht 22, 1015 DG Amsterdam, tel. 020 - 623.6186

ISBN

90-806351-2-x

Meer informatie?

MUST Publishers, postbus 16631, 1001 RC Amsterdam tel. 020 - 470.2013, mail@imust.nl

januari 2004 - Atlantis

11


SHIFTING EUROPE

Wat verwacht je te zien als je bij Frankfurt am Oder na een lange douanecontrole eindelijk de Poolse grens overgaat? Ik was al eens eerder in Polen geweest, maar dat was in 1991 en daarvan was alleen een beeld blijven hangen van trabantjes, lege winkelschappen en extreem lage prijzen. Verder dan dat beeld, aangevuld met alle media-aandacht over Poolse seizoensarbeiders, ging mijn kennis van Polen eigenlijk niet. Nu, 12 jaar later, was ik op weg naar Łódź, om daar een stage te gaan volgen bij een Pools stedenbouwkundig bureau. Er wachtte me een aangename verrassing… Beitske Boonstra

Wodka, Łódź en wederopbouw Grote projecten in stedenbouwkundig Polen

In Nederland wordt Polen vaak gezien als onderdeel van Oost-Europa. Dit is een opvatting die voornamelijk gebaseerd is op politieke ideeën, immers alles achter het voormalige ijzeren gordijn is meer op Rusland georiënteerd dan op het westen. Geografisch, klimatologisch en historisch behoort Polen echter veel meer bij noord- en midden-Europa. Vanwege deze positie is het ook logisch dat in Polen een manier van stedenbouw is te vinden die, net als de Duitse redelijk overeenkomt met de manier van stedenbouw zoals wij die kennen. Net als Nederland is Polen een vlak en uitgestrekt land, en daardoor liggen middelgrote steden wijdverspreid in het land, met elkaar verbonden door een fijn netwerk van wegen. Met de komende toetreding tot de Europese Unie zal het land zijn geografische positie weer terugkrijgen en bij nadere bestudering van steden en plannen in Polen (waar tijdens de stage volop tijd voor was) blijkt er hier inderdaad ook een behoorlijke stedenbouwkundige traditie te liggen.

Industrieël erfgoed

12

Atlantis - januari 2004

De stad waar ik stage liep was Łódź (spreek uit: Woedzj). Zelfs voor Polen is deze stad een min of meer blinde vlek op de kaart. Menig Pool trekt zijn wenkbrauwen op als je zegt dat je juist daar je zomer doorbrengt. Op het eerste gezicht lijkt het een stad met weinig historie en een grijs, industrieel landschap. Toch is het met 1 miljoen inwoners de tweede stad van Polen, op zo’n 120 kilometer van Warschau. De stad heeft een afwijkende geschiedenis van de meeste Poolse steden, maar is daarom juist interessant. Łódź is een van de Grote Projecten van de Poolse stedenbouw. Het beloofde land Begin 19e eeuw was de industriële revolutie ook in Polen op een hoogtepunt gekomen. De ruimte in de bestaande steden was beperkt en bovendien was het moeilijk om binnen de gevestigde orde grote ontwikkelingen op gang te brengen. Het uitgestrekte en vlakke, grotendeels onontgonnen land, bood


uitkomst aan de industriëlen die voor een grotere aanpak waren. In 1820 besloot de Poolse koning om van een klein stadje in het midden van Polen een nieuw centrum voor industriële ontwikkeling te maken. Het dorpje Łódź, dat op een kruispunt van de oude handelsweg van Łęczyca naar Piotrków en de rivier Łódźka lag en maar 700 inwoners had in een zee van ruimte, bood een ideale locatie voor textielindustrie. Het was een gouden greep, want in 20 jaar groeide de stad van een klein miezerig dorpje uit tot een bruisende stad vol leven, ontwikkeling en werkgelegenheid. Het boek ‘Het beloofde land’ van Władysław Reymont, dat in 1899 de Nobelprijs voor de literatuur won, vertelt over de wedergeboorte van deze stad. In 1900 telde Łódź 500.000 inwoners, waarvan de helft Pools, de andere helft van Duitse, Russische of Joodse afkomst. Bij de stichting van de industriestad werd een vijf kilometer lange as getrokken van noord naar zuid, Piotrkowska. Langs deze as werden kavels uitgegeven, standaard 20 meter breed en zo’n 100 meter diep. In eerste instantie werd vooraan de kavels gebouwd, meestal kleine werkplekken of fabrieken, terwijl achterop de kavels ruimte was voor het verbouwen van voedsel. Maar naar mate de stad groeide, vulden ook de kavels zich op met woningbouw. Schaalvergroting leidde ertoe dat meerdere kavels werden samengevoegd en op de centrale binnenpleinen grote fabriekshallen werden gebouwd. Een ander ensemble wat kenmerkend werd voor Łódź, is te danken aan enkele grote industriëlen die door hun enorme welvaart ook enorme investeringen konden doen. Zij bouwden paleizen in de directe nabijheid van de fabriekshallen, en daaromheen de arbeiderswijken. Zo werd de stad opgedeeld in wijken die elk aan een andere industrieel toebehoorden. Vaak legden ze er ook parken bij aan, voor eigen recreatie en voor het welzijn van hun arbeiders. Inmiddels zijn de paleizen museumstukken geworden, staan de fabriekshallen leeg maar wonen

in de arbeiderswijken nog steeds de armste mensen van de stad. De Tweede Wereldoorlog ging net als in de rest van Polen alles behalve onopgemerkt aan de stad voorbij. In 1939 wordt de stad bij het Derde Rijk ingelijfd, en meteen wordt gestart met het verhuizen van alle joden naar de Stare Miasto (Oude Stad), de armste wijk. Na een korte opstand wordt dit getto, net als in Warschau, met de grond gelijk gemaakt. Na de oorlog was er van de multiculturele samenleving die Łódź was, niks meer over. In de Joodse wijk is er op een kerkhof na niks meer van dit deel van de geschiedenis te zien, dankzij de socialistisch-realistische nieuwbouw waarmee deze

Ontwikkeling Lodz: 1. handelsroute Piotrkowska 2. Rivier 3. Stare Miasto, later Joods getto 4. kavels 5. toevoeging industriële ensembles 6. aanleg Pilsudskiego (en verdwijnen van Stare Miasto)

1850

1900

1970

januari 2004 - Atlantis

13


SHIFTING EUROPE

wijk werd opgebouwd. De stad ontliep verder grote verwoestingen en daarom was er geen grootschalige wederopbouw nodig, zoals in Warschau. De textielindustrie blijft de komende 40 jaar de belangrijkste economische drijfveer voor Łódź. Verdere stadsuitbreidingen bestonden uit eentonige flatwijken zoals in zoveel steden die onder het communistisch juk lagen. In de jaren zeventig wordt de oorspronkelijke structuur van de stad, bestaande uit de dominantie noord-zuid-as Piotrkowska, doorbroken. Een nieuwe oost-west as aan de stad wordt toegevoegd, Piłsudskiego, een driebaansverkeersweg die de stad in tweeën snijdt. Pogingen om het kruispunt van Piotrkowska en Piłsudskiego op te vullen met winkelcentra waren weinig succesvol. Inpassing van deze as in de openbare ruimte van de stad, blijft een groot ruimtelijk probleem, totdat in 2001 eindelijk begonnen wordt met nieuwe commerciële ontwikkeling langs Piłsudskiego. Een stad vol kansen Met de val van de Sovjetunie in 1991 viel voor Łódź vrijwel de hele textielafzetmarkt in een keer weg. In een paar jaar tijd sloten alle fabrieken en verloor het merendeel van de bevolking zijn baan. De lege fabrieken met ingegooide ruiten en de werkloze mannen op straat getuigen van deze traumatische gebeurtenis. Elke ochtend op weg naar mijn werk zag ik massa’s jonge, werkeloze mannen zitten, met flessen wodka in hun hand. De werkeloosheid in Polen is op dit moment overal groot, maar Lodz is met 20% een koploper. Bovendien is de identiteit van Łódź, namelijk van vervallen industriestad nou niet de meest gangbare en aantrekkelijke. Overal in Polen kwam ik mensen tegen die feilloos de gebreken van Łódź konden opsommen. Maar misschien liggen in deze op het eerste oog nadelen, juist ook de grootste kansen voor verdere ontwikkeling van de stad. De geschiedenis van Łódź is niet alleen een uniek verhaal, het heeft ook geleid tot een unieke stad. Het ontbreken van een centralistisch gegroeide stad, en Piotrkowska

14

Atlantis - januari 2004

S. Syrkus en J. Chmielewski, het functionele Warschau, 1934. Zes infrastructurele banden: city, wonen, transit, wonen, industrie en recreatie.

het belang dat de industriëlen hechtten aan groene ruimte, leidde tot vele parken en groengebieden, tot vlak op het centrum. Het opfleuren van de socialistisch-realistische wijken met het beschilderen van flatgebouwen met vrolijke pastelkleuren heeft misschien niet het gewenste effect, maar laat zien dat de stad aan zijn imago werkt. Verder zijn er de laatste jaren enkele ontwikkelingen geweest die wel eens een keerpunt voor de stad kunnen zijn. De aanleg van commerciële ontwikkeling langs de Piłsudskiego-as in Łódź is een van de grootste binnenstedelijke ontwikkelingen van Polen van dit moment, waarbij een breed programma is toegevoegd aan de bestaande binnenstad, namelijk hotels, kantoorgebouwen, een megabioscoop en een overdekt winkelcentrum. Met name Galeria, het overdekte winkelcentrum, is een combinatie van traditionele elementen uit Łódź en internationale ontwikkeling. De vormgeving beantwoordt aan de herleefde aandacht voor het erfgoed van Łódź, het type ontwikkeling is Angelsaksisch en de investeerder het Duitse ECE. In tegenstelling tot veel overdekte winkelcentra, sluit Galeria goed aan op de structuur van de stad en blaast deze nieuw leven in. De ingangen zijn dusdanig gesitueerd dat er een nieuwe winkelroute door de stad ontstaat, en worden geaccentueerd met kleine pleinen die het publieke domein van het winkelcentrum de stad intrekken. De gevel is open en beantwoordt met zijn ritme op de 20-meterkavels waaruit Łódź is ontstaan. Bovendien is Galeria aangelegd op een


WODKA, LODZ EN WEDEROPBOUW

e

Nieuwe ontwikkelingen: Galeria Łódzka

verlaten industrieterrein. De oude fabriek is door het winkelcentrum ingesloten en wordt gebruikt als kantoorruimte. Door dit project, hoopt Łódź een eerste stap te zetten terug naar de multiculturele samenleving die het eens was. Met de boodschap dat een verleden van een industriestad ook betekenisvol kan zijn. Grenzeloze ontwikkeling? Toen ik 12 jaar geleden door de douane van voormalig oost-duitsland en Polen kwam, waren er geen snelwegen, geen toeristen en waren de binnensteden leeg net als de winkels. Deze zomer bleek dat de afgelopen jaren al veel is veranderd. Toch is de Poolse regering het laatste decennium vooral bezig geweest met het op gang helpen van de stagnerende economie, de sociale problemen en toetreding tot de Europese Unie. Daardoor zijn zaken als regionaal ontwerpen en ontwikkelen een tijd lang naar de achtergrond verschoven. Nu de toetreding een feit is en ook de Poolse economie tekenen van herstel vertoond, is te verwachten dat ook de regionale ontwikkeling terug op de agenda komt. Want uit het verhaal van Łódź blijkt dat regionaal plannen en stedelijke ontwikkeling geen vreemde

dingen zijn in dit Midden-Europese land. Dit blijkt ook uit andere verhalen van steden, zoals het wederopbouwplan van Warschau (na de oorlog stond er geen gebouw meer overeind en toch werd besloten de gehele stad weer op te bouwen, inclusief complete reconstructie van het historisch centrum, een nieuw verkeersplan, en een nieuw zakencentrum met hoogbouw) en de stichting van Gdynia (als tegenstad voor Gdansk, dat voor WO2 in Duitse handen was en daarmee de Poolse toegang tot de Oostzee blokkeerde). De huidige ontwikkeling van netwerksteden sluit goed aan op de Poolse structuur van kleine stedelijke kernen zonder duidelijke hiërarchie, en Polen als kruispunt tussen oost en west en noord en zuid biedt ook mogelijkheden voor ontwikkeling. Snelwegen en HSL die via Warschau naar het zuiden en westen lopen, passeren onder andere Łódź. Waarschijnlijk kan de hele regio hiervan een graantje meepikken. Voor Łódź geldt bovendien dat het industriële erfgoed een unieke mogelijkheid biedt voor een verdere ontwikkeling van de stad. Alleen het geld ontbreekt nog om van de enorme industriële complexen grootschalige leisure- en woonprojecten te maken. De plannen liggen er al. Na de toetreding tot de Europese Unie wordt er een snelle economische groei verwacht. Verbetering van het netwerk (zowel snelwegen als hoge snelheidstreinen), zal hopelijk leiden tot de komst van meer buitenlandse investeerders. Net als de industriëlen van weleer die Łódź maakten tot wat het nu is, zullen nieuwe investeerders ook toekomst voor nieuwe ontwikkelingen zien. Wie weet, wat we kunnen verwachten als we over 12 jaar zonder controle de Poolse grens overgaan…

Beitske Boonstra is student urbanism aan de TU Delft en heeft afgelopen zomer twee maanden stage gelopen in Polen. Bronnen: - Architectura 08/2003, “Nowa pierzeja w Łódzi”, Andrej Owczarek, Murator Press - “Łódź, barwy miasta”, Włodzimierz Małek en Ryszard Bonisławski Sagalaria&Wowo, Łódź 2002, wydaniez 2 (2e druk) - Lonely Planet Polen, Krzysztof Dynynski, 4th edition, Lonely Planet Publications - “Ziema obiecana”, Władysław Reymont (“Het beloofde land”), 1899 - “De regie van de stad II”, Koos Bosma en Helma Hellinga, Nai Uitgevers Den Haag, 1997 http://www.ceu-ectp.org/e/members.html#poland

januari 2004 - Atlantis

15


SHIFTING EUROPE

In 2002/2003 heb ik een jaar lang rondgereisd en daarbij drie continenten aangedaan: Afrika, Amerika en Europa. In de vorige Atlantis schreef ik over mijn verblijf in Zuid-Afrika. In dit nummer zal ik me beter aan het thema van deze uitgave houden. Het tweede artikel van Reisje Reijke gaat over het ‘nieuwe’ Europa achter het inmiddels lang verroeste ijzeren gordijn. Samen met mijn reisgenoot Ellen Holleman geef ik jullie een kijkje in de hoofdsteden.

Reisje Reijke Aflevering 2: Oost-Europa

Oost-Europa De reis door Europa begon in het noorden: via Duitsland naar Denemarken, en door Zweden en Finland naar het voormalig Oostblok. Hoofdzakelijk gedreven door nieuwsgierigheid naar dit voor ons onbekende deel van Europa. In een maand tijd zijn we van Estland naar Griekenland gereisd, acht landen passerend die deel uitmaken van het ‘Nieuwe’ Europa: Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Van de meeste landen wisten we weinig tot niets af: het Oostblok leek vanuit het westen altijd een groot en massief, grijzig geheel. Uitgedaagd door het onbekende en geprikkeld door de verschillen die er wel degelijk zijn hebben we onze ogen goed de kost gegeven. Een maand is héél kort om zo’n tocht te maken en natuurlijk niet voldoende om een welafgewogen en genuanceerd beeld van zoveel steden en landen op te schrijven. Wel dwingt het je om heel intensief plekken te beleven en proberen te doorgronden. Daarnaast is het maken van vergelijkingen tussen de verschillende landen en steden onvermijdelijk en zeer boeiend. Het heeft geleid tot een reeks observaties waarvan we in dit artikel verslag doen. Estland, Letland & Litouwen Deze drie landen worden vaak in een adem achter elkaar genoemd, alsof ze één land vormen. Enerzijds wel te begrijpen aangezien de geschiedenis van deze landen veel overeenkomsten hebben. Anderzijds zijn het toch héél verschillende landen met alledrie een heel eigen cultuur. Voor ons was het verrassend te ontdekken hoe ‘Europees’ met name de centra van de drie hoofdsteden (Tallinn, Riga en Vilnius) zijn. Alhoewel

16

Atlantis - januari 2004

de ‘oosterse’ invloed onmiskenbaar aanwezig is. De centra van deze drie hoofdsteden stammen uit de middeleeuwen en zijn in verrassend goede staat. Prachtige stadsharten die ook zichtbaar veel toeristen trekken. Buiten die centra zijn de overblijfselen van bijna 50 jaar Sovjet-overheersing nog erg aanwezig; zeer slecht onderhouden oude stadswijken en de eindeloze reeksen monotone woonblokken. Alles van een uitzonderlijke treurigheid: veel, groot, grauw en van een abominabele kwaliteit. Daarbij vergeleken lijkt zelfs de Bijlmer een sprookjesoord. Maar, het is hier hard aan het veranderen. Overal wordt gebouwd bij het leven– we waren verschillende keren het spoor volledig bijster op plekken waar de (doorgaans vrij recente) stadsplattegronden alweer achter liepen op de werkelijkheid. Waarbij het dan voornamelijk de echt commerciële instellingen zijn die als paddestoelen de grond uit schieten: hotels, kantoren (veel grote, internationaal opererende bedrijven), supermarkten en winkelcentra. De woningbouw, met name in de buitenwijken van de


REISJE REIJKE

steden, blijft nog schrijnend en dat zal nog wel lang duren voor dat weer enigszins op orde is. De eerste kennismaking met onze toekomstige EUgenoten beleefden we in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Komend vanuit Helsinki ben je met een snelle draagvleugelboot in anderhalf uur in een andere wereld. Want al is Estland met broertjes Letland en Litouwen bijna een EU-lidstaat, het oude Russische regime komt nog regelmatig door de nieuwe verflagen heen.

daarbij vergeleken lijkt zelfs de Bijlmer een sprookjesoord Heel vaak vergeet je het, dan ben je gewoon in Europa. Dan zie je de weelde die ons allemaal al zo gewoon is geworden: enorme supermarkten waar alles te koop is, waar het niet op lijkt te kunnen. Maar dan. Het ene moment is de weg prachtig geasfalteerd (met EU-steun, zo zeggen de bordjes), maar even later moet je al slalommend de gaten in de weg ontwijken. [In Vilnius schijnt het zo te zijn dat indien je auto beschadigd raakt vanwege een ‘pothole’, je bij de gemeente schadevergoeding kan krijgen. Mits de betreffende ‘pothole’ geregistreerd staat.... ] Riga, de hoofdstad van Letland (en waar vorig jaar het Eurovisie Songfestival werd gehouden!), is het grootst van de drie en misschien wel het meest Europees. Tevens ook het minst beschadigd tijdens het socialistisch regime. In het historisch stadscentrum wordt volop gerestaureerd. Rondom dit centrum ligt een 19e eeuwse stadsring waar, net als in de rest van de stad, de bebouwing over het algemeen erg slecht onderhouden is. Maar door roetlagen en afbladderende verf heenkijkend zijn er

nog zeer veel fraaie staaltjes van jugendstil- en ook redelijk wat traditioneel Lets/Baltische architectuur te bewonderen. Het weefsel van dit deel van de stad is grotendeels intact gebleven en heel stedelijk. Overigens gaat de wet van de remmende voorsprong in de Baltische landen goed op. En dan in de variant van de accelererende achterstand. Je voelt hier de zindering van (jonge) mensen die eindelijk naar buiten kunnen met hun ideeën en energie. Overal zie je interessante initiatieven genomen door vindingrijke ondernemers. Hier lijkt de ruimte er nog te zijn, waar die in Nederland vaak is dichtgetimmerd door regelgeving en proceduretijden. Een mooi voorbeeld is een zaak in Tallinn, die 24 uur open is en die allerlei kant- en klaar- maaltijden verkoopt. Een soort traiteur eigenlijk, maar dan een met de mogelijkheid om het ook gelijk aan een (design) bar op te eten. Niet al te duur, want zonder bediening, maar toch wel een beetje restaurant. Werken deed het in elk geval, want het was een komen een gaan van rustige thuishappers, doorvergaderende collega’s en snelle snackers. Warschau De hoofdstad van Polen heeft zich razendsnel tot een Westerse stad weten te ontwikkelen. Slechts aan de ‘grootse’ stedenbouwkundige ingrepen en architectonische reuzen is te zien dat deze stad aan het einde van de jaren tachtig nog schuil ging achter het ijzeren gordijn. Ook hier wordt stevig gebouwd en op veel plaatsen is/wordt ook de openbare ruimte van zijn grauwe Oostbloksluier ontdaan. Grof gezegd doen alleen de lage prijzen in cafés en restaurants je nog denken aan de tijd van vóór de omwentelingen. Wat wel duidelijk - soms pijnlijk duidelijk - te zien is, is dat deze snelle omschakeling naar het kapitalistische systeem op een bepaalde manier zijn tol eist. Ten eerste lijkt de stad al zijn grote vertikale

januari 2004 - Atlantis

17


SHIFTING EUROPE

oppervlakken te hebben verkocht aan het grootkapitaal. Al bij het binnenrijden van de stad is een enorme chaos van reclameborden te zien. Het blijkt voor de hele stad te gelden: grote delen van de stad worden ontsierd door reklameboodschappen van een Noord-Amerikaanse frisdrankventer, Duitse koffiebranders en lokale biergiganten. Soms lijkt er nog enige reden toe; een gebouw staat in de steigers en de reklame, schermt op een vrolijke manier de werkzaamheden af én brengt gelijk ook nog wat geld in de la. Langs één van de hoofdwegen in het centrum van Warschau gaat Coca Cola echter volledig over de schreef. De complete gevel van een fors gebouw (zo’n laag of vijftien) is bedekt met één van de zoetsappige tafereeltjes van Coke.

hier is duidelijk een zeer gevaarlijke gek aan het werk geweest Zo lijkt Warschau zijn hele stad in de verkoop te doen. Want niet alleen de grauwe kolossen uit de communistische tijd zijn behangen, ook het oudere historisch cultuurgoed wordt niet ontzien. Nu kunnen die reclame-uitingen nog vrij makkelijk weggehaald worden. Dit is even anders met een aantal nieuwe (kantoor-) kolossen die schijnbaar willekeurig door de stad zijn geplaatst. De falussen van de West-Europese investeerders. Deze uitverkoop van Warschau is eigenlijk nergens voor nodig. Die investeerders willen maar wat graag in Warschau en meer algemeen in Polen investeren. Een markt van bijna 40 miljoen mensen (de bevolking van Polen) krijg je er niet elke dag bij. De duimschroeven hadden dus best wat strakker kunnen

18

Atlantis - januari 2004

worden aangedraaid om de nieuwbouw wel aan de stad ten goede te laten komen. Maar ja, achteraf is dat natuurlijk makkelijk praten. We zijn erg benieuwd geworden naar hoe dat nou gegaan moet zijn: na decennia van socialistisch bouwen moet een hele stedenbouw/planologieafdeling van zo’n stad ineens aan tafel met investeerders die naast een zak geld ook een heleboel wensen hebben. Hoe biedt je daar tegenwicht aan? Op basis van wat voor een ideologie of gedachtengoed kun je dan je stad aansturen? Verder is er hier een groot verschil met de Baltische staten. Daar zagen we hoofdzakelijk nieuwe kantooren andere commerciële gebouwen verschijnen en bleef de woningbouw zichtbaar achter. In Warschau worden er op veel plekken in de stad nieuwe appartementenblokken gerealiseerd. Veel vrolijke kleuren, maar af en toe wat achterhaalde ‘PoMo’architectuur. Het is ook wel weer begrijpelijk. Na al die grauwigheid kan het nu niet snel vrolijk en gek genoeg zijn. Ook wordt er veel oudbouw op een wat basalere wijze opgeknapt. Vaak is het alleen maar een verfje aan de buitenkant, toch kan je hier zien dat een beetje kleur op de gevel al wonderen doet. Boekarest Wat een oord is dit, deze praalstad van Ceauscescu. Hier is duidelijk een zeer gevaarlijke gek aan het werk geweest. En er in geslaagd deze stad volledig naar de verdoemenis te helpen. In opdracht van Ceauscescu is begin jaren ’80 een groot deel van Boekarest’s centrum van de stad compleet weggevaagd om plaats te maken voor een nieuw parlementsgebouw met de wel heel cynische naam Casa Poporului, Huis van het Volk. Dit gebouw


REISJE REIJKE

moest de complete overwinning van het socialisme in Roemenië symboliseren. En om dit gebouw (na het Pentagon in Washington het grootste gebouw ter wereld) goed tot zijn recht te laten komen werd het ingebed in een ‘passende’ omgeving: een kilometerslange boulevard met aan weerszijde enorme, monotone appartementengebouwen. Aan de zijde van het parlementgebouw is de boulevard echter zo goed als verlaten en biedt de enkele auto die over het gigantische plein rijdt een bijna surrealistisch beeld. Om deze operatie mogelijk te maken werden tienduizenden mensen verdreven naar de eindeloze, grauwe flatwijken aan de randen van de stad. [De vergelijking met Zuid-Afrika en bijvoorbeeld Kaapstad dringt zich hier op. Zoals ik in de vorige Atlantis schreef werden uit het zeer gemêleerde District Six ook tienduizenden mensen uit hun huizen verdreven. Een andere treffende gelijkenis is dat ook hier veel religieuze gebouwen gespaard zijn gebleven om de weerstand tegen de sloop te verminderen.] Het is moeilijk voorstelbaar, een oud en goed functionerend deel van de binnenstad dat moest wijken ter meerdere eer en glorie van één man. Op zichzelf zijn er van het slopen van (grote) woonwijken ten behoeve van andere voorzieningen in de Europese geschiedenis wel meer voorbeelden: het Brusselse Paleis van Justitie en in Amsterdam de Stopera bijvoorbeeld. Maar het grote verschil met deze voorbeelden is de schaal waarop de ingrepen in Boekarest hebben plaatsgevonden. Een ander deel van het oude centrum dat wel gespaard is gebleven van sloop is de wijk Lipscani. Hier huisde de bourgeoisie van Roemenië; een doorn in het oog van het communistisch regime. Daarom werd besloten om er zo veel mogelijk zigeuners in te plaatsen en daarmee de teloorgang van de wijk te bewerkstelligen. Alles bij elkaar een stelselmatige vernietiging van het kloppend hart van een stad!

als: "Tree-lined boulevards, park-girdled lakes and pompous public monuments give Bucharest a smooth Parisian flavour" ..... voor de toerist is er altijd wel wat van te maken! ]

Zodoende is in het centrum van Boekarest een stedenbouwkundige structuur neergelegd die absoluut niet aansluit op de rest van de stad en het gevoel voor oriëntatie compleet wegneemt. Alle regels die gelden voor de opbouw van een stad (waar ís het centrum eigenlijk??) zijn hier genegeerd. Als je nu door Boekarest loopt lijkt het gebouwd in een schaal 2:1. Alles is twee keer groter dan je het in een ‘normale’ stad zou verwachten. Banaal brede straten en enorme pleinen, waarvan de maat zelfs niet meer te schatten is. [ Een en ander is natuurlijk geheel en al afhankelijk van de hoedanigheid waarin je een stad bezoekt, in de Lonely Planet wordt het doodleuk omschreven

Achter die ‘grand boulevards’ houdt de aandacht die er is voor architectuur en stedenbouw direct en totaal op. Woonblokken lijken zomaar ergens neergezet en de oude bebouwing díe is blijven staan, staat er wat verloren bij. En toch, soms kom je in die achterafstraatjes nog hele aardige voorbeelden van traditionele architectuur tegen. Met de omwentelingen vlak voor kerst 1989 kwam er ook een abrupt einde aan het vervullen van Ceaucescu’s dromen. Dit betekende dat de meeste op dat moment in aanbouw zijnde gebouwen acuut door de bouwvakkers zijn verlaten. Het resultaat is een bizar stadsbeeld van half afgebouwde en inmiddels afbrokkelende, betonnen karkassen, begeleid door

januari 2004 - Atlantis

19


SHIFTING EUROPE

werkloze en roestige hijskranen. Winkelen op z’n Oost-Europees In de meeste landen die we kennen zijn de winkelconcepten in grote lijnen hetzelfde: voor de dagelijkse boodschappen heb je de markten en de supermarkten van klein tot groot, voor het overige de bekende winkelcentra, warenhuizen en de moderne shoppingmalls. In Oost-Europa zijn we echter een aantal interessante, afwijkende winkelconcepten tegengekomen. Of ze nu echt als bewuste ‘concepten’ zijn opgezet of uit nood geboren dat weten we natuurlijk niet, maar dat doet er niet zo heel veel toe. Om te beginnen de ondergrondse winkel"centra". Een verschijnsel dat we in Boekarest, Sofia maar vooral in Warschau tegenkomen. Bij metrostations maar ook onderdoorgangen onder wegen en kruispunten, zijn vaak drukke concentraties van winkel(tje)s en café’s en snackbars. Waardoor deze doorgaans sombere en onaantrekkelijke plekken behoorlijk verlevendigd worden. In Warschau worden het soms zelfs enorme ondergrondse winkelzones. Begonnen als plaatsen voor voetgangers om drukke kruispunten ‘over’ te steken, soms gecombineerd met een metro- of treinentree. Dit bleken interessante plekken voor de middenstand en dijde zover uit dat ze op een gegeven moment aan elkaar zijn gegroeid en je nu dus over grote afstanden ondergronds door de stad kunt verplaatsen. De koopgoot is er niets bij. In Boekarest gaan we op zoek naar ‘De Eerste Roemeense Shoppingmall’. Deze is onlangs gebouwd door Turkse investeerders. Geen opzienbarend gebouw en van binnen bepaald een onaangename sfeer. Niets vernieuwends dus hier. Wel zien we vrijwel náást de mall een vrolijk oranje gekleurd gebouw en gaan op onderzoek uit. Het blijkt een pas geopende, bijzonder verfrissend type markt te

20

Atlantis - januari 2004

zijn. Aan de buitengevels rondom het gebouw bevinden zich kleine winkeltjes met ingangen aan twee zijdes, binnenin het gebouw de echte markthal. De plaatsen van de marktlui bestaan uit felgekleurde plasticboxen waarop de koopwaar is uitgestald. Door al die frisse kleuren en het vele licht dat naar binnenkomt is het een erg aantrekkelijke ruimte. Op de tweede verdieping zijn allerlei, hoofdzakelijk ‘non-food’, winkeltjes - deze verdieping moet echter duidelijk nog op gang komen. Sofia Als je Sofia vergelijkt met Boekarest, besef je direct hoe belangrijk het voor een stad is om een echt centrum te hebben. Waar dat in Boekarest volledig ontbreekt, kent Sofia wél een goed functionerend en bruisend midden. Niet dat het qua architectuur nu zo bijzonder is. Er staat voornamelijk eenduidige bebouwing van het einde van de negentiende eeuw, maar het is wel een centrale plek in de stad die in de loop van vele tientallen jaren gegroeid is en zich heeft verankerd in die stad. Er gebeurt veel op straat en waar we in de hoofdstad van Roemenië de cafés met een lampje moesten zoeken, struikel je hier over de terrasjes, café’s en restaurantjes. Heel wat prettiger dan in Boekarest. Dat lijkt ook af te stralen op de bewoners. De mensen zijn hier werkelijk opvallend vriendelijk en behulpzaam. In deze stad is de mix van Oosterse en Westerse invloed duidelijk voel- en zichtbaar. Een moskee op steenworp afstand van een synagoge, een min of meer westerse lay-out van de stad, maar de levendigheid en het gekrioel op straat, met de vele kioskjes en straatverkopers doet weer helemaal niet Europees aan. En nog een bijzondere ‘winkel’vorm: op straat zijn er vele souterrainwinkeltjes, waar je diep gebukt de


REISJE REIJKE

verkoper te woord moet staan om aan je spullen te komen. Het lijkt er op alsof alle mogelijk plekken worden benut om de waren aan de man te brengen. Nog een voorbeeld dat iets aangeeft van de levendige en ondernemende sfeer van deze stad. De (lange) weg naar de EU Soms vraag je je af waarom het ene land wel en het andere niet in aanmerking komt om te worden opgenomen in de exclusieve club van EU-partners. Door zes van die landen hebben we gereisd. Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Hongarije, het zijn allemaal landen die duidelijk in ontwikkeling zijn, en, hoewel nog zeker niet op het welvaartsniveau van andere EU-lidstaten, zichtbaar hieraan werken. Roemenië en Bulgarije zitten echter nog een paar jaar in de wachtkamer. Terecht? Ook deze land zijn toch ongeveer in dezelfde periode "vrij" geworden en hebben dus dezelfde tijd als die andere landen gehad om zich op te trekken naar het peil van de rest van Europa? Volgens onze observaties heeft dit met een aantal zaken te maken. Allereerst is de geografische ligging van belang. Polen is daarvan het beste voorbeeld. Centraal in Europa en grenzend aan de grootste

economie, die van Duitsland. Kijk je naar de Baltische staten dan zie je bijvoorbeeld dat Estland het snelste gaat: het rijke Finland ligt aan de andere kant van de Finse Golf. Overigens speelt hier ook de taal- en cultuurverwantschap tussen Finnen en Esten. Litouwen profiteert mee van de opkomst van Polen en Letland heeft het, ingeklemd tussen de andere twee, nog het moeilijkst. Het zelfde geldt voor Roemenië. Dit land ligt op een niet zo strategische plek en wij vermoeden dat er mede daarom weinig investeerders uit de EU zijn. Ten tweede lijkt het hebben van een sterke hoofdstad belangrijk. Waar de hoofdstad nog een sterk centrum heeft, lijkt er veel meer (veer-) kracht aanwezig dan in landen waar dit ontbreekt. Het mooiste voorbeeld is dan natuurlijk Boekarest. Hier is de stad zodanig beschadigd dat het welhaast lijkt of niemand zin heeft er nieuwe initiatieven te ontplooien. Overigens blijkt het enige land dat op het ogenblik substantieel investeert in Roemenië ..... Turkije te zijn! En wilden die ook niet erg graag lid van EU worden?

Remco Reijke is stedenbouwkundige en werkzaam bij R.R. Stedenbouw, Ellen Holleman is beeldend kunstenaar en werkzaam bij L.O. Studio.

januari 2004 - Atlantis

21


SHIFTING EUROPE

De kwaliteit van de Europese stad, een Utopie? Column J. M. Schrijnen Onlangs mocht ik opponeren bij een proefschrift van H.J. Korthals Altes over Tuinsteden: “tussen Utopie en realiteit”. Een onderzoek naar de mate waarin de idealen van Ebenezer Howard zijn geconcretiseerd in Oostenrijkse, Duitse, Engelse en Nederlandse tuinstad varianten. De conclusie is dramatisch voor de Utopist. In de Nederlandse context is slechts sprake van enkele spaarzame tuindorpen, waar de idealen van Howard zowel in ruimtelijk als sociaal opzicht zijn gerealiseerd. Duidelijk toont Altes aan dat ook organisatorische en beheer condities voorwaarden zijn voor het succes van de in het onderzoek vastgestelde hoge woonsatisfactie in de gerealiseerde tuindorpen. Inmiddels is het woord Tuinstad ingeburgerd in het vakgebied, heeft het ook in latere utopieën een nieuwe betekenis gekregen zoals bij de moderne tuinsteden uit de periode van de wijkgedachte en de tuinsteden/wijken in de jaren negentig. Alleen gaat het dan om typen wijken waarin steeds enkele van de kenmerken van Howards ideaal concept zijn geïmplementeerd. In het proefschrift wordt aangetoond dat voor enkele tuindorpen een aantoonbare relatie tussen de sociale cohesie en de ruimtelijke inrichting en vorm van woning en woonomgeving bestaat. En er ontstaat een interessant overzicht van de internationale voorbeelden en hun verschillende sociaal maatschappelijke positionering. De schrijver komt tot aanbevelingen die nog slechts

22

Atlantis - januari 2004

de hoop uitspreken voor het tuinstad-ideaal op micro niveau: dorpen. Een Hollandse variant van de Amerikaanse gated community? Wat is de rol van de utopie in onze ontwerpdiscipline? En wat is de utopie van onze tijd? Een verenigd, vrij, democratisch Europa. Wat betekent dat voor onze steden? We weten hoe stedenbouwkundige utopieën uit de 20 eeuw achtereenvolgens de plank totaal hebben misgeslagen als het gaat om een beheersbare duurzame samenhang tussen stedenbouw en sociaal maatschappelijke organisatie. Inmiddels schaalt de verstedelijking op en op, en is de Europese stedelijke ruimte een deel van ons voorland, met een voortdurend bewegende bevolkingssamenstelling. Wij reizen verder weg, en tegelijkertijd stromen anderen onze ruimte binnen. Bij ons vak hoort een visie op de samenhang tussen vorm en openbare ruimte en de determinatie daarvan naar het stedelijk gebruik en het functioneren van de samenleving, mede als gevolg van de gekozen maat en schaal, de inrichting, ontsluitingskwaliteit enzovoort. Op alle schaal niveaus is dat relevant. Allemaal waren en zijn we er mee bezig en proberen we vat te krijgen op een mate van maakbaarheid van een stedelijk en landschappelijk milieu die duurzaam condities schept voor een humane samenleving. Hoe moeilijk ook precies vast te stellen zoals


het proefschrift van Korthals Altes blijkt, toch bedienen we ons er dagelijks van, en ook op de hogere schaalniveaus. In de debatten over normen en waarden gaat het niet alleen over sociale en taalvaardigheden die inburgering mogelijk maken, maar ook over de relatie tussen onze cultuur en onze fysiek ruimtelijke omgeving. Als onvervreemdbaar onderdeel van onze identiteit. Zo bestaat er ook een Europese identiteit gebaseerd op zaken als de groei van democratieĂŤn, handel en de oorlogen in Europa, en de daarmee samenhangende ruimtelijke kenmerken. Door de verkleining van tijd en ruimte en door de integratieve krachten op wereldschaal ontstaan steeds meer relaties tussen al die identiteiten en onze dagelijkse woon- en leefomgeving. Immers een steeds grotere ruimte behoort tot onze dagelijkse levensruimte. De kenmerken zijn naast de gegeven multiculturaliteit van de instromende vreemdelingen, en de daarbij behorende sociaal economische oriĂŤntaties, ook ecologisch en ruimtelijk. En ook dan gaat het op de hogere schaal niet alleen om gegeven landschap - ook al is dat in de Nederlandse context veelal ontworpen landschap. De vorm en verschijningsvorm van de grootstedelijke netwerkstad en het stedennetwerk in NW Europa levert wel degelijk een bijdrage aan onze identiteit. Europa wordt deel van een dagelijks beleefbare

functionele stedelijke variatie. Een Marokkaan in de buurt, een baan in Nederland, een tweede appartement in Parijs of Londen, enzovoort. Een afnemende Europese bevolking, ondanks immigratie en tegelijkertijd een groei van veel van de Europese metropolen, die vervolgens steeds sneller met elkaar worden verbonden lijkt het voorland voor de komende dertig jaar. Dus bij een grotere metropool en toenemende mobiliteit van de bevolking, van meervoudige gebruiksruimte per huishouden en dus meer infrastructuur wordt de positie van infrastructuur in de stad en in het landschap, en de verhouding tussen de verstedelijkte ruimte en het landschap een van de grote opgaven naast de leegloop en de economische toekomst van het platteland met een industrialiserende landbouw. De spanning tussen verschijningsvorm op hoger schaalniveau en een positieve identiteit neemt toe omdat de opgave op dat schaalniveau een bewust zijn vraagt van complete instituties en van het bestuur, een bewust zijn dat veelal bij ontwerpers wel aanwezig is. Kom op ontwerpers en bestuurders, vanwege de verantwoordelijkheid voor een positief herkenbare omgeving als drager van identiteit. Kwaliteit en betrokkenheid determineert altijd positief.

•

januari 2004 - Atlantis

23


SHIFTING EUROPE

Waarom na 25 jaar een succesvol bureau in Nederland te hebben een onzeker avontuur beginnen in Oost-Europa? Architektenbureau Roeleveld Sikkes deed het en is succesvol. Sinds twee jaar hebben zij een kantoor in Budapest, Hongarije, waar inmiddels een aantal prijsvragen zijn gewonnen en het bureau zich voorlopig nog uitbreid. Wat zijn de beweegredenen en voorwaarden voor deze rigoureuze stap? Ruud Ummels en Hans Wiersma

Stedenbouw maakt het verschil Een interview met Dick Sikkes over de Hongaarse uitbreiding van een Haags architektenbureau In een statige villa aan de Mauritskade in Den Haag worden we ontvangen door Dick Sikkes. De villa verraadt een beetje het succes wat dit bureau tot nu toe heeft gekend. Als we vragen naar het hoe en waarom van de stap naar Budapest blijkt dat er veel toeval en durf nodig was. Dick Sikkes, Aad Roeleveld en Jan van Huizen hebben direct na hun studie bouwkunde in Delft, 27 jaar geleden, een bureau gestart. Dit, omdat ze al tijdens hun studie de indruk kregen zelf genoeg opdrachten aan te trekken om deze zelfstandig aan te nemen. Zo hebben ze tijdens die studie al de nodige ervaring opgedaan, waardoor ze niet geheel onbeslagen ten ijs kwamen. In de 25 jaren die daarop volgden is hun architectenbureau uitgegroeid tot een belangrijke speler met inmiddels een 40-tal werknemers uit 10 verschillende landen. Vestiging Mauritskade, Den Haag

24

Atlantis - januari 2004

Uit het gesprek blijkt dat vooral het enthousiasme een van de belangrijkste kenmerken is waarop de werknemers bij Roeleveld Sikkes worden aangenomen. Een aantal van de huidige werknemers liet dat enthousiasme ooit tijdens een stage zien, waardoor een doorstart binnen het bureau voor de hand lag. Op het moment dat het economisch iets minder lijkt te gaan is juist dat enthousiasme belangrijk. Op zoek naar nieuwe energie bleek het een gouden greep een keer buiten de Nederlandse grenzen te kijken. Tijdens een reis door centraal Europa viel Dick Sikkes de positieve houding op onder vooral de jongere bevolking. Dit enthousiasme lijkt in Nederland een beetje weggeĂŤbd. In Oost-Europa ziet men de kansen door de uitbreiding van de Europese Unie,


STEDENBOUW MAAKT HET VERSCHIL

Vestiging Budapest

l

maar tegelijkertijd de bedreiging ervan. Terug in Nederland bleef die indruk hangen en stuitte voormalig Hongaarse stagiaire Judit Szalai op een prijsvraag voor 500 woningen in Miskolc, een stad in het noordoosten van Hongarije. De prijsvraag zou onder een aantal architectenbureaus worden verdeeld. Roeleveld Sikkes was echter het enige bureau dat naast het ontwerp van een aantal woningen ook een stedenbouwkundige visie voor de hele wijk op tafel legde. Daarmee waren ze zo overtuigend dat ze werden gevraagd het gehele project te begeleiden. Dit betekende de start voor het bureau in Budapest.

“Op deze manier ben ik net zo snel in Budapest als in Groningen.”

Hongarije blijkt, nu Dick Sikkes er meer ervaringen heeft, een perfecte uitdaging voor een Nederlands architectenbureau om haar vleugels uit te spreiden. Hij benadrukt echter met klem dat je vooral niet moet denken dat ‘wij Nederlanders’ de Hongaren wel even zullen leren hoe het moet. Hongaren zijn

over het algemeen heel goed opgeleid en hebben absoluut een eigen identiteit en eigen architectuur. De architectenopleiding in Hongarije is gedegen en traditioneel, en zit daarmee tussen HBO en WO in. De oude binnensteden in Hongarije hebben absoluut veel kwaliteit, maar zijn in sommige gevallen vakkundig gesloopt door botte verkeersingrepen. Na de val van het communisme in 1989 is er een soort ongecontroleerde bouwwoede losgebarsten. De bevolking had even genoeg van de overheid, met als gevolg dat er nu voornamelijk aan de randen van de steden veel onmogelijke woondozen, protserige paleizen voor de nieuwe rijken en shoppingmalls die lukraak in het landschap liggen. Gelukkig ziet men steeds meer in dat dit niet de ontwikkeling is voor de langere termijn. Het kapitalisme ontwikkelde zich en iedereen wilde voor zichzelf een zo goed mogelijke situatie bereiken en zag dat in een eigen woning. Nu is niet meer dan 5 procent van de totale woningvoorraad huur. Dus ook de communistische woonkazernes, die vroeger in handen van de staat waren, zijn allemaal verkocht. Dit maakt nieuwe ontwikkeling op deze locaties erg lastig, zo niet onmogelijk. De projecten die sinds 1989 zijn ontwikkeld kennen

januari 2004 - Atlantis

25


SHIFTING EUROPE

een minimale aandacht voor stedenbouw. Zo komt het voor dat mensen uit hun flatgebouw gelijk op een autoweg staan. Trottoirs zijn dan niet aangelegd, laat staan enig ontworpen buitenruimte en bijvoorbeeld speelplekken. Autoverkeer bepaald het stadsbeeld en voor andere zaken is geen ruimte. De laatste jaren is men gaan inzien dat deze ontwikkeling niet langer door kan gaan. De ontwikkeling die de Hongaren sinds het einde van het communisme door hebben gemaakt maakt het nu steeds meer mogelijk met betere oplossingen te komen. Bovendien wordt het tijd dat Hongarije haar eigen stedenbouwkundige traditie weer gaat ontwikkelen. Men gaat inzien dat de overheid toch een belangrijke rol hoort te spelen in deze hoogwaardiger ontwikkelingen. Miskolc was voorheen het centrum van de zware industrie. Deze is echter de afgelopen tien jaar ingestort, maar met de komst van de Duitse gereedschapsproducent Bosch gloort de hoop op meer buitenlandse investeerders. Het stadsbestuur zag, samen met een gemeentelijk ontwikkelingsbedrijf, dan ook dat het plan dat Roeleveld Sikkes voor hun uitbreiding maakten als enige die stedenbouwkundige kwaliteit bezit die Miskolc nodig heeft. De wijk komt op een heuvel, een uitloper van het achter de stad oprijzende Bükk-gebergte, die als een groene vinger tussen de bestaande grauwe flatwijken ligt. In tegenstelling tot de normale gang van zaken, laat Roeleveld Sikkes dat groene karakter bestaan en probeert zoveel mogelijk aan te sluiten bij de natuur achter de stad. Over de kam van de heuvel komt een voetpad dat wordt beplant met vegetatie uit dat Bükk -gebergte. De bebouwing komt aan beide zijden van het pad en varieert van kleine appartementenblokken hoger op de heuvel tot meer stedelijk aandoende huizen aan de voet. Op deze manier is gezorgd voor een aansluiting met de bestaande hoogbouw om de wijk heen. Waar Roeleveld Sikkes ook duidelijk punten mee scoorde was de inpassing van winkels en voorzieningen binnen de wijk. Daarnaast krijgen de auto’s hun eigen ruimte in een aantal wegen op beide flanken en in ingegraven parkeergarages. Om zoveel mogelijk openbare buitenruimte over te houden is besloten de woningen geen tuinen te geven. Toen het Haagse bureau de prijsvraag in 2001 won en gevraagd werd met de gehele ontwikkeling aan de slag te gaan, werd besloten een bureau in Hongarije te starten. Judit Szalai ging samen met de toen pas afgestudeerde Nederlandse architect Meta van Drunen het bureau op poten zetten. Om een aantal risico’s uit te sluiten wordt een marktonderzoek gedaan wat gesubsidieerd wordt door het ministerie

26

Atlantis - januari 2004

van Economische Zaken die Nederlandse bedrijven graag stimuleert haar geluk te beproeven in OostEuropa. Het bureau vond snel zijn draai en moest gaan uitbreiden. Er werd gezocht naar enthousiaste lokale jonge architecten. Stedenbouwkunde wordt in de opleiding in Hongarije nog niet echt meegenomen, maar het enthousiasme en de leergierigheid onder de jonge architecten vullen die leegte in de ontwerpstrategie. Roeleveld Sikkes staat naar eigen zeggen voor moderne oplossingen en kijkt liever niet letterlijk terug naar het verleden. In tegenstelling tot Nederland zijn in Hongarije oude ambachten en vakmanschap nog volop aanwezig. Hier ligt dus een van de uitdagingen om bijvoorbeeld mooie handgemaakte houtconstructies toe te passen op een moderne manier. Ook dit vraagt een aanpassing van de lokale architecten die heel traditioneel zijn opgeleid. Al deze verschillen in cultuur zijn voor Roeleveld Sikkes geen belemmering door te gaan met het avontuur. Het bureau in Budapest is inmiddels uitgegroeid tot zes personen en er zijn al meer prijsvragen en opdrachten binnengehaald. Zo hebben ze een ontwerp gemaakt voor een weeshuis en houden zich ook bezig met een strategische visie de voor stad. Binnenkort wordt de eerste paal geslagen van het project in Miskolc, waar ook Bouwfonds bij is betrokken als tweede Nederlandse partner.


STEDENBOUW MAAKT HET VERSCHIL

Toeval en durf zijn wel woorden die toepassing hebben op het initiatief van Roeleveld Sikkes. In Den Haag wil het bureau niet veel meer groeien. Met 40 werknemers zijn ze een middelgroot bureau en hebben ze specialisten op alle gebieden. Met meer mensen zou het een ontwerpfabriek kunnen worden en dat is niet wat het bureau nastreeft. Het is ook zeker geen fabriekssfeer die het pand aan de Mauritskade uitademt. Uitbreiding in Hongarije is wel een ontwikkeling die Dick Sikkes nastreeft. Een groot ontwerpbureau bestaat daar uit ongeveer 15 man en dat is zeker een aantal wat haalbaar moet zijn. Bovendien maakt de huidige automatisering, waaronder internet, het mogelijk om het werk op een simpele manier te delen met het pand aan de Mauritskade. In Budapest en in Den Haag staat een grote ‘server’ waarop de gegevens van beide vestigingen wordt verzameld en continue gesynchroniseerd zodat men in Budapest dezelfde informatie van alle projecten heeft en vice versa. Natuurlijk zijn er nog genoeg problemen en cultuurverschillen waaraan gewerkt wordt. Problemen waren er bijvoorbeeld toen de Nederlandse computers bij het opstarten van het bureau de grens over moesten. Automatisering is in Hongarije nog peperduur terwijl hier juist arbeid de grootste kostenpost is. Ook is Nederland volgens Sikkes ook echt een uitzondering in de amicale relatie tussen directeur en werknemer. Om elkaars cultuur beter te begrijpen laat Sikkes nieuwe Hongaarse medewerkers een maand stagelopen in Den Haag. Dan weet je tenminste ook wie je aan de telefoon hebt. De twee vestigingen functioneren op deze manier zo veel mogelijk als één bureau. Dick Sikkes ziet dan

ook vooral de enorme voordelen en de uitdaging van het Hongaarse avontuur. Het gesprek loopt ten einde, want Dick Sikkes gaat die avond voor een paar dagen naar Budapest zoals hij twee keer per maand doet. Hij kent de vluchttijden inmiddels uit zijn hooft en kan in een oogwenk op Schiphol inchecken. “Op deze manier ben ik net zo snel in Budapest als in Groningen”. Ruud Ummels Hans Wiersma

Dick Sikkes is opgeleid in Delft en als architekt werkzaam bij en mede-direkteur van het architektenbureau Roeleveld Sikkes Bronnen: - Delta, 5 juni 2003; Rationeel bouwen in een sentimenteel land - Trouw, 10 januari 2004; Speelplaatsen dankzij Hollandse bouwers - NRC Handelsblad, 12 maart 2004; Hongaarse nieuwbouw, Haagse architect - www.roeleveld-sikkes.nl

Flyer project Miskolc

januari 2004 - Atlantis

27


SHIFTING EUROPE

28

Atlantis - januari 2004


UITGESPROKEN STEDEBOUWKUNDE

Als promovendus en later als universitair docent bij de vakgroep/afstudeerrichting/afdeling Stedebouwkunde heb ik me vaak verbaasd over de discussies over de kern van ons vak, de stedebouwkunde. Verbaasd heb ik me over docenten Stedebouwkundig Ontwerpen die het consequent hebben over ‘stedebouwkunde’ wanneer ze ‘stedebouwkundig ontwerpen’ bedoelen. Verbaasd heb ik me over de naam Landschapsarchitectuur; we zitten toch bij stedebouwkunde, niet bij architectuur? En verbaasd heb ik me het geringe aantal stedebouwkundigen (vooral midden en eind jaren ’90) bij de leerstoel Ruimtelijke Planning. Remon M. Rooij

Stedebouwkunde

Je raakt er niet over uitgesproken, maar spreek je d’r over uit! In het nieuwe leerstoelenplan van de Faculteit Bouwkunde worden deze 3 disciplines, Stedebouwkundig Ontwerpen, Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning bestempeld tot de kern(leerstoelen) van het vakgebied stedebouwkunde. Vind ik minder verbazend; ik ben het er zelfs mee eens. Maar verbazen blijf ik me nog altijd over alle definities en omschrijvingen van ons vakgebied die ik in de loop der tijd voorbij heb zien en horen komen. En daar wil ik graag een bijdrage aan leveren. Al was het maar om voor mezelf duidelijk te krijgen in welk speelveld ik eigenlijk mijn spelletje speel, als onderzoeker en docent. Stedebouwkunde, waar gaat dat over? Een én-én benadering. Stedebouwkunde gaat over: • ruimte én tijd • het ontwerpen én plannen van stad én land • het analyseren van het verleden om te komen tot (ontwerp)opgaven voor nu en straks, én over het (ontwerpend) verkennen van de toekomst om (vooral wenselijke, niet waarschijnlijke) mogelijkheden in kaart te brengen voor opgaven van nu. • vormgeving én planvorming. Dóór alle schalen heen, van huizenblok tot eu-regio; top down én bottom up. • ruimtelijke ontwikkelingen en hun maatschappelijke implicaties én over maatschappelijke ontwikkelingen en hun ruimtelijke implicaties. Vóór, dóór en mét mensen; gebruikers, beslissers, ontwerpers en planners. • de ruimtelijke condities waar zich het dagelijkse

leven van mensen afspeelt én over de ruimtelijke condities voor een duurzame toekomst voor nieuwe generaties. • het tekenen, visualiseren, verwoorden en communiceren van ideeën over stad en land in plannen, én over het strategisch denken en handelen om plannen daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen, of op zijn minst te laten meespreken in het debat over de inrichting van de ruimte. • het vormgeven aan (gegeven) stedelijke programma’s én over het creëren van fysiekruimtelijke mogelijkheden voor nieuwe (niet gegeven) stedelijke programma’s. • het conceptualiseren van zowel de bestaande (ruimtelijke) werkelijkheid, alsook het conceptualiseren van de wenselijke toekomsten van die ruimtelijke werkelijkheid, onder andere ten behoeve van de communicatie met anderen. Ruimte en tijd De basis van de stedebouwkunde bevindt zich rondom de twee kernbegrippen, ruimte en tijd. De stedebouwkunde dient het als haar taak te zien om ruimtelijke voorstellen te doen om de fysieke leefomgeving van de mens, stad en land, in de tijd te organiseren. Het stedebouwkundig plan / ontwerp is het middel waarmee de stedebouwkundige dit doet. De stedebouwkunde is daarmee handelingsen toekomstgericht, maar met een groot historisch besef omtrent het feit waarom zaken zijn, zoals ze nu zijn. Het grote verschil tussen de 3 kernleerstoelen van de afdeling stedebouwkunde ligt (of: zou moeten liggen) met name in het verschillende vertrekpunt waarmee zij de stedebouwkunde benaderen: ruimte (stad, land) en tijd (figuur 1).

januari 2004 - Atlantis

29


SHIFTING EUROPE

Figuur 1 Stedebouwkunde, een kwestie van ruimte én tijd

De stedebouwkundige bevindt zich in het speelveld van ruimtelijke ontwikkelingen – maatschappelijke implicaties én in het speelveld van maatschappelijke ontwikkelingen – ruimtelijke implicaties. Hij geeft immers vorm via een ontwerp aan allerlei maatschappelijke vragen, maar de ruimten die hij creëert, kunnen op hun beurt ook leiden tot een nieuwe maatschappelijke standaard. Daarnaast moeten we niet vergeten dat de stedebouwkunde (slechts) één van de vakgebieden is die zich bezighouden met de fysieke leefomgeving van de mens. Andere vakgebieden die dit ook doen, maar vanuit (weer) een andere invalshoek, zijn de architectuur, de civiele techniek, de planologie, de ruimtelijke economie, de milieukunde, de stadssociologie, e.d. Het integrale en integrerende karakter van de stedebouwkundige komt bijvoorbeeld duidelijk tot uiting bij het maken van een structuurschets, waar de verschillende ruimtelijke claims - stedebouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk, milieukundig, planologisch, ruimtelijk-economisch, e.d. - afgewogen (zullen moeten) worden (Hotze et al., 2003). Ontwerpen en plannen Stedebouwkunde gaat over het ontwerpen én plannen van de leefomgeving van de mens. De stedebouwkundige maakt voorstellen voor (fysiek) ruimtelijke patronen en structuren (het stedebouwkundig en landschappelijk ontwerpen), maar maakt zich tegelijkertijd druk om hoe die plannen daadwerkelijk gerealiseerd zouden kunnen worden (de ruimtelijke planning). Het ontwerpen en het plannen zijn de twee benen waar de stedebouwkundige op loopt. Omdat het object en het (communicatie)middel van de ontwerper en de planner dezelfde zijn, namelijk de fysieke leefomgeving van de mens enerzijds, en het stedebouwkundig plan anderzijds, zijn grenzen tussen de disciplines van het ontwerpen en het plannen niet scherp aan te geven, hoewel het verschil in vertrekpunt duidelijk is; ruimtelijke patronen en structuren voor de ontwerper versus ruimtelijke processen voor de planner (zie figuur 2). Vormgeving en planvorming zijn dan ook activiteiten

30

Atlantis - januari 2004

Figuur 2 Perspectief van ruimte en tijd

die de stedebouwkundige in een proces van continue afwisseling voorbij ziet komen. De stedebouwkunde werkt per definitie door de schalen heen, van klein naar groot en van groot naar klein. (Ontwerp)Beslissingen op een bepaald schaalniveau hebben immers effecten op het hogere schaalniveau en conditioneren tevens tegelijkertijd het lagere schaalniveau. Bij het alléén top down of alléén bottom up plannen en ontwerpen, zouden essentiële stappen overgeslagen (kunnen) worden, die kunnen leiden tot onverwachte en/of ongewenste effecten of condities. Essentiële begrippen zijn hierbij de samenhang en consistentie tussen schaalniveaus; juist deze begrippen staan centraal bij de stedebouw-netwerkdenkers (zie box). Actoren en communicatie Stedebouwkunde is vooral een zaak van mensen. Voor mensen, door mensen, met mensen. De stedebouwkundigen, ontwerpers en planners, oefenen hun vak uit in het veld van opdrachtgevers, beleidsmakers, politici, beleggers, ontwikkelaars, architecten, bouwondernemingen, managementbureaus, ingenieursbureaus, belangengroeperingen, en natuurlijk de gebruikers van de fysieke leefomgeving, de mens(en) zelf. In de communicatie tussen actoren speelt in de stedebouwkunde het (ruimtelijk-functioneel) planconcept een cruciale rol. Conceptualiseren is het menselijk vermogen om het kaf van het koren te scheiden, en daarmee om de essentie van iets te verwoorden of te verbeelden. De (ontwerp)opgave(n) en/of oplossingsrichting(en) worden vaak door de stedebouwkundige op conceptueel niveau benaderd om in duidelijk te krijgen waar het naar toe moet, of zou kunnen gaan. In de planvorming wordt de stedebouwkundige veelal geconfronteerd met de verschillende doelen van de verschillende actoren. Bewoners willen nu prettig leven in hun wijk. De stedebouwkundige heeft echter ook een lange termijn verantwoordelijkheid. De stedebouwkundige heeft dus zowel van doen met


UITGESPROKEN STEDEBOUWKUNDE

korte termijn zaken, operationele bezigheden, zoals uitvoeringsplannen en implementatieplannen, alsook met lange termijn zaken, het tactisch en strategisch denken en handelen, zoals gewenst in masterplannen, ontwikkelvisies, scenario’s, ruimtelijke verkenningen, en dergelijke. Deze tweesporigheid van omgaan met de tijd behoort tot de kern van het stedebouwkundig vakgebied. Ook hier gaat het weer om een én-én verhaal. De stedebouwkundige zal altijd enerzijds moeten kunnen verantwoorden wat voor impact korte termijn plannen op de lange(re) termijn zullen (kunnen) hebben, en anderzijds kunnen uitleggen wat lange termijn visies op korte termijn betekenen voor de actoren nu. Stedebouwkunde dus Het definiëren van ons vak blijft een lastige, maar boeiende zaak. Ik ben ook niet jaloers op de mensen die het leerstoelenplan voor Stedebouwkunde, laat staan het leerstoelenplan voor de faculteit Bouwkunde tot een goed einde moeten brengen. Waar ik in ieder geval van overtuigd ben is dit. Ruimte (stad en land) én tijd zijn dé kernbegrippen van de stedebouwkunde. Het verschil met andere ontwerp georiënteerde vakgebieden zoals de architectuur, het bouwtechnisch ontwerpen en het industrieel ontwerpen, bevindt zich mijns inziens dan ook niet alleen in het schaalniveau, maar juist ook in de tijdshorizon - sociaal-maatschappelijke processen, planvormingsprocessen, stedelijke transformatieprocessen - en de invloed van deze processen (korte termijn én lange termijn, cyclisch én lineair) op het gebruik van de fysieke ruimte en daarmee het functioneren van de stad. Alle (kern)leerstoelen van de afdeling Stedebouwkunde zullen op de een of andere manier positie moeten bepalen ten opzichte van déze 2 begrippen. Het vertrekpunt om de stedebouwkunde te benaderen, kan natuurlijk wel anders zijn: bijvoorbeeld vanuit een RUIMTE-tijd (ontwerpers)perspectief, of vanuit een TIJD-ruimte (planners)perspectief. Dat is (of: moet zijn) de kracht van de verschillende (kern)leerstoelen binnen de afdeling Stedebouwkunde: de complementariteit van de benaderingswijzen. Dát biedt interessante kansen voor onderscheid maar ook voor samenwerking in onderwijs en onderzoek tussen de (kern)leerstoelen van de afdeling Stedebouwkunde, en daarmee tot een sterkere profilering van de kern van ons vakgebied in de faculteit. Laten we dáár serieus werk van gaan maken.

Salingaros (1999) verduidelijkt zijn ‘rules of the composition of complex interacting systems’ (zoals een stad) als volgt: ‘The development of complex interacting systems in time defines an underlying causality. The smaller scales need to be defined before the larger scales: their elements must couple in a stable manner before the higher-order groups can begin to form and interact. Elements on the smallest scale, and their couplings, are thus the foundations of the entire structure. Requiring a hierarchy of nested scales means that not even one scale can be missing, otherwise the whole system is unstable. Connective rules determine whether a system is coherent or not. These general rules assess the stability or effectiveness of a complex system independently of what that system is supposed to do.’

Een (goed) voorbeeld van bouwkunde onderwijs waar de actoren (letterlijk) aan het woord komen is het vak ‘Ontwerpstrategieën voor probleemwijken’ (semester BSc6 Urbanism). Een als ‘probleemwijk’ bekend staande wijk in Nederland speelt bij dit studieonderdeel een centrale rol. In het studiejaar 2003-2004 was dit Wielwijk in Dordrecht. Studenten worden geconfronteerd met de mening van professionals en bewoners ter plaatse. De door de studenten (ruimtelijk uitgewerkte) strategische ontwerpingrepen worden ook weer aan de Dordtse actoren gepresenteerd.

Remon M. Rooij is Universitair Docent, leerstoel Ruimtelijke Planning, afdeling Stedebouwkunde, faculteit Bouwkunde, TU Delft.

Bronnen: Hotze, G., R. Rooij, B. Bach (2003) Structuurschetsen, planning en ontwerp. De ‘ins’ en ‘outs’ van het maken van een structuurschets. Publikatiebureau Bouwkunde. Afdeling Stedebouwkunde, faculteit Bouwkunde, TU Delft. ISBN 19020002150 Salingaros, N. (1999) Complexity and urban coherence (http://www.math.utsa.edu/ sphere/salingar/UrbanCoherence.html) Journal of Urban Design, vol. 5 (2000), pages 291-316. © Carfax Publishing, Taylor & Francis Ltd.

januari 2004 - Atlantis

31


SHIFTING EUROPE

Fotoreportage De volgende foto’s zijn genomen tijdens de excursie naar het Ruhrgebied. Het Ruhrgebied, bekend om zijn mijnen, is zijn imago aan het veranderen. In 1999 heeft er een grote Internationale Bau Austellung plaatsgevonden, het IBA Emscherpark. Dit heeft geresulteerd in een grote verandering in het gebied waar de cultuurhistorische omgeving centraal stond. De oude mijnschachten, hoogovens en steenkoolbergen zijn behouden en zijn versterkt met functies als klimwanden, theaters, duikfaciliteiten en musea vaak tenmidde van ‘Industrienatuur.’ Het begaanbaar maken van de terreinen en een positief imago geven aan de oude mijn gerelateerde terreinen heeft het Ruhrgebied veranderd tot een een aantrekkelijke omgeving waar bewoners terecht trots op zijn. Zie hier het resultaat.

32

Atlantis - januari 2004


januari 2004 - Atlantis

33


SHIFTING EUROPE

34

Atlantis - januari 2004


januari 2004 - Atlantis

35


SHIFTING EUROPE

Zoals de meeste wel weten gaat Polis ieder jaar op ‘België’-excursie, dit jaar werd ervoor gekozen om niet België maar Nederlands meest zuidelijk stad Maastricht aan te doen, toch ook een soort van België nietwaar? Ik ben het daar persoonlijk natuurlijk niet mee eens, ik kom er immers vandaan. Ruud Ummels

Excursie Maastricht Nederlands meest Belgische stad?

Maastricht is natuurlijk wel anders dan alle andere steden in Nederland. Als je vertelt dat je er vandaan komt hoor je dan ook overwegend positieve reacties. Nee, met het imago van deze stad zit het wel goed. Het is natuurlijk een fantastische bestemming voor een weekendje weg, maar zelfs voor een dagexcursie is het net te doen, al is het wel echt ver treinen. Aangezien we al om tien uur hadden afgesproken bij Buro 5, gingen we al om zeven uur vanuit Delft weg met de trein. Het beloofde een mooie dag te worden, vanaf ergens halverwege Brabant lag er een dun laagje sneeuw en de lucht was kraakhelder. Via Marloes Boutkan waren we in contact gekomen met Buro 5, een vrij groot stedenbouwkundig bureau. Waar Marloes vorig jaar nog actief lid van Polis was is ze nu alweer als ir. aan de slag in Maastricht. We werden ontvangen met enkele heerlijk vlaaien, waarbij de nog warme pruimenvlaai toch wel veruit favoriet te noemen was. Het was heerlijk, dank hiervoor. Onder het genot van vlaai en koffie kregen we allereerst een korte presentatie over de geschiedenis van de stad. Maastricht kent een lange stedenbouwkundige historie. Het feit dat er eeuwen geleden al met zorg aan deze stad werd ontworpen heeft ertoe geleid dat er nu met zoveel plezier gewoond wordt en dat de stad zoveel bezoekers trekt. De stad is eigenlijk af, dit klinkt een beetje raar, maar binnen de gemeentegrenzen is er simpelweg niet zomaar meer plek voor grootschalige nieuwe projecten. Dit in tegenstelling tot andere steden en dorpen in Limburg, zoals Heerlen, waar Buro 5 dan ook meer werk heeft. Daarnaast werkt het bureau ook voor een deel aan projecten in Duitsland en België. Voor Maastricht geldt dat de projecten die er plaats hebben met grote zorg tot uitvoer worden gebracht.

36

Atlantis - januari 2004

Toch gebeurt er in de stad echt een hoop, vandaar ook dat we dit na de presentaties bij het bureau zijn gaan bekijken. Allereerst bezochten we Céramique, het voormalige fabrieksterrein van Sphinx en nu al enkele jaren een pronkstuk van de stad. Uiteraard is dit een project van Jo Coenen, de ‘stadsarchitect’. Coenen heeft een vrij klassieke architectonische benadering van de stad, en hij maakt dan ook veelvuldig gebruik van

het bouwblok, de boulevard en het plein. Lopend langs de Maas gingen we naar het nieuwe stadsdeel, het meest in het oog springend is dan de Hoeg Brögk, ontworpen door Greisch maar met de bemoeienis van Coenen zelf. Deze brug is de laatste aanwinst voor Céramique, maar eigenlijk voor de stad Maastricht. Het maakt het oude centrum en het nieuwe stadsdeel één en zorgt er ook voor dat het winkelend publiek in Maastricht een extra ronde kan maken, waardoor ook dit deel van de stad (Wijck en het randje van Céramique) weer echt bij de stad is gaan horen.


EXCURSIE MAASTRICHT

de grond, mensen zien we nauwelijks, die zitten achter het raam of maken gebruik van de collectieve zwembaden of fitnessruimten die niet door andere stedelingen te gebruiken zijn. Wel is er veel aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit, jammer dat deze kwaliteitsimpuls in de openbare ruimte niet ook is doorgezet naar de aangrenzende stadsdelen. Aan de zuidkant van de Avenue Céramique worden we weer getrakteerd op een kunstwerkje, het nieuwe Bonnefantenmuseum van Aldo Rossi. Vanaf loop je langs de Maas door het Charles Eyckpark weer richting de Hoeg Brögk om de oude stad te bereiken. Dan ervaar je meteen hoe lang de Stoa, van Luigi Snozzi, is. Al met al is Céramique vooralsnog niet wat het had moeten worden. Het is wel prachtig gedaan, maar er de woningen zijn niet erg gedifferentieerd, de winkels niet geheel wat je ervan zou verwachten en de schaal is on-Maastrichts. Maar wat is die brug mooi.

Toren van Siza gespiegeld in het Centre Céramique

Als je je na de eerste indrukken van de Hoeg Brögk omdraait en je kijkt Plein 1992 op, dan valt op het eerste gezicht de leegte op. Het is een groot plein en de winkels die eraan liggen hebben nou niet echt de meest fantastische uitstraling (Blokker, Aldi en DA). Na de Markt, het Vrijthof en het Onze Lieve Vrouweplein zou dit echter het vierde belangrijke stadsplein moeten zijn. Wat is dat trouwens met pleinen die een jaartal in de naam hebben, op een of andere manier ken ik er geen die wel echt prettig vertoeven is…. Gelukkig maken het Derlon-theater (in de oude bordententoonstellingszaal), Centre Céramique (van de hand van Coenen) en de Toren van Siza een hoop goed. In het Centre Céramique kun je overigens ook even de werkmaquette bekijken van Céramique. Dan naar de Avenue Céramique, hiermee wordt de fysieke verbinding gelegd tussen de stadsdelen Wijck, het oude oostelijke stadsdeel, en Randwyck, een uitbreiding uit de jaren zeventig en tachtig. Deze Avenue is qua schaal iets wat men in Maastricht niet echt had, en die mijns inziens ook echt niet past in de stad. Hij wordt dan ook alleen door gemotoriseerd verkeer gebruikt, want flaneren langs de beoogde kleinschalige wijkgerichte voorzieningen zit er niet in, ze zijn er namelijk niet. De bouwblokken dan, deze vallen op vanwege het materiaalgebruik, overal baksteen, verwijzend naar de Mediterrane stad. Verder zijn ze groot, wonen er mijns inziens een beetje veel 55-plussers en is het jammer dat het toch niet echt stedelijk aandoet. Auto’s zien we niet, deze staan onder

Dus naar de oude stad. Hier moet je misschien iets beter zoeken, maar als je de plekjes gevonden hebt zijn ze allemaal zeer de moeite waard. Gewoon rondstruinen is dan ook het devies. De stadsvernieuwing die hier gepleegd wordt vindt vaak plaats in oude binnenterreinen, waar bouwblokken worden opengebroken en schuurtjes voor worden gesloopt. Ga zeker kijken bij projecten als het Staarcomplex van Charles Vandenhove, of het bekendere Herdenkingsplein met werk van Mecanoo en Wiel Arets. Ten noorden van het Vrijthof liggen verder nog Charles Vos Cour, ook van Charles Vandenhove, en last but definitely not least, Capucijnenhof, waarin een voormalige kapel en

januari 2004 - Atlantis

37


SHIFTING EUROPE

kloostergebouwen appartementen en woningen zijn gerealiseerd, hier wordt een magnifieke combinatie gemaakt van renovatie van een barokke kapel en nieuwbouw met strak gepleisterde gevels. Zo zie je maar weer dat er, als het goed gedaan wordt, echt een kwaliteitsimpuls aan een bestaande stad kan worden gegeven door middel van verdichting. En Maastricht gaat door, tot 2030 is Belvedère aan de beurt, een gebied van 280 hectare aan de noordwest kant van de stad, waarbij ’t Bassin, een oude binnenhaven waar je nu leuke kleine winkels, restaurantjes en een nieuw appartementencomplex vindt, als springplank dient. Ook zien we de sloop van het oude Stadskantoor aan de Markt van Coenen, dat wordt vervangen door twee nieuwe gebouwen en een verdere uitbreiding van het winkelaanbod. Zelfs de Maasboulevard ligt nu onder de grond waardoor de stad zich weer op de Maas richt. Deze laatste twee projecten moeten al over een jaar gereed zijn. Als ik door de stad loop, dan zie ik zoveel verandering sinds ik ben gaan studeren. Het is dan ook fantastisch om dat aan medestudenten te laten zien en ook mezelf continu te weer verbazen. Kortom, ik ga snel weer een keer terug! Wordt het wel tijd dat Coenen zich eens wat minder met Maastricht gaat bemoeien. •

Charles Vos Cour

Capucijnenhof

‘t Bassin

38

Atlantis - januari 2004


(advertentie)

PO L I S FO N D S voor stedebouw

De oprichting Polis, podium voor stedebouwkunde heeft in 2000 het PolisFonds opgericht tijdens de viering van het tweede lustrum van Polis in het NAi. Het PolisFonds Het PolisFonds is een fonds dat individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedebouwpraktijk of de wetenschap financiert. Dat betekent dat ook initiatieven van buiten Polis een plek krijgen op het podium voor stedebouwkunde. Bij de initiatieven valt te denken aan publicaties, onderzoeken op basis van actuele vraagstukken of tentoonstellingen. Subsidies worden toegekend aan aanvragen die aansluiten op de doelstellingen van Polis, zoals het stimuleren van het vakgebied stedebouwkunde en het bevorderen van contact en uitwisseling tussen wetenschap en praktijk. Op het podium van Polis zullen de initiatieven hun weerklank vinden in onder andere lezingen, symposia, excursies, studiereizen en de stedebouwweek. Het magazine Atlantis zal een belangrijke en aanvullende rol spelen in het verder uitdragen van de activiteiten mogelijk gemaakt door het PolisFonds Opzet van het PolisFonds De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij Polis, Podium voor stedebouwkunde. Een commissie, bestaande uit mensen met verschillende stedebouwkundige invalshoeken, beoordeelt de aanvragen. Deze commissie verandert jaarlijks van samenstelling maar heeft een vaste opbouw qua discipline. - een bestuurslid van het algemeen bestuur van Polis, Ruud Ummels (vice-voorzitter Polis) - een stedebouwkundige uit het onderwijs, Miranda Reitsma (redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) - een projectontwikkelaar, Thom Wolf (adjunct-directeur Dura Vermeer Amsterdam) - een overheidsstedebouwkundige, Maarten Schmitt (stadsstedebouwer gemeente Den Haag) - een bureaustedebouwkundige, Roy Bijhouwer (stedebouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Rotterdam)

Het PolisFonds ondersteunen! Polis heeft een klein startkapitaal vrij kunnen maken voor het PolisFonds. Dit is slechts het begin! Wil het PolisFonds succesvol zijn, dan is uiteraard ook uw donatie noodzakelijk! Als het mede mogelijk maken van kleinschalige stedebouwkundige initiatieven u aanspreekt, dan kunt u een bijdrage overmaken op girorekeningnummer 8522358 o.v.v. PolisFonds. Hiermee zal een vakinhoudelijke verdieping en verbreding tot stand gebracht kunnen worden zowel binnen de wetenschap als de praktijk.

januari 2004 - Atlantis

39


SHIFTING EUROPE

Since last year Polis has been trying to plan excursions in which foreign students can participate. Unfortunately this doesn’t happen too often. We were surprised to see that this time there were even more foreign then native students joining us at the van Nelle factory. Hooray! Feel free to come along more often! Ruud Ummels

Office excursion Van Nelle designfactory

On Friday March 5th we went to visit three offices: KAW, 24h-architecture and Van den Broek en Bakema. They all reside in the very nice van Nelle factory in Rotterdam, which has been designed by the founders of Van den Broek en Bakema. First we visited KAW, where Liesbeth Brink gave us a lecture about the office. KAW mainly works on urban renewal projects. The office was founded in the seventies in Groningen, and because of the many projects in the Randstad and the south of the Netherlands they also started this office in Rotterdam (KAW2) and another one in Nijmegen. Liesbeth showed us a project they worked on in Ede, de Uitvindersbuurt. KAW proposes a drastically different approach than the municipality of Ede. Doing so, KAW has developed a master plan for the entire neighbourhood, instead of just a few building blocks. This way they insure a drastic change for the whole area, the demolition of a lot of dwellings, to replace then with dwellings of a higher quality. They consulted the inhabitants in the process of making the master plan, and now the architect selection is taking place. Anke Ciszkowski, a young assistant designer, presented another project, situated in GemertBakel. In this project the inhabitants, municipality and dwelling-corporation took also part in the design process. The main objective of this project was to create more variety in types of housing, since the neighbourhood itself mainly consists of one type of housing. Since KAW is active on a lot of different projects, and are expecting to have a lot of work the coming years, some of us might consider applying for a job at KAW…

40

Atlantis - januari 2004

Next on the program was supposed to be the visit to Kuiper Compagnons. Unfortunately they had to cancel our appointment, but we quickly and willingly found a ‘replacement’-office. However, compared to Kuiper Compagnons, 24h-architecture is a rather different office. At 24h, people work in small groups of merely architects on architectural projects, but also on more urban projects. The office was founded quite recently, on January 1st 2001. Maartje Lammers, one of the two founders, told us about their vision and projects in a very passionate way. She used some key words to explain their work. For instance 24 h: referring to the 24-hour economy and the increasing speed things change in our surrounding. 24h say architecture and urbanism have a job to compress programs but yet increase quality. Through flexible and changeable spaces the compression of program can be realised. In architecture this isn’t new, but in urbanism we also need to think more and more about this subject. The office showed us some of their designs concerning mobility, flexibility and landshapes. These are all


OFFICE EXCURSION

themes we deal with at university as well, and now we could see how ‘real life’ deals with these themes. A large deal of 24h’s designs isn’t realised (yet), and this might have to do with their quite revolutionary designs and of course the long time it takes to develop an urban plan (or with for instance elections that change the ideas of a municipality). After lunch, which took place at a single, long table, where people from all the different offices at the factory can just join and enjoy lunch, while sitting next to people from a rival (or a friendly) office, we visited Van den Broek en Bakema, where Meindert Booij showed us around. This office is well known in the architectural world, particularly because of the design of the van Nelle factory, but also of the Aula and our own faculty (of Architecture) at the TU Delft. Van den Broek en Bakema have recently retaken their place at the Van Nelle factory, since rent of their old office at the Groothandelsgebouw, another classic monument in Rotterdam, has risen sky high. Even though the old office was situated in the lively city center, people at the office now enjoy the relative peace and quiet of the new office, which has a beautiful view of the Schie-river, on which boats pass quite frequently. Of course we had to have a discussion about our faculty, once designed for something like 500 students. Nowadays there are some 3000 people walking in and around the faculty weekly, and adaptations have been made to the building to make it able to master all these people. We would have liked a passionate answer of how these changes have ruined the building, but logically, since the original architects of the building have passed away, we didn’t get that passionate response.

KAW

24h-architecture

lunch

However we did get a good view of life after university, and it’s not that bad…

Van den Broek en Bakema

januari 2004 - Atlantis

41


SHIFTING EUROPE

Onderwijscommissie Evaluatie MSc3 Urban Compositions Eveline van der Schee

De onderwijscommissie bewaakt de kwaliteit van het stedenbouwonderwijs op de faculteit door middel van contact tussen student, docent en organisatie. De onderwijscommissie vertolkt de stem van de student tijdens bijeenkomsten. Juist in deze roerige tijden, waarin de kwaliteit van het onderwijs als gevolg van de vele onderwijswijzigingen sterk onder druk staat, mogen de belangen van de stedenbouwstudenten niet uit het oog worden verloren. De aandachtspunten van de Polis onderwijs commissie zijn onder te verdelen in het huidige onderwijs, het komende onderwijs en overige lopende zaken. Internationalisering, kwaliteit en studeerbaarheid zijn thema’s die als een rode draad door elk van deze onderdelen heenlopen en die niet los van elkaar gezien kunnen en mogen worden. Dit jaar heeft de commissie het huidige onderwijs als speerpunt gekozen. Om te kunnen oordelen over de kwaliteit van het huidige onderwijs worden er vanuit de faculteit de welbekende Sensor-enquêtes afgenomen. Helaas kunnen deze enquêtes voor elk vak slechts eenmaal per drie jaar worden afgenomen. Polis neemt daarom zelf initiatief door mondelinge evaluaties af te nemen in samenwerking met de semestercoördinatie. Deze mondeling evaluaties zijn in het verleden erg vruchtbaar gebleken. De student kan zijn verhaal kwijt en wordt gehoord. De aanwezige semestercoördinatie kan direct reageren op de gesignaleerde problemen.

42

Atlantis - januari 2004

Voor het najaarssemester ’03 / ’04 heeft Polis, in overleg met de coördinatie, gekozen om de MSc3 mondeling te evalueren. Bijna elke student had het semester behaald. Echter zowel docent, gecommitteerde als student vond het ‘hakken over de sloot’-gehalte erg hoog. De studenten, docenten en student-assistent discussieerden daarom in deze evaluatie over de verwachtingen, proces en de uiteindelijke resultaten van het doorlopen semester teneinde het komende semester beter te kunnen aanbieden, zowel organisatorisch als inhoudelijk. Het gezamenlijke studiowerk, de analyse van de Maasvallei en steden aan de Maas, is door de meeste studenten als nuttig ervaren. Het was niet verplicht om het studio thema ook als individueel thema voor het afstuderen te kiezen. De studenten die voor een ander thema kozen moesten hierdoor naast het studiowerk ook analysewerk verrichten voor het eigen onderwerp. Gevolg hiervan was dat enkele studenten in tijdnood kwamen voor de P2 (ongeveer te vergelijken met de oude 1e peiling). Het studiowerk wordt dan een soort blok aan het been. Verder is er opgemerkt dat de studenten, als het goed is, al meerdere malen een traject van analyse, ontwerp etc. doorlopen voordat ze aan de MSc3 begonnen zijn. Als dit niet het geval is (wat o.a. bleek uit de P2) moet de oplossing niet in de MSc3 worden gezocht, maar in de voorgaande semesters. Naast het studiowerk moest het individuele leerplan, wat een leidraad is voor het verdere afstudeertraject,


ONDERWIJSCOMMISSIE

worden opgesteld. In het begin ontbrak helderheid over de status van het concept leerplan (wat inmiddels ondervangen is door het concept schema in het huidige semesterboek). Zowel bij student als docent was niet duidelijk wat het product voor de P2 (presentatie van het leerplan) moest zijn. Concepten ontbraken en de nadruk lag in de presentaties te sterk op water (wat misschien bij een eerdere tussenpresentatie, die er niet was, al gesignaleerd had kunnen worden). Parallel aan het groepswerk en individuele leerplan waren twee lijnprogramma’s verplichte kost, een theoretische en een methodologische. Helaas was soms de relatie met het afstudeerwerk niet helemaal duidelijk. Ook was de roostering van het lijnprogramma ten opzichte van het andere onderwijs niet helemaal gelukkig, waardoor enkele studenten in tijdnood kwamen te zitten.

signaleren en op te lossen samen met de studenten en de afdeling Urbanism. Deze evaluaties van het huidige onderwijs helpen Polis ook om mee te kunnen praten over de toekomst van de Master opleiding Urbanism. Naar aanleiding van de onderwijs portfolio, die weer enkele veranderingen voorstelt voor de complete faculteit voor 2006, is Polis nu al bezig om een visie te vormen over de wenselijke en mogelijke structuur en positie van Urbanism binnen bouwkunde. Wellicht meer hierover in de volgende Atlantis. Meer weten over kwaliteitszorg? Kijk op: www.bk.tudelft.nl/onderwijs/kwaliteitszorg

Verder wordt de algehele structuur van de Msc3 & 4 als te ongenuanceerd ervaren. De semesters zouden meer, zowel horizontaal als verticaal, als één geheel moeten worden gezien, en niet als twee losse blokken van 30 punten ECTS. Dat deze evaluaties daadwerkelijk zin hebben bleek al tijdens de mondelinge evaluatie. De coördinatie meld ons reeds enkele problemen opgelost te hebben. Studenten die nu MSc3 onderwijs volgen plukken daar al de vruchten van. Polis zal de MSc3 en ander semesters blijven volgen om problemen te

Om kritisch en scherp te kunnen blijven vindt er regelmatig overleg plaats tussen de Polis onderwijscommissie, studentassistenten en de coördinatie van de afdeling Urbanism. Wil jij meedenken over het onderwijs dat jij volgt? Kom dan gerust eens langs bij Polis. Kabinet 9.51.

januari 2004 - Atlantis

43


SHIFTING EUROPE

Meervoudig ruimtegebruik rond het metrostation Johan van Hasseltweg Ontwerpend onderzoek naar de intensivering van bebouwing en groen Afstudeerproject Anneloes Blankendaal Begeleiding: Evelien Brandes (Stedenbouwkundig ontwerpen) Frank van der Hoeven (Stadsontwerp) Sybrand Tjallingii (Duurzame stedelijke ontwikkeling) Afstudeerdatum: 23 januari 2004 In de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening blijkt dat voor bijna alle functies in de toekomst meer ruimte nodig is. Vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling zou het open landschap zo min mogelijk aangetast moeten worden. Daarom moet er anders omgegaan worden met de beschikbare ruimte, met als gevolg dat restruimtes, meerdere bouwlagen, ondergrondse oplossingen en het intensiveren van de ruimte veel meer als stedenbouwkundige uitdagingen worden gezien. Amsterdam is met de bouw van IJburg tegen de grenzen van de stad aangekomen. Een optimaler gebruik van de bestaande stad is de enige manier om de vele functies die in Amsterdam gehuisvest willen worden een plek te geven. Intensief en meervoudig ruimtegebruik is een middel om de ruimte in de stad optimaler te gebruiken. Meervoudig ruimtegebruik leidt niet alleen tot een intensiever gebruik, maar ook tot een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en de gebouwde omgeving. Lagendijk en Wisserhof (1999) geven een uitgebreide definitie van meervoudig ruimtegebruik waar ik bij mijn afstudeerproject vanuit ben gegaan: 1. Intensivering van het ruimtegebruik (efficiencyverbetering van het ruimtegebruik van ĂŠĂŠn functie); 2. Verweving van ruimtegebruik (gebruik van dezelfde ruimte door meerdere functies); 3. De derde dimensie van ruimtegebruik (gebruik van de ondergrondse en/of bovengrondse ruimte); 4. De vierde dimensie van ruimtegebruik (volgtijdelijk gebruik van dezelfde ruimte door meerdere functies).

44

Atlantis - januari 2004

Mijn interesse voor intensief en meervoudig ruimtegebruik is ontstaan naar aanleiding van een studiereis naar Singapore en Hong Kong in juli 2002. Intensief en meervoudig ruimtegebruik zie je in Singapore en Hong Kong eigenlijk bijna overal in de stad, maar vooral rond metrostations. Concentratie van functies rond metrostations maakt beter openbaar vervoer en een hoog voorzieningenniveau mogelijk. Intensief en meervoudig ruimtegebruik heeft in dit verband een spin-off effect: een grote gebruiksintensiteit verhoogt het draagvlak voor voorzieningen en trek in die zin weer meer activiteiten aan. Daarom leek het mij interessant om de mogelijkheden van intensief en meervoudig ruimtegebruik voor een metrostation in Nederland te onderzoeken. In Amsterdam in men bezig met de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Deze 9,5 km lange metrolijn verbindt in 2011 Amsterdam Noord met Amsterdam Zuid in 16 minuten. De mogelijkheden van intensief en meervoudig ruimtegebruik zijn rond het metrostation Johan van Hasseltweg in Amsterdam Noord onderzocht. Om de mogelijkheden van intensief en meervoudig ruimtegebruik rond het metrostation Johan van Hasseltweg te onderzoeken is het belangrijk om de positie van het metrostation op verschillende schaalniveaus te bepalen. Het toekomstperspectief en nieuwe ontwikkelingen in Amsterdam Noord hebben invloed op de regionale en stedelijke positie van het metrostation. Het metrostation vormt een klein knooppunt op regionaal en stedelijk schaalniveau en zal daarom voornamelijk gebruikt worden door bewoners uit de omgeving van het metrostation.


Noord-Zuidlijn in stad en regio

Het metrostation Johan van Hasseltweg ligt op een ongelijkvloerse kruising van twee belangrijke verbindingen in Amsterdam Noord, die tevens een grote barrière vormen door de verhoogde ligging op een dijklichaam: de Johan van Hasseltweg en de Nieuwe Leeuwarderweg. Het metrostation is daarom goed bereikbaar per auto en openbaar vervoer, maar slecht bereikbaar voor fietsers en voetgangers door de verhoogde ligging van het metrostation op het viaduct. De omgeving rond het metrostation wordt gekenmerkt door verschillende tuindorpen, parken en industriegebieden. De tuindorpen Volewijk, Vogelbuurt en Buiksloot vormen scherven in de stadsplattegrond, zijn in zichzelf gekeerd en worden gekenmerkt door een symmetrieas met een plein in het midden van het eiland. Het Florapark, Volewijkspark en het Vliegenbos maken deel uit van een grotere groenstructuur op het schaalniveau van Amsterdam (Noord) en vormen een grote kwaliteit voor Amsterdam Noord. Er is echter geen relatie tussen de drie parken onderling. De tuindorpen en de parken sluiten echter niet aan op het metrostation. De industriegebieden Noord 6, 7 en 8 liggen op een strategische plaats aan het water en kunnen in

aangelegd. De openbare ruimte wordt gevormd door functies die kenmerkend zijn voor restruimtes en de negatieve identiteit wordt gevormd door de infrastructuur. Door de aanleg van de Nieuwe Leeuwarderweg is het Volewijkspark in tweeën gedeeld. De twee restparken die hierdoor ontstaan zijn van zeer lage ruimtelijke kwaliteit. Als belangrijkste conclusie uit de analyse kan gezegd worden dat de restruimtes langs de Johan van Hasseltweg potenties bieden voor de intensivering van bebouwing en de restruimtes langs de Nieuwe Leeuwarderweg potenties bieden voor de intensivering van groen. De conclusies van de analyse zijn vertaald naar verschillende concepten voor bebouwing, infrastructuur en groen. Bij de bebouwing is de ruimte aan weerszijden van de Johan van Hasseltweg en ten zuiden van het metrostation geïntensiveerd. Daarvoor is ten zuiden het metrostation een dek nodig om de Noord/Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg te overbouwen. Ten noorden van het metrostation komt ook een dek, zodat er een verbinding gemaakt kan worden tussen het Florapark, Volewijkspark en het Vliegenbos. De concepten voor bebouwing, infrastructuur en groen hebben geresulteerd in een

de toekomst getransformeerd worden tot woon-/ werkgebieden. Het intensiveren van de ruimte rond het metrostation is voornamelijk mogelijk door de aanwezigheid van verschillende restruimtes langs de infrastructuur van de Johan van Hasseltweg en de Nieuwe Leeuwarderweg. De restruimtes langs de Johan van Hasseltweg zijn ontstaan door het vrijhouden van deze zone voor het graven van een kanaal als afsnijding van het IJ voor zeilschepen. Dit kanaal is er gedeeltelijk gekomen en in een aantal stappen gedeeltelijk gedempt. In de jaren ’60 is in deze zone de infrastructuur van de Johan van Hasseltweg

Structuurschets

januari 2004 - Atlantis

45


SHIFTING EUROPE

fietsroute die het niveau van de Vogelbuurt en het niveau van het metrostation met elkaar verbindt via een hellingbaan en het hoogteverschil ook hier overbrugt. Voor voetgangers zijn er verschillende trappen in de fietsenstalling. Het ontwerp laat zien dat barrières ontstaan door een hoogteverschil dus zowel via de openbare ruimte als via bebouwing met een openbare functie opgelost kan worden. De groene openbare ruimte van Volewijkspark wordt langs de oostzijde van het Noordhollands Kanaal onder het viaduct door voortgezet d.m.v. een landschapstuin op het dek boven de Noord/Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg. Het viaduct met de nieuwe organisatie van verkeer

Doorsnede en plattegrond

structuurplan voor de omgeving van het metrostation Johan van Hasseltweg. Voor een plangebied, met een straal van ongeveer 150 meter rond het metrostation, is een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt. De volgende ontwerpuitgangspunten hebben daarbij een grote rol gespeeld: de bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers verbeteren, het groen verbinden aan het metrostation, het metrostation goed laten aansluiten op de omgeving, het metrostation herkenbaar en zichtbaar maken, een goede overstap realiseren, het verdiepen en overkluizen van de Noord/Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg, functies toevoegen rond het metrostation en een duurzaam watersysteem realiseren door hergebruik van hemelwater. Het stedenbouwkundig ontwerp laat zien dat er een nieuwe wandel- en fietsroute aan de achterzijde van het metrostation is geplaatst, die het niveau van het Volewijkspark en de Vogelbuurt via trappen en hellingbanen met elkaar verbindt en het hoogteverschil overbrugt. Ook is er een nieuwe groene wandel- en fietsroute langs oostzijde van het Noordhollands Kanaal geplaatst. In de fietsenstalling naast het metrostation bevindt zich een doorgaande

46

Atlantis - januari 2004

is overgenomen van het stedenbouwkundig ontwerp van het Stadsdeel Amsterdam Noord. Het doorgaand verkeer wordt aan de noordzijde geplaatst, kiss & ride, taxi, bussen, fietsers en voetgangers worden aan de zuidzijde van het viaduct geplaatst, zodat er een korte en veilige overstap mogelijk is tussen deze vervoersstromen en de metro. Op het viaduct zijn het verkeersplein en het overstapplein te vinden. De verharde openbare ruimtes van het viaduct, de Adelaarsweg en de boulevard langs het Noordhollands Kanaal worden met elkaar verbonden door een verblijfsplein aan de achterzijde van het metrostation. Hier is het mogelijk om vanaf dit plein van een prachtig uitzicht over het Noordhollands Kanaal te genieten. Het hemelwater van het viaduct en de Adelaarsweg wordt opgevangen in goten, in de natuurlijke rietzuivering in de afslagen van de Nieuwe Leeuwarderweg gezuiverd en afgevoerd naar het Noordhollands Kanaal. Op deze manier hoeft het hemelwater niet meer naar riool afgevoerd te worden. In de doorsnede is duidelijk te zien dat de nieuwe bebouwing los van de entree van het metrostation staat. Hiervoor is gekozen om beter aan te sluiten bij het karakter van de tuindorpen en problemen met fundering van de bebouwing te voorkomen. De entree van het metrostation is herkenbaar en zichtbaar door een glazen luifel over een gedeelte van het plein en door het symbool van het GVB.


AFSTUDEREN ANNELOES BLANKENDAAL

Rond het metrostation zijn voornamelijk functies toegevoegd die positieve invloed hebben op het aantal reizigers per openbaar vervoer: verkoop, publieksgerichte kantoren en hoger onderwijsinstellingen. Daarnaast zijn er woningen toegevoegd voor sociale veiligheid, wat vooral ’s avonds en ’s nachts van groot belang is. De woningen zijn herkenbaar en zichtbaar doordat de bebouwing twee meter uit de rooilijn steekt. De woningen hebben bakstenen gevels om aan te sluiten bij het karakter van de tuindorpen. Alle openbare functies in de eerste drie lagen hebben transparante gevels van glas. In de bebouwing ten oosten van het metrostation bevinden zich een parkeergarage voor mensen die wonen of werken in bebouwing erboven, een fietsenstalling over twee lagen, kantoren en woningen. In de bebouwing ten westen van het metrostation bevindt zich een restaurant, zodat mensen ook kunnen verblijven rond het metrostation. Daarboven bevinden zich woningen. In de bebouwing ten zuidoosten van het metrostation bevindt zich een parkeergarage, kantoren en woningen. Tegen de tunnel aan worden woningen gebouwd die oplopen naar het niveau van het metrostation. De woningen zijn niet op de tunnel geplaatst vanwege de eerder genoemde problemen met de fundering van de bebouwing. Bovendien kruisen de Noord/Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg elkaar in dit gedeelte waardoor het extra moeilijk is om hier bebouwing op te plaatsen.

de daken van de bebouwing. Voor een deel wordt dit water gebruikt voor beplanting en de rest kan zonder zuivering afgevoerd worden naar het Noordhollands Kanaal. Het vuile hemelwater valt op het viaduct en de Adelaarsweg en zal na zuivering in de rietvijver worden afgevoerd naar het Noordhollands Kanaal. Intensief en meervoudig ruimtegebruik is zeker mogelijk rond het metrostation Johan van Hasseltweg, vooral in de vorm van verweving en de derde dimensie. Door het verbeteren van de bereikbaarheid en het intensiveren van de ruimte rondom het metrostation met bebouwing en groen kan het metrostation beter worden aangesloten op zijn omgeving. Groen is onlosmakelijk verbonden met bebouwing. Mensen willen niet alleen een plek hebben om te wonen en werken, maar ook om te recreëren. En daarvoor zijn voldoende groene openbare ruimtes nodig. Bovendien kan intensief en meervoudig ruimtegebruik als ontwerpmiddel worden ingezet om barrières te verkleinen. Intensief en meervoudig ruimtegebruik is in dit afstudeerproject op een kleinschalige manier toegepast en is vooral een enorme verbetering van de ruimtelijke en functionele kwaliteit van de omgeving van het metrostation.

Lagendijk, A., Geef ruimte de kennis, geef kennis de ruimte, Rijswijk, 1999 Impressie

Reizigers die met de auto vanuit Noord-Holland komen en verder willen reizen met de metro kunnen hun auto parkeren bij het noordelijker gelegen metrostation Buikslotermeerplein. Dit metrostation ligt dichtbij de ringweg A10 waardoor het goed bereikbaar is met de auto en er zijn hier voldoende parkeermogelijkheden. Bij het metrostation Johan van Hasseltweg is het alleen mogelijk om de auto te parkeren in de Vogelbuurt. Voor de omgeving van het metrostation is ook een watersysteem ontworpen. Uitgangspunten van dit watersysteem zijn: het hemelwater niet meer afvoeren naar het riool, het hemelwater opvangen, via een rietvijver zuiveren en vertraagd afvoeren naar het Noordhollands Kanaal, het hemelwater zichtbaar maken in de openbare ruimte en mensen hiervan bewust laten worden. Het hemelwater kan worden verdeeld in ‘schoon’ en vuil hemelwater. Het schone hemelwater valt in de landschapstuin, op het plein en

januari 2004 - Atlantis

47


SHIFTING EUROPE

Agenda Activiteiten Polis Denktank Polisrede 20 april 2004 Brainstormsessie about theme and programme of het ‘Polisrede 2004’. More information at Polis. polis@bk.tudelft.nl / 015-2784093 Lustrum 23 oktober 2004 In oktober bestaat Polis 15 jaar en viert dat met tijdens de lustrumdag. Zet het alvast in je agenda!!

Activiteiten Bouwkunde promotie - Mw. L.M. Calabrese 19 april 2004 Aula TU Delft 10:30-13:00 architecture

Reweaving

urbanism mobility

Stylos Siberië-avonden De Grote Reiscommissie organiseert drie Siberiëavonden op 4 maart, 1 april en 15 april, om 20.00 uur in het paviljoen. 1e avond: Ivan Nevzgodin 2e avond: Bastiaan Kwast 3e avond Gedichten, muziek (straatmuzikanten?), video, Russische keuken, etc. Voor vragen en dergelijken kun je mailen naar siberie@stylos.nl

Activiteiten NAI The critical 1970s June 19 - October 3, 2004 Gallery 1 Many Dutch people will still recall the ‘cul-de-sac’, the ‘conversation pit’ or the combination of orange, brown and purple. But buildings such as the Centraal Beheer by Hertzberger, the Kasbah by Piet Blom and urban planning projects by Ben Loerakker and Paul de Ley are also typical of Dutch architecture of the 1970s. The NAI exhibition ‘The Critical 1970s’ shows material from the NAI’s own collection which will be supplemented both with loans from architects and with art works, films and photographs from other collections. A typical 1970s living room and a real sunken seating area will give an impression of how the interiors of the period looked. Living in the lowlands New permanent exhibition from collection opened

48

Atlantis - januari 2004

March 27, 2004 in Gallery 2 The NAI has one of the world’s most important collections of archives of architecture, interiors, landscape architecture and urban planning. The new permanent exhibition ‘Living in the Lowlands’ reveals the collection’s wealth of drawings, models and photographs. The highlights of this national treasure paint a picture of domestic life in the Netherlands over the last 150 years. Ordinary Dutch architecture whose quality is unmatched anywhere in the world.

Activiteiten BNSP Urban China 2020 Symposium, ARCAM, Prins Hendrikkade 600, Amsterdam. Aanvang: 19.00 uur. Hoe bouw je in China uit het niets vierhonderd nieuwe steden in slechts 15 jaar? En hoe zorg je ervoor dat die steden op de verschillende schaalniveaus goed zijn doordacht en aansluiten bij de sociale structuur van het land? Op die vragen wil de Dynamic City Foundation een antwoord geven met het project Urban China 2020. De BNSP organiseert in samenwerking met de stichting in april een lezingencyclus is het nieuwe Arcam in Amsterdam. Het programma: 6 april: Stedelijke identiteit ‘Introductie in de Chinese moderniteit’: het ASiA instituut van de Universiteit van Amsterdam; Ir. G. Urhahn,(urban planner): ’Tussen orde en chaos’; Ir. Jun Wu (Chinese architect): ‘Het Chinese stedelijke netwerk’. 13 april: De Planningrealiteit Ir. Fons Verheijen: ‘Een architect in China’; Drs. Gosewijn van Beek (UvA): ‘Consumentisme en de stad’; Prof. Dr. Ton Kreukels: ‘Urban planning in China’. 20 april: Economie en politiek Ir. Neville Mars (DCF): ‘het Chinese huis’; ASiA instituut (UVA): ‘Migratie naar de stad’; Prof. Dr. Eduard Vermeer, Universiteit van Leiden: ‘China’s socio-economic Geography’; Paneldiscussie Aanmelding bij het secretariaat van de BNSP: secretariaat@bnsp.nl Plandag 2004 3 juni 2004, Provinciehuis Limburg, Maastricht Thema:’Ondernemend plannen.’ De zorg voor de kwaliteit van de ruimte, is de kerntaak van ruimtelijke planners. Het maken van plannen - als uitdrukking van ideeën over een mogelijke ruimtelijke toekomst – speelt daarbij een belangrijke rol. Meer en meer groeit het besef dat het “plan”


AGENDA

alleen onvoldoende is om die gewenste kwaliteit te bereiken. In ons vakgebied is het minstens even belangrijk om het ‘plan’ ook effectief tot realisatie brengen. En dat heeft alles te maken met entrepreneurship, netwerking, regie en strategie.

Activiteiten Elders VIA STEDEBOUWFEEST 21 April vanaf 21.30 uur Stedebouwvereniging VIA uit Eindhoven organiseert het VIA-feest (part 1): The Red Edition. Stratumseind 91, Einhoven WORMM Verkast Serie bijeenkomsten waarin WORMM (Werkgroep Openbare Ruimte Moet Mooier), met de Groene Hart gemeente Alkemade als voorbeeld, de toekomst van het dorp in het Nederland van de 21ste eeuw onderzoekt. Vanavond: Tracy Metz, Berci Florian en Kurt van der Heden over recreatie en imago. • DONDERDAG 15 APRIL VANAF 20.00 UUR JOOST SCHRIJNEN (directeur Ruimte en Mobiliteit, provincie Zuid-Holland) over de ontwikkelingen in de Deltametropool en het Groene Hart en de lokale consequenties voor Alkemade. AARON BETSKY (directeur NAi - onder voorbehoud) over de ‘verstrooide stad’: de mogelijkheden van platteland en stad in de randstad. PANEL: Wim Groen (econoom en mediator), Frank Heemskerk (econoom, PVDA kamerlid), Edwin van Uum (planoloog), Nelly Voorhuis (directeur atelier HSL), Martin Woestenberg (auteur van Wie is bang voor de stad). • ZONDAG 18 APRIL VANAF 13.00 UUR EXPEDITIE HSL - ONDER VOORBEHOUD Vanaf 2006 is het zover. Dan rijden er treinen en zal het nooit meer mogelijk zijn om de HSL tunnel - onze eigen Gateway to Europe - te voet te bezichtigen. Dankzij de medewerking van

de HSL-organisatie kan WORMM u, vergezeld van een deskundige gids, op deze zondag rondleiden door de HSL-werken. Daarna rijden we snel terug naar onze eigen kas om bij te komen. DAT zorgt voor een goede kop soep en lekker brood en draait railroad-muziek. De avonden vinden plaats in een leegstaande tuinderskas aan het Braassemermeer. Volg in Roelofarendsveen de borden WORMM Verkast voor parkeren en de juiste route naar de kas, zie ook www.wormm.nl ARCAM-lezing Sjoerd Soeters 19 april 2004 Locatie: De Brakke Grond, Nes 45, aanvang: 20.15 uur. Toegang: € 7,50, kaartverkoop vanaf een week van tevoren bij ARCAM en indien voorradig op de avond zelf vanaf 19.30 uur aan de zaal. Reserveren is niet mogelijk. Voor de reeks lezingen in de Brakke Grond wordt iedere maand een ontwerper uitgenodigd wiens werk om de een of andere reden in de publieke belangstelling staat. Sjoerd Soeters (1947, Nes Ameland) studeerde van 1966 tot 1975 bouwkunde aan de TH Eindhoven. Van 1975 tot 1979 was hij ontwerper bij architectenbureau VDL in Amsterdam waarna hij zich als zelfstandig architect vestigde. In 1997 trad Jos van Eldonk toe tot de maatschap. In 2001 is Dana Ponec tot de directie toegetreden en is de naam van het bureau veranderd in Soeters Van Eldonk Ponec architecten. Stedebouwkundige projecten zijn onder meer die voor het Java-eiland, de Resident in Den Haag, Mariënburg in Nijmegen en Haverleij bij Den Bosch. Momenteel werkt het bureau o.m. aan masterplannen voor Zaanstad, Veenendaal, Harderwijk, AmsterdamNoord, Cuijk, Rosmalen, Helmond, Nijkerk, Grave, Kopenhagen, Bergen op Zoom, Maastricht. Meer informatie over het bureau is te vinden op www.soe tersvaneldonkponec.nl

Vooruitblik De volgende Atlantis richt zich weer iets meer op Nederland. Bevolkingskrimp en sloopopgaven zijn onderwerpen waar in Nederland niet veel aandacht voor is, terwijl ze wel steeds belangrijker worden. Zijn er buitenlandse voorbeelden en zijn er projecten die genomineerd zouden moeten worden om gesloopt te worden? Geef je ideeën door aan de redactie of lees het in ‘t volgende nummer.

januari 2004 - Atlantis

49


ONDERGROND(S) SHIFTING EUROPE

50

Atlantis - januari 2004

Uw bureaulogo hier? Word lid!


PARTNERS VAN POLIS

Al lid en nog geen logo? Mail polis@bk.tudelft.nl januari 2004 - Atlantis

51



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.