6 minute read

De geestelijke in de draaikolk van sociale onrust

De jaren zestig waren voor de pater, naast de religieuze kentering, eveneens in maatschappelijke zin complex. Hij leefde in een kleine eilandgemeenschap, tussen ruim dertig etnische groeperingen. Met evenzovele culturele en religieuze gevoeligheden en politiek antagonisme. In een periode dat door de Antillen vurig werd gestreefd naar autonomie, zoals uiteindelijk bezegeld door het ‘Statuut’ in 1954. Waarbij de door de clerus opgerichte Katholieke Volks Partij haar politieke zeggenschap verloor door een afsplitsing. De politieke voorman van de KVP, Dr. M.F. Da Costa Gomes, vertrok in 1948. Met zijn nieuw opgerichte Nationale Volks Partij werd hij een van de belangrijkste spelers in het politieke krachtenveld.

De pater: ‘Politiek maakt me ziek; zouden er echt politici bestaan die het volk beminnen? Of zeggen ze dat sinds gisteren pas, nu ze er goed geld mee winnen.’ (3000 Denksels 1304). Hij tekende een spotprent met een auto waarin vier inzittenden ieder aan hun eigen stuur draaiden. Over politieke onmacht, nepotisme en loze beloften schreef hij in Sambumbu Pipita: ‘De onhandige politicus beloofde: “Wij zullen strijden voor sociale gerechtigheid, respect voor samengaan in een nieuw staatkundig bestel. En bovenal voor een adequate wijziging van onze economische struktuur.” De handige politicus: “Ik zal een eind maken aan machtsmisbruik van grote heren. Zij worden rijk van jullie armoe. Zij verhogen hun salaris tot 34.000 gulden en laten jullie als ezels werken voor een korst droog brood!” Applaus, applaus, applaus.’

Was dit nog in ironische toonzetting, op 10 april 1969 deed de pater een dringende oproep in een memo over ‘Armoede op Curaçao’. Met als essentie dat armoede niet moest worden bestreden, maar juist voorkomen. Door het scheppen van werkgelegenheid, sociale wetten en voorlichting van burgers over geldbesteding. Taken die de staat structureel diende te vervullen, in plaats van armoedebestrijding achteraf. Door tekortschietende, vrijblijvende giften vanuit de samenleving. Voor de goede verstaander was dit een aanklacht

tegen het falen van de politiek. Maar zorgvuldig geformuleerd conform zijn credo ‘Woorden zijn kogels, kontroleer ze goed voordat je ze de mond laat uitgaan’ (Pipita 464). Daar waar pater Amado Römer4 op 1 mei 1969 zonder een blad voor de mond te nemen, een toespraak hield voor de werknemers in het recreatiecentrum van Shell. Hij hield een filippica over de sociale ongelijkheid, de scheve arbeidsverhoudingen met onafwendbare geweldsuitbarsting tot gevolg. Zijn maatschappijkritische opstelling werd door het establishment als opruiend ervaren, de voorboden categorisch ontkennend. Maar Römers voorspelling kwam inderdaad uit op de 30ste mei. Met catastrofale gevolgen toen 5.000 mensen revolteerden tijdens een stakingsmars. Woorden werden vervangen door kogels en er vielen doden.

Nadat het centrum van Willemstad binnen een paar uur grotendeels in puin lag, deed de pater in de loop van de dag, samen met geestelijken van andere gezindten, een oproep via Radio Hoyer: ‘Por fabor stop di kima [...] Por fabor paga bo trahandornan mehor.’ (Stop alsjeblieft met het verbranden, en alstublieft betaal uw medewerkers beter.) Van zijn smeekbede, samen uitgesproken met de geestelijken Khan, Eggink en Gumbs, werd op 31 mei door de Amigoe verslag gedaan: ‘Ik doe een dringend beroep op de arbeiders die voor een rechtvaardig loon streden, om hun activiteiten te staken. Ik hoop dat uit de ruïnes die er overgebleven zijn, een nieuw en beter Curacao zal oprijzen.’ In deze uitzending werd voorts een dringend beroep gedaan op de werkgevers om de ‘rechtvaardige eisen van de stakende bevolking’ in te willigen. De sprekers verklaarden zich solidair, niet alleen in woorden, maar ook door een bijdrage te storten in de stakingskas. Volgens de paters principes: ‘Denk niet dat ik tegen staken ben; ik erken zelfs een stakingsplicht. Alleen in mijn ambt in het helpen van mensen, bestaat noch een stakingsrecht noch een stakingsplicht.’ (3000 Denksels 1485).

Veel vragen bleven onbeantwoord in deze voor Curaçao een van de belangrijkste gebeurtenissen in zijn ontstaansgeschiedenis van vier eeuwen. Met ingrijpende gevolgen voor de samenleving en zeker ook voor de kerk. Waar geen eenvoudige verklaringen volstonden.

4 Verhalen over de revolte Curaçao 30 mei 1969, G. Oostindie et al.

Zoals de agressie jegens broeder Rigobertus die met auto en al werd omgekeerd. Een geval van op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn en niet herkend worden. Huisarts Ferwerda die in paniek door een politieagent in zijn auto werd beschoten, maar waar de kogel in de stoel bleef steken. En de vernietiging van het bisschoppelijk paleis aan het Brionplein, vereeuwigd door de machteloos toekijkende Monseigneur Holterman5. Was het kwade opzet of nevenschade door overslaande brand van het elders aangestoken en overgewaaide vuur van het aanpalende hotel Americano? Een catharsis waar de pater niet over schreef, maar het heeft zijn geloof in de medemens ongetwijfeld op de proef gesteld. Hij verwees hoogstens op zijn kenmerkende indirecte wijze naar de rampzalige economische gevolgen. In Sambumbu (Pipita) ‘De rijke Amerikaan gaf het niet op en bood verder. De vrouw gaf niet toe. Voor haar landhuis en plantage aan een binnenbaai gelegen bood de rijke meneer tenslotte anderhalf miljoen. Toen zei de vrouw: “Akkoord.” Hij meteen naar Amerika terug, stuurt telegram: “Ik kom 30 mei voor ondertekening.” Hij landde, zag de stad branden en vloog naar zijn land terug.’

De rooms-katholieke kerk, de facto de pater en zijn mede-pastores, moesten verder met hun parochianen. Zoals verwoord door monseigneur Holterman in zijn herderlijk schrijven ‘Mensen, de boel staat in de brand. Wat nu? Ga niet kijken, wie de schuldige is, want eigenlijk zijn we allemaal schuldig. Hadden we geleefd zoals we hadden moeten leven, dan was dit nooit gebeurd. Dus allemaal zijn we schuldig. De mensen van de economie, van het bedrijfsleven, van de vakbeweging, het onderwijs, iedereen is schuldig in die zin. We moeten kijken hoe we samen deze gemeenschap weer gaan opbouwen.’ Deze boodschap moest op zondag 1 juni in alle kerken worden voorgelezen, maar verschillende pastores weigerden, omdat zij zich niet schuldig achtten.

5 Deze daadkrachtige, doortastende bisschop zo historisch belangwekkend gefotografeerd door T. Jeuken, wist nog een tweetal koffers met belangrijke boeken en geschriften te redden. Hij verborg deze in het tabernakel van de nabijgelegen Santa Famia-kerk. Later vond men deze documenten terug in de kerk van Santa Rosa. De rest van de archieven is grotendeels teloorgegaan. (Bron:

Franklin Clemencia).

Na een eeuw - toen pastoor Niewindt in 1864 aantrad en congregaties naar Curaçao wist te halen - moest men opnieuw beginnen. Met een geheel andere rol van de Katholieke kerk die een groot deel van haar macht verloor. Binnen een gemeenschap die na deze krach nog decennialang in haatdragendheid verscheurd bleef. In 1990 blikte de pater hierop terug (Bulletin 568) en analyseerde dat zo’n 60 procent van de jongeren werkloos was en geen toekomst had. Met vandalisme, criminaliteit en vooral drugsgebruik als gevolg. Met als werkelijke oorzaak: ‘Het grote probleem en het grote manco in de opvoeding is, dat de families gebarsten zijn, die zijn niet compleet.’ Het feit dat de vrouwen alleen voor de opvoeding opdraaiden en de mannen vanuit hun ‘cultuur’ niet monogaam waren, noemde hij ‘fout’. ‘God heeft toch de hele mensdom een gezonde familie als basis gegeven’ was zijn stelling. En alleen uit die geborgenheid konden kinderen zich goed ontwikkelen.

Zijn onlosmakelijke verknochtheid aan Curaçao, ondanks alles, beleed hij in 3000 Denksels (215): ‘Als Curaçao gaat bloeien, wil ik hier blijven wonen: als Curaçao de ellende ingaat - wat God verhoede - ook dan wil ik hier blijven wonen, ik loop niet weg.’ En zo herpakte de geestelijkheid zich en zette opnieuw de schouders eronder. Ook deze immer gedreven pater met hernieuwde, onbedwingbare energie en niet alleen in zijn apostolaat.

Wij zullen opnieuw moeten leren lezen. Niet: aap, roos, zeef, muur, maar in de mensen die wij ontmoeten; want iedere mens draagt een bordje met een boodschap in zich mee. (3000 Denksels 966)