4 minute read

ANS Leest: Arthur Japin – Wat stilte wil

tekst Naomi Habashy

Gevangen zitten in maatschappelijke normen die je beletten te zijn wie je wil zijn, daarover gaat Wat stilte wil , Arthur Japins nieuwste roman. Tegen de achtergrond van de Nederlandse literaire kring van de negentiende eeuw vertelt Japin met zorg het waargebeurde verhaal van Anna Witsen.

Advertisement

Het verhaal volgt Anna Witsen aan het einde van de negentiende eeuw. Ze is een vrouw van goede komaf en heeft groot talent voor zingen. Ze wil graag beroemd zangeres worden en ziet niets in een traditioneel leven van thuisblijven om voor de kinderen te zorgen. Dat is echter wel wat vrouwen van haar stand behoren te doen. Wanneer ze op het conservatorium wordt aangenomen, zet vader Witsen een streep door zijn dochters ambities. Zij mag haar talent van hem louter in huiselijke kringen tentoonspreiden. Verslagen en somber schikt ze zich hiernaar. Ondertussen komt ze door haar broer, die onderdeel is van de Amsterdamse literaire wereld, in aanraking met veranderende normen. In gezelschap van mensen als Willem Kloos en Albert Verwey, die later grote literaire figuren zullen worden, kan ze in tegenstelling tot bij haar familie, zichzelf zijn. Daarnaast sterken haar tantes nieuwe ideeën over vrouw-zijn en socialisme Anna’s geloof dat er voor haar meer in het leven is dan het huishouden. Na lang vechten krijgt Anna een kans om haar droom te verwezenlijken en op te treden. Als dat echter in een drama verandert, ziet zij geen andere optie dan terug te kruipen in de kaders die al voor haar vastlagen.

Luchtigheid en ernst

Japins romantische schrijfstijl leent zich uitstekend voor het verwoorden van Anna’s binnenwereld en de dialogen die ze voert met anderen. Aan het verfijnde taalgebruik is duidelijk af te lezen dat Japin oog heeft voor detail en de woorden en zinnen zijn met zorg uitgekozen. Deze geven nauwkeurig weer en doen compleet recht aan wie Anna is: een gevoelige, vrijgevochten vrouw met een groot hart. Daarnaast helpt het archaïsche taalgebruik ook bij het creëren van tijdsgevoel. De lezer wordt niet alleen meegenomen in de emoties van Anna en andere personages, maar voelt zich ook aanwezig in de donkere, groezelige negentiende-eeuwse kamers en straten. Hoewel je hierdoor als lezer goed in het verhaal wordt gezogen, dreigt deze bij tijd en wijle ook zwaarmoedig te worden. Japin weet de lezer echter iedere keer tijdig uit dat zwaarmoedige gevoel te halen met luchtige en haast theatrale personages. Zij dienen duidelijk als een pauze van de heftige emoties, maar gebeurt wonderwel zonder aan ernst in te leveren. Zo zie je al voor je hoe Kloos en Verwey onderuitgezakt en dronken in hun stamkroeg lallen over hoe vreselijk inhoudsloos de oude garde schrijft, of hoe haar tante geheel in karakter op het toneel verschijnt, om Anna’s somberheid te verdrijven met nieuwe kleren. De roman vormt zo een aangename balans waarin zowel groot verdriet als kleine vreugdes een plaats hebben.

Verrassend herkenbaar

Hoewel het verhaal zich aan het einde van de negentiende eeuw afspeelt, zijn de thema’s in de roman vandaag de dag nog altijd herkenbaar. Net als toen wordt deze tijd onder andere gekenmerkt door een feministische golf, aandacht voor sociale ongelijkheid en afrekening met oude ideeën. Wat in het bijzonder opvalt, is dat de problemen waar Anna en andere vrouwelijke personages tegenaan lopen nog steeds spelen in het heden. Welke plaats je dient in te nemen in de samenleving en hoe deze anders is dan hoe je het zelf hebt bedacht, is iets waar velen nog altijd mee worstelen. Anna staat model voor zoveel vrouwen die iets anders hebben gewild dan wat van ze verwacht werd vanuit het systeem waar ze aan onderhevig waren. Vrouwen die tegen die verwachting hebben gevochten tot de laatste snik, om uiteindelijk met hangend hoofd terug in het gareel te gaan. Japin geeft haar verhaal met zorg en aandacht voor de verschillende kanten ervan weer. Daarom is deze roman niet alleen een feest om te lezen, maar ook nog bijzonder relevant voor deze tijd.

Raak uw medestudenten niet aan!

G. J. Wood (pseudoniem) is een tweedejaars student die het liefst breekt met de bestaande studentikoze en universitaire tradities. Hij schrijft zijn ontsteltenis van zich af in de vorm van een studentkritisch stukje proza, dat zelden onomstreden blijft.

De mens is ten diepste een smerig en onhygiënisch wezen. En als smoezeligheid inherent verbonden is aan het mens-zijn, dan is de student van al het gedierte op aard het meest mens. Dit werd me op uiterst onfortuinlijke wijze duidelijk toen ik, enigszins onvrijwillig, op bezoek ging bij de ‘exclusieve’ residentie van een studentenvereniging. De dispuutsleden durfden de locatie zelfs een ‘villa’ te noemen. U begrijpt, ik verwachtte kroonluchters, Perzische tapijten en een indrukwekkende entree.

In plaats daarvan moest ik mezelf door een laag rioolwater slepen, aangezien de toiletten en de daarbijbehorende gang al een week blank stonden ten gevolge van een heuse closet-watersnood. Het plamuur hing met vellen van de wanden af, de vloer was in haar totaliteit plakkerig en het stonk er naar alcohol en zweet. Bij thuiskomst was een bad in een chloor-allesreinigercombinatie dan ook onontkoombaar. De naam ‘villa’ schiep volstrekt onwaargemaakte verwachtingen. ‘De aftandse, vooroorlogse bunker waar menig middeleeuws beerput nog van zou gruwelen’ zou een gepaster predikaat zijn, alhoewel het gebouw zelfs dan een teleurstelling zou zijn geweest.

De zogenaamde elite van ons land heeft het hygiënebesef van een proleet. Sommige studenten lijken wel weken niet in contact te zijn gekomen met water of zeep. Dikwijls zit ik in de collegezalen naast onwelriekende medestudenten. De enige vloeistoffen waarmee zij wel in aanraking komen lijken lichaamssappen en alcohol te zijn, en in dat laatste geval jammer genoeg niet in ontsmettende verschijningsvorm. Daar waar studenten samenkomen stapelt de zwijnerij zich dan ook op.

De oorzaak van de formule ‘meer studenten betekent minder hygiëne’, is mijn inziens een blijk van een doorgeslagen individualisatie. Van studenten, die toch óók drager van de menselijke coöpererende natuur zijn, verwacht je bij samenkomsten nu juist samenwerking, het verdelen van taken en het in staat zijn compromissen te sluiten, die allen zullen leiden tot een welzijnsverbetering voor iedereen in het studenten- of clubhuis.

Maar in de praktijk zien we dit niet gebeuren. De student is vervreemd geraakt van haar verantwoordelijkheidsgevoel. De studenten-individualisatiegolf heeft ertoe geleid dat de student niet meer let op de ander, waardoor studenten als los zand naast elkaar leven. In de gezamenlijke context is de student niet in staat ook maar iets tot stand te brengen. De onverschilligheid regeert. Niemand neemt verantwoordelijkheid voor een taakverdeling en alle klussen worden afgeschoven op de niet nader te noemen ’ander’, waardoor per saldo elk klusje onaf overblijft. Op deze wijze kan een toilet-overstroming wekenlang de hal van een ‘villa’ bevochtigen.

En dan zou dit ‘de toekomstige elite van ons land’ zijn? Geatomiseerde individuen waarbij elke vorm van samenwerkingsvaardigheden ontbreekt, maar die later wel een land, ministerie of multinationale onderneming zouden moeten aansturen? Voorlopig lijkt me een land te hoog gegrepen voor diegenen die zich niet eens inzetten voor hygiëne-bevorderende maatregelen ten behoeve van het algemeen studentenhuisbelang.

This article is from: