
18 minute read
Het schaamrood
je eenzaam te voelen, maar het is van belang dat je hier niet te lang in blijft hangen en een nieuw sociaal netwerk opbouwt.’ Volgens de hoogleraar kunnen er zowel fysieke als mentale problemen optreden als dit niet gebeurt. In zulke gevallen zou er toch echt een expert bij het probleem moeten komen kijken, maar voorop staat dat verenigingen ook een preventieve rol kunnen spelen. Zij kunnen met hun informele activiteiten een vorm van ondersteuning faciliteren die een studentenpsycholoog, studieadviseur of huisarts nooit kan bieden.
Advertisement
Vissen in de introductievijver
Niet alleen eerstejaars hebben er baat bij dat zij goed worden opgevangen, ook voor studie- en studentenverenigingen is dit van belang. Voor hen is het belangrijk om de nieuwe aanwas bij hun vereniging te betrekken en zo het aantal actieve leden op peil te houden. De nieuwe aanwas vormt immers een cruciale voedingsbodem voor latere commissieleden en op de lange termijn zelfs bestuursleden. Om die leden betrokken te houden, is er in de coronatijden meer nodig dan een korte online introductieweek. In de weken na de introductie zal het namelijk ook lastiger zijn om iemand nonchalant mee te vragen naar een borrel of iemand die minder actief is toch in de wandelgangen te overtuigen om mee te gaan zuipen vanavond. Een manier om de studentencultuur toch bruisend te houden, is bijvoorbeeld voor studieverenigingen om een speciale commissie aan te stellen die zich langer bezighoudt met de eerstejaars. Deze commissie zou onder andere extra activiteiten kunnen organiseren waardoor de eerstejaars meer als groep worden verbonden.
In eenzame tijden is een gemeenschapsgevoel namelijk belangrijker dan ooit. Een praatje na college, een toevallige ontmoeting of een bezoek aan The Yard na een bevredigende squashsessie: het zijn allemaal sociale gelegenheden die nog maar sporadisch voor zullen komen. Dit zijn uitzonderlijke tijden die vragen om uitzonderlijke inzet. Verenigingen zullen dan ook veel hulp nodig hebben van actieve leden. Iedereen heeft zich wel eens eenzaam gevoeld, vooral die studenten wiens studie- en sociale leven vanwege de crisis aan eind van het vorig jaar volledig wegvielen. Dit is hun kans om te voorkomen dat anderen ook in eenzaamheid vervallen en een kans om zelf nieuwe ontmoetingen op te zoeken. Dus surf op het internet, duik dat sociale netwerk in en open die ogenschijnlijk krakkemikkige zoomvrijmibo van je studievereniging om te proosten met een eerstejaars. Je bent tenslotte nodig. ANS
Tweedejaarsstudent Jackie de Bree observeert zo nu en dan confronterende situaties. Doorgaans blijkt daaruit dat gevoelens van schaamte vaker op de loer liggen. Zowel voor haar als haar omgeving. In deze column beschrijft zij met licht ironische toon zo’n geval
Vorige week zat ik met mijn familie rond de tafel toen mijn zus plotseling vroeg wat ons favoriete spreekwoord is. Haar spontaniteit verraadde een zekere drang om haar eigen voorkeur met ons te delen. ‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’, begon mijn zus breed grijnzend. ‘Dit spreekwoord gaat voor iedereen op.’ Als je oordeelt over iemand anders zegt dat oordeel meer over jou dan over die ander, zo beweerde ze. Zo had ik niet eerder naar mijn eigen oordelen gekeken. Warempel de volgende dag bleek ook ik een typische waard te zijn. Een vriendin vertelde me dat ze pas geleden samen met haar kersverse liefde op straat liep en toen een kennis tegenkwam. Zij was direct op haar hoede. Deze kennis is namelijk berucht om haar slinkse en uiterst jaloerse sneren. Verrassend genoeg prees ze het koppel de hemel in. Van jaloezie was niets te merken. Mijn vriendin leek hoopvol: misschien hadden we ons op de kennis verkeken. Terwijl mijn vriendin door ratelde, dacht ik er verder het mijne van. Ik was in eerste instantie niet van plan om mijn oordeel over de kennis te veranderen. Volgens mij reageerde ze alleen maar zo enthousiast omdat ze haar jaloezie wilde verhullen. Dit deed ze niet voor de buitenwereld zoals zo vaak gebeurt, maar voor zichzelf. Op deze manier hoefde ze niet aan zichzelf toe te geven dat ze überhaupt jaloers was. Haar compliment was dus niet werkelijk gemeend, maar eerder een persoonlijk schouderklopje. Een geniepige doch behendige zet. Die truc had ik toch maar mooi doorzien! Plotseling hoorde ik mijn zus lachen in mijn hoofd. Doorzag ik de truc door mijn geslepen mensenkennis of omdat ik in een spiegel keek? Had ik deze strategie niet juist zelf meerdere malen toegepast om mijn eigen gezicht te redden? Driemaal kraaide de haan. Mijn oordeel over onze kennis bleek slechts gebaseerd op mijn eigen gedrag. Alleen omdat ik zelf sluw ben, heb ik inzicht in haar slinksheid. Ik voelde me schuldig en kleurde rood. Ik zat ernaast met mijn oordeel en hiermee veroordeelde ik ook mezelf. De kennis lijkt op mij: jaloers is ze namelijk wel, maar een geniepige slang zeker niet.



Interview
BUBBLE TROUBLE

Met haar Instagramaccount Zeikschrift kaart Madeleijn van den Nieuwenhuizen misstanden aan in de Nederlandse media. Op het platform plaatst ze berichten waarin ze op onderbouwende wijze spreekt over stereotypering, inclusiviteit en misinformatie. ‘Als je bepaalde stemmen stelselmatig
Wanneer een tijdschrift een artikel plaatst ‘Zo kom jij aan je slanke summer body’, zal Madeleijn van den Nieuwenhuizen hier een kanttekening bij plaatsen. Op haar Instagramaccount betoogt ze dan dat een voller lichaam voor de zomer ook prima is. De 28-jarige uit Oldenzaal is beheerder van het mediakritisch Instagramaccount Zeikschrift, waar ze misstanden in alle soorten en maten aankaart: van bodyshaming tot kwalijke framing. Momenteel is ze PhD-kandidaat aan The City University te New York en onderzoekt ze de politieke geschiedenis van Amerika. Naast veertig uur aan onderzoekswerk stopt ze wekelijks gemiddeld twintig uur in Zeikschrift. Vanuit haar kleine studiowoning in hartje Amsterdam vertelt ze bevlogen haar verhaal. ‘Ik kom uit een gezin waarin het ongewoon is om naar de universiteit te gaan, maar het wel heel belangrijk is dat je respect toont voor ieder ander.’ Ze legt uit dat binnen haar gezin gelijkwaardigheid altijd hoog in het vaandel heeft gestaan en dat ze tijdens het studeren een kritische blik op de wereld ontwikkelde. ‘De combinatie van die twee leidde ertoe dat ik iets wil bijdragen.’ Deze bijdrage probeert ze op haar Instagramaccount te leveren, waar ze zich verzet tegen beknellende stereotyperingen en framing. Haar kritiek kan over allerlei uitspraken in de media gaan: van vaders die geen luiers zouden kunnen verschonen tot vrouwen die niet zouden weten hoe belastingaangiftes werken. ANS sprak haar over de isolatie van de media, hoe ze zelf hiermee omgaat en hoe de mediabubbel volgens haar kan worden doorgeprikt.
Kritisch zeiken
De kritische houding die ze aanneemt, komt niet uit het niets. ‘Na een blauwe maandag op de toneelschool wilde ik iets anders, maar wist niet goed wat.’ Ze maakte een lijst met klassieke werken en kocht deze op een Amsterdams marktje. Kort daarop vertrok ze naar Parijs waar ze een baantje nam en de literatuurlijst, van De Beauvoir tot Marquez, stuk voor stuk afwerkte. ‘Door het lezen van die boeken kwam ik tot de ontdekking dat ik mezelf meer wilde onderleggen in het begrijpen van de wereld en haar geschiedenis.’ Ze legt uit dat haar studie haar vervolgens heeft geholpen een kritische houding te ontwikkelen die begint bij vragen stellen in plaats van je haasten naar conclusies. Van den Nieuwenhuizen plaatst onder meer zeikschriften over de representatie van mensen van kleur in de Nederlandse bladenwereld. Dit doet ze bijvoorbeeld door het aantal witte mensen te tellen versus het aantal mensen van kleur. Zo telde ze in een recente uitgave van Esquire 165 witte mensen tegenover negentien mensen van kleur. ‘Soms is die kloof nog veel groter. Dan moet je je als redactie afvragen: voor wie schrijf ik en waarom
speelt huidskleur daar kennelijk een rol in?’ Ze vertelt dat ze als wit persoon ook onderdeel is van het normbevestigende beeld dat de media uitstralen. ‘Ik zie er redelijk conventioneel uit en word bijvoorbeeld eerder serieus genomen dan Sylvana Simons als ik over racisme spreek. Ik zal nooit worden weggezet als overemotioneel op dit front.’ Het mediagenieke plaatje moet worden veranderd, betoogt ze. Volgens hakomen de schijnrepresentaties tot stand als gevolg van de afgesloten leefwerelden van mediaredacties. Van den Nieuwenhuizen zou graag willen dat de media meer reflecteren op het beeld dat ze weergeven. Ze probeert ze hiertoe aan te zetten in haar posts op Instagram. ‘Ik hoop hierin structureel iets te kunnen veranderen.’
America first, the Netherlands second
‘Vlak voordat ik drieënhalf jaar geleden naar New York verhuisde, begon ik met Zeikschrift’, vertelt ze. Vanuit Amerika stelt ze vandaag de dag nog misstanden aan de kaak in de Nederlandse media. ‘Zeikschrift is voor mij ook een manier om de debatten en vraagstukken in Nederland te blijven volgen. Daarnaast vind ik dat er binnen de Nederlandse media veel minder ruimte is voor zelfreflectie dan in de Amerikaanse media.’ In de Verenigde Staten worden, volgens de criticus, sommige discussies al veel langer gevoerd, waardoor er meer tijd en ruimte is voor gelaagde reflectie. Ze noemt als voorbeeld de racismediscussie in de VS, die daar volgens haar al veel langer inhoudelijk wordt gevoerd.
‘In Nederland hebben we nooit een vergelijkbare burgerrechtenbeweging gehad’, stelt ze. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd de witte bevolking in de VS geconfronteerd met het feit dat racisme steeds minder werd gepikt. Gesprekken over de inrichting van de rechtstaat en over de residuen van eeuwenlange slavernij werden daar veel meer gevoerd dan bijvoorbeeld gesprekken over het koloniale verleden van Nederland. ‘Als je bepaalde geluiden stelselmatig niet hoort in de media, dan ga je ook denken dat ze niet bestaan en er dus geen probleem is’, redeneert ze. De zwartepietendiscussie is hier volgens Van den Nieuwenhuizen een voorbeeld van. ‘Toen daar discussie over ontstond, dacht het gros van de witte mensen: “Maar we bedoelen daar toch niets mee?” Ik dacht dat ook! Dat komt deels omdat er niet werd geluisterd naar mensen van kleur.’ Niet alleen in de zwartepietendiscussie werd in het begin amper geluisterd naar mensen van kleur, dit is ook te zien in het lang ontbreken aan journalistieke onderzoeken naar discriminatie op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en bij de politie volgens Van den Nieuwenhuizen.
Geen afspiegeling van de maatschappij
Van den Nieuwenhuizen weet haar vinger te leggen op de oorzaak van deze ondervertegenwoordigde stemmen: als men kijkt naar de media-industrie in Nederland is er sprake van homogene kringen. ‘Die zijn vaak zo wit, je moet je ogen haast dichtknijpen, zo helder is het licht’, zegt ze lachend. Ze legt uit dat het Nederlandse medialandschap daarnaast een ons-kent-onswereldje is, wat resulteert in weinig diversiteit. ‘Dat patroon moet worden doorbroken door bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken anoniemer te maken in plaats van de dochter van die-en-die aan te nemen op een redactie.’
Gebrek aan diversiteit speelt zich ook af op geografisch niveau. Het grote deel van de redacties van tijdschriften, televisiestudio’s en kranten zit gevestigd in de randstad. ‘Dit kan je zien als een grote geografische bubbel.’ In de media wordt soms gesproken over bepaalde fenomenen alsof die voor heel het land gelden, maar dat is alleen het geval op de plek waar die journalist woont. Gekscherend begint ze over een luchtig voorbeeld: ‘Zoals de zogenaamde havermelkelite die meermaals terugkomt in de media. Het is echt een ding om in de randstad havermelkkoffie te drinken met je ZZP’ende vrienden. In de rest van het land wekt die term minder begrip op.’ De criticus is zich ervan bewust dat ook haar dit kan overkomen en probeert haar eigen gedrag daarop aan te passen. ‘Op een gegeven moment begon Zeikschrift zelf veel media-aandacht te genereren en kreeg ik er veel volgers bij.’ Gebarend vertelt ze: ‘Ik heb toen heel bewust geprobeerd veel “ja” te zeggen op uitnodigingen voor meer lokale interviews buiten de hoofdstad. Zo zat ik niet alleen in de Amsterdambubbel.’
Preken voor eigen parochie
Van den Nieuwenhuizen geeft doordachte en activistische antwoorden. De vraag is hoe zij mensen overtuigt die het vanaf het begin al niet met haar eens waren. Verontschuldigend legt ze uit: ‘Als activist preek je helaas vaak voor eigen parochie.’ Toch probeert ze in contact te komen met mensen die het juist niet met haar eens zijn om haar bubbel te doorbreken. Op Instagram heeft ze regelmatig discussies met mensen die het niet met haar eens zijn. ‘Ik vind het dan heel belangrijk om tijd te maken voor het gesprek.’ Haar ruimte voor een open dialoog heeft haar account een zekere naam opgeleverd. ‘Veel mensen uit de mediawereld volgen mijn posts, waar ik heel blij mee ben. Met groei komen echter ook grotere verantwoordelijkheid en bepaalde verwachtingen: ‘Mensen verwachten dan misschien wel regelmatiger een post.’ Ze vertelt dat dit wellicht lastig met haar studie kan zijn. Hoe lang ze nog door zal blijven zeikschriften weet ze dan ook nog niet. ‘Mijn doel is dat ik het wel kan combineren met mijn PhD de komende jaren’, zegt ze bescheiden. Ondanks de drukte blijft Van den Nieuwenhuizen dit platform in haar eentje beheren. Het voordeel daarvan is dat ze bijvoorbeeld een week niets hoeft te posten als ze druk is met haar PhD. ‘Ik vind het belangrijk Zeikschrift zo autonoom en onafhankelijk mogelijk te houden.’ ANS


Reportage
WAT DE POT SCHAFT

Terwijl de wereld dit voorjaar tot stilstand kwam, ging het werk van de voedselbanken onverminderd door. Ook de Voedselbank NijmegenOverbetuwe zette alle zeilen bij om achthonderd huishoudens van voedsel te blijven voorzien. ANS nam een kijkje achter de schermen om
te zien hoe flexibel de organisatie te werk gaat.
Op donderdagmiddag is het een chaotische boel in de centrale loods van de Voedselbank Nijmegen-Overbetuwe. Zover het oog reikt, staat de hal vol met eten. Acht vrijwilligers slalommen tussen kisten vol groene appels en dozen met cornflakes. Zij pakken het voedsel uit dat deze week in bulk is binnengekomen en zetten de producten klaar langs de rollerbaan in het midden van de loods. Teamleider Teja Creemers is een van de vrijwilligers die op de werkvloer staat. ‘Vanavond moeten hier achthonderd kratten worden ingepakt.’ Die liggen nu nog ingeklapt tegen de achterwand van de loods, gesorteerd op kleur. Blauw voor eenpersoonshuishoudens, rood voor twee- of driepersoonshuishoudens en grijs voor grotere gezinnen van vier tot zes mensen. Zo staat er elke week een krat klaar dat wordt aangevuld met producten uit de koeling bij de uitgiftepunten waar het eten wordt uitgedeeld. De steun van de voedselbank is bedoeld voor huishoudens in Nijmegen die minder dan 230 euro in de maand per persoon overhouden voor de dagelijkse boodschappen . Veel verschillende mensen hebben dan ook recht op steun van de voedselbank: alleenstaanden en gezinnen, statushouders en staatsburgers, jongeren en ouderen.

De inzet van vrijwilligers als Creemers is van groot belang om de boel draaiende te houden. Dat bleek vooral dit voorjaar, toen de voedselbank voor een extra uitdaging kwam te staan tijdens de coronacrisis. Het merendeel van de honderdzestig vrijwilligers is ouder dan zestig en een deel van hen zat daardoor noodgedwongen thuis. Gelukkig stroomden de aanmeldingen binnen en was vervanging snel gevonden. Zo kon de Nijmeegse voedselbank openblijven, zij het met speciale maatregelen in de loods en op de acht uitgiftepunten waar het eten wordt uitgedeeld. Voor klanten die niet de deur uit konden werd een bezorgingssysteem opgezet. De eerste crisis is daarmee overwonnen, maar intussen dreigt een economische recessie die tot een stijging van het aantal klanten kan leiden. ANS liep mee bij de loods en een uitgiftepunt in Hatert om de flexibiliteit van de voedselbank in de praktijk te zien.
Pastasaus tegen de pandemie
Halverwege de middag staan er nog veel producten in de loods om te sorteren, maar Creemers houdt het hoofd koel. ‘Ga rustig zitten, pak een kop koffie’, zegt ze tegen een vrijwilliger terwijl ze naar de rollerbaan loopt. Iedere vrijwilliger heeft een eigen verantwoordelijkheid. De een bouwt een muur van dozen tacokruidenmix zodat die ’s avonds snel kunnen worden ingepakt. Twee andere vrijwilligers verdelen bij de koelcel de zuivelproducten per uitgiftepunt over piepschuimkoelboxen. Het grootste deel van de spullen komt van een regionaal distributiecentrum in Arnhem. ‘Wat we krijgen is afhankelijk van hun aanbod, dus we weten nooit van tevoren wat er klaarstaat’, vertelt Creemers. Deze producten komen vooral van leveranciers die ze anders weg moeten gooien omdat ze niet kunnen worden verkocht. Dat gebeurde bijvoorbeeld op grote schaal tijdens de coronacrisis omdat cafés en restaurants toen voor langere tijd dichtgingen. De rest van de producten die in Nijmegen wordt uitgedeeld, komt van lokale supermarkten en bedrijven. Ook komen er kleinere giften binnen. ‘Soms brengen mensen een tasje eten omdat ze iets willen doneren’, vertelt de teamleider tevreden. Hoewel de coronacrisis in het begin vooral extra voedsel opleverde, houdt de voedselbank er rekening mee dat op langere
termijn tekorten kunnen ontstaan. Zo is op dit moment de kans aanwezig dat meer mensen in aanmerking komen voor steun door de nasleep van de pandemie. Naast het eten dat elke week binnenkomt, staan daarom langs de muren van de loods stellingen vol houdbare producten als pastasaus en fruitsap. ‘Dat is onze eigen voorraad’, legt Creemers uit terwijl ze de loods rondkijkt. Die voorraad dient als buffer voor magere tijden. ‘Deze producten komen vooral van supermarkten, die eens per jaar speciale inzamelingsacties houden’, vertelt de teamleider. De voedselbank gebruikt daarnaast donaties om verse producten te kopen wanneer het distributiecentrum die niet voldoende kan bieden. Met deze financiële buffer kan de voedselbank ook een eventuele stijging van het aantal klanten opvangen.


Wie goed doet…
Waar er ’s middags tijd is om te theeleuten tussen de werkzaamheden door is het op donderdagavond aanpoten voor de twintig inpakkers. Binnen anderhalf uur moeten ze alle achthonderd kratten vullen. Skyradio schalt uit de luidsprekers en de producten verdwijnen in rap tempo in de kratten. Aan het einde van de rollerbaan worden de eerste pakketten ingeladen in een van de busjes die de volgende dag naar de uitgiftepunten gaan. Achter in de loods bespreekt coördinator klantgericht proces Margriet Bosma kort de gang van zaken met Creemers en loopt vervolgens de trap op naar het hoofdkantoor van de organisatie. Bosma kwam zeven jaar geleden bij de voedselbank omdat ze iets wilde terugdoen voor de maatschappij met haar tijd en inzet. Inmiddels kost het werk haar zo’n vijftien tot achttien uur in de week naast een fulltime betaalde baan. Die toewijding is kenmerkend voor veel vrijwilligers die dit al jaar en dag doen. Volgens Bosma zijn ze bereid om zoveel te doen voor de voedselbank omdat ze zich nauw verbonden voelen met de organisatie, die ze omschrijft als een familie. ‘Elke groep vrijwilligers is een clubje met een eigen routine, maar samen zijn we een geheel.’ Het is zichtbaar dat ze goed op elkaar zijn ingespeeld. Achteraan zet iemand de kratjes op de metalen buizen van de rollerbaan. De andere vrijwilligers leggen er onder andere koekrepen en cornflakes in en duwen de kratten vliegensvlug richting het einde van de band, waar de laatste persoon ze in het busje zet. De inpakploeg duwt na een kleine anderhalf uur het laatste krat over de baan. Enkele vrijwilligers blijven iets langer om de loods op te ruimen, terwijl Creemers de pakketten natelt. Onder de inpakkers die vanavond de kratten hebben gevuld, zijn er ook een aantal die pas sinds de coronacrisis meedraaien. ‘Een derde van onze vrijwilligers viel uit omdat ze tot een risicogroep behoren. Dat hebben we allemaal op kunnen vangen met inwoners van Nijmegen, waaronder heel veel studenten’, vertelt Bosma trots.
… goed ontmoet
De volgende ochtend is de loods weer opgeruimd en gaan de busjes op weg om de uitgiftepunten te bevoorraden. Om half negen ontvangen vrijwilligers bij Wijkcentrum Hatert de pakketten voor hun klanten en richten ze het zaaltje in waar het voedsel wordt uitgedeeld. Een uur later komen de eerste klanten en al snel vormt zich een rij waarin onderling afstand wordt gehouden. In de hal van het buurtcentrum worden ze ontvangen door teamleider Beppie Peters. Ze zit achter een tafel vol papieren, maar die administratie heeft ze amper nodig: Peters kent de meeste van haar honderdvijftig klanten persoonlijk en hoeft alleen te noteren dat ze er zijn. ‘Als ze me kennen, vertellen ze het sneller als ik iets over hun situatie moet weten. Die korte lijntjes maken het makkelijker om mensen de hulp te bieden die zij nodig hebben.’ Het is druk bij het uitgiftepunt vandaag, maar dat was niet altijd zo. ‘In de twaalf jaar dat ik hier in Hatert werk, zijn we van 45 naar 150 klanten gegaan’, vertelt Peters terwijl ze de volgende klant in de rij begroet. Die toename is kenmerkend voor de ontwikkelingen in heel Nijmegen: ‘De afgelopen tien jaar is het aantal klanten verdubbeld. Dat komt vooral door economische ontwikkelingen en veranderingen in intakebeleid’, legde Bosma de avond daarvoor in het hoofdkantoor uit. Mede door