AML EXPO KBR

Page 1

De literaire Werf Twee eeuwen Franstalige literatuur in België

Een tentoonstelling van de Archives & Musée de la Littérature ter gelegenheid van hun 50e verjaardag In samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek van België

1


2


De literaire Werf Twee eeuwen Franstalige literatuur in BelgiĂŤ


In het kader van de gebeurtenissen rond de 50e verjaardag van de « Archives et Musée de la Littérature » (1958/59 – 2008/9), vindt deze tentoonstelling plaats in de Koninklijke Bibliotheek van België, van 23 september tot 23 december 2008. Zij is het werk van het personeel van de AML en het resultaat van de samenwerking tussen de diensten van de Koninklijke Bibliotheek, de Heer Philippe Hekkers, decorateur, en Marc Quaghebeur, commissaris van de tentoonstelling. Naar aanleiding van deze tentoonstelling verschijnt bovendien bij uitgeverij Luc Pire een bloemlezing : drie boekdelen in één kartonnen box, getiteld « La Belgique en toutes lettres », samengesteld door Véronique Jago en Hugues Robaye, onder de leiding van Marc Quaghebeur. Omslag : Masker van Jocaste door Philippe Hekkers, 1995 © Brussel, Archives et Musée de laLittérature.

Deze brochure kwam tot stand met de steun van de Franse Gemeenschap van België. © Brussel, Archives et Musée de laLittérature.

Conceptie en grafische verwezenlijking : pili.be / F. Selis Verantwoordelijke uitgever: Marc Quaghebeur. Archives & Musée de la Littérature, Keizerslaan, 4, 1000 Brussel. Niet op de openbare weg gooien.


De literaire Werf Twee eeuwen Franstalige literatuur in BelgiĂŤ

De catalogus werd opgesteld, onder de leiding van Marc Quaghebeur, door VĂŠronique Jago-Antoine, Frans De Haes en Anne Rasquin. Met de medewerking van Saskia Bursens, Corinne Clarysse, Catherine Daems, Alice Piemme, Nadine Vanleemputten, Jean Danhaive, Yves De Bruyn, Paul-Etienne Kisters, Vincent Radermecker, Laurent Rossion, Hugues Robaye.


Inhoud Woord vooraf

5

Voorwoord

7

Scheppingsverhalen

9

Een schrijversblik

17

Portretten en stemmen van vandaag

21

Het Schrijversatelier Kracht van de mythe Van doorhaling naar zinvolle vorm Het inspirerend voorwerp Van briefwisseling tot fictie Van levenservaring tot fictie Transpositie en gedaanteverandering Voortwoekerend werk Schrijven als zuivering Tussen woord en beeld

25 26 29 33 37 40 43 46 48 51

Van vroeger en gisteren Franstalige tijdschriften alfabetisch Franstalige uitgeverijen Plastische dromen

57 61 63 69

Illustraties

70


Woord vooraf Patrick Lefèvre Algemeen directeur van de Koninklijke Bibliotheek van België

H

et buitengewone partnerschap tussen de Koninklijke Bibliotheek van België (KBB) en de vzw Archives & Musée de la Littérature (AML) is in meer dan één opzicht origineel.

gespeeld in de oprichting van de AML. In diezelfde tijd ijverde hij ook voor de monumentale heroriëntatie van onze ‘grote nieuwe nationale bibliotheek’ van België op de Kunstberg.

De vzw AML beheert een uitzonderlijk cultureel erfgoed dat onze nationale bibliotheek haar grotendeels toevertrouwt. Onder de bezieling van een heel dynamisch team van grote kwaliteit schittert de vereniging sinds 50 jaar in België en in vele andere landen wereldwijd. Zo draagt ze actief bij tot haar eigen valorisatie en die van de Franse Gemeenschap van België, maar ook tot de uitstraling van de Koninklijke Bibliotheek van België en van de Belgische federale Staat.

Door de vzw Archives & Musée de la Littérature op te nemen in dit nieuwe geheel, samen met andere complementaire organen zoals Het Belgische Bureau van de Bibliografie van de Neerlandistiek, het Center for American Studies en de Fullbright Commission, het Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, het Centre international de Codicologie en nog een vijftiental andere verenigingen, bewees Herman Liebaers over een visionaire blik te beschikken en breide op krachtige wijze uit de nationale en internationale uitstraling van de Koninklijke Bibliotheek van België.

Het lijdt geen twijfel dat de partners daarin grote genoegdoening vinden met betrekking tot het verleden, maar ook een opening en even beloftevolle nieuwe mogelijkheden voor een samenwerking die wordt bijgesteld en verder wordt ontwikkeld. Naar aanleiding van deze verjaardag vergeet de Koninklijke Bibliotheek niet dat Herman Liebaers, als hoofdconservator en Nederlandstalige, 50 jaar geleden samen met Joseph Hanse een belangrijke rol heeft

Op deze verjaardag drukt de Koninklijke Bibliotheek van België ten overstaan van de Archives & Musée de la Littérature, haar voorzitter, de heer Georges Bovy, en haar directeur, de heer Marc Quaghebeur, al haar erkentelijkheid uit en wenst ze het partnerschap tussen beide instellingen nog een lang leven toe.

5


6


Voorwoord Georges Bovy Voorzitter van de A.M.L.

E

en verjaardag – vooral wanneer het gaat om een halve eeuw – laat ons toe terug te blikken op de afgelegde weg en de toekomstperspectieven uit te diepen. Beide worden dan geëvalueerd volgens een dubbele maatstaf, nl. de grondgedachte van de stichters én de evolutie van de wereld sindsdien. Onze instelling is het resultaat van de wil van Joseph Hanse. In de jaren vijftig, wou deze eminente Leuvense professor zijn land van een instrument voorzien ten dienste van het Franstalig letterkundig patrimonium, naar het voorbeeld van wat Camille Huysmans in Antwerpen had bewerkstelligd ten dienste van de Vlaamse cultuur. Bovendien hebben Pierre Wigny en Georges-Henri Dumont alles in het werk gesteld om, in dit project, ook de audiovisuele archieven de plaats te geven die ze verdienen. De instelling groeide onder impuls van Philippe Moureaux en van zijn opvolgers aan het hoofd van de Franse Gemeenschap, die er een waarachtig archivering- en opzoekingcentrum van hebben gemaakt. De Archives & Musée de la Littérature vonden bovendien steeds de nodige steun bij de verschillende

verantwoordelijken die tijdens al die jaren de Koninklijke Bibliotheek hebben geleid. Tenslotte kon de instelling rekenen op het uitmuntende voorzitterschap van mijn voorganger, Roger Lallemand, die de AML gedurende zestien jaar in goede banen heeft geleid. Het is met erkentelijkheid dat ik aan deze sterke persoonlijkheden vandaag denk, diep overtuigd niet alleen van het nut, maar van de noodzaak van de Archives & Musée de la Littérature in het cultureel landschap van onze Gemeenschap. De prachtstukken verzameld in en om de Nassaukapel geven een idee van de schatten die binnen de muren van de Albertina werden samengebracht, en ook van de rijkdom en de verscheidenheid van de scheppingsprocessen eigen aan onze schrijvers en dramaturgen. Tijdens de komende jaren zal dit rijk archiefmateriaal een betere en vluggere toegang vinden tot het schoolpubliek. Wat dan weer bewijst dat research en goede verspreiding van kennis kunnen en moeten samengaan.

7


8


Scheppingsverhalen Marc Quaghebeur Directeur van de A.M.L.

Vijftig jaar geschiedenis De Archives & Musée de la Littérature werden in 1958 gesticht op initiatief van Joseph Hanse. Hij wou het belang onderstrepen van het Franstalig literair erfgoed van België en dat ook makkelijker toegankelijk maken. De ‘medeplichtigen’ van Hanse waren niet van de minsten, Herman Liebaers bijvoorbeeld, of nog Lucien Christophe … Vijftig jaar al zorgen de Archives & Musée de la Littérature voor het samenbrengen, archiveren en becommentariëren van alles wat te maken heeft met literatuur en theater in België, sinds 1815, geschreven of uitgevoerd. Onderzoekers en het grote publiek hebben op die manier toegang tot dit bezit. De Archives & Musée hebben uiteraard hun eigen verzamelingen; maar zij beschikken ook over een aantal dossiers van de “Académie de langue et de littérature françaises”. In samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek van België beheren ze ook de verzamelingen over deze onderwerpen, die, in de Koninklijke Bibliotheek, door de Belgische Staat of door

anderen werden gedeponeerd. Dit alles geschiedt in een geest van dienstverlening en onderzoek. In de verzameling, een unieke schat, vindt men boeken en tijdschriften, handschriften, briefwisseling, kranten of notaboekjes, persknipsels of affiches, voorwerpen of schilderijen die toebehoorden aan schrijvers, die deze schrijvers zelf maakten of die hen voorstellen; bovendien worden er ook foto’s bewaard, net als klank- en audiovisueel archief, theaterprogramma’s, enz. Dankzij de geleidelijke automatisering van de archiefverwerking is het vandaag mogelijk nauwkeurig te weten hoe groot en gevarieerd deze momenten van literaire creativiteit zijn (website : www.aml.cfwb.be). In de kabinetten van Verhaeren, Ghelderode en Elskamp/Van de Velde, op verdieping –2 van de Koninklijke Bibliotheek, wordt ook hun materieel kader uitvoerig getoond. Deze plekken zijn gevuld met betekenisvolle objecten waartussen sommige werken van grote schrijvers het licht zagen… 9


België en de wereld In de schoot van de Koninklijke Bibliotheek liggen essentiële lagen verzameld van de Franstalige cultuur van België. Ze maken mogelijk dat het geheugen studeert, en dat het geheugen wordt bestudeert. Kortom, de Geschiedenis en de Exegese in volle werking. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de eerste reeks publicaties van de Archives & Musée de la Littérature in 1979-80 de naam “Archives du futur” meekreeg. De instelling beschikt bovendien over een belangrijke buitenlandse bibliotheek (boeken, en nog meer tijdschriften, uit Québec, maar ook uit Italië, Spanje en Portugal, Roemenië of Zwitserland, Rusland of Amerika en Engeland, en natuurlijk Frankrijk, Latijns Amerika, enz.). Men vindt er ook specifieke verzamelingen, zoals de verzameling Centraal Afrika. De AML onderhouden talrijke relaties op het vlak van wetenschappelijk onderzoek met buitenlandse centra of internationale verenigingen. Dit aspect is essentieel voor hun activiteit. De meeste colloquia die de AML in samenwerking organiseren vinden logischerwijze plaats buiten België. Het onderzoek binnen de instelling verloopt dan ook volgens transversale assen. De materiële sporen van de letterkundige schepping liggen meestal aan de grondslag van dit onderzoek. Het concrete karakter van deze research wordt duidelijk belicht door de stukken tentoongesteld in het kader van deze literaire Werf.

Duizend en een werkterreinen Zonder twijfel zal het publiek hier een belangrijk luik ontdekken van een nog steeds onderschatte literaire Europese geschiedenis. Ze 10

speelt zich af in Franstalig België. Bovendien krijgt de bezoeker op die manier de gelegenheid de verschillende manieren waarop een tekst wordt uitgewerkt nader te bekijken. De papieren van Marcel Moreau of Eugène Savitzkaya zijn als een wervelstorm en onthullen de gedreven dynamiek van het schrijven, terwijl de dichter François Jacqmin subtiele maar wezenlijke verbeteringen aanbrengt. De dramaturg Jean Louvet plakt geleidelijk fragmenten samen tot ze hun rol spelen in het stuk Un Faust. Wat in de toonkasten van de Nassaukapel ligt te wachten op de nieuwsgierige bezoeker, zijn niet zomaar documenten. Het zijn handelingen – d.w.z. literaire werken. Het woord “werk” of “oeuvre” doet vandaag vele recensenten huiveren. Het verwijst immers naar een complexe werkelijkheid en een ingewikkeld antropologisch proces. Literair archief stelt de opvatting in vraag van het letterkundig scheppingsproces als iets zuiver functioneels. Zo ontdekt de bezoeker van de tentoonstelling hoe het lot van Katia in Mort d’une souris van Jean Sigrid niet alleen een toneelstuk voedt, maar ook een roman én een film. Het geheel biedt een onverwachte tocht door de Sixties. Geen beter en mooiere manier om de verjaardag te vieren van een instelling die dit soort ontdekkingen op gang brengt, door archiefstukken te verzamelen en ter beschikking te stellen van de onderzoeker.

Wildgroei, rijping, mythe De getoonde Franstalige werken uit ons land, uit verschillende periodes en met verschillende esthetische achtergronden, laten zien wat artistieke schepping is; auteurschap als ouderschap, mag men zeggen.


Scheppingsverhalen

Bij sommige schrijvers leidt het radicaliseren van dit scheppingsproces tot het omgekeerde effect van wat pakweg bij Marcel Moreau gebeurt. De rijping wordt dan tot in het oneindige doorgevoerd en wordt soms een spookgedachte voor het leven. De dichter Paul Desmeth bijvoorbeeld wijdde zich eindeloos aan het hernemen van één enkel boek, met een veelzeggende titel : Simplifications (“Vereenvoudigingen”). Zo verging het ook Paul Nougé of Christian Dotremont, doorheen een veelheid van facetten. Dergelijke werken dragen een radicaliteit in zich, die maar zelden met het literaire leven worden geassocieerd. Steeds willen ze weer de kop opsteken, elders of anders. Ze getuigen op een meesterlijke en toch eenvoudige manier van het feit dat L’Expérience continue (dat “het experiment verder gaat”…) om de titel te parafraseren waaronder de poëzie van Paul Nougé door Marcel Mariën werd samengebracht. In het hart van de Nassaukapel staan ­meesterwerken uit de glorieperiode onder Leopold II. Toen toonde de Franstalige Belgische letterkunde haar eigen én haar universele aard. De bezoeker vindt er ­ uiteraard Bruges-la-Morte van Rodenbach of Serres chaudes van Maeterlinck. In de buurt liggen werken van de twee meesters van het expressionisme uit het interbellum : Fernand Crommelynck en Michel de Ghelderode. Zij belichamen een bepaalde verbeeldingskracht en ook een welbepaalde toon. Hun oeuvre was dermate meeslepend dat de Fransen de specificiteit van de Franstalige Belgische letterkunde soms reduceerden tot deze kleine kern. Inderdaad, de denkbeeldige sokkel van een literair en picturaal Vlaanderen was de basis voor de eerste Franstalige literatuur stricto sensu. Dat “Vlaamse” imago was echter slechts

één aspect van de mythe waarnaar de Belgische literatuur zo vaak teruggreep. Een toonkast gewijd aan de Waalse dramaturg Jean Louvet toont zijn interpretatie van de mythe van Faust. Hij distantieert zich op die manier van sommige aspecten van de mythen ontstaan in de 19e eeuw, verspreid door mensen als Edmond Picard of Michel de Ghelderode.

Scheppende metamorfose In de Nassaukapel treft de bezoeker andere scheppende gedaanteveranderingen aan, geënt op dezelfde verbeeldingswereld. Een schilderij van René Moulaert verheerlijkt de mythe van het denkbeeldige Vlaanderen voor de Parijse opvoeringen van het Vlaamsche Volkstoneel. Een doek van Marie Sterckmans toont de bevalligheid van de jonge Marthe Massin die het hart van Emile Verhaeren zou veroveren. Bernard Milleret tekent verliefd en medeplichtig een sensuele Dominique Rolin. Sarah Kaliski laat haar verbeelding schijnen over de tragische broederschap van de twee broers Simenon… Al deze werken getuigen van een voortdurende dialoog tussen de kunsten, die soms nog inniger dimensies kan vertonen. Zo werd een weinig bekend aspect van het werk van Henri Michaux, nl. zijn toneelwerk, in een nieuw daglicht gesteld door een Frans poppenspeler, Raymond Charriaud, die het naoorlogse Europa doorkruiste. Door zijn behendigheid kreeg het stuk getiteld Chaînes een levendig karakter dat de auteur zelf fascineerde, zoals aangetoond in de tentoongestelde documenten. Bij Paul Willems daarentegen kan men niet genoeg het belang benadrukken van het “Théâtre de Verdure”, opgevoerd tijdens een vooravond van kerstmis in het familiedomein van Missenburg, in Edegem; dit poppenspel, 11


voor de intimi geschreven, ligt aan de basis van één van de grote stukken van de rijpe Willems, nl. Nuit avec ombres en couleurs. Paul Willems was, zoals men weet, ook directeur van het Paleis voor Schone Kunsten.

Sporen De Carnets – of kleine werkschriftjes – van Maurice Maeterlinck werden uitmuntend bestudeerd door Fabrice van de Kerckhove. Ze vormen een ander aspect van het scheppingsproces en de gecompliceerde duur ervan. Ruwe materie komt hier samen, soms heel lang van tevoren om uiteindelijk te condenseren in een werk, of zich te verspreiden over verschillende, of, veel later nog, aan de grondslag te liggen van een absoluut meesterwerk Op die manier is Maeterlinck de tegenpool van bijvoorbeeld Georges Simenon. Van op de gele envelop waarop hij bij het begin plaatsen en personages noteert, tot aan het typoscript, zijn de groeifasen van elke roman netjes afgebakend, terwijl ze elkaar zeer vlug opvolgen. Ze verwijzen dan ook naar een totaal ander subject, met een verschillende sociale oorsprong en een andere “Sitz im Leben”. Briefwisseling kan bij vele auteurs een essentieel bestanddeel van hun werk worden. De brieven van vader Jean Rolin aan zijn dochter, de romanschrijfster Dominique Rolin, spelen een essentiële rol in de ontstaansgeschiedenis van haar roman La Maison, la Forêt; op een gelijkaardige manier vormt de liefdescorrespondentie van Suzanne Lilar het uitgangspunt van La Confession anonyme. Oorsprong en gedaanteverandering zijn hier allebei zichtbaar. En dan zijn er uiteraard de verbeteringen en varianten. Zij bepalen soms de beslissende betekenis of het eigen ritme van een werk. 12

Een mooi voorbeeld hiervan is de manier waarop Crommelynck de finale bewerkte van Les Amants puérils of van Le Cocu magnifique. Soms verraden zij ook de historische context : de weglatingen die Ghelderode doorvoerde in Sortilèges, na de Tweede Wereldoorlog, zijn hier de getuigen van. Iets dergelijks gebeurde met Ange Vincent, de meesterlijke fictie van Jean-Claude Pirotte. Ange Vincent is de denkbeeldige dubbelganger van Pirotte : zoals de schrijver is ook hij de auteur van schetsen en schriftjes met gedichten, en bovendien is hij plastisch kunstenaar; dit illustreert de verschillende facetten van een “heteroniem”, die zich uiteindelijk ontpopt tot een volwaardig personage in een andere roman van Pirotte, met een sterke autobiografische inslag, nl. Une Enfance en Gueldre.

Wisselwerking tussen de kunsten Bij sommige schrijvers komen uit de wisselwerking tussen de kunsten nog andere perspectieven naar voor. Max Elskamp was werkzaam als houtsnijder : deze bezigheid vulde de lange latentieperiode tussen de twee grote creatieve fasen van de dichter; zij vertolkt ook de schok die hij onderging bij het ontdekken van de beeldende kunst uit Azië. Meer autonoom, maar toch betrokken bij de literaire schepping, zijn de plastische kunstwerken van Jean de Bosschère : tekeningen, illustraties, schilderijen, houtsnijwerk vertolken de talloze facetten van het eigenzinnige personage dat hij zich aanmeet. Een gelijkaardige vaststelling geldt voor JeanClaude Pirotte : schrijven en schilderen zijn voor hem onlosmakelijk verbonden. Zijn tekenboekjes met Noordzeelandschappen zijn a.h.w. een dromerig uitvloeisel van zijn romans en verhalen.


Scheppingsverhalen

Soms zijn literair werk en plastische bezigheid minder wezenseen met elkaar. Gedurende een tiental jaren, werkte Henry Bauchau met beide kunstvormen, tot het schrijven belangrijker werd - en hem belangrijk maakte. Ook zal de psychoanalyst Bauchau een aantal van zijn psychotische patiënten de weg van de artistieke schepping doen doorlopen, een avontuur en een ervaring die men terugvindt in zijn roman L’Enfant bleu.

Schrappingen, wijzigingen, zetfouten

Hoe kan men woorden vinden voor een oeuvre als dat van Christian Dotremont ? Zijn “logogrammen” vormen een uiterst vinnige synthese van de wisselwerking tussen tekst en beeld. Zulke wisselwerking is uitermate essentieel in de literatuurgeschiedenis van Franstalig België. En wat kan er gezegd worden over de collages van Marcel Mariën ? Ogenschijnlijk gewoon geestig, hebben ze altijd een betekenis en zetten ze zich hevig af tegen gemeenplaatsen; terwijl ze toch ook een verontrustende, maar temperamentvolle tederheid uitstralen.

De geschiedenis van deze tekst, eerst geschreven in samenwerking met zijn broer Oscar, daarna herzien en gepubliceerd als een artikelenreeks in Le Soir, naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het avontuur, tenslotte verschenen onder de handtekening van Marcel Thiry alleen, levert een mooie stof tot studie, waarbij men het fotografisch materiaal natuurlijk niet mag vergeten.

Middenin de werkelijkheid, om ze te ontwrichten De fotografie, die verondersteld wordt de wereld te weerspiegelen zoals hij is, vormt eveneens een belangrijk onderdeel van het scheppingsproces bij sommige schrijvers en speelt een grote rol in hun werk. Dit is o.m. het geval bij Guy Vaes, die met zijn fototoestel de begraafplaatsen van Londen doorkruist en ze bekijkt met een blik die niet vreemd is aan het magisch realisme van zijn verhalen. De wisselwerking tussen fotografie en letterkundig werk wordt pas ten volle doeltreffend bij Paul Nougé. De negentien clichés van zijn Subversion des images, verfrist door de hedendaagse fotograaf Marc Trivier, bieden de gelegenheid de filosofische dimensie, de ambitie, het gewelddadige en tegelijk subtiele karakter van zijn werk in te schatten.

De geschiedenis van een werk is soms die van een enorme arbeid. De onophoudelijke correcties die Verhaeren aanbrengt herscheppen zijn gedichten bij elke nieuwe druk. Zo gaat het ook met de ontelbare wijzigingen in de tekst die Marcel Thiry wijdt aan zijn avontuur met de kanonauto’s tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Maar de wijzigingen die een tekst in drukvorm ondergaat zijn helaas niet altijd te wijten aan de wil van de auteur. Een overhaaste of slecht gevormde typograaf zorgt soms voor een onbetrouwbaar boek. Zo moest La Légende d’Ulenspegel honderd jaar wachten op een gedrukte tekst die – eindelijk – met het finale handschrift overeenstemde. Dit gebeurde dank zij de koppige inzet van professor Joseph Hanse.

Het materiële karakter van het scheppingsproces Zoals de sociologische, semiotische of psychoanalytische benadering, belicht de genetische studie van de literatuur natuurlijk slechts één van de facetten van wat een werk in zijn complex wezen betekent. Zij laat ons in ieder geval toe te zien hoe een tekst allengs een zingevende vorm krijgt. Hoe hij zichzelf soms aan censuur onderwerpt. Hoe hij tenslotte aan zijn diepere logica beantwoordt. De dwarswegen die de tekst onvermijdelijk 13


neemt laten hun sporen achter in het definitief geachte werk. De genetische benadering houdt rekening met alle materiële aspecten van de literaire arbeid. Zij weigert zowel een al te idealistische lectuur van de teksten, als de onderwerping van het cultureel gebeuren aan een louter causale orde. Door de genetische studie laat de Geschiedenis opnieuw haar rechten gelden, zowel op individueel als op sociaal vlak.

Informatica en beeld De technieken van de tekstverwerking betekenen een ware omwenteling, ook in onze perceptie van de literaire arbeid : weinig schrijvers zullen inderdaad alle versies van hun werk printen en/of bewaren. Een nieuwe generatie vorsers zullen zich moeten interesseren voor de hardware van de schrijver, voor de ontelbare lagen van doorhalingen en correcties die erin verborgen zullen liggen, voor de talrijke verbeteringen dat het magisch toetsenbord toelaat; ook voor de vereenvoudigingen in de taal die de tekstverwerking, voor sommigen althans, met zich meebrengt.

14

praktijk; sinds veertig jaar hebben de Archives & Musée deze wegen bewandeld, bij het bestuderen van het ontstaan van een oeuvre en bij het nauwkeurig ontleden van het betoog dat de schrijver zelf over zijn werk voert.

Franstalige marge en uitgeverij Schrijven heeft uiteindelijk slechts zin wanneer het uitmondt in de publicatie van een boek of wanneer het tot een opvoering leidt. Hiervan bestaan ook sporen, die het bestuderen waard zijn. Veelzeggend was het subtiele spel van Maeterlinck tussen België en Frankrijk op een ogenblik dat de éérste onder de Franstalige literaturen, nl. de Belgische, werkelijk kwam opdagen. Ook de voor- en nadrukken van de Franse literatuur door Belgische drukkers en uitgevers, tijdens de eerste helft van de 19e eeuw, zeggen al iets over de bijzondere rol die België gaat spelen in de toekomstige Franstalige wereld. Hoe dikwijls werkte Brussel niet als uitlaatklep voor het Parijse systeem ! Dit bleek nog het geval te zijn tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog, wanneer hier ten lande het theater van Kateb Yacine werd uitgegeven.

Hardware wist in zekere zin zichtbare keuzen en sporen van twijfel uit, wat met de geschonken handschriften niet het geval was. De dagelijkse selecties die deel uitmaken van het leven en de vrijheid van de schrijver verdwijnen. Wat een ander – meer totalitair ? meer wisselvallig ? – gezicht geeft aan de l­iteraire bedrijvigheid. Worden de vorsers onderzoeksrechters ? Geen grootinquisiteurs, laten we hopen.

De verhoudingen tussen de Belgische en de Franse uitgeverswerelden hebben altijd iets bijzonders gehad. De ambachtelijke cultus van een uiterst verfijnde drukkunst waarvan Edmond Deman blijk gaf – hij die zowel Mallarmé als Verhaeren de mooiste uitgaven bezorgde – is daar een belangrijk aspect van. Maar ook het ­enthousiasme waarvan, even voordien, Kistemaeckers blijk gaf, wanneer hij met ­overtuiging de uitgever werd van naturalisten, communards en vrijdekenden van alle slag.

Het mediabestel, dat zowel het vluchtige als het onverwachte kan vastleggen, geeft ook nieuwe wegen aan voor het onderzoek en de dagelijkse

Ook Gerard Van Oest verdient een bijzondere aandacht. Zonder hem zou het Belgisch kunstpatrimonium niet de uitstraling hebben


Scheppingsverhalen

gekend, dat bijzonder sterk was vóór de taalkwestie de complexiteit van de geschiedenis trachtte om te buigen en te doen samenvallen met de hedendaagse werkelijkheid, welke weinig uitstaans heeft met de reële ontstaansgeschiedenis. Anderzijds, zonder de hardnekkige volharding van uitgevers zoals Jacques Antoine en André De Rache, zou de vorming van een eigen Frans-Belgisch literair veld, op het moment van de regionalisering van het land en de opkomst van een internationale Francofone ruimte, niet op dezelfde manier verlopen zijn.

textes1 (“België in teksten”) te berde brengen. Deze uitgebreide bloemlezing zal echter geen fragment bevatten van de laatste roman van Xavier Hanotte, Le Couteau de Jénufa, waarin het “Musée de la littérature” zélf een belangrijke plaats inneemt ! Bij de stichting van onze instelling, vijftig jaar geleden, zouden Joseph Hanse en Herman Liebaers zich geen betere bekrachtiging van hun initiatief kunnen bedacht hebben.

Literair België Enkele herkenningstekens, dus, en enkele parels. Wellicht ook enkele vragen. Redenen bovendien om de kaart van het Franstalige literaire België, geschilderd door Paul Delvaux voor de Wereldtentoonstelling van 1958, opnieuw te bekijken. Het omvangrijke doek werd in 1976 door de toenmalige Minister van de Franse Cultuur, Henri-François Van Aal, definitief ondergebracht in de leeszaal van de Archives & Musée de la Littérature, op de 3e verdieping van de Koninklijke Bibliotheek. Toeval ? De stichting van de Archives & Musée gebeurde in hetzelfde jaar 1958, toen ook de CRISP (“Centre de Recherche et d’Information Socio-Politique”) werd opgericht, een instelling waarmee de onze heel wat gemeen heeft. Onderzoek naar de geschiedenis van een land vertoont uiteraard raakpunten met de studie van de literaire ontstaansgeschiedenis van belangrijke werken. Opdat men zich in deze materie zou kunnen verdiepen, brengen de Archives & Musée de la Littérature, naar aanleiding van hun vijftigste verjaardag, drie boekdelen op de markt die, in ongeveer1.200 bladzijden, La Belgique par les

1 Het gaat hier om drie boekdelen onder één kartonnen omslag aangeboden door uitgeverij Luc Pire, in de reeks Espace-Nord. 15


16


De gang naar het forum

Een schrijversblik F

otografie en literatuur doen soms een danspasje samen. Dit werd tot nog toe te weinig ­bestudeerd, hoewel heel wat schrijvers in hun schepping tonen welk belang zij hechten aan een kunstvorm die, als men de critici gelooft, in wezen abstract is, ondanks de ogenschijnlijk onmiddellijke verhouding tot de objectieve gegevens.

Paul Nougé (1895-1967) La Subversion des images (“De ontwrichting van de beelden”) verschijnt op het einde van de jaren 1920, wanneer de surrealistische groep uit Brussel het hoogtepunt van haar dynamiek bereikt : Nougé verkent hier de abnormale verhoudingen die de mens kan onderhouden met het meest banale voorwerp. Dit keer doet Nougé een duidelijk beroep op zijn fascinatie voor het beeld . De zeer nauwkeurig geënsceneerde foto’s van deze ordeverstoorder (foto’s waarin zijn surrealistische kameraden trouwens gretig hun rol spelen !) krijgen elk een laconieke titel. Table aimantée, tombeau du poète (“Magnetische tafel, graf van de dichter”) toont aldus twee zwart geschoeide handen die zich uit een kartonnen doos oprichten achter de rug van een vrouw met een witte bloes en donkere haren, naast opgehoopte dagbladen waarop men leest : La Table aimantée (“De magnetische tafel”), maar ook : Le Péril (“Het gevaar”). Zo worden in één enkel beeld de esthetica én de ethiek gevat van de man die Histoire de ne pas rire en L’Expérience continue schreef. De hedendaagse fotograaf Marc Trivier bewerkte de negatieven van de negentien foto’s van La Subversion des Images en gaf op die manier een scherpere inhoud aan de titel. Misschien zonder dat de auteur dit had gewild, tonen de foto’s overduidelijk de stoffelijke textuur van alle voorwerpen die de beelden inpalmen; zo getuigen ze van een limiet, daar waar de soevereiniteit van de wereld zich hardnekkig handhaaft ten aanzien van het denken.

Paul Nougé La Subversion des images. 1 De goochelaar. 2 De zolder. 3 Vrouw op de trap. 4 Vrouw opgeschrikt door een touw. 5 De diepten van de slaap. 6 De drinkers. 7 De wijnoogsten van de slaap.

8 9 10 11 12 13 14 15 16

De lipstick. De geboorte van het voorwerp. Mantel opgehangen in de leegte. De wraak. Gesneden wimpers. Vrouwen voor de spiegel. Magnetische tafel, graf van de dichter. … de vogels achtervolgen u. Muur gemurmel.

17 18 19

Linnen en klok. De lezer. De onthullende arm.

19 zwart-wit foto’s. Afdruk : Marc Trivier, 63 x 63 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature MLT 85/1 - 19

17


Guy Vaes (1927) De zeer eigenzinnige verbeeldingswereld van Guy Vaes brengt leven en dood samen : zij bestaan tegelijk en kunnen zelfs door elkaar worden vervangen. In de romans van deze Belgische magische realist grenzen zij aan elkaar. Sommige van zijn ­personages, die aan een langzaam vorderend persoonlijkheidsverlies lijden, bevinden zich ten slotte in de huid van een dode, zonder dat hun overlijden hoe dan ook kon worden vastgesteld. Bij de fotograaf Vaes geldt dezelfde inspiratie. Zij bepaalt het spel met zwart en wit. In bundels zoals Les Cimetières de Londres (“De kerkhoven van Londen”) of La Jacobée noire (“Het zwarte Jacobskruid”), ontstaat er een dialoog tussen gedicht en beeld, op de grens tussen verbeelding en werkelijkheid. In tegenstelling tot het gele jacobskruid, bestaat het zwarte jacobskruid niet. Sommige mensen hebben nochtans beweerd het te hebben gezien in de bomkraters in Londen, tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Guy Vaes La Jacobée noire. Photographies et poèmes. Foto’s en gedichten. Drukproeven, Antwerpen, Marc Poirier dit Caulier, s.a., 17 bladen (31 x 24 cm).

22 Westminster (Londres) Sur ces damiers debout, / Dames jamaïcaines, / Un roi prend votre tour, / Vous perd un ange noir. Il n’est plus d’ouverture, / Gardien fauteur d’échecs. / Sous vos paupières closes / La rue lâche ses dogues.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

20 Paternoster Row (Londres) La jacobée noire et l’osier à baies roses / Ont investi ce lieu, / Passé l’éclair et son écho fuligineux. Du dôme fait ciboire / S’épanche un lac où mettre en abyme le monde. Que soient nasse mes mots.

23 St. Alphege Passage (Londres) Tu as beau concurrencer ton ombre / En ce chenal à sec où la vie se fait ru, / Il suffit qu’à ton nom tu répondes / (Bien malgré toi) et tout repart en force : / Les rues au long cours, les soleils méduses blanches, / Les bus en vrac et, pour sceller le tout, la lune / En peau de tambour dont tu redoutes l’usage.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

21 Southwick Street (Londres) Avant les couleurs et la courbe / Il y eut la droite que la nature ignore, / Le blanc pour qui la neige a d’indignes reflets. Avant la Création et son grand barattage / Seule primait l’épure. Si je méditais la leçon de ton décor, / Maison de Southwick Street, / J’aurais la rigueur du concept / Qui rembarre l’être et l’étant, / Ne pèserais pas plus qu’une ombre / Ou que mon souffle uni au vôtre / Sous des fenêtres niant que le monde existe. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

18

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

24 Borthwick’s Close (Edimbourg)

Hors de ce goulet sourd / Un rais de clarté génésiaque, Mais le vrai Borthwick bée / En mon recès inaccessible. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

25 Tout fait mur à la vie (Dublin) Les murs que l’on traverse / Sont plus nombreux que les jours. / Où donc nous sommes-nous croisés ? / Dans le béton qui se mérite / Ou dans l’argile qui se donne ? / Que souffle un ennui coulis / Dans notre hébétude mate, / Et nul grain ne nous résiste / Quand bien même il y a nœud. Tout mur est antérieur au monde / Et sa lézarde est l’illusion qu’on y projette. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

26 Old Calton Burying Ground (Edimbourg) Le Temps et son baluchon plein de gâteries : / S’il en défait les bouts, qu’en tombe un obélisque / Aigu, tu verras se dégonfler, aussi sec, / L’Éternité confuse et sans brin d’herbe aucun. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023


19


20


V o o r d e N a ss au k a p e l

Portretten en stemmen van vandaag In de ruimte die naar de Nassaukapel leidt, wordt het publiek verrast met een enquête over de hedendaagse scheppingsprocessen en de nieuwe vormen van theaterregie. In een eerste fase ontdekt de bezoeker een doorlopende video-opname : gelijklopende interviews met twaalf schrijvers, Gérard Adam, Jean-Baptiste Baronian, Véronique Bergen, Jean Bofane, Yves Caldor, William Cliff, Pascale Fonteneau, Thomas Gunzig, Xavier Hanotte, Ariane Le Fort, Monique Thomassettie, Michel Voiturier ; die ondervraagd worden over hun verhouding tot het handschrift, tot België, en over hun schrijfgewoonten in de meest brede zin van het woord. Deze montage werd gerealiseerd door Daniel Van Meerhaeghe, Alice Piemme en Anne Ransquin. Naast de video kan men, in dezelfde ruimte, twintig foto’s van dramaturgen bekijken. Het werk van fotografe Alice Piemme haalt werkelijkheid en droom door elkaar, de droom ooit een ander te kunnen zijn… De dramaturgen hebben gretig het spel meegespeeld, niet alleen om hun bruisende verbeelding de vrije loop te laten, maar ook om in te gaan op een uitdaging : zichzelf te ensceneren. Een eerste gedachte om te starten, de naam van een gekende persoon, een verwijzing naar een film… en de ideeën schieten op, worden uitgewisseld en daarna vastgelegd door het medeplichtige oog van de fotografe. De laatste foto van de tentoonstelling is er een van Michèle Fabien. Haar beeltenis bevindt zich vlak vóór het masker van Jocaste, haar eerste toneelstuk dat ooit werd opgevoerd. Een voorwerp in koper, zink en messing, gemaakt door Philippe Hekkers. Legering van grondstoffen, maar ook van mythe en werk, oog in oog met de schrijfster… Zo tekent zich een ultiem gelaat af in de ruimte.

21


Alice Piemme Auteurs en scène(s). 20 foto’s, 2005, 50 x 60 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-20

27 Jean Louvet Ik ben een opperhoofd, ja; maar van diegenen die men heeft vernederd. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-1

28 Pascal Vrebos Op het plateau van RTL, draag ik steeds een colbert. Welke toeschouwer zou de reïncarnatie die ik hem schenk snappen ? Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-2

29 Veronika Mabardi Men ontsnapt niet aan zes duizend jaar geschiedenis, mijn plechtstatig drapé scheldt de chaos de huid vol. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-3

30 Virginie Thirion Ieder zijn beeld van Épinal. Ik aarzel gewoon tussen Jeanne en Bernadette. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-4

31 Paul Pourveur Neen, niet Pater Damiaan ! Deze grote, intelligente en enigszins perverse clerus, verliefd op de limieten en op het overschrijden ervan. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-5

32 Laurence Vielle Men verwaarloost me, ik pas. Men beledigt me, ik overtref me. Wat men ook doet, ik heb nog altijd de appel. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-6

33 François Clarinval Luikenaar zijn en zich inbeelden dat een fez, een croissant en de lamp van Aladin meer dan een dubbelganger schetsen, een alter ego. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-7

34 Pascale Tison Mijn leven speelt zich af tussen de stemmen. Fantomas was een tovenaar. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-8

35 Stanislas Cotton Om aan Lady Chaterley de ruimte van de vrijheid en het verlaten van de verzadiging te bieden, is er iets anders dan het zand ? Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-9

36 Alain Cofino Gomez Om de angst te bezweren is er de Muur van China; in het beste geval het plunje van een karate meester. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-10

37 Jean-Marie Piemme Wie me gelezen heeft weet dat ik geen wit schaapje ben... zelfs Potin! Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-11

22


V o o r d e N a ss au k a p e l

38 Luc Dumont Door zoveel te houden van de Daltons, moest ik wel achter de tralies eindigen om te kunnen schreeuwen. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-12

39 Thierry Debroux Ik had menseneter kunnen worden, ik heb de vampier moeten kiezen die meer tot de westerse lijst behoort. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-13

40 Geneviève Damas Wolvin of Roodkapje ? Door aanhoudend te aarzelen dring ik verder in mijn woud. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-14

41 Layla Nabulsi Egmont was er, en verloor er het hoofd; ik deed het liever anders. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-15

42 Pietro Pizzuti Arsenicum... voor U of voor mij ? Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-16

43 Patrick Lerch Wie de engel wil doen, zegt men… en als men verkiest om aartsengel te worden ? Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-17

44 Laurent Van Wetter Verwacht van mij noch schuinheid, noch ‘politically correct’. Ik houd van provocatie en de Oude Wereld. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-18

45 Nicolas Florence « De welwillende nederigheid »… en als dit de literatuur was ? Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-19

46 Michèle Fabien Aangezien mama gestorven was, heb ik voor haar een kostuum van het Shakespeariaans theater gekozen. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/1-20

47 Philippe Hekkers Het masker van Jocaste. Gesmeed voor een nieuwe opvoering van Jocaste van Michèle Fabien, met Nathalie Conet. Koper, zink en messing. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 566

23


24


D e N a ss au k a p e l

Het Schrijversatelier D

e Nassaukapel toont ons de ontstaansgeschiedenis van een twintigtal werken uit de Franstalige letterkunde van België. Al deze documenten worden bewaard in de Archives & Musée de la Littérature. Het gaat hier vanzelfsprekend om een zeer onvolledig overzicht van wat wij te bieden hebben. Bovendien werd de keuze bepaald door de verscheidenheid aan werkmethoden, aan esthetische opties naargelang de historische context. Wat hier werd samengebracht brengt deze verscheidenheid in kaart. Ook kunstwerken zijn te bezichtigden in de Nassaukapel : zij zijn van de hand van de schrijvers zelf of werden gemaakt door kunstenaars, als antwoord op het literair werk.

Afkortingen : s.l.s.a. : sine loco sine anno z.p. : zonder paginering 25


Kracht van de mythe Vitrine I. Charles De Coster (1827-1879) La Légende d’Ulenspiegel, de eerste francofone roman in de strikte zin van het woord, kent een lange ontstaansgeschiedenis met heel wat verwikkelingen. Vanaf 1858 vat Charles De Coster de ambitie op veel verder te gaan dan wat hij had verwezenlijkt in zijn Légendes flamandes. In een tijdspanne van ongeveer tien jaar, kent de opbouw van het boek verschillende fasen waarin de auteur zijn epos grondig herwerkt – o.m. na 1864, wanneer de etsen van Félicien Rops nog lang niet klaar zijn. Het drukken en het herlezen van de drukproeven van het luxe-exemplaar, dat eind 1867 door Lacroix en Verboeckhoven op de markt wordt gebracht, verlopen veel te vlug en veroorzaken op die manier talrijke misstellingen – wat Joseph Hanse ertoe bracht deze uitgave als “luxueus en verbrod” te bestempelen. In 1959 levert de stichter van de Archives & Musée de la Littérature een filologisch verantwoorde en accurate weergave van de tekst, zoals De Coster die duidelijk had gewild, een tekst ondertussen al te dikwijls verminkt door de opeenvolgende uitgevers. De definitieve uitgave van de Légende verschijnt in 1963, bijna honderd jaar na de eerste publicatie van het boek.

48 Charles De Coster La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs. Autografisch handschrift, s.l.s.a., 12 bladen van verschillend formaat.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 7

49 Félicien Rops Geïllustreerde brief aan Charles De Coster. Autografisch, gesigneerd « Fély », s.l.s.a., 4 bladzijden (1 dubbel blad., 13 x 21 cm).

51 Charles De Coster La Légende d’Ulenspiegel. Brussel, A. Lacroix, Verboeckhoven & Cie, 1867. Veertien onuitgegeven etsen van Artan, Claeys, Degroux, Dillens, Duwée, Rops, Schaefels, Schampeleer, Smits en Van Camp. Autografische opdracht : « À l’ami Zeghers, souvenir affectueux. Charles De Coster ».

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3713/4

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 21 840

50 [Anoniem] Medaille met een portret van Charles De Coster. In brons gesneden en bewaard in een etui waarop men leest : « Établissements Jules Fonson, Bruxelles » ; op de keerzijde een afbeelding van Tyl Ulenspiegel en Nele met als opschrift “Il est beau et bon pour l’homme d’être fier et

52 Charles De Coster La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs. Brussel, Maurice Lamertin, 1921. Exemplaar met aantekeningen van Joseph Hanse.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3674/9

26

libre, dût-il rester pauvre”[“Voor een mens is het schoon en goed fier en vrij te zijn, ook al blijft hij arm”], 8 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML JH 1/5

53 Joseph Hanse Notities betreffende de ­orthografische varianten van de verschillende uitgaven van La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs de Charles De Coster. Schriftje met aantekeningen, s.a., [1956 en later ?], 22 x 17 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML JH 7/1

54 Charles De Coster La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs. Definitieve uitgave verzorgd en met een inleiding voorzien door Joseph Hanse. Brussel, La Renaissance du Livre, 1959, 521 p. Autografische, gesigneerde opdracht van Joseph Hanse aan Albert Ayguesparse. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 2960


D e N a ss au k a p e l

Vitrine II. Michel de Ghelderode (1898-1962) Ghelderode was niet alleen een beroemd dramaturg maar ook een rasverteller. In 1941 verschijnt Sortilèges, een verzameling van twaalf novellen, waaronder Le Diable à Londres, Le Jardin malade, enz…. Éliah le peintre, een vijfde verhaal, waarin een nogal brutale Jood ten tonele wordt gevoerd, zal na de oorlog verwijderd worden. Op de eerste bladzijde van de tekst die het verhaal vervangt (L’Odeur du sapin, eerst getiteld Une partie d’échec), tevens de eerste bladzijde van de bundel, leest men : « brouillon / 1941 / pour le volume ‘Le Dormeur de Bruges’ (Sortilèges II) 1942 ». Deze Dormeur zal nooit gepubliceerd worden. In verband met de geschrapte novelle schrijft Jacqueline Blancard-Cassou : « de Joden, die hij verantwoordelijk acht voor Christus’ dood, hebben zich in zijn ogen schuldig gemaakt aan de moord op God, een wandaad die hijzelf dreigt te begaan en die de vadermoord moet verbeelden ». Zoals Rops verkneukelt Ghelderode zich in godslastering. « Deze bladzijden bevatten een ware belijdenis », schrijft hij aan Robert Guiette in mei 1942. De belijdenis is soms zo brutaal dat de schrijver zich genoodzaakt voelt een masker op te zetten. In de voorlaatste regel van Une partie d’échec, leest men : « Doodzonde ? murmelde ik, van nu af luidt uw naam : Vrouw ». In het typoscript, wordt « Vrouw » vervangen door « Onschuld ». In de uitgave met een voorwoord van Franz Hellens, net zoals in de laatste uitgave, bij Marabout in 1962 – heruitgave waarover de schrijver het o.m. heeft in zijn briefwisseling met Jean Ray – leest men tenslotte : « uw naam zal luiden : Offer ».

55 Michel de Ghelderode 2 brieven aan Jean-Marie Culot. Autografisch gesigneerd., s.l., 13 juli [1941] en vrijdag [30-10-1941], 1 carton et 1 blad (27,5 x 20,5 cm), bijgesloten in Sortilèges. Parijs-Brussel, L’Essor, 1941. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 151/3 et 4

56 Michel de Ghelderode Sortilèges. Luik, Maréchal, 1947. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XIV 647

57 Michel de Ghelderode,

Une Partie d’échecs [opnieuw getiteld] L’Odeur du sapin. Autografisch gesigneerd handschrift met aantekeningen, 1941, 14 bladzijden (27,5 x 22 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 888

58 Michel de Ghelderode « Eliah le peintre », dans Sortilèges. Typoscript met autografische correcties, met persknipsels ingebonden, 39 x 26 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature.

59 Michel de Ghelderode Prentbriefkaart met fotografie van de auteur. Autografisch gesigneerd., Oostende « cul tourné à la Belgique littéraire », [1] juin 1960, 1 carton (10,5 x 14,5 cm). Opdracht : « au cher Jean Ray, / pour qu’il sache que / je n’ai pas attendu d’avoir / l’âge et le visage du / Docteur Faust / pour rencontrer le / Diable, / notre ami… / Affectueusement / Michel de Ghelderode ». Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5190/8

60 Michel de Ghelderode Brief aan Jean Ray. Autografisch gesigneerd., Brussel, 29 juillet 1961, met op de keerzijde een tekening in blauwe inkt en zwarte balpen, 2 bladzijden (1 blad 27 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5190/29

61 Michel de Ghelderode Brief aan Jean Ray. Autografisch gesigneerd, Brussel, 29 september 1961, 1 bladzijde (27 x 21 cm).

62 Michel de Ghelderode Prentbriefkaart met een fotografie van het atelier van de schrijver. Autografisch gesigneerd., s.l., 1956, 1 carton (10,5 x 14,5 cm). Opdracht : « à Jean Ray, / poète d’action, / la dernière / incarnation de / la princesse Brambilla / du cher Hoffmann, / notre vieux Maître… / Amicalement / M. de Ghelderode ». Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5190/1

Op ooghoogte 63 René Moulaert Affiche voor Tijl van Antoon Van de Velde en Lucifer van Vondel in het Vlaamsche Volkstooneel. Gouache en inkt op papier, [s.l.], 22 et 23 juin [1926], 160 x 120 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, sans cote.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5190/31

27


Vitrine III. Jean Louvet (1934) In L’homme qui avait le soleil dans sa poche, had Jean Louvet reeds gebruik gemaakt van het procédé dat erin bestaat historische en andere citaten in het werk in te lassen. Dergelijk beroep op wat Gilles Deleuze “bemiddelaars” noemt, wordt in Un Faust ten top gedreven. Flarden uit tijdschriften, essays, zoniet uit de dagelijkse werkelijkheid, onderstrepen, zoals de collages in de schilderkunst, de weigering van een almachtige subjectiviteit. De behandeling van het lichaam (kleren, maskers, make-up), de onderdelen van het decor (spiegels, auto’s, cybernetica…) of de interpretatie van de tekst (die méér gelezen dan geacteerd wordt), alles draagt ertoe bij om, onder leiding van Mephistofeles, het belang van de dingen te relativeren, het zijn met het niet te verwarren… In 1983-84 schrijft Louvet een eerste, oorspronkelijke versie van Un Faust. Het stuk wordt daarna door de auteur herschreven voor Marc Liebens en zijn Ensemble Théâtral Mobile. De tekst wordt versneden, opnieuw gemonteerd, uitgepuurd. Financiële redenen gekoppeld aan een werkelijke verlangen het geheel te stileren leiden tot een volledig nieuwe versie, waarin bvb. de heksengrot met elektronische schermen verdwijnt en waarin de vogel uit het derde tafereel wordt vervangen door een hond …..Un Faust is dus wel degelijk een pertinente titel. Waar Goethe de eenzelvigheid zelf ondervroeg, stelt Louvet opeenvolgende identiteiten vast.

64 Jean Louvet Un Faust. Typoscript met autografische aantekeningen en collages, s.l., [1983 - 1984], 53 p. (29.5 x 21 cm)

68 Jean Louvet Noot i.v.m. de « bemiddelaars ». Autografisch handschrift. gesigneerd « J.L. », s.l.s.a., 1 bladzijde (1 blad, 29,5 x 21 cm).

71 Jean Louvet [Lezing over Un Faust]. Autografisch handschrift met collage, november 1996, 40 bladzijden (25,5 x 21 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1512/1/2

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 2954/7

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 2950

65 Jean Louvet Un Faust. Autografisch handschrift, s.l., [1984 - 1985], z.p. (29.5 x 21 cm).

69 Henri Pierre Crimes glacés. Persknipsel, s.l.s.a., 1 bladzijde (25 x 13 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1512/2/4

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 2954/6

72 Jean Louvet Un Faust. Typoscript met autografische correcties, La Louvière, 1984, 70 bladzijden (29,5 x 21 cm).

66 Nicole Hellyn Fotografie van de enscenering van Un Faust door Marc Liebens. Diapositief, september 1985.

70 Jean Louvet Un Faust. Typoscript met collages, s.l.s.a., 69 p. (29,5 x 21 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, NHDT 170

Bruxelles, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1512/1/1

67 Schrijfmachine van Jean Louvet

28

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1512/2/2

73 Jean-Paul Hubin Marc Liebens en Michèle Fabien op de set van Un Faust. Zwart-wit foto [Brussel, Ensemble Théâtral Mobile], 1985, 13 x 18 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, aml 264


D e N a ss au k a p e l

Van doorhaling naar zinvolle vorm Vitrine IV. Émile Verhaeren (1855-1916) Het klad van « La Ville », een gedicht dat Verhaeren publiceert in La Wallonie en dat achteraf het beginstuk wordt van Les Campagnes hallucinées (1893), toont ons hoe de dichter een derde strofe heeft ingelast, die beslissend blijkt voor de uiteindelijke betekenis. Samen met het beeld van de octopus, noteert hij voor het eerst een neologisme dat later heel wat bijval zal kennen  : la ville « tentaculaire » (de “vangarmige” stad). Zoals « tumulaire » (“graf(steen)”), hier vervangen door “tentaculaire”, verwijst dit laatste bijvoeglijk naamwoord , dank zij het rijm met « ossuaire », naar de doodsdrift die de monsterachtige ontwikkeling van de steden, « door de mens tegen de natuur opgetrokken », kenmerkt. De gedachte aan een zinloos bruisen wordt zo door Verhaeren aan een ander idee gekoppeld, namelijk dat van de fatale greep van de stad op het platteland dat voortaan “hallucinée” (« begoocheld ») lijkt. « Ville tentaculaire », titel van het openingsgedicht van de bundel Les Campagnes hallucinées wordt, dit keer in de meervoudsvorm, de titel van een nieuwe bundel, Les Villes tentaculaires (1895), middenstuk van de “sociale trilogie”, waarvan Les Aubes (1898) het sluitstuk vormt. Op de omslag geeft Theo Van Rysselberghe een plastische vertolking aan beeld en naamwoord die reeds in 1892 uit Verhaerens pen vloeiden. In 1912 herwerkt de schrijver een laatste maal het gedicht, waarmee vanaf dat ogenblik zijn verzameld dichtwerk wordt ingezet.

74 Émile Verhaeren « La Ville tentaculaire ». Autografisch gesigneerd., s.l.s.a., 4 bladzijden (verschillende afmetingen). Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 1457

76 Émile Verhaeren Les Campagnes hallucinées. Brussel, Deman, 1895. Exemplaar van Marthe Verhaeren, met autografische verbeteringen van Verhaeren. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 108

75 Émile Verhaeren

« La Ville ». La Wallonie, 7e jaar, nr V en VI, mei en juni 1892, bladzijden 166-170. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, II 62914b A

78 Émile Verhaeren Les Villes tentaculaires. Brussel, Deman, 1895. Verluchting van Théo Van Rysselberghe. Autografische verbeteringen van Verhaeren. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 100

77 Émile Verhaeren « La Ville ». Drukproeven van het eerste deel van de Œuvres, Parijs, Mercure de France, 1912. (Les Campagnes hallucinées. Les Villes tentaculaires. Les Douze Mois. Les Visages de la vie). Autografische verbeteringen van Verhaeren. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, ML 2186

29


Vitrine V. Maurice Maeterlinck (1862-1949) « Ik ben slechts een kind dat in het duister tast, van boek tot boek, en dat steun zoekt bij al wat het ontmoet », beweert Maeterlinck in een brief aan Octave Mirbeau van october 1890. Zijn werkschriftjes en zijn persoonlijke bloemlezingen, opgetekend in groter schriften, verraden of bevestigen ontelbare literaire aanzetten : men denke aan de scène uit de Hérodiade van Mallarmé, volledig overgepend in een schrift vol Selectae (1886-1887). Ten einde in zijn « Reflets » (1886) de afzondering in een innerlijke droom, maar ook de uitputting van elk verlangen uit te drukken, ontleent de dichter van de « Serres chaudes » (« Broeikasten ») aan het gedicht van Mallarmé een aantal herkenbare motieven : het ontbladeren van een bloementuil in de spiegel van een bekken, het langzaam neerzakken onder het oppervlak van het “kwijnend puin” van de herinnering. Dit bekken is een Venetiaanse spiegel die het subject a.h.w. onder een « stolp » zet, net zoals de « broeikasten », de “serres chaudes” die aan de bundel zijn titel geven. Nochtans verdwijnt het beeld van de spiegel uit de zeven gedichten in vrije versvorm van 1889, nadat het nog even werd waargenomen in een kladje van « Regards » (hier wordt een notitie hernomen uit de agenda van 1887 : « een spiegel voor een dode ») en zelfs op de kaft van Suggestions, het schrift dat alle oorspronkelijke versies van deze stukken bevat. 79 Maurice Maeterlinck Selectæ. Autografisch, s. l., [1886-1887], gekartonneerd schrift z.p. (33,5 x 22 cm). Gedichten van Mallarmé, Baudelaire, Rimbaud, Corbière, Georges Khnopff en Verlaine. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3234/3

80 Maurice Maeterlinck « Reflets ». Schets in de Agenda pour 1886. Zakagenda van Franse makelij, z.p. (12 x 7,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3228

82 Maurice Maeterlinck Serres chaudes. Versierd titelblad en illustraties van George Minne, Parijs, Vanier, 1889. Exemplaar met de opdracht : « à Émile Verhaeren. / Au prince des poètes de ma race. / En témoignage d’une profonde admiration. Maurice Maeterlinck ». Brussel, Bibliothèque royale de Belgique, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 756

83 Maurice Maeterlinck Agenda 1887. Klein agenda, Brussel, Bruylant, 1887, z.p. (13,5 x 8,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3137

81 Maurice Maeterlinck

Tentations. [Regelmatige verzen]. Maquette van een eerste staat van Serres chaudes, z.p., verschillende afmetingen. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3155/1

84 Maurice Maeterlinck Suggestions. [Vrije verzen]. Autografisch, niet gesigneerd, [1889], uit zijn omslag losgehaakt ­scholierschrift, 22 bladen (21 x 17 cm), kop aan staart gebruikt. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3213/7

30

Op ooghoogte 85 Theo Van Rysselberghe Portret van Émile Verhaeren. Houtskool gesigneerd “VR”, s.l.s.a., 45 x 40 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 345

86 Marie Sterckmans Portret van Marthe Verhaeren Pastel gesigneerd., s.l.s.a., 74 x 54 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 234

87 Ranson (Paul) Les 7 Princesses / Maurice Maeterlinck. Affiche voor een poppentheater­ opvoering, op zondag 10 april 1892, steendruk met de pen op grijs karton, gesigneerd in de steen onderaan rechts, 34 x 24,5 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7068


D e N a ss au k a p e l

Vitrine VI. Fernand Crommelynck (1886-1970) Met een bijna definitieve opbouw van de scènes, maar nog vol met allerlei correcties, toont het handschrift van Le Cocu magnifique ons een laatste fase in de ontstaansgeschiedenis : Crommelynck wijzigt de prosodie van tal van replieken en drukt op de laatste onder hen een definitieve stempel : de ultieme toneelaanwijzing, die de paradoxale lach van de hoorndrager moet beschrijven, verliest zijn omslachtig karakter en verdunt tot een eenvoudige vaststelling : « Bruno gaat op de trap zitten en proest het uit ». Op een los blad, schetst de schrijver een installatie op twee niveaus die de ononderbroken samenhang van de actie moet verzekeren. Het oudere handschrift van Les Amants puérils gaat, integendeel, vooraf aan een ultieme structuurwijziging. In dit manuscript blijken de twee laatste scènes in elkaar geschoven : het stuk eindigt, net zoals bij Le Cocu of Le Sculpteur de masques, met een paradoxale lach, de “eigenaardig ontgoochelde” lach van de Vreemdeling tegenover de Vreemde Vrouw. In de definitieve versie, wordt de toonaard van de epiloog gewijzigd : het doek valt wanneer het koor van de dienstmeiden de zelfmoord van een koppel jonge mensen aankondigt : zij hebben de hersenschimmen van de volwassen wereld verworpen. 88 Fernand Crommelynck Le Cocu magnifique. Toneelstuk in proza, in drie bedrijven. Autografisch gesigneerd., s.l.s.a., 117 bladen. (28 x 22,5 cm). Handschrift door de auteur aan de Oostenrijkse schrijver en journalist Paul Zifferer geschonken (1879-1929). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 2926

89 Fernand Crommelynck

Le Cocu magnifique. Klucht in drie bedrijven. Parijs, Éditions de la Sirène, 1921. Autografische opdracht : « À [Marcel] Josz / unique créateur / de Tripes d’or, / son admirateur / F. Crommelynck ». Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLTA 3002

91 Fernand Crommelynck Les Amants puérils. Toneelstuk in drie bedrijven. Parijs, Éditions de la Sirène, 1921. Exemplaar met een autografische opdracht : « Pour [Marcel] Josz / qui est un grand acteur / – et un grand metteur / en scène – / dont on sait que je / suis l’ennemi – / son ami / F. Crommelynck ».

Op ooghoogte 93 Lioubov Popova Maquette van het decor voor Le Cocu magnifique in een regie van Vsevolod Meyerhold. Hout, [Moskou ?], [1922], 80 x 120 cm. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, MLCO 564

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLTA 3001

92 Fernand Crommelynck Les Amants puérils. Toneelstuk in drie bedrijven (proza). Autografisch gesigneerd, s.l.s.a., 170 bladzijden (23 x 14 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 4628

90 Fernand Crommelynck Tekening met regieaanwijzingen voor Le Cocu magnifique. Potlood op papier, niet gesigneerd, uittreksel uit het handschrift beschreven onder nr 88. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 2926

31


32


D e N a ss au k a p e l

Het inspirerend voorwerp Vitrine VII. Max Elskamp (1862-1931) Max Elskamp was een heimelijk en eenzaam man, een Franssprekende Antwerpenaar. Hij kende van meet af aan de dubbele drang die de bewoners van een havenstad ondervinden. Enerzijds zal de intieme band met de geboortegrond een sterke weerklank vinden in sommige van zijn gedichten die door de volkskunst worden gevoed (de dichter van La Chanson de la rue Saint-Paul was ook de stichter van het Antwerps folkloremuseum); anderzijds zal de roep van verre landen zijn weerslag vinden in zijn fascinatie voor het Verre Oosten. Zowel de ruwe middeleeuwse kunst als de geleerde eenvoud van de Aziatische kalligrafie (een dialoog tussen vorm en zin, tussen geest en stof ) hebben hem sterk geboeid. Dichter én ambachtsman was hij zonder twijfel : hij sneed zelf het hout voor de verluchting van zijn bundels en drukte de eerste proeven van elk van zijn werken op een eigen drukpers die hij “L’Alouette” (“De Leeuwerik”) noemde. Elskamp heeft zowel zijn dichterlijke als zijn plastische beelden gezuiverd, mede door het evenwicht dat hij heeft bereikt tussen inkt en wit, tussen woord en stilte. Getuige van zijn grote liefde voor de geraffineerde kunst uit het Verre Oosten – in kontrast met de stilistische eenvoud die hij als dichter onophoudelijk nastreefde –, is zijn Eventail japonais (“Japanse Waaier”), ondanks de merkwaardige verfijning van het werkje, nooit door de dichter zelf in de inventaris van zijn oeuvre opgenomen.

94 Max Elskamp Zelfportret aan zijn werktafel. Houtsnede gedrukt in rode inkt op papier, s.l.s.a., 10 x 11,5 cm. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 88/73

95 Inktpot van Max Elskamp. Gebeiteld brons met Chinese siermotieven, s.l.s.a., 11 x 15 x 6,5 cm. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 238

96 Max Elskamp

Houtsneden. Twee houtsneden met inktsporen en één Chinees inktstaafje met Chinese karakters, 4,5 x 6,5 cm – 8 x 4 cm – 6 x 3 cm. Het bootmotief vindt men terug in de bundel Enluminures, Brussel, Lacomblez, 1898, p. 11.

97 Max Elskamp L’Eventail japonais (« De Japanse Waaier » »). Autografisch handschrift, op 15 exemplaren gereproduceerd met polycopieerpasta, op een achtergrond van Japanse prenten. Antwerpen, bij de auteur, 1886, 8 bladen (42 x 32,5 cm). Opgedragen aan “mon bon ami en couleurs douces et frêles Henry Van de Velde ». Exemplaar nr 13 op Chinees papier. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 184

98 Afgietsel van de hand van Max Elskamp. Gips, s.l.s.a., 21,5 x 10 cm. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature,

99 Max Elskamp Korte en onvolledige notities over Japanse kunstenaars. Autografisch, s.l.s.a., verschillende schriften (verschillende afmetingen). Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 89/68

Op ooghoogte 100 Max Elskamp [Geknielde engel]. Houtsnede gedrukt op papier, ­gesigneerd in het hout “ME”, s.l.s.a., 32 x 24,5 zonder omlijsting. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 175

FS XII 171

Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 247 – 248 – 250.

33


Vitrine VIII. Georges Rodenbach (1855-1898) Les Tristesses (1879), de eerste gedichtenbundel van de schrijver van Bruges-la-Morte, verraadt reeds de verschillende obsessies van de schepper : een opzettelijk nostalgische kijk op de wereld én een fantasierijke behandeling van het object (een geestesgesteldheid die sterk verschilt van de frisse en dynamische toonaard van de kunstkronieken van de schrijver !). Bij Rodenbach krijgen de dingen een expressieve rol toebedeeld : zij vertolken de innerlijke psyche; het voorwerp wordt dan “de vorm zelf van de innerlijke gesteldheid” (Patrick Laude). Zo gaat het ook met het koffertje uit de kinderjaren waarin moeder Rodenbach haarlokken van verwanten bewaarde, en dat men terugvindt in Bruges-la-Morte, ditmaal onder de vorm van de beruchte glazen koffer : de ziel van de overleden echtgenote ligt hier gevangen in een hoopje haar. De klank van de stemmen uit het verleden – waarvan de stemmen van nu slechts een echo zijn – leidt tot een inbedding die de hele stad metamorfoseert : gevat in het netwerk van zijn kanalen wordt Brugge een duplicaat van de beminde vrouw, een spook gevangen in een glazen koffer…

101 Georges Rodenbach « Le Coffret », in Les Tristesses. Parijs, Lemerre, 1879. Autografische en gesigneerde opdracht aan zijn vrouw : « À ma chère bien-aimée Anna / Inoubliablement / Georges Rodenbach ». Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, MLA 1825

102 Victor Hugo Felicitatiebrief voor Les Tristesses. Autografisch gesigneerd, s.l., [9 août 1879], 1 bladzijde. (1 dubbel blad 20,5 x 13,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3039/73.

103 Koffertje uit de nalatenschap van Georges Rodenbach. Viervoetig koffertje in gegraveerd brons met sleutel, waarin zich haarlokken bevinden, 8 x 11 x 7 cm. Brussel, Koninklijke bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 91/2

34

104 Hans Memling De schrijn van de Heilige Ursula. Zwart-wit foto in Bruges-la-morte. Parijs, Lemerre, 1879. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, MLA 1809

105 Georges Rodenbach Bruges-la-morte. Autografisch gesigneerd handschrift, ingebonden, s.l., 1891, 73 bladzijden. (29,5 x 21 cm). Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, ML 3016/1

106 Georges Rodenbach Bruges-la-morte. Parijs, Librairie L. Conquet – L. Carteret et Cie successeur, 1900. Met 43 houtgravures van Henri Paillard. Exemplaar geschonken aan Mevrouw Georges Rodenbach. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, MLA 1804.

Op ooghoogte 107 Nicolas Van den Eeden Portret van Georges Rodenbach Olieverf op doek, gesigneerd., s.l.s.a., 70 x 58 cm met omlijsting. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, Verzameling Rodenbach, MLCO 119.


D e N a ss au k a p e l

Vitrine IX. Georges Simenon (1903-1989) In 1945 verlaat Georges Simenon Europa voor de Verenigde Staten : hij reist, hertrouwt, redigeert romans waarvan de actie zich nu eens afspeelt op het ene werelddeel dan weer op het andere. In augustus 1951 verblijft hij op de Shadow Rock Farm (Lakeville, Connecticut) waar hij Marie qui louche schrijft. Met deze tekst, die zich in Frankrijk afspeelt, zet hij de traditie voort van de “harde romans”, begonnen in 1934. Wanneer hij zelf over zijn romans spreekt, refereert hij niet zelden aan een model, Balzac. Zijn schrijversritueel begint met de beroemde “gele envelop” waarop hij summier de plot van het verhaal noteert en enkele vlugge karaktertrekken van de personages schetst. Slechts enkele regels dus, die het mysterie van een ongelooflijke scheppingskracht zeker niet ophelderen : want daarna volgen een eerste met potlood geschreven versie, avond na avond, zonder schrappingen – een minuscuul en zenuwachtig schrift –, en tenslotte, na een ochtendlijke herlezing van het geheel, het typoscript, slechts hier en daar met inkt verbeterd. Verscholen achter zijn pijp, lijkt Simenon boven zijn handschriften te vliegen, zonder ze aan te raken.

108 Georges Simenon Marie qui louche. [Schetsmatig portret van de personages] Envelop met autografische aantekeningen in inkt en potlood, s.l.s.a., 30,5 x 23 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6197/1

110 Georges Simenon Marie qui louche. Ingebonden, gesigneerd typoscript, met autografische verbeteringen, s.l., [1951], 176 bladzijden (28,5 x 22 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6197/2

111 Georges Simenon 109 Georges Simenon Marie qui louche. Autografisch handschrift, s.l., [1951], 47 bladzijden (27,5 x 21,5 cm) Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6197/1

Op ooghoogte 113 Sarah Kaliski Kinderjaren, Christian en Georges Simenon. Olieverf op doek, gesigneerd, 2002, 150 x 130 cm Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 294

Marie qui louche. Parijs, Presses de la Cité, 1951. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 17395

112 Georges Simenon « Entretiens » [gesprekken met André Parinaud voor de ORTF]. Gesigneerd typoscript met autografische verbeteringen, s.l.s.a., 27 bladzijden (27 x 21cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6362/1

35


36


D e N a ss au k a p e l

Van briefwisseling tot fictie Vitrine X. Suzanne Lilar (1901-1992) Het talent van Suzanne Lilar was veelzijdig. Als toneelschrijfster schreef ze o.m. Le Burlador, een stuk dat de traditionele rol van Don Juan in vraag stelt en aan de vrouw een subtiel meesterschap in het verleidingsspel verleent; als essayiste werd zij bekend door haar Journal de l’analogiste dat een thema vernieuwt dat zeer geliefd was bij de symbolisten, nl. dat van de geheimzinnige correspondenties tussen de zintuigen; als romanschrijfster publiceert ze in 1960, kort na elkaar, La Confession anonyme en Le Divertissement portugais. Het tweede boek, dat haar naam draagt, geldt als masker voor het eerste, anoniem op de markt gebracht. Suzanne Lilar zou La Confession slechts in 1980, vier jaar na de dood van haar man, Minister van Staat Albert Lilar, en naar aanleiding van Europalia-België, onder haar naam laten verschijnen. In La Confession anonyme (“de naamloze biecht”), dat wat schandaal verwekte, transponeert de schrijfster de passie die zij had opgevat voor een Italiaanse magistraat – de Livio uit het boek. Deze man uit de Mezzogiorno wordt verliefd op een Zweedse pianiste. Hieruit ontstaat een uiterst zinnelijke en mentaal ingewikkelde relatie, een soort inwijdingsritus, die met afstand en frustratie speelt. Intens, vol theater, blijkt de lichamelijke passie van de heldin, die in feite het spel leidt, een aanloop te zijn tot een heviger extase. In 1983 maakte André Delvaux een film van Lilars verhaal onder de titel Benvenuta, met Fanny Ardant en Vittorio Gassman als hoofdrolspelers.

114 Suzanne Lilar Dagboek 1927-1928. [Alludeert op Albert Lilar]. Autografisch schrift, s.l., 1927-1928, 13 x 9 cm.

116 Suzanne Lilar La Confession anonyme. Autografisch en getypt handschrift met correcties, [1959-1960], 88 bladen (verschillende afmetingen).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8493/5

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7557/1

115 Manlio Borelli [alias « Livio »]

Brief aan Suzanne Lilar. Autografisch, gesigneerd « Manlio »,[tussen Rome en Milaan], 13 avril 1956, 6 bladzijden (3 bladen 30 x 21 cm)

117 Anoniem [Suzanne Lilar]

La Confession anonyme. Parijs, René Julliard, 1960. Met een reclameblaadje. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 20052

118 Suzanne Lilar en André Delvaux bij de opnamen van de film Benvenuta. Kleurenfoto, [Brussel, in de “chambre milanaise”], 9 maart 1983, 18 x 18 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 848/65

119 Suzanne Lilar Dagboek 1980-1981. [Alludeert op André Delvaux]. Autografisch schrift, s.l., 1980-1981, 22 x 18 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8493/28

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7780/3

37


Vitrine XI. Dominique Rolin (1913) Het is bekend dat het werk van de romanschrijfster Dominique Rolin sterk autobiografisch is. Nooit echter bleek de wisselwerking tussen leven en werk zo diep en zo complex te zijn als in haar roman La Maison, la Forêt (1965). Het boek bestaat uit een reeks afwisselende monologen van een oud koppel, verscheurd maar onlosmakelijk verbonden, dat, tegen de draad in van het normale verloop der seizoenen, herinneringen, dromen en wensdromen ophaalt, in een huis gelegen aan de rand van een woud. In deze man en vrouw hebben vader en moeder van Dominique Rolin, die in Bosvoorde woonden, zich meteen herkend. Feit is dat de romanschrijfster haar vader had aangespoord flarden herinneringen op te tekenen in schriften die zij hem vanuit Parijs stuurde. Vader Rolin deed dat gedurende een tijdje en zond vier of vijf keren een volgeschreven cahier terug naar zijn dochter. Een brief van Dominique Rolin (één van de honderden die zij aan haar vader schreef in de loop van de jaren en die allen in de Archives & Musée bewaard worden) getuigt van deze zonderlinge “samenwerking” tussen dochter en vader. Na de publicatie van het boek reageerden vader en moeder (Jean Rolin en Esther Cladel) op een zeer verschillende manier, toen zij de monologen van hun dubbelgangers voor het eerst lazen.

120 Dominique Rolin Brief aan haar vader, Jean Rolin. Autografisch, gesigneerd., Parijs, 24 januari 1965, 2 bladzijden (1 blad 27 x 21 cm).

123 Esther Cladel Brief aan Dominique Rolin. Autografisch, gesigneerd, Bosvoorde, 16 februari 1965, 4 bladzijden (1 dubbel blad 21 x 13,5 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6605/237

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6742/2/35

121 Nicole Hellyn Het huis van de familie Rolin in Bosvoorde. Zwart-wit foto, Bosvoorde, s.a. [1992], 17,5 x 24 cm.

124 Jean Rolin

Brief aanDominique Rolin. Autografisch, gesigneerd, Bosvoorde, 12 maart 1965, 3 bladzijden (1 dubbel blad 21 x 13,5 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1150/211

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6742/2/55

122 Dominique Rolin La Maison, la Forêt. Roman. Parijs, Denoël, 1965. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 10 784

38

Op ooghoogte 125 Bernard Milleret Portret van Dominique Rolin Zwarte inkt op papier, s.l.s.a., 62 x 82 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 375


D e N a ss au k a p e l

39


Van levenservaring tot fictie Vitrine XII. André Baillon (1875-1932) Na zijn verblijf in de Kempen, keert André Baillon naar Brussel terug. In 1906, door toedoen van Gaston Heux, zoals hij medewerker aan het literaire tijdschrift Le Thyrse, wordt hij redacteur bij het Brusselse dagblad La Dernière Heure. Het werk valt hem zwaar, net als het milieu. Hij is regelmatig afwezig wegens zenuwinzinking. Desondanks blijft hij werken op de krant tot 1920. Uit deze ervaring put hij de stof voor een eigenaardig en boeiend boek, Par Fil Spécial, “ een reeks portretten en karakters, momentopnamen en flitsen”, schrijft Michel Grodent. Het boek verschijnt in 1924. In 2006 hebben de Archives & Musée een belangrijke reeks handschriften en documenten kunnen bemachtigen, die achtereenvolgens het eigendom waren geweest van Jules Destrée en José Péraya : 13 scholierschriften met verschillende versies van de hoofdstukken van het boek (waaronder een korte, onuitgegeven, versie voor het toneel) waarin La Dernière Heure… L’Heure Suprême wordt, weldra ironisch afgekort door de leden van het personeel die het dan hebben over L’Uprême. Deze schriften staan bovendien bol van persknipsels, beschreven losse bladen van verschillend formaat, beschreven uitnodigingen voor concerten van de pianiste Germaine Lievens, de maîtresse van Baillon, enz.

126 André Baillon « L’UPRÈME. Journal d’information ». Autografisch handschrift., s.l.s.a., ­scholierschrift (22,5 x 17 cm), met losse beschreven bladen van verschillende afmetingen. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8637/2

127 André Baillon « L’Heure suprême ». Autografisch handschrift., s.l.s.a., met grijs linnen overtrokken schrift (19 x 13 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature. ML 8637/2

128 André Baillon Noten in verband met Par Fil spécial geschreven op de achterzijde van een uitnodiging voor een concert van Germaine Lievens en Marcel Jorez. Autografisch, s.l.s.a., 3 kartons (8 x 11,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8637/2

129 André Baillon « Les Humeurs de Jean Lhair ». Autografisch handschrift, s.l.s.a., ­scholierschrift (22,5 x 17 cm). Voor het toneel herwerkte scènes uit Par Fil Spécial. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8637/2

40

130 André Baillon Par Fil spécial. Carnet d’un secrétaire de rédaction. Parijs, Rieder et Cie, 1924. Een van de 200 exemplaren op gevergeerd papier, n° 37. Brussel, Archives & Musée de la Littérature. FS-VN XVIII LP 256


D e N a ss au k a p e l

Vitrine XIII. Marcel Thiry (1898-1977) In 1915, diende de toekomstige dichter en academicus zich als vrijwilliger aan bij het korps van de kanonauto’s, samen met zijn oudste broer Oscar. De opdracht bestaat erin hulp en versterking te bieden aan het 9e leger van de Tsaar, in Galicië (thans bij de Oekraïne gevoegd). Na twee jaar vechten, krijgt het expeditiekorps het bevel terug te keren naar Frankrijk (waar het trouwens werd gevormd).Voor de overlevenden begint een uitzonderlijke reis die hen door Siberië voert, langs de grens met China; daarna schepen ze in en steken de Stille Oceaan over, om vervolgens aan een triomfantelijke tocht te beginnen tussen San Francisco en New York, vanwaar een pakketboot hen naar Europa terugbrengt… Na de oorlog, in 1919, schrijven de gebroeders Thiry samen het verhaal van hun uitzonderlijk avontuur onder de titel : Soldats belges à l’armée russe : récit d’une auto blindée en Galicie. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de tocht, herneemt Marcel Thiry het verhaal, herwerkt het grondig en vat het samen in vijf artikels die, in 1965, in Le Soir verschijnen. Hetzelfde jaar nog publiceert hij een boekje onder de titel Le Tour du monde en guerre des autos-canons belges, een meer gedetailleerd verslag dan wat in de krant te lezen stond. Opdat zijn geheugen hem geen parten zou spelen, wisselt hij enkele brieven met sommige leden van de “Broederschap van de oudstrijders van het Belgisch expeditiekorps in Rusland”, o.m. met de voorzitter, Achille Vanderstichel. Merken we ten slotte op dat deze wonderbare reis ook sporen naliet in proza en gedichten van Marcel Thiry.

131 Oscar & Marcel Thiry Soldat belge à l’armée russe : récit de campagne d’une auto-blindée belge en Galicie. Luik, Printing Company, 1919.

134 Marcel Thiry « Des mousquetaires ‘cooptés’ ». Persknipsel met de hand beschreven, uit Le Soir, 16 februari 1965, 1 blad (60 x 21 cm).

Brussel, Bibliothèque royale de Belgique, KBR III 48618 A

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5962/17

132 [Anoniem] Aan het Russische front. Zwart-wit foto’s, s.l.s.a., 6 x 10,5 cm en 5,5 x 8,5 cm.

135 Achille Vanderstichel Brief aan Marcel Thiry. Autografisch, gesigneerd, 25 maart 1965, 2 bladzijden (2 bladen 28 x 21 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5968/59 et 60

133 Marcel Thiry Le Tour du monde en guerre des autoscanons belges : 1915-1918. Autografisch handschrift, 1 januari 1965, 38 bladzijden (28 x 22 cm ). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5874/1

137 [Anoniem] Portret van Oscar en Marcel Thiry. Foto afgedrukt in Marcel Thiry, Le Tour du monde en guerre des autoscanons belges : 1915-1918. Brussel, André De Rache, 1965. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 7406

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5960/831

136 [Anoniem] Aan het Russische front. Zwart-wit foto, s.l.s.a., 4,5 x 6,5 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5968/75

41


Vitrine XIV. Marie Gevers (1884-1975) Mémorial du naturaliste et du cultivateur, een almanak uit 1872, uitvoerig van aantekeningen voorzien, was op het einde van de 19e eeuw een ware schatkist geworden waarin het geheugen van de familie Willems werd bewaard. Marie Gevers ging met deze familiekroniek door tijdens de Tweede Wereldoorlog, deze keer in een scholierschrift waarin zij de opbrengst van de moestuin noteerde die van vitaal belang was, toen, voor de hele familie : begonnen in maart 1941, worden de notities onderbroken in mei 1944, drie weken na de dood van haar zoon Jan (Jante), slachtoffer van een bombardement. Zes maanden later, wanneer de V2 Missenburg bedreigen en de familie verplichten zich in de kelders schuil te houden, herneemt Marie Gevers haar schrift, draait het om en begint met een intiem dagboek tot april 1945 : zij geeft aan deze tekst de titel “Journal d’une Cave”. In de loop van deze drie maanden verliest zij haar echtgenoot, Frans, die aan een longontsteking overlijdt. Op het einde van de jaren 1950, opent Marie Gevers het schrift opnieuw. Zij vervaagt de politieke context, legt de nadruk op het persoonlijk drama, verzwaart hier en daar de emotionele geladenheid van het ogenblik; het herschreven dagboek wordt tenslotte de finale van haar meest afgewerkte familiekroniek : Vie et mort d’un étang (1961).

138 Marie Gevers Verschillende notities. Autografisch gesigneerd handschrift, 3 bladen (verschillende afmetingen), uittreksels uit het dagboek van de jaren 41-45. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS LV 18/2

139 Marie Gevers

Dagboek van de jaren 41-45. Autografisch handschrift, Edegem, 1941-1945, scholierschrift kop aan staart gebruikt, 20 x 16 cm. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS LV 18/1

42

140 Frans Willems Soleil de février. Waterverf op papier, gesigneerd « F.W. », [Missenburg], s.d., 12 x 17,5 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 561

141 Marie Gevers Vie et mort d’un étang. Brussel, Brepols, reeks « Le Cheval insolite », 1961. Titelblad versierd door Jacques Ferrand. Brussel, Koninklijke bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS LV-L36

142 Marie Gevers Journal d’une cave. Autografisch gesigneerd handschrift, [Edegem, jaren 1950], losse bundel bladen in een kartonnen map (27,5 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8672/8


D e N a ss au k a p e l

Transpositie en gedaanteverandering Vitrine XV. Paul Willems (1912-1997) Nuit avec ombres en couleurs (“Nacht met gekleurde schaduwen”) (1983) ontwikkelt het scenario van een klein familiaal spektakel geschreven voor de kerstwake van 1976. Paul Willems verzon toen de personages vertrekkende van de ledenpoppen die zijn dochter Suzanne had gemaakt. Temidden van deze personages, getuigt de kat Astrophe van de manier waarop Willems in zijn verbeeldingswereld familiale én poëtische motieven versmelt. Net zoals zijn model, de “echte” kat van Missenburg, verbindt Astrophe een herinnering aan de dokter uit Oom Vania met een tweetalig woordspel (“Kat Astrov”)… Astrophe geeft aldus een vaste vorm aan vreugde en verdriet van de auteur en zijn dochter. Eenmaal opgenomen in de plot, leidt Astrophe natuurlijk zijn eigen literaire leven. Los van de plezierige lendenpop van Kerstmis, ontpopt hij zich tot een dubbelzinnig personage, fijn geïllustreerd door de foto van de regie van Henri Ronse : deze kat is zeker geen huisdier meer, maar een katachtig wezen waar men terecht van mag vrezen dat het ons meesleept in de meest avontuurlijke belevenissen…

143 Paul Willems Nuit. Autografisch handschrift, [juli], [1977], 123 bladen (verschillende afmetingen).

146 Paul Willems Nuit. Palissade. Lege kartonnen map met titelontwerpen, autografisch, Missenburg, april 1980, 24,5 x 30 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1100

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1100

144 Suzanne Willems Kattekop. Kop van een lendenpop : papiermaché en glazen knikkers, 10 cm.

147 Nicole Hellyn Astrov in Nuit avec ombres en couleurs ; regie van Henri Ronse. Afdruk van een dia, Brussel, Théâtre National de Belgique, 12 april 1983, 18 x 12 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 562/1

145 Nicole Hellyn

Astrov in Nuit avec ombres en couleurs ; regie van Henri Ronse. Afdruk van een dia, Brussel, Théâtre National de Belgique, 12 april 1983, 18 x 12 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, NHDT 00124

149 Suzanne Willems Astrov, le chat qui mène le jeu. Lendenpop in papier-maché, glazen knikkers en stof, 45 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 562/2

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, NHDT 00125

148 Paul Willems Nuit avec ombres en couleurs. In Textes pour Didascalies 6, Brussel, Promotion des Lettres belges de Langue française / Ensemble Théâtral Mobile, februari 1983. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLTR 00022

43


Vitrine XVI. Henri Michaux (1899-1984) Chaînes vertelt de opstand van enkele jonge mensen. Door zijn vader aan een muur van het huis vastgehecht, wordt een jonge man verliefd op een jong meisje dat in de straat voorbij hem wandelt. Telkens wanneer het meisje thuiskomt wordt zij door haar moeder geslagen. Op een scherp ironische wijze steekt zij de draak met de gekluisterde jongen, met zijn liefde, met zijn onmacht. Zij zet hem aan tot opstandigheid. Zo alleen kan hij immers zijn liefde bewijzen. Hij probeert het. Zij, van haar kant, begint haar moeder te slaan. Geschreven in 1937, wordt deze eenakter van Henri Michaux als vingerpoppenspel opgevoerd. Raymond Charriaud en Jean-Pierre Bondi slagen erin een “laboratoriumexperiment” tot een goed einde te brengen. Pierre Macaigne schrijft in de Figaro littéraire : “de blikken waren strak gericht op deze gele koppen uit houtzaagsel […]. Het is immers helemaal niet makkelijk een alledaags drama (de bevrijdingsstrijd die een jonge man tegen zijn vader voert) door een spel met vingerpoppen te vertolken, vooral wanneer een echt origineel kunstenaar als Henri Michaux aan zo’n drama zijn beelden en zijn uiterst gebalde vorm geeft. Het is nochtans een geslaagde poging.[…]”.De “Compagnie du Rouet” voert het stuk op, in Parijs, anno 1949, in de “Club Saint-Germain-des-Prés” en in “La Courte Echelle”. Later, in 1977, wordt het spektakel hernomen in Stockholm. En in 1963 publiceert de uitgeverij Gallimard de tekst.

150 Henri Michaux Brief aan Raymond Charriaud. Autografisch, gesigneerd, Parijs, 9 juli 1949, 1 bladzijde (1 f. 21 x 13,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 992/3/1-2

151 Henri Michaux

Visitekaartje aan Raymond Charriaud. Autografisch, gesigneerd, Parijs, [1949], 1 karton (5,5 x 8 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 992/2

152 Raymond Charriaud

et Jean-Pierre Biondi Vingerpoppen. Gemodeleerd en beschilderd ­houtzaagsel, op ijzerdraad gemonteerd, 1949, 30 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 988

44

153 Raymond Charriaud Damidia. Olieverf op doek, s.l.s.a., 22 x 14 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 989

154 Henri Michaux Chaînes. Typoscript met autografische ­aantekeningen , s.l., 1937, 8 bladzijden (25,5 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 990

155 [Anoniem] Portret van Raymond Charriaud met zijn vingerpoppen voor een spiegel. Zwart-wit foto, s. l., [1949], 21 x 13 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 991/1

156 Affiche voor het vingerpoppenspel Chaînes opgevoerd van 13 tot 20 mei 1949 in de Club St-Germain-des-Prés in Paris. Houtgravure en afdruk op papier , s.l., [1949], 39 x 31 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 994/1


D e N a ss au k a p e l

Vitrine XVII. Jean Sigrid (1920-1998) In 1968, na een onderbreking van negen jaar uitsluitend gewijd aan allerlei adaptaties, stelt de dramaturg Jean Sigrid (ook werkzaam als reporter bij de Libre Belgique) een nieuw stuk in de “Rideau de Bruxelles” voor, getiteld Mort d’une Souris. Met zijn gedemonteerde vorm, betekent dit toneelstuk een ommekeer in de stijl van de schrijver. Het blijft nochtans trouw aan de gekende thematiek van Sigrid : de moeilijke verhoudingen tussen man en vrouw, waarbij liefde steeds gemengd blijkt met medelijden, bezitsdrang en wreedheid; de titel verwijst naar de laatste scène tijdens dewelke een muis het als uitlaatklep moet ontgelden voor een mannelijke gefrustreerde woede. Waar men echter weinig of geen weet van heeft, is het feit dat dit stuk uit een onuitgegeven roman is gegroeid, waarvan men de eerste sporen in het begin van de jaren zestig terugvindt onder de titel La Vitre. In een brief aan de auteur, geeft zijn vriend, de schrijver Charles Bertin, een uitvoerig en lovend commentaar bij het typoscript dat hij onder ogen krijgt. Enkele jaren later zal Jean Sigrid zijn stuk een nieuwe dimensie geven, steeds gebaseerd op de ongepubliceerde roman : hij schrijft het (nog steeds onuitgegeven) scenario voor een televisiedrama dat Paul Roland voor de RTBF zal regisseren : Un vélo dans l’herbe.

157 Jean Sigrid La Vitre. Gesigneerd autografisch handschrift met verbeteringen., 1964, 88 bladzijden (27 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 928/15

158 Jean Sigrid

[La Vitre : plan van de dramatische ontwikkeling]. Autografisch handschrift,1963, 6 bladzijden (30 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 928/10

159 Jean Sigrid Mort d’une souris. Typoscript met autografische verbeteringen, s.l.s.a., 62 bladzijden (28 x 22 cm).

160 Jean Sigrid Mort d’une souris. Brussel, Cahiers du Rideau, nr 15, 1983.

163 Jean Sigrid [Gedaante, zonder titel]. Waterverf op papier, s.l.s.a., 32 x 41 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLR 5870

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, en dépôt.

161 [Anoniem] Portret van Jean Sigrid. Foto, s.l.s.a.., 18 x 24 cm. Reproductie : Nicole Hellyn. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 19/11/81/15

162 Jean Sigrid Le Vélo dans l’herbe, draaiboek. Typoscript met autografische ­verbeteringen, [1971], 160 bladzijden (21 x 30 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 929/9

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 927/5

45


Voortwoekerend werk Vitrine XVIII. Christian Dotremont (1922-1979) Snijden, verdelen, om beter te mengen en opnieuw te kleven, daarna draaien en wringen : dit zijn zowat, volgens Christian Dotremont, de kernideeën van de schepping. Experimenten zijn in zijn ogen “hartstochtelijke ondernemingen van lange adem” of nog beter : “lèse-antre, prises-passes, io, n’ailes de long, galène” (“grot-schennend, loop-nemend, io, ‘t vleugelen-langs, loodglans”), anders gezegd : een schriftelijk avontuur dat een wereld van tekens bewerkstelligt, weliswaar dicht bij de onze, maar toch onbekend; vreemd en toch gekend. In het gedicht “Poam em francar linca” aarzelt hij niet een letterlijk on-gehoorde liefdestaal te smeden. In de “logogrammen” die hem beroemd zullen maken en die, volgens zijn eigen zeggen, “anti-kalligrafieën” zijn, wordt de dichterlijke schepping a.h.w. door de gebaren zelf van het schrijven “besmet”; geest en lichaam spreken even sterk. Het koortsig experimenteren van de stichter van de Cobra-groep zal later uitmonden in zijn “logoneiges” (“sneeuwlogo’s”) : die tekent hij wanneer hij in Finland sneeuwvlakten ontdekt die het maagdelijk wit van de bladspiegel tot in het oneindige vergroten.

164 Christian Dotremont Brief aan Jacques Calonne. Autografisch, gesigneerd, Brussel, “Les entreprises passionnelles de longue haleine”, juli 1962, 1 bladzijde (1 blad 28 x 22 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8600/3

165 Christian Dotremont Brief aan Jacques Calonne. Autografisch, gesigneerd, Finland, « Lèse-antre, prises-passes, io, n’ailes de long, galène », s.a., 6 bladzijden (3 baden 21 x 15 cm).

167 Christian Dotremont Collage. Autografisch handschrift, s.l.s.a., 1 bladzijde (1 uitgesneden foto, 8 x 11 cm).

171 Caroline Ghyselen Dotremont tekent een « sneeuwlogo ». Zwart-wit foto, Lapland, 1976, 13 x 18 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5042/52

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, nhd 3853

168 Christian Dotremont Logogram-brief aan Cécile en André Miguel. Autografisch, gesigneerd, potlood en blauwe inkt, s.l., januari 1976, 1 bladzijde (1 blad 30 x 21 cm).

172 Christian Dotremont « Sneeuwlogo ». Zwart-wit foto, Lapland, 1976, 9 x 12 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7165/10

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8600/6

169 Christian Dotremont

166 Christian Dotremont

Logogram-kaart aan Suzy Embo. Autografisch, gesigneerd, Helsingor (Denemarken), 5 augustus 1977, 11 x 15 cm.

« Poam em francar linca ». Gesigneerd autografisch handschrift, s.l.s.a., 1 bladzijde (1 blad 28 x 22 cm).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7196/22

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5043/8

170 Christian Dotremont

« La neige ». Typoscript, s.l.s.a., 1 p. (1 uitgesneden blad, 17 x 11 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5043/5

46

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1236/2

Op ooghoogte 173 Marcel Mariën L’Irréversible et la nostalgie (“Het onomkeerbare en de hunkering”). Collage met enveloppen, gesigneerd, s.l.s.a., 80 x 30,5 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5695

174 Suzanne Willems [Kleed in papier, naar E.L.T. Mesens] Viltstift op papier, [Missenburg], [jaren 1960], 129 x 60 cm Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 563


D e N a ss au k a p e l

Vitrine XIX. Marcel Moreau (1933) Aangespoord door een leven vol losgeslagen driften, leven dat hij verwerkt in zijn romans en ophemelt in zijn essays, wendt Marcel Moreau een wervelende manier van schrijven aan waarvan het vertrekpunt steeds goed merkbaar is in zijn handschriften. Geschreven op om het even welke drager – metrotickets inbegrepen –, gutsen de eerste versies van de tekst als schriftfonteinen op het papier (de bijzonder mooie vormen spraken iemand als E.M.Cioran sterk aan). De schrijver is dan ook verplicht ze op zijn oude Olivetti schrijfmachine, de avond zelf – of op zijn minst ’s anderendaags… – over te tikken. Zo groeit de vorm uit het vormloze, dat het geheel nochtans altijd blijft beïnvloeden. Kamalalam (1982), verhaal waarvan de hoofdfiguur het schrijven zelf is, en die zich zowel in de ik- als in de hij-vorm uitdrukt, getuigt van de verschillende fasen in het werk van deze auteur, tot en met het perfecte typoscript, dat door de beroepscorrector Moreau grondig zal herlezen worden.

175 Marcel Moreau Kamalalam. Autografisch handschrift, met talrijke doorhalingen en verbeteringen, op verschillende dragers (enveloppen, kaartjes, metrotickets), s.l.s.a., z.p. (verschillende afmetingen). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6955/7/1

176 Marcel Moreau Kamalalam. Drukproef met autografische verbeteringen voor de uitgave bij L’Âge d’Homme, [1982], 54 bladen, 36,5 x 25,56 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6955/7/2

177 Nina Rodriguez-Castinado Buste de Jacques Izoard. Brons s., 2008, 47cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLco 570

Op ooghoogte 178 Eugène Savitzkaya Le Lait de l’ânesse. Gesigneerd autografisch handschrift, geplakte bladen in een plexiglazen kas, s.l.s.a., 154 x 63 cm. De oorspronkelijke uitgave verscheen in 2008 bij Didier Devillez. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 560/1

Eugène Savitzkaya (1955) In 2008, publiceert de dichter en romanschrijver Eugène Savitzkaya een afwijkende tekstvorm, met als titel Le lait de l’ânesse. Het gaat hier om 109 korte, genummerde voorschriften die - als ware het een hypothese - een eigenaardig ritueel proberen te regelen, namelijk de geseling van een ezelin met een zweep ! Men leest bovendien negen dichterlijke prozastukken, met een grijze achtergrond, op de bladzijden net tegenover de voorschriften; hun bedoeling is, naar alle waarschijnlijkheid, bepaalde aspecten van de lange plechtigheid te verduidelijken. Daarbij komen dan nog tien commentaren over de talen die in dit complex ceremonieel een rol spelen. De vreemde tekst, die nochtans aan een zekere logica beantwoordt, vindt zijn uiteindelijke vorm in een artiestenboek gedrukt op 150 exemplaren. Een uniek blad, geplooid in de hoogte, daarna in een accordeon van zeven plooien, wordt door de uitgever in een kartonnen envelop gegleden. Op de voorzijde van het blad bevindt zich de gedrukte tekst; op de keerzijde een facsimile van het handschrift, dat op die manier van het gedrukte werk deel gaat uitmaken. Komt daarbij nog een ander luik : we maken kennis met het oorspronkelijke handschrift onder plexiglas, dat bijgevolg eveneens de status van een kunstwerk krijgt. Hoe eigenaardig de vormgeving moge zijn, het werk blijft trouw aan de manier van werken en schrijven van Savitzkaya sinds zijn bundel Mongolie plaine sale (1976) : men leest en hoort een fascinerende melopee, waarin de onvermoeibare herhalingen – met telkens kleine nuances - het verhaal en de denkbeeldige wereld langzaam doen vorderen.

47


Schrijven als zuivering Vitrine XX. François Jacqmin (1929-1992) « Ik ben geneigd te zuiveren tot de stilte ». Een bescheiden dichter, van wie bij leven slechts drie bundels verschenen… Nochtans liet François Jacqmin een indrukwkkende massa handschriften na. “De porseleinen pennendoos” en “De pennendoos van wind” zijn betekenisvolle titels van handschriften waarin de dichter ons iets weet te zeggen over de manier waarop hij zijn poëzie schrijft. In een eerste versie noteert hij zijn ideeën, zoals die bij hem vorm hebben gekregen. In een tweede dringt hij in een meer redenerende stijl door in de gestelde problemen. In een derde heeft de snoeiing plaats. De dichter slaat een affirmatieve toon aan, onweerlegbaar bijna, en verlaat de ikvorm ten voordele van een neutraal zelfstandig naamwoord (“de dichter”), zoniet het onpersoonlijke “men”… Het proces blijft altijd hetzelfde bij Jacqmin : tijdens een wandeling stijgt een “verbale wasem” in hem op die een beeld vormt, beeld dat na verloop van tijd uitmondt in een resem teksten. Daarna wordt hieruit een “gedicht” gezuiverd. Dichtkunst betekent hier : verdichting en opeenvolgende afstandnamen.

179 François Jacqmin Comment j’écris ou le plumier de porcelaine. [“Hoe schrijf ik of de porseleinen pennendoos »] Autografisch handschrift, s. l., september 1977, 21 bladzijden (21 bladen 28 x 22 cm).

Op ooghoogte 182 Clément Pansaers « Couillandouille et Crotte De Bique ». Autografisch handschrift in omlijsting, s.l.s.a., 9 bladzijden (21 x 18 cm). Fragment uit Bar Nicanor, Brussel, Éditions AIO, 1921. Brussel, Archives & Musée de la littérature, ML 4589/1

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8047/1

180 François Jacqmin

Comment j’écris ou le plumier de vent [« Hoe schrijf ik of de pennendoos van wind »] Typoscript met autografische verbeteringen., s. l. s.a., 20 bladzijden (20 bladen 28 x 22 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8047/2

181 François Jacqmin Comment j’écris ou le plumier de vent. Typoscript met autografische ­verbeteringen., s.l.s.a., 20 bladzijden (20 bladen 28 x 22 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8047/3

48

Clément Pansaers (1885-1922) Pansaers was de belangrijkste vertegenwoordiger van de Dada-beweging in België. Directeur van het kortstondig en opruiend tijdschrift Résurrection (1917-1918), het enige modernistisch, antimilitaristisch en internationaal gestemd tijdschrift dat het daglicht zag in Franstalig België tijdens de Eerste Wereldoorlog. De schrijver en collagist Clément Pansaers wou echter vlug de zuivere negativiteit of de speelse activiteiten van Dada overstijgen om de weg te banen naar een échte subversieve gedachte. Door te lezer onder te dompelen in een bruuske manier van schrijven die zowel de draak steekt met de wetten van de syntaxis als met de uitgestreken burgerlijke conventies, sleept hij hem mee in een storende, soms scatologische woordenvloed : een woordendans eerder, die in wat men de zotte jaren twintig heeft genoemd naar een nieuwe dageraad van de geest streefde. In Bar Nicanor wordt dit doel bereikt door op een gewelddadige manier alle waarden op hun kop te zetten, in een loense bar, waar men zich bezuipt aan alles, vooral aan de door publicitaire logica aangetaste woorden.


D e N a ss au k a p e l

Vitrine XXI. Paul Desmeth (1883-1970) Paul Desmeth verloor vroeg zijn vader. Bevriend met Leon Spilliaert, James Ensor, Fernand Crommelynck, Marie Gevers of Jean Paulhan, vond hij ook dikwijls een onderkomen bij Emile Verhaeren, met wie hij een familieband had langs moeders kant. Desmeth reisde graag en was vooral een groot wandelaar, een veeleisend lezer ook, en een eenzaat. Zijn teksten spruiten voort uit een mystieke en toch concrete verhouding tot wat hem omringde en hem aansprak. Voortdurend herwerkt, altijd maar opnieuw gecomponeerd in hun geheel, verschijnen zijn teksten vanaf 1932 onder de titel Simplifications (“Vereenvoudigingen”) bij Gallimard. De schrijver aarzelt niet de overblijvende exemplaren van die eerste uitgave te vernietigen, wanneer nieuwe versies verschijnen in 1939, 1948, 1958 (dat jaar weigert Gallimard de voor de zoveelste keer bewerkte teksten) en 1968. Telkens weer probeert Paul Desmeth de perfectie in de uiting van gevoel en waarneming te bereiken. Paul Willems beschreef zijn manier van doen zeer goed : “Hij opende het boek, haalde een potlood uit zijn zak, verbeterde hier en daar een regel, een woord. Dat was trouwens het uiteindelijke doel van zijn bezoek. Zijn verbeteringen hadden nooit een schools of louter grammaticaal karakter. Zij waren integendeel het resultaat van een lange en langzame rijping van zijn visie, een trede naar een grotere versmelting van het gedicht met zijn verrukking”.

183 Paul Desmeth Simplifications. Typoscript met autografische verbeteringen., s.l.s.a. [enkele gedichten zijn gedateerd van 1936 of 1944], ongeveer 20 bladen (verschillende afmetingen). Bruxelles, Archives & Musée de la Littérature, ML 7879/397/2

184 Paul Desmeth

Simplifications gevolgd door Avec la Nuit. Parijs, Librairie Gallimard-NRF, 1932. Eerste uitgave. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 12835

185 Paul Desmeth Simplifications. Gesigneerd handschrift en typoscript, s.l.s.a.., ongeveer 70 bladen (27 x 21 cm). Autografisch opschrift : « Manuscrit du coffre ». Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7879/397/4

186 Paul Desmeth Simplifications. Poèmes. Brussel, George Houyoux, 1968. Door Paul Desmeth verbeterd en aangevuld exemplaar. Noot op de omslag : « Indien nodig, zich van dit exemplaar bedienen om het typoscript in de koffer van de Société Générale te vervolledigen aan de hand van de bladen die eraan toegevoegd zijn ». Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7879/397/8

187 Paul Desmeth Simplifications. Poèmes. Brussel, George Houyoux, 1968. Met 30 onuitgegeven gedichten. Autografische gesigneerde opdracht aan Géo Norge, « mon ami, avec mon admiration. Paul Desmeth ».

188 Paul Desmeth Simplifications suivi de Avec la Nuit. Brussel, Les Éperonniers, reeks « Passé Présent », 1988. Voorwoord van Paul Willems. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 2656

Op ooghoogte 189 Georges Baltus Portret van Paul Desmeth Olieverf op doek, gesigneerd, s.l., 1952, 97 x 46 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 200

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 12833

49


D e N a ss au k a p e l

Tussen woord en beeld Vitrine XXII. Jean de Boschère (1878-1953) Ondanks de achting die hem te beurt viel vanwege uitmuntende schrijvers zoals Paul Valéry of Antonin Artaud, en niettegenstaande het succes van zijn werk in Engeland tijdens de jaren 1920 – o.m. in de kringen van het “imagisme”– blijft de schrijver en plastisch kunstenaar Jean de Boschère vandaag nagenoeg onbekend. Hij was dichter en romanschrijver (Job le Pauvre, 1922; Marthe et l’Enragé, 1927), essayist (zijn werken over Hiëronymus Bosch of Leonardo da Vinci zijn even boeiend als zijn boeken over botanica en ornithologie), schilder, beeldhouwer en illustrator. Steeds behoedde hij zich voor éénzijdige etikettering, net of hij wou ontsnappen aan elke vorm van invloed of gezag. De eenzelvigheid als vraagstuk behekst elke uithoek van zijn werk. Een overvloed aan zelfportretten, een voortdurende enscenering van zichzelf, een spel met dubbelgangers in poëzie en proza, de spanning die heerst in woord en in beeld, het thema van de ontdubbeling, het hele netwerk blijkt zo strak dat men niet aan de indruk kan ontsnappen dat het als een harnas gold. Een pantser liever, dat de auteur – hij noemde zichzelf immers “l’Obscur”(“de Donkere”) – moest beschermen tegen de waanzin die zijn vrienden Elskamp en Artaud had meegesleurd…

190 Henri Martinie Portret van Jean de Boschère. Zwart-wit foto, gesigneerd, Parijs, 1928, 28 x 22,5 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3254/5

191 Jean de Boschère

« Le Gantier ». In Le Bourg, soixante-six de ses hommes avec 66 gravures. Parijs, Émile-Paul Frères, 1922. Houtsneden van de auteur. Brussel, Bibliothèque royale de Belgique, KBR III 66 681 A

193 Jean de Boschère « Et puis, enfin, à midi et à jeun… ». Inkt en collage met wit hoogsel, [voor 1922], 16,5 x 10,5 cm. Verluchting van het eerste gedicht van Job le Pauvre. Londen, John Lane The Bodley Head Limited, 1922. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3253/14

194 L’Obscur, l’homme. Autografisch, gesigneerd handschrift, december 1950, 1 schrift van 43 bladzijden (23 x 17 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 2869

192 Jean de Boschère

50

[Gedaante met oogglas]. In hout gesneden beeld, s.l.s.a., 21,5 x 8,5 x 5,5 cm.

195 Jean de Boschère Cuirasses Potloodschets, s.l.s.a., 32 x 25 cm.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 111

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 236/2

196 Jean de Boschère Cuirasses Waterverf van Jean de Bosschère voor echt verklaard door Elisabeth d’Ennetières, La Châtre, 1942, 29,5 x 22 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 236/1

Op ooghoogte 197 Jean de Boschère Saint Jean-Baptiste. [De Heilige Johannes de Doper] Olieverf op doek, s.l., 1926, 84 x 64 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 216


Vitrine XXIII. Henry Bauchau (1913) De ontstaansgeschiedenis van de romans van Henry Bauchau voltrekt zich altijd langzaam. Schrijver gaat uit van een eerste vlug geschreven, overladen versie, die geleidelijk bezinkt, in meerdere handschriften en typoscripten. Dit proces wordt begeleid door dagboeken, die alle in verkorte vorm zijn verschenen, met uitzondering van het dagboek geredigeerd toen hij de roman Le Régiment noir schreef. In het geval van Antigone, maakt de schrijver in een eerste versie gebruik van een afstandelijke derde persoon (“zij”), om vervolgens naar de ikvorm over te schakelen, wat het succes van het boek zal bevorderen. De opeenvolgende handschriften, waarin de seksuele geladenheid van het hoofdpersonage van lieverlede wordt afgezwakt, worden door de schrijver verlucht met tekeningen in de marge, die telkens een vrouwelijk figuur schetsen, allegorisch en begeerlijk tegelijk. Op de linkse bladzijde duiken commentaren op die de compositie vergezellen; hier treft men trouwens ook opmerkingen aan van de uitgever, Bertrand Py : vergeten we niet dat de rol van deze man reeds doorslaggevend was geweest in de uiteindelijke versie van Oedipe sur la route.

198 en 199 Henry Bauchau Antigone 92. Eerste versie : schriften 1en 2. Autografisch, gesigneerd handschrift, 2 grote gelinieerde schriften met tekeningen in de marge, met chromo’s en ansichtkaarten versierd, Parijs, « Passage de la Bonne Graine », 1992, 30 x 22 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7973/1-2

200 Henry Bauchau Antigone. Roman. Arles, Actes Sud, 1997. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 21996

201 Henry Bauchau Antigone 93. Deuxième version : cahier 1. Autografisch, gesigneerd handschrift, 1 groot gelinieerd schrift met chromo’s en ansichtkaarten, Parijs, « Passage de la Bonne Graine », 1993, 30 x 22 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7973/4

Op ooghoogte 203 Henry Bauchau Le Régiment noir. Vet pastelstift, gesigneerd « H », [s.l.], 1972, 54 x 76 cm met omlijsting. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 423

202 Henry Bauchau Antigone. Vierde versie. Typoscript, s.l.s.a., z.p. (diverse afmetingen). Naast vele hoofdstukken vindt men met de hand geschreven verbeteringen of suggesties van Bertrand Py. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9448/9

51


D e N a ss au k a p e l

Vitrine XXIV. Jean-Claude Pirotte (1939) Na enkele andere schuilnamen te hebben gebruikt, verkiest de romanschrijver Jean-Claude Pirotte, in 1953, het heteroniem “Ange Vincent”, en dit voor vele decennia. Onder dit heteroniem publiceert hij trouwens ook gedichten; en met dezelfde naam signeert hij bovendien schilderijen. Tussen deze laatste vindt men, op pakpapier, een in het Nederlands getiteld “Zelfportret”; men merkt ook tekenschriften op die de gezamenlijke titel “mon absence” (“mijn afwezigheid”) kregen. Het heteroniem Ange Vincent laat hem a.h.w. toe naast zijn naam en werk te vertoeven, tot de naam Pirotte in de literatuur doordringt. Hij maakt van die denkbeeldige naam ook gebruik wanneer hij in het Frans Engelse gedichten vertaald van een ander heteroniem, Julien White. Na een vlugge verschijning in één van zijn vroegere verhalen, wordt “Ange Vincent” eerst de titel van een luxe-uitgave met zelfportret, verschenen in 2001, daarna het hoofdpersonage van één van de laatste romans van Pirotte, Une enfance en Gueldre (2006), een bijzondere omzetting van schrijvers zelfontdekking tijdens de jeugdjaren doorgebracht in Nederland, waar hij werd ondergedompeld in de taal van “de andere”.

204 Ange Vincent Mon absence. Gouache en inkt, s.l.s.a., 18 x 13 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 440/1

205 Jean-Claude Pirotte

Histoire de Vincent. Une enfance ordinaire, devenu Les Grilles de la rue Ste-Berthe. Handschrift en typoscript door elkaar, met schetsen in de marge, gesigneerd, s.l.s.a., z.p. (30 x 21 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 6601/4

206 Jean-Claude Pirotte Ange Vincent. Parijs, La Table ronde, 2001. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 20234

52

207 Ange Vincent Carnet de Gueldre. Inkt, gouache en krijt in een accordeonschrift, gesigneerd « A.V. », 2005, 18 x 18 cm Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 440/2

208 [Jean-Claude Pirotte] Les carnets posthumes d’Ange Vincent (Une adolescence en Gueldre). I. Le Carnet bleu. Autografisch handschrift, s.l.s.a, 1 blauw schrift (21 x 15 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8885/1

209 Jean-Claude Pirotte Une adolescence en Gueldre. Roman. Parijs, La Table ronde, 2005. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 22365

Op ooghoogte 210 Ange Vincent Zelfportret Olieverf, gouache en krijt, gesigneerd « A.V. », s.l.s.a., 53,5 x 35 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 440/3


53


54


Op het oksaal

Gedaanten 211 Charles Van der Stappen Borstbeeld van Emile Verhaeren. Gips, gesigneerd, 1902, 45 cm. Autografische opdracht “au poète Émile Verhaeren 1902”. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 236

212 [Boleslaw] Biegas Borstbeeld van Émile Verhaeren. Brons, gesigneerd, 1906, 53 cm. Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 14

216 G. Moulin Borstbeeld van Georges Marlow. Gips, gesigneerd, 1936, 38 cm.

222 Armand Silvestre Borstbeeld van Théodore Koenig Gips, [1941].

Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 67

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 571

217 Idel Ianchelevici

Borstbeeld van Roger Avermaete. Gips, gesigneerd, [s.a.], 42 cm. Brussel, Lion’s Club, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 46

218 Eugène Canneel 213 César Schroevens Borstbeeld van Émile Verhaeren. Brons, [s.a.], 59 cm. Brussel, Bibliothèque Royale de Belgique, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 104

Borstbeeld van Lucien Christophe. Marmer, gesigneerd, [s.a.], 52 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 339

214 Paule Bruynincks

219 [Édouard] de Valeriola Borstbeeld van Maurice Gauchez. Gips, gesigneerd, [s.a.], 45 cm.

Borstbeeld van Michel de Ghelderode. Marmer, gesigneerd, 1953, 47 cm.

Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 117

Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 18

215 Akarova Borstbeeld van Luc Hommel. Brons, gesigneerd, [s.a.], 40 cm. Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 8

220 Victor Rousseau Borstbeeld van Albert Giraud. Brons, gesigneerd, 1929, 53 cm. Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 99

221 René Cliquet

Borstbeeld van Robert Goffin. Gips, gesigneerd, [s.a.], 43 cm Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 23

223 [Mevr.] Homes Borstbeeld van Jean Glineur. Gips, [s.a.], 42 cm Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 570

224 Paul Stoffyn Borstbeeld van Léopold Rosy Gips, gesigneerd, 1926, 48 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 207

225 I. De Rodder Borstbeeld van Albert Delstanche Brons, gesigneerd, 50 cm, 1893. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 27

226 Oscar Nemon Borstbeeld van Paul-Henri Spaak Gips, gesigneerd, [s.a.], 50 cm Brussel, Bibliothèque Royale de Belgique, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 68

227 Julien Ruymen Borstbeeld van Professeur Hegnuix. Gips, gesigneerd., [s.a.], 50 cm. Brussel, Bibliothèque Royale de Belgique, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 100

228 [Anoniem] Borstbeeld van Auguste Marin. Gips, [s.a.], 55 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 569

55


56


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

Van vroeger en gisteren

Frans-Belgische uitgevers en tijdschriften Gezien de beperkte ruimte, zal men in de leeszaal van de Archives & Musée de la Littérature geen volledig panorama vinden van de Belgische uitgevers en tijdschriften uit een ver en een recent verleden; wél een bloemlezing : boeken, documenten, uitgeversmateriaal, etsen, foto’s, illustreren een paar grote (of bijzondere) momenten uit de geschiedenis van de Frans-Belgische uitgeverswereld. Onderweg wordt hulde gebracht aan twee grote uitgevers van toen : Edmond Deman en Gerard Van Oest. Laat ons beginnen bij het begin, namelijk bij de nadruk van Franse boeken. In 1834 schrijft Stendhal uit Rome naar Sainte-Beuve : “Rome en ik kennen de Franse literatuur slechts dank zij de Belgische uitgevers”. Het is inderdaad zo dat, vanaf 1814, bij het wegvallen van de napoleontische censuur, de Belgische

­ rovincies, verenigd met Nederland, van een p grote persvrijheid genieten. Voor de auteursrechten bestaat bovendien geen enkele internationale reglementering. Op juridisch vlak worden de schrijvers alléén binnen de grenzen van hun eigen land beschermd. In België mag men bijgevolg ongestraft alles wat in Parijs verschijnt kopiëren en vervolgens verspreiden op alle niet-Franse markten. Uitgevers en drukkers schieten als paddestoelen uit de grond, vooral na de onafhankelijkheid (1830) : zij bieden het publiek goedkope uitgaven aan van Franse werken – of van Franse vertalingen uit de andere Europese literaturen. Een gewone herdruk noemt men een “contrefaçon” of nadruk; een publicatie in boekvorm van wat in Parijs al in afleveringen in de krant verscheen, wordt een “pré-façon” of voordruk genoemd…Het wordt een zeer lucratieve bezigheid voor de Belgische drukkers (zoals Wahlen, Ferra, Demat, Voglet en Hayez in Brussel, Dosson-Varlé in Doornik of 57


Van Linthout en Vandezande in Leuven…); al te nadelig echter voor de Franse schrijvers, verdwijnt het fenomeen in1854, na een overeenkomst gesloten tussen de Belgische en de Franse regeringen. Tijdens de tweede helft van de 19e eeuw, duiken échte uitgeverijen op in België; zij verwelkomen de Franse schrijvers in ballingschap, slachtoffers van de censuur. Zo wendt Victor Hugo zich met succes tot het duo Lacroix en Verboeckhoven, dat zijn beroemde roman Les Misérables publiceert (dezelfde vennoten zullen ook de Chants de Maldoror van Lautréamont drukken, echter niet verspreiden; Baudelaire van zijn kant droomt ervan door hen te worden opgevangen, maar slaat de bal mis…) Toch blijft de machtige Franse uitgeverij de trekpleister, zoniet het te volgen model voor de Belgische schrijvers. Maeterlinck bijvoorbeeld vraagt uitdrukkelijk, in een brief aan zijn Belgische uitgever Paul Lacomblez, de uitgave van zijn theater te doen gelijken op een typisch Frans boek ! Naast belangrijke figuren zoals Lacomblez, Lamertin, Lebègue of Kistemaeckers, komen dan enkele meer elitaire uitgevers opdagen, erop bedacht kostbare boeken te produceren in nauwe samenwerking met hedendaagse schrijvers en kunstenaars. Indien de “nadrukkers” zich van Parijs onderscheidden door het kleine formaat en de zeer lage prijzen van hun boeken, dan zal Edmond Deman (1857-1918) zich laten gelden in meer beperkte kringen (de Parijse inbegrepen!), dank zij zijn zeldzame, prachtige boeken, gedrukt op uitgelezen papier, waarvan de typografie lang en nauwkeurig bestudeerd wordt en die door de meest verfijnde kunstenaars van toen worden verlucht. Deman wordt in 1857 in Brussel geboren. Hij studeert rechten in Leuven waar hij bevriend geraakt met Iwan Gilkin en vooral met 58

Emile Verhaeren, van wie hij later enkele zeer belangrijke bundels zal publiceren. In Brussel opent hij een kleine uitleenbibliotheek en een gespecialiseerde boekhandel, waar alle figuren die toen, in de Belgische hoofdstad, iets te zeggen hadden op het gebied van de kunst en de Franstalige letterkunde, regelmatig samenkwamen. Hier werden plannen gesmeed tussen schrijvers en kunstenaars, die samen de weinig talrijke maar schitterende boeken van uitgever Deman een unieke gestalte zouden geven : Verhaeren, Demolder, maar ook Mallarmé, Bloy of Villiers de L’Isle-Adam gaan scheep met Manet, Van Rysselberghe, Khnopff (deze laatste tekent het beroemde merk van de uitgever), Redon, Rops, e.a. Tot in het prille begin van de 20e eeuw, publiceert Deman “soepele volumes, sober, elegant, waarin de cursief gedrukte verzen a.h.w. opspringen, zich toch vastzetten met een verzorgde zwier, en verder hun gang gaan zonder samengeperst of gehinderd te worden” (André Fontainas). Nauwelijks een generatie later treedt een ander kunstminnend uitgever op de voorgrond : Gerard Van Oest (1876-1935).Van Hollandse herkomst, geboren in Roubaix, wijdde deze “geadopteerde Belg”, volgens de woorden van kunstcriticus Paul Fierens, “aan de nationale kunst van Wallonië en Vlaanderen een reeks publicaties die in het buitenland, evenveel om niet te zeggen méér dan in eigen land, zullen verspreid worden”. In 1904 opent Van Oest een winkel op de Kunstberg in Brussel en groepeert rond hem enkele schrijvers, critici en kunsthistorici waaronder Henry Hymans, Hulin de Loo en Van Bastelaer (de toenmalige specialisten van Bruegel), Emile Verhaeren, Camille Lemonnier, Franz Hellens, Sander Pierron, Jean de Boschère, Hippolyte FierensGevaert, e.a. In zijn beginperiode focust de uitgever op de productie van mooie kunstboeken gewijd aan de kunst uit de vroegere Nederlanden én aan de hedendaagse kunst


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

(denken we aan de prachtige monografie van Verhaeren over Ensor, aan de essays gewijd aan Eugène Laermans, Emile Claus of Albert Baertsoen…). Weldra richt hij een filiaalbedrijf op in Parijs, in de schaduw van de Notre-Dame, om zich tenslotte, in 1924, definitief te vestigen in de Franse hoofdstad. Zijn interessen breiden zich uit : hij publiceert weliswaar nog de bekende boekenreeks met de donkergroene omslag getiteld “Les grands artistes des PaysBas”, maar brengt ook zeer mooie werken op de markt die het hebben over de Griekse numismatiek, de kunst uit Azië of de Franse schilderkunst : van dit alles getuigt de prachtige catalogus uit 1929, in onze toonkasten te bezichtigen. In datzelfde jaar slaat de economische crisis echter hard toe : het huis Van Oest zal weldra opgekocht worden door Paul Colin en zijn “Nouvelle Société d’édition”. Zo belanden we in het interbellum. Nieuwe ondernemingen zien het daglicht, kleine en grote uitgevers gedijen naast elkaar. Wij hebben er de voorkeur aangegeven het dynamisme van enkele kleinere bedrijven te belichten : men denkt aan Georges Hoyoux en zijn Editions des Artistes, aan de Editions de la Soupente van Raoul Ruttiens, aan de opmerkelijke volumes geleverd door de Musée du Livre in Brussel en aan de elegante boeken gepubliceerd onder het label Le Disque Vert waar Franz Hellens verantwoordelijk voor was; zonder de uitgeverij Ça Ira van Paul Neuhuys in Antwerpen te vergeten, of de Franstalige boeken van de Nederlandse uitgever A.A.M. Stols, de uitgeverij L’Equerre van de gebroeders Bourgeois uit Charleroi, de Brusselse Cahiers du Journal des Poètes, enz. Ook na 1945, en meer bepaald tussen 1950 en 1980, zorgen kleinere uitgevers voor een levendig en gevarieerd literair veld in Franstalig België : men zal zich bijvoorbeeld de Editions de la Haute Nuit in Bergen herinneren (met als

spilfiguur de dichter Achille Chavée), de uitgeverij Le Cormier van Fernand Verhesen, of de boeken gepubliceerd door Louis Musin… Nu nog eisen vooral de aandacht de kleine uitgeverijen verbonden aan de surrealistische beweging en haar uitvloeisels, aan Cobra, aan wat men “La Belgique sauvage” zal noemen, en tot slot aan de buitengewone creativiteit eigen aan de jaren zestig. Aandacht dus voor Les Lèvres nues, de provocerende publicaties verzorgd door Marcel Mariën, voor de boeken uitgegeven door Phantomas onder de enthousiaste leiding van Théodore Koenig, voor de subtiele boekjes van Le Daily-Bûl, in La Louvière uitgegeven door André Balthazar, tenslotte ook voor de mooie volumes van L’Atelier de l’Agneau, Luikse groepering gesticht en geleid door Robert Varlez. Twee uitgevers uit het recente verleden treden hier op de voorgrond. De eerste speelde een bijzonder belangrijke rol in de heropleving van de Franstalige letteren : Jacques Antoine (1928-1998), wiens catalogus, op het einde van de jaren tachtig, zal hernomen en verder uitgebreid worden door de uitgeverij Les Eperonniers. Liefhebber van de grote Franse literatuur, schenkt de Brusselaar Jacques Antoine ook de volle aandacht aan wat er rondom hem gaande is; hij zal zich dan ook zonder verwijl inzetten om het verwaarloosde en soms totaal onvindbare Frans-Belgische literaire patrimonium terug onder de ogen van de hedendaagse lezer te brengen. Zijn befaamde reeks “Passé Présent” is een belangrijk baken op de weg van wat men de “belgitude” zal noemen. De reeks zal later worden aangevuld door de pedagogisch opgevatte pockets van “Espace Nord”, bij de uitgeverij Labor. (Beide reeksen werden onlangs samengesmolten en van een nieuwe impuls voorzien in de schoot van de uitgeverij Luc Pire).

59


Een andere uitgever uit het recente verleden, ook sterk geïnteresseerd in de plastische kunsten, vriend van Patrick Waldberg en geestesverwant van de surrealisten (hoewel hij zelf aanleunde bij een strakkere en meer beheerste poëtica) was André De Rache (1920-1986). Naast enkele mooie bundels uit zijn catalogus, tonen we de uitgever aan het werk op het ogenblik dat hij het rijk geïllustreerde huldeboek aan de Gentse mecenas en kunstcriticus Paul-Gustave Van Hecke voorbereidt. De bezoeker maakt o.m. kennis met de verschillende kleurenproeven van het portret van Van Hecke geschilderd door René Magritte. In dezelfde geest, ook als een soort naklank van wat er zich in de Nassaukapel afspeelt, wordt een toonkast gevuld met de verschillende stadia (van handschriften tot volume…) in de fabricatie van Paysages immobiles, een boek van de Brusselse dichter, fotograaf, criticus én uitgever Jacques Meuris. Vergeten we tenslotte ook de drukkers (en tegelijk uitgevers) niet, die met een uiterste zorg albums en kostbare boeken op een

60

zeer beperkte oplage publiceren.Wij tonen hier het vooroorlogse boek dat met de hand geschreven teksten van Marcel Wolfers en illustraties van Anto Carte samenvoegt. Ook brengen wij, op een gelijkaardige manier, een bijzondere hulde aan één van de beste Waalse naoorlogse dichters, François Jacqmin. Zijn duizelingwekkend paradoxale en toch zeer leesbare teksten worden hier geconfronteerd met de gegraveerde prenten van Serge Vandercam, op de losse bladen van een album verzorgd door drukker Gabriël Belgeonne. Geen schepping, geen laboratorium, geen literair leven zonder de tijdschriften, of ze nu met een korte of lange levensduur beschoren zijn. In de gang die naar de leeszaal van de Archives & Musée leidt treft men, op ooghoogte, achtentwintig omslagen aan, in een chronologische volgorde : zij geven een weliswaar onvolledig maar toch betekenisvol overzicht van de Frans-Belgische literaire tijdschriften van vroeger. Gekend of niet, alle zijn ze merkwaardig, niet alleen door hun typografische vormgeving en kleur, maar ook door hun inhoud en engagement.


I n d e g a n g ( 3 de v e r d i e p i n g )

Franstalige tijdschriften alfabetisch 229 Art moderne (L’) 1881-1914 (MLR 2720)

239 Jeune Belgique (La) 1881-1897 (MLR 4600)

250 Mensuel 25 1977-1992 (MLR 2103)

230 Bonne Auberge des Escholiers et des Poètes (La) 1912-1914 (MLR 4741)

240 Journal des poètes (Le) 1931- … (MLR 4000)

251 Sang nouveau 1927-1936 (MLR 506)

231 Ça ira

241 Lanterne sourde (La) 1921-1922 (MLR 4747)

252 Savoir et beauté 1921-1969 (MLR 924)

232 Carte d’après nature (La)

242 Lèvres nues (Les) 1954-1958 (MLR 4009)

253 Sélection 1920-1933 (MLR 472 ou MLVR 80)

233 Ciel bleu (Le)

243 Marie 1926 (MLR 4412)

254 7 Arts 1922-1928 (MLR 615)

234 Cobra

244 Melon bleu (Le) 1907-1912 (MLR 5202)

255 Thyrse (Le) 1899-1968 (MLR 312)

235 Coq rouge (Le)

245 Nouvelle Équipe 1926-1932 (MLR 516)

256 3 Roses (Les) 1918 (MLR 4746)

236 Disque vert (Le)

246 Phantomas 1953-1980 (MLR 186)

257 Txt 1969-1993 (MLR 1598)

237 Flamberge

247 Prospections 1929-1931 (ML 5508/347 à 349)

258 Variétés 1928-1930 (MLR 801)

238 Jeune Afrique

248 Regain 39 1939 (MLR 3776)

259 Wallonie (La) 1886-1892 (MLR 4598)

1920-1923 (MLR 759) 1952-1956 (ML 5155) 1945 (MLR 504)

1948-1951 (MLR 2948) 1895-1897 (MLR 3777 ou MLVR 11) 1921-1941 (MLR 867)

1912-1913 (MLR 4750) 1947-1959 (MLR 241)

249 Revue des arts (La) (MLR 5448)

61


62


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

Franstalige uitgeverijen Vitrine I 260 P.J. de Beranger Chansons par P.J. de Béranger augmentées du recueil publié en 1825 par le même auteur, et d’un supplément de chansons qui ne se trouvent pas dans les éditions de Paris. Brussel, C.J. De Mat zoon en H. Remy, 1826, 616 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 25236

265 Maurice Maeterlinck Théâtre I. La Princesse Maleine – L’Intruse – Les Aveugles. Brussel-Parijs, P. Lacomblez – Per Lamm, 1901, 300 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 4161

266 Maurice Maeterlinck Brief aan Paul Lacomblez. Autografisch, gesigneerd, Parijs, 31 januari 1900, 4 bladzijden (1 dubbel blad 11 x 18 cm).

261 Théophile Gautier

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5174/15

Les Deux Étoiles. Brussel, Librairie de Tarride, 1848, 152 p.

267 Contract tussen Paul Lacomblez

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 16050

262 Victor Hugo

Les Misérables. Première partie : Fantine. Brussel, A. Lacroix, Verboeckhoven en Cie, 1862, 2 delen, 405 et 443 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 6801

263 Victor Hugo

Brief aan M. Lequeux, drukker van A. Lacroix. Autografisch, gesigneerd, [Brussel], 14 april [1869], 4 bladzijden (1 dubbel blad 22 x 17,5 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1726

264 Francis Sartorius Les Convives du banquet des Misérables posent pour la postérité le 16 septembre 1862. Parijs, Histoires littéraires / Du Lérot, 2002, 50 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 17771

en Maurice Maeterlinck voor de uitgave van het Théâtre complet. Autografisch, gesigneerd , 21 maart 1900, 2 bladzijden (1 blad 17,5 x 25 cm). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 5174/69

268 Charles Liebrechts Souvenirs d’Afrique. Congo. Léopoldville, Bolobo, Equateur (1883- 1889). Brussel, J. Lebègue en Cie, s.a., 266 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 11831

Vitrines II en III 269 Émile Verhaeren Les Heures claires. Brussel, Edmond Deman, 1896, 66 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 110

270 Émile Verhaeren Les Heures claires. Brussel, Edmond Deman, 1896, 66 p. Werkexemplaar met het oog op een tweede uitgave, die zal verschijnen bij de Mercure de France (1909). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 111/1

271 Émile Verhaeren Les Aubes. Brussel, Edmond Deman, 1898, 159 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 115

272 Émile Verhaeren Les Campagnes hallucinées. Brussel, Edmond Deman, 1893, 82 p. Autografische opdracht aan Georges Eekhoud. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 1719

273 Émile Verhaeren Les Villes tentaculaires. Brussel, Edmond Deman, 1895, 101 p. Werkexemplaar met ingelaste brieven en persknipsels. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 101

274 Émile Verhaeren Toute la Flandre. Brussel, Edmond Deman, 1910, 132 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 11942

275 Émile Verhaeren Les Flambeaux noirs. Brussel, Edmond Deman, 1891, 79 p. Titelblad versierd door Odilon Redon. Exemplaar nr 1 op 100 (eenmalige uitgave). Bruxelles, Archives & Musée de la littérature, FS XVI 43

63


276 Odilon Redon Brief aan Émile Verhaeren. Autografisch, gesigneerd, Parijs, 5 december 1890, 1 bladzijde (1 dubbel blad 11,5 x 17,5 cm) en envelop. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 148/974

277 Publications de la librairie

E. Deman. Brussel, Edmond Deman, 1911. Omslag : Théo Van Rysselberghe. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 25232

278 Adrienne Fontainas

Edmond Deman, éditeur de Mallarmé. Valvins, Mallarmé-museum, 1999, 23 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 17871

279 Edgar Poe

Les Poèmes. Vertaling van Stéphane Mallarmé Brussel, Edmond Deman, 1888, 96 p. Met een portret en een ornament van Édouard Manet. Exemplaar op Japans papier aan Mallarmé door Deman aangeboden. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 192

280 Stéphane Mallarmé

Pages. Brussel, Edmond Deman, 1891, 192 p. Titelblad versierd met een ets van [Auguste] Renoir. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVI 168

Vitrines IV en V 281 Jean de Bosschère Essai sur la dialectique du dessin. Brussel, G. Van Oest et Cie, [1908], 122 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 9654

282 Emile Verhaeren James Ensor. Brussel, G. Van Oest et Cie, « Collection des artistes belges contemporains »,1908, 137 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 182

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 146

283 James Ensor Briefkaart aan Gérard Van Oest. Autografisch, gesigneerd, Oostende, 28 augustus 1908, 14 x 9 cm.

290 Les Éditions G. Van Oest. Catalogue général. Brussel, G. Van Oest, 1929, 132 p.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 4246/8

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 25235

284 Gustave Vanzype Henri de Braekeleer. Brussel - Parijs, G. Van Oest, 1923, 113 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 20897

285 Émile Dacier, Edmond Debruyn, Paul Fierens, Gustave Vanzype Gérard Van Oest (1876-1935). Voorwoord van Justin Godart. Villefranche-en-Beaujolais, Les Éditions du Cuvier,1936, 44 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 1738

286 Camille Lemonnier

Émile Claus. Brussel, G. Van Oest et Cie, « Collection des artistes belges contemporains », 1908, 68 p. Autografische, gesigneerde opdracht aan Georges Eekhoud. Brussel, Archives & Musée de la littérature, MLB 159

287 Gustave Vanzype Eugène Laermans. Brussel, G. Van Oest et Cie, « Collection des artistes belges contemporains », 1908, 68 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 178

288 Maurice des Ombiaux

Victor Rousseau. Brussel, G. Van Oest et Cie, Collection des artistes belges ­contemporains, 1908, 88 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 166

64

289 Hippolyte Fierens-Gevaert La Peinture à Bruges. Brussel en Parijs, G. Van Oest et Cie, 1922, 81 p. Autografische, gesigneerde opdracht aan Georges Eekhoud.

Vitrine VI 291 Max Elskamp Dominical. Antwerpen, imprimerie J.E. Buschmann, 1892, 66 bladzijden.. Versierd door Henry van de Velde. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS VN 33

292 Franz Hellens Réalités fantastiques. Paris, Éditions du « Disque vert », [1923], 253 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS VN LP 45

293 Marcel Loumaye Les Vergers en fleurs du ciel de Flandre. Parijs – Brussel, Le Disque vert, 1923, 59 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 867

294 Franz Hellens Documents secrets. 1905 – 1931. Brussel & Maastricht, A.A.M. Stols, 1932, 124 p. Door de auteur eigenhandig verbeterd exemplaar met het oog op een nieuwe uitgave. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 3058/1


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

295 Géo Norge Florilège de la nouvelle poésie française en Belgique. Voorwoord van Franz Hellens. Brussel – Parijs – Maastricht, A.A.M. Stols, 202 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 4

301 William Shakespeare – Fernand Crommelynck Le Chevalier de la lune ou Sir John Falstaff. Klucht in vijf bedrijven in zijn oorspronkelijke vorm hersteld en voorafgegaan door een korte inhoud. Brussel, Éditions des Artistes, 1954, 245 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature,

296 André Baillon

Moi quelque part… Voorwoord van Georges Eekhoud. Brussel, Édition de la Soupente, [1924], 165 p. Autografische, gesigneerde opdracht aan Henri Kerels. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 20794

297 [Collectief] La Pensée et l’âme belges. 1919 – 1920. Brussel, Le Musée du Livre, 1921, 212 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 25233

298 Anoniem [Melot du Dy ?]

Verlucht en getikt antwoord op een gedrukte enquête van het tijdschrift « Le Disque Vert » aangaande de droom [Le Disque vert, n° 2, 1925]. Brussel, [1924], 1 blad (27,5 x 21 cm). Deze tekst zal niet door het tijdschrift opgenomen worden. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 795/18

299 Marie Gevers La Petite Étoile. Brussel, Éditions des Artistes, 1941, 37 p. Originele houtsneden van Albertine Deletaille. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS LV 254

300 Fernand Crommelynck Le Cocu magnifique. Toneelstuk in drie bedrijven. Brussel, Éditions des Artistes, 1946, 205 p. Ne varietur uitgave. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLTA 4404

MLTA 1605

307 Jean-Luc Parant Les Yeux CCLXXXVI. Luik, Atelier de l’Agneau, 1975, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 1181

308 Robert Varlez A main nue ici même. Tekeningen. Tekst van Bernard Noël. Luik, Atelier de l’Agneau, reeks « Mauve », 1974, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 1184

302 Marcel Lecomte La Servante au miroir. Vier verhalen. Brussel, Éditions des Artistes, 1941, 68 p. Tekeningen van Léon Spilliaert. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 9621

303 Marcel Lecomte

Univers et signes de Rem. Brussel, Éditions des Artistes 1957, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 10624

304 Paul Colinet La Manivelle du château. Brussel, George Houyoux éditeur, « Collection de la Tarasque », 1954, 79p. Autografische opdracht aan Robert Guiette. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 11850

305 François Jacqmin Le Domino gris. Gedichten in proza. La Louvière, Le Daily-Bul, 1984, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVVIII 26334

Vitrine VII 306 Eugène Savitzkaya Le Cœur de schiste. Luik, Atelier de l’Agneau, reeks « Tête de Houille »,1974, 69 p. Portret en sluitversieringen van Robert Varlez. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 3579

309 Jacques Izoard – Michel Valprémy Petits crapauds du temps qui passe. Luik, Atelier de l’Agneau, 2006. Omslag van Élisabeth Batard. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 23707

310 Phantomas au Musée d’Ixelles / in het Museum van Elsene. Phantommage [voorwoord] van Jacques Sojcher. Brussel, bijzonder nummer van het tijdschrift Phantomas, nr 140-145, 1975, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLR 186

311 Théodore Koenig La Loco-émotive. Œuvres sémantiques II. Brussel, Bibliothèque Phantomas, 1973, 248 p. Twaalf contrapunctische tekeningen van Robert Willems. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 14460

312 Joseph Noiret Histoires naturelles de la Crevêche. Brussel, Acoustic’ Phantomas museum, 1965, z.p. Houtsneden van Mogens Balle. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 10754

313 Louis Scutenaire Pour illustrer Magritte. Brussel, Les Lèvres nues, reeks « Le Fait accompli » nr 24-25, augustus 1969, z.p. Met vijf tekeningen van Magritte, vier reproducties en vier foto’s. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 606

65


314 Louis Scutenaire Le Canard de Vaucanson. Bruxelles, Les Lèvres nues, reeks « Le Fait accompli », nr 60, februari 1972, z.p. Met vier tekeningen van Yves Bossut. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 605

315 Louis Scutenaire

La Bonne Semaine. Bruxelles, Les Lèvres nues, 1978, 23 p. Tekeningen van Marcel Mariën.

320 Liliane Wouters Panorama de la poésie française de Belgique. Brussel, Éditions Jacques Antoine, 1976, 453 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 26674

321 Jean Muno Ripple-Marks. Brussel, Éditions Jacques Antoine, 1976, 126 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 16348

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 3946

Bruxelles, Les Lèvres nues, 1987, z.p.

322 Simone Verdin Henri le Navigateur. Brussel, Jacques Antoine, 1984, 95 p.

Bruxelles, Archives & Musée de la Littérature, MLR 4009

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLTA 1063

317 Marcel Mariën Vier omslagprojecten voor afleveringen van « Les Lèvres nues ». Fotografische collages van Marcel Mariën.

323 Paul Emond Tête à tête. Roman. Brussel, Les Éperonniers, reeks « Maintenant ou jamais », 1989, 142 p.

Brussel, Archives & Musée de la littérature, ML 08 60

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 11983

318 Marcel Mariën Le Pont aux ânes. Brussel, Lebeer-Hossman et Les Lèvres nues, 1987, z.p. Dummy met aantekeningen van Marcel Mariën.

324 Jacques-Gérard Linze La Fabulation. Voorwoord van Ludovic Janvier. Brussel, Les Éperonniers, reeks « Passé présent »,1988, 186 p.

316 L’Entrefaite.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature,

Bruxelles, Archives & Musée de la Littérature, MLA 9885

MLPO 1930/2

Vitrine VIII 319 Franz Hellens Cet âge qu’on dit grand. Brussel, Éditions Jacques Antoine, 1970, 130 p. Titelblad van Ianchelevici. Eén van de 242 exemplaren op handgeschept Lana-papier (nr 191). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 25230

325 Henry Bauchau Jour après jour. Journal 1983-1989. Brussel, Les Éperonniers, 1992, 305 p.

327 Hommage à Paul-Gustave Van Hecke. A la Galerie Govaerts, à Bruxelles, le 3 december 1969. Brussel, André De Rache, 1969, 172 p. Met oorspronkelijk illustratiemateriaal in verschillende kleuren, waaronder, op ooghoogte, het portret van P.G. Van Hecke door René Magritte. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 11615

328 Andrée Sodenkamp Femmes des longs matins. Gedichten. Brussel, André De Rache, 1965, 68 p. Autografische opdracht aan Géo Libbrecht. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLB 915

329 Jacques Crickillon L’Ombre du prince. Brussel, André De Rache, 1971, 56 p. Omslag van Alain Le Yaounac. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 23467

Vitrine X 330 Théo Hannon Au clair de la dune. Gedichten. Bruxelles, Oscar Lamberty, 1909, 93 p. Met etsen van : Henry Cassiers, Edgard Chahine, Amedée Lynen, F.M. Melchers, Charles Michel, Félicien Rops, Henri Louis Thomas. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 8650

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 18010

326 Getikt contract, met inkt gesig-

neerd en gedateerd, tussen Lysiane D’Haeyere-Antoine (uitgeverij Les Éperonniers) en Henry Bauchau (auteur), voor de uitgave van het dagboek van Bauchau, getiteld « Jour après jour », 27 juni 1992, 3 bladen (29,5 x 21). Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 08 61

66

Vitrine IX

331 Louis Delattre Le Pays wallon. Brussel, Association des écrivains belges – Dechenne en Cie, , [1910], 186 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 9035


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

332 Michel de Ghelderode Le Cavalier bizarre. Antwerpen, ça Ira, 1938, z.p. Omslag : lino van Ange Rawoe. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLA 577

333 Marcel Wolfers Les Écrits de Novembre. Fredons et doléances. [Brussel], Deuxième cahier du Marchand d’Images, z.d., 55 p. Houtsneden van Anto Carte. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7725

334 Fernand Verhesen-Gaudy

Voir la nuit. Brussel, Cahiers du « Journal des poètes » – Antibes, « Collection des îles de Lérins », 1947, z.p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 1268

335 Pierre Bourgeois

Romantisme à toi. Gedichten. Brussel, Éditions L’Équerre, [1927], 86 p. Lino’s van Pierre Flouquet. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 20431

336 Hubert Dubois Pour atteindre à la mort. Gedichten. Luik, drukkerij Desoer, 1926, z.p. Vier tekeningen van Auguste Mambour. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS EV 4553

337 Alexis Kagamé La Naissance de l’univers. (Deuxième veillée de « La Divine Pastorale »). Brussel, Éditions du Marais, 1955, 85 p. Verluchtingen van Antoine de Vinck. Autografische, gesigneerde opdracht aan Marie Gevers. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 17830

338 Achille Chavée Cristal de vivre. Gedichten. Bergen, Éditions de la Haute Nuit, 1954, 56 p. Autografische, gesigneerde opdracht aan Robert Goffin. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 68

339 Franz Hellens

La Vie seconde ou les songes sans la clef. Brussel - Parijs, Éditions du Sablon, 1945, 210 p. Omslag van René Magritte. Autografische, gesigneerde opdracht aan Robert Van Nuffel. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS VN XVIII 1832

344 Jacques Meuris Les Paysages immobiles et autres textes. Typoscript met een eigenhandig in groene inkt geschreven titel, [13 bladzijden] 27,5 x 21,5 cm. Tweede typoscript. Met vier drogenaaldetsen van Gaston Bertrand. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9531/9

345 Jacques Meuris Les Paysages immobiles. Voorwoord van Charles Autrand Brussel, ‘Signe de Sept’, [1955]. Exemplaar nr 1. Vier drogenaaldetsen van Gaston Bertrand. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 318/1

340 Louis Musin Ma guerre et mes dentelles. Récit. Brussel, Louis Musin, 1972, 123 p. Oorspronkelijke tekening van Claude Renard. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 13899

341 Gaston Compère Sol majeur montagne d’or. Brussel, Le Cormier, 1985, 56 p. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, FS XVIII 31095

Vitrine XI 342 Jacques Meuris Oljeto. Autografisch handschrift, [1951], [24] bladzijden (30 x 20 cm). Eerste versie. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9531/1

343 Jacques Meuris Oljeto. Autografisch handschrift en collage in een schriftje, s.l.s.a., z.p. (12 x 19,5 cm). Tweede versie. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML9531/3

67


68


L e e s z a a l va n d e AML ( 3 d e v e r d i e p i n g )

Plastische dromen 346 François Jacqmin Le Concile des oiseaux. Gourdinne, éditions Tandem, 1990, z.p. Etsen van Serge Vandercam. Beperkte oplage : 60 exemplaren gesigneerd door de dichter en de kunstenaar. Nr 6. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLPO 6237

347 Gaston Bertrand Les Paysages immobiles. Drogenaaldetsen, gesigneerd, [1955]. Proeve nr 1/50. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 318/1 tot 14

348 Fernand Allard l’Olivier (1883 -1933) Hulde aan het theater van M. Maeterlinck. Olieverf op doek, gesigneerd, s.a., 200 x 300 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 567

Van Fernand Allard l’Olivier kent men vooral de decoratieve cycli en de doeken met Afrikaanse onderwerpen. Maar de schilder interesserde zich ook voor het theater. Dit grote doek, een hulde aan het toneelwerk van Maeterlinck, kan men dus geen echte verrassing noemen in zijn productie, hoewel men niets afweet van de omstandigheden waarin het is ontstaan. Het schilderij wil een synthetische visie geven op Maeterlincks werk, d.w.z. het op éénzelfde denkbeeldige scène in zijn geheel voorstellen, zoals dat in de monumentale schilderkunst gebruikelijk is. La Princesse Maleine (“Prinses Maleine”), heldin van het eerste drama van Maeterlinck, met haar gele haren en haar pre-rafaëlitische maagdelijke lelie, tekent zich af in een nis in het midden van de compositie. De zeven begijnen die het koor vormen tijdens de twee laatste bedrijven van dit meesterwerk, schrijden voort op het achterplan, over een brug die een stilstaand water overspant en zo de twee luiken van het schilderij met elkaar verenigt. Uit de boomstronk, waarin het lichaam van Maleine zich heeft genesteld, schiet een gebladerte op waarin L’Oiseau bleu (“De blauwe Vogel”) (1909), die de auteur de Nobelprijs opleverde, zegeviert. Het schilderij brengt hulde aan een erkend en met eerbetuigingen beladen schrijver; het stelt bekende koppels of trio’s voor uit het werk van de auteur van Pelléas et Mélisande (“Pelleas en Melisande”), terwijl het toch ook refereert aan zijn eerste theater : hiervan getuigen o.m. de blinde oude man, de klok en de gesluierde lamp van L’Intruse (“De indringster”) (1890), rechts op het doek. 349 Paul Delvaux, W. Vilain et W. Van der Stricht Literaire kaart van België. Olieverf op kurkplaten, Ter Kameren, maart 1958, 305 x 490 cm. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 565

Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel, schilderde Paul Delvaux dit werk met twee van zijn leerlingen uit de klas monumentale schilderkunst, waar hij toen verantwoordelijk voor was in de Nationale Hogeschool van Ter Kameren. De compositie brengt de geboorteplaatsen van de voornaamste Franstalige schrijvers in herinnering, ook de steden en de landschappen die hen inspireerden; zij roept bovendien het verblijf op, in België, van talrijke buitenlandse schrijvers, gewone reizigers of bannelingen. Zo zag men in het centrum van Brussel het drama tussen Verlaine en Rimbaud zich voltrekken… André Baillon wou “terug naar de grond”, nabij de abdij van Westmalle, samen met zijn vrouw Marie Vandenberghe (Histoire d’une Marie). Charles Baudelaire, die een tijd in de hoofdstad vertoefde, werd door een hersenbloeding getroffen op de trap van de Saint-Loup-kerk in Namen. Camille Lemonnier situeert zijn roman Un Mâle in een wild en woekerend Zoniënwoud. In het Héger-pensionaat werd Charlotte Brontë verliefd op haar leraar (later een episode in haar roman Villette ), enz…

69


Illustraties pagina 6

174 Suzanne Willems Kleed in papier naar E.L.T. Mesens.

pagina 39 125 Bernard Milleret

Portret van Dominique Rolin.

Reproductie Alice Piemme/AML. Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 563

Reproductie Alice Piemme/AML Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 375

pagina 8 195 Jean de Boschère

pagina 53 206 Jean-Claude Pirotte

Harnassen.

Carnet de Gueldre.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 236/2

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 440/2

pagina 16 19 Paul Nougé

pagina 54 211 Charles Van der Stappen

De onthullende arm. Afdruk van het negatief uit La Subversion des images door Marc Trivier

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLT 85/19

Borstbeeld van Émile Verhaeren.

pagina 56 349 Paul Delvaux, W. Vilain et

W. Van Der Stricht Fragment uit de Literaire kaart van België.

pagina 19 20 Guy Vaes

Pasternoster Row. (Londen) Foto uit La Jacobée noire

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 9023

pagina 20 46 Alice Piemme

Michèle Fabien. Portrait tiré de l’exposition Auteurs en scène(s).

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, AML 1468/20

pagina 24 142 Marie Gevers

Journal d’une cave. Autografisch gesigneerd handschrift.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8672/8

pagina 32 97 Max Elskamp

Reproductie Alice Piemme/AML Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 565

pagina 62 198 Henry Bauchau

Handschrift van Antigone 92. Eerste versie : schrift 2

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 7973/1-2

pagina 68 348 Fernand Allard L’Olivier

Hulde aan het theater van Maurice Maeterlinck. Reproductie Alice Piemme/AML Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 567

pagina 71 177 Nina Rodriguez-Castinado

Bronzen beeld van Jacques Izoard.

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLco 570

Reproductie Alice Piemme/AML Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Archives & Musée de la Littérature, FS XII 184

pagina 72 126 André Baillon

Kinderjaren, Christian en Georges Simenon

70

L’Éventail japonais.

pagina 37 113 Sarah Kaliski

Reproductie Alice Piemme/AML Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 236

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, MLCO 294

« L’UPRÈME. Journal d’information »

Brussel, Archives & Musée de la Littérature, ML 8637/2


71


72


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.