7 minute read

proefdierverzorging

Ooit wilde Merel Walta dierenarts worden. “Dat was plan A”, lacht ze. “Ik ging bij Aeres Barneveld dierverzorging studeren, vervolgens proefdierverzorging en zo wilde ik via paraveterinair doorleren richting dierenarts. Maar toen ik een jaar proefdierverzorging had gedaan en stage ging lopen als proefdierverzorger, vond ik dat zo leuk en interessant dat ik me realiseerde dat ik mijn droombaan al te pakken had.” tekst en foto's Janine Verschure

Merel liep onder andere stage aan de WUR (Wageningen University & Research) en bij het LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum); haar huidige werkplek. “Tijdens mijn opleiding en de stages ging er een wereld voor me open”, vertelt ze. “Ik leerde een kant van dierverzorging kennen waar ik nog geen idee van had. Ik zag met eigen ogen hoe belangrijk dit werk is, voor die dieren maar ook voor de wetenschap. Het is belangrijk om gezonde dieren te hebben en daar ben je als proefdierverzorger verantwoordelijk voor. Met mijn werk lever ik een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek dat mensenlevens kan redden, en aan dierenwelzijn. Die twee aspecten wegen tegen elkaar op. Als je niet van dieren houdt, moet je geen proefdierverzorger worden.”

gEMIDDELDE wERkDAg

In het enorme onderzoeksgebouw van het LUMC spreken we Merel samen met haar collega Marleen Blom, die de basis van haar vak ook leerde bij Aeres Barneveld. Marleen werkte veertien jaar als proefdierverzorger bij het NKI (Nederlands Kanker Instituut) en alweer zeven jaar in Leiden. Merel en Marleen werken met muizen, voornamelijk zwarte.

Als we haar vragen hoe een gemiddelde werkdag eruitziet, vertelt Merel: “Ik kom rond zeven uur ’s morgens op mijn werk, en dan begint de dag met douchen. Dat is verplicht en voorkomt dat ik ziekteverwekkers mee naar binnen kan nemen. Dat is ook de reden dat we jullie vroegen om 48 uur voor dit bezoek geen contact te hebben met konijnen en knaagdieren; we willen elk risico op de overdracht van ziekten op onze muizen voorkomen. Na het douchen trek ik mijn werkkleding aan, doe een haarnetje op, desinfecteer mijn handen en dan ga ik naar mijn eigen kamer, waar zo’n 1500 muizen gehuisvest zijn. Ik begin met de eerste controle, die bestaat uit een welzijnscheck en ik kijk of de dieren nog genoeg voer en water hebben. Als een muis uit zijn verblijf gehaald wordt, bijvoorbeeld voor controle van de drachtige dieren, gebeurt dat in een zogenaamde flowkast. Dat is een kast waar een gordijn van lucht langs geblazen wordt, zodat er niets vuils van buitenaf in kan komen. Deze kast proberen we net als een operatieruimte zo steriel mogelijk te houden door alles te desinfecteren wat erin moet. Ik zorg ervoor dat de dieren verrijkingsmateriaal in hun verblijf hebben en het is onder andere mijn taak om de dieren te knippen. Dat wil zeggen dat we een klein stukje oorweefsel afnemen, een pizzapuntje, voor de genotypering, zodat we de erfelijke informatie van de muis kunnen vastleggen. Door middel van een nummer in het oor kunnen we de dieren identificeren.”

OREn En OgEn vAn DE OnDERzOEkERS

Merel werkt op de ‘kernfokafdeling’, waar de muizen gefokt worden. De dieren leven in verblijven waarin ze kunnen rondscharrelen, met verrijkingsmateriaal en als het kan samen met een soortgenoot. Maar wel in een steriele omgeving, in een hermetisch afgesloten kooi . De bij het LUMC gefokte dieren komen op de wereld met een genetische aanleg voor een bepaalde ziekte of aandoening. Dat maakt de dieren heel geschikt voor het onderzoek naar het ontstaan of de behandeling van die ziekte. Een zogenaamde transgene muizenstam. Marleen legt uit dat je als proefdierverzorger de oren en ogen van de onderzoekers bent. “Jij bent degene die ziet hoe het met de muizen gaat, hoe ze reageren op een behandeling. Merel zorg ervoor dat er nieuwe aanwas is van muizen die allemaal genetisch gemodificeerd zijn. De muizen die niet genetisch gemodificeerd zijn, de zogenaamde wildtype stammen , koopt het LUMC bij leveranciers.

Merel: “Er worden hier bijvoorbeeld tremormuizen gefokt; dat zijn muizen die trillen, op hen wordt onderzoek gedaan naar medicatie tegen de ziekte van Parkinson. Ook zijn er epileptische lijnen, met muizen die epileptische aanvallen krijgen en dieren die gefokt worden voor onderzoek naar de ziekte van Duchenne of Alzheimer, onder andere door middel van cognitie- en geheugentests.”

Als we haar vragen hoe zo’n onderzoek eruit kan zien, vertelt

Marleen: “Er wordt bijvoorbeeld een geheugentest gedaan door middel van de zogenaamde ‘Morris water maze’-test. Daarbij wordt onderzocht hoe snel muizen, zwemmend in water, een platform kunnen vinden waarop ze kunnen gaan staan. Dit platform bevindt zich een halve centimeter onder water en doordat het water gekleurd is met een witte, niet toxische verf, zien de muizen het niet. Doel van het onderzoek is te weten te komen hoe de muizen zich kunnen oriënteren, of ze zich later herinneren waar het platform was en wat er gebeurt als de dieren bijvoorbeeld bepaalde breinspecifieke eiwitten missen of medicatie toegediend krijgen.”

DIERpROEvEn DE wERELD uIT?

Het water is met 21 graden niet ijskoud, maar ook niet aangenaam. De muizen kunnen zwemmen en ze verdrinken niet. Maar leuk is anders, natuurlijk. Marleen legt uit dat de regels voor dergelijke proeven ontzettend streng zijn. “Je moet vooraf heel duidelijk kunnen aangeven wat het doel van de proef is, en in hoeverre de dieren daaraan kunnen bijdragen. Elke aanvraag voor een onderzoek wordt zwaar getoetst, en altijd wordt er gekeken of er een alternatieve manier is om het onderzoek te doen, zonder dat er dieren gebruikt worden. De Centrale Commisie Dierproeven, die de vergunning moet verlenen vraagt advies aan een Dier Experimenten commissie die onder andere beoordeelt of de aantasting van het dierenwelzijn tijdens de uitvoering van de proef opwegen tegen het doel van de proef. Dat is een langdurig traject, er gaat minstens een halfjaar overheen voordat een vergunning wordt verleend en een dierproef ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Sinds 2015 is het daarnaast ook zo dat je moet laten zien dat jij als onderzoeker bekwaam bent om onderzoek met dieren uit te voeren, je moet dus laten zien dat je de handelingen die je uit gaat voeren in een experiment onder de knie hebt zodat het dier daar zo min mogelijk last van heeft. Er wordt echt veel aan gedaan om dierproeven tot een minimum te beperken, maar ik denk niet dat het ooit mogelijk is om ze de wereld uit te krijgen. Niet zo lang wij mensen medicijnen en behandelmethoden voor mens en dier willen blijven ontwikkelen.” vAn

pARACETAMOL TOT CHEMOkuuR

Marleen vertelt dat elk medicijn of elke behandelmethode die op de markt komt – van paracetamol tot chemokuur – op dieren getest moet zijn, voordat er mensen mee behandeld worden. “Dat is wettelijk zo geregeld. Op een gegeven moment worden nieuwe behandelmethoden wel op mensen getest, bijvoorbeeld mensen die daar vrijwillig voor kiezen. Maar altijd zijn er eerst dieren aan te pas gekomen. Er zijn mensen die faliekant tegen dierproeven zijn, die perse willen dat het stopt, en aan de ene kant snap ik dat wel. Wij zijn dit werk immers ook gaan doen omdat we van dieren houden en we doen ze toch wat aan . Maar aan de andere kant ken ik weinig mensen die nooit een paracetamol pakken, of die een chemokuur of bestraling weigeren als ze ziek worden. Elk medicijn, elke behandelmethode die je maar kunt bedenken, is ontstaan na en dankzij proeven op dieren.”

MOEILIjkSTE ASpECT

Als we Merel vragen of ze van muizen houdt, vertelt ze: “Ik houd van dieren, en zeker ook van muizen. Daarom verzorg ik ze hier zo goed mogelijk. Natuurlijk is het niet leuk als er een muis die ik verzorgd heb, weg gaat naar een experimentele unit omdat hij wordt gebruikt voor onderzoek, maar ik houd dan altijd voor ogen waar we het voor doen. Ik wil ook graag een pilletje slikken als ik ziek ben, en ook ik zou dolgraag willen dat we kanker of Alzheimer de wereld uit zouden krijgen.” ♦

MARjOn kERSTEn:

DOCEnT En COöRDInATOR

pROEFDIERvERzORgIng

“Nederland is een van de landen waar de wetgeving rondom dierproeven ontzettend streng is. Niet alleen omdat dieren die goed in hun vel zitten betrouwbaarder onderzoeksresultaten opleveren, maar juist ook omdat we met zijn allen vinden dat dieren een eigen waarde hebben en dat je ze met respect moet behandelen. Proefdierverzorgers zijn dé stem van de dieren en zij hebben de verantwoordelijkheid én de plicht om voor het welzijn van hun dieren op te komen. Zolang dierproeven nog nodig zijn hoop ik hier, via mijn lessen, een bijdrage aan te leveren.”

Opleidingen proefdierverzorging bij Aeres Barneveld

Volgens Artikel 13f uit de Wet op de Dierproeven moet een proefdierverzorger een diploma hebben van een door de minister aangewezen opleiding. Bij Aeres MBO Barneveld kun je de dagopleiding Dierverzorging niveau 3 met keuzedeel proefdierverzorging volgen.

Aeres Training Centre Barneveld biedt speciaal voor werknemers die nog niet voldoen aan artikel 13f een verkorte opleiding om te mogen werken met proefdieren.

Daarnaast biedt Aeres Training Centre Barneveld ook de module Ethiek en Wetgeving. Deze opleiding geeft in combinatie met een vrijwaring van de NVWA de bevoegdheid om beperkt met proefdieren te mogen werken.

Hoeveel proefdieren zijn er in nederland?

Het onderwijs, de wetenschap en de industrie gebruiken in Nederland jaarlijks zo’n half miljoen dieren voor het doen van proeven, blijkt uit de jaarlijkse cijfers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Wereldwijd wordt het aantal proefdieren geschat op 115 miljoen.

waar worden proefdieren voor gebruikt?

Onderzoekers gebruiken proefdieren vooral bij het ontwikkelen van geneesmiddelen en het verhogen van inzicht in schadelijke stoffen. Het testen van cosmetica op dieren is in Europa verboden.

welke dieren worden als proefdier gebruikt?

Het gros van de proefdieren in Nederland, een kleine 70 procent, is rat of muis. Sommige dieren worden bestudeerd in hun eigen leefomgeving; zo krijgen vogels bijvoorbeeld een zendertje om de jaarlijkse vogeltrek te bestuderen. Ook deze dieren vallen onder proefdieren.

wanneer mag je dierproeven doen?

In Nederland moet een onderzoeker drie verschillende commissies van het nut van zijn onderzoek overtuigen voor hij een vergunning krijgt. In andere Europese landen is er vaak maar één commissie. Ook moet de onderzoeker bij een instelling werken die een vergunning heeft om dierproeven te mogen doen. Als vaststaat dat een proefdiervrije methode net zo betrouwbaar en effectief is als een dierproef, mag de dierproef niet langer worden gedaan.

Hoe verminderen we het aantal dierproeven?

Niemand is eigenlijk voorstander van dierproeven. Zelfs onderzoekers niet. Zij zien dierproeven als een noodzakelijk kwaad, zolang er geen alternatieven voorhanden zijn die dierproeven volledig kunnen vervangen. Er wordt daarom aan methodes gewerkt waardoor we in de toekomst hopelijk geen proefdieren meer nodig zullen hebben, zoals organoïden die menselijke organen nabootsen.

wat hebben we geleerd van dierproeven?

Dankzij dierproeven is veel kennis over ons eigen lichaam en dat van dieren verkregen. Met deze kennis zijn onder meer medicijnen en vaccins ontwikkeld tegen ziekten. Sommige ziekten zijn hierdoor in Nederland zelfs helemaal verdwenen.