1 minute read

DALI – HET SYSTEEM

— DALI

Het systeem

Advertisement

Het gerenommeerde DALI (Digital Addressable Lighting Interface) is een bussysteem dat zijn oorsprong heeft in de verlichtingsindustrie. Het maakt het mogelijk om elektronische voorschakelapparatuur voor lichttechniek via het gestandaardiseerde DALI-protocol eenvoudig aan te sturen. Voor de installatie is standaard installatiemateriaal voor netspanning nodig.

Voor het DALI-besturingscircuit zijn een tweetal kabels nodig (DALI is ongevoelig voor fase-/ nulverwisseling). De netspanning en buskabel kunnen in dezelfde kabel worden aangelegd. Dit komt overeen met een 5draads kabel (L, N, PE, DA, DA), bijvoorbeeld NYM-J 5x1,5. Via de DALI-bus kunnen de armaturen individueel, in groepen of in broadcastbedrijf worden aangestuurd (alle armaturen op één DALI-lijn). Met name bij het broadcastbedrijf is het programmeren via software en een USB-interface niet absoluut noodzakelijk.

Naast de grote flexibiliteit is een voordeel van DALI dat de ‘belasting’ in de afzonderlijke armaturen wordt geschakeld en dus niet centraal. Vooral bij het gebruik van fluorescentielampen en ledarmaturen ontstaan vaak hoge inschakelstromen die bij DALI over de afzonderlijke voorschakelapparaten worden verdeeld.

DALI wordt overigens vaak gebruikt als opvolger van de 010 Vregeling, omdat de bekabeling identiek is.

DALI-SYSTEEM

Maximaal aantal DALI-componenten: 64 Maximaal aantal DALI-groepen: 16 Maximaal aantal DALI-scènes: 16 Maximale kabellengte: 300 m bij een aderdoorsnede van 1,5 mm²

DALI-spanning: 9,5 V-22,5 V DC De polariteit (+/-) van de DALI-stuurleiding is ongevoelig voor fase/nulverwisseling.

DALI-systeemstroom: max. 250 mA (afhankelijk van de geïnstalleerde DALI-voeding) Voor de werking van een DALI-lijn altijd een voeding nodig.

Afbeelding: typische structuur van de gebruikte kabels

DALI (DA) DALI (DA)

N PE L

Opmerking

Volgens DIN VDE 0100/T520/deel 6 mogen hoofdstroomkringen en bijbehorende hulpstroomkringen samen worden aangelegd, ook als de hulpstroomkringen een lagere spanning hebben dan de hoofdstroomkringen. Hierbij moeten er kabels worden gebruikt die overeenkomen met de hoogste voorkomende bedrijfsspanning.

Streng-, ster- en maasbekabeling toegestaan. Geen ring- en maasbekabeling.

This article is from: