Openingswoord TEKEN ~ DINGEN door Frederik Van Laere

Page 1

Teken/Ding

Inleiding bij de vernissage van de expo van Wim Opbrouck, Stefaan Vantieghem en Jean De Groote in Ruimte 4n20, Kortrijk, 27 mei 2023

Dat Wim Opbrouck tekent, mochten we afgelopen jaar ontdekken tijdens een verrassend gulle inkijk in zijn beeldend werk, dat in het Gentse Museum Dr. Guislain werd getoond. Meteen werd duidelijk dat tekenen bij Wim geen koketterie, maar een soort ingesleten gewoonte is, buiten het bereik van de schijnwerpers waar hij gewoonlijk in staat. Een beetje als stappen en ademen. Het fijne aan tekenen is ongetwijfeld het minimale aan uitrusting dat ervoor nodig blijkt. Een rood-blauw timmerplotlood of een goede stift volstaan om een wereld te fingeren: fictieve botanische tekeningen, elegante maar uiterst breekbare mensen, gevat in een minimale lijn zonder franje, tegelijk trefzeker en teer.

Dames en heren, van een mens vragen we ons dikwijls af wat zijn drijfveer is. Van bomen nooit. Die groeien gewoon. kunstenaars hebben iets met bomen. In het beste geval hebben kunstenaars geen drijfveren, maar zijn ze hun eigen drijfveer. Wim Opbrouck legde zich in een recente reeks toe op het tekenen van bomen. Tekeningen van tekeningen denk ik dan, want bomen tekenen vooral zichzelf, dat wist Breughel al. De boom wordt niet gegroeid, de boom groeit, eender hoe. Dat hoe hangt van nogal veel af. Van de bodem waar het zaad per toeval belandde, aangewaaid, aangespoeld, of uit een vogelkontje gedropt. Van de droogte en de plensbuien, van vette en magere zomers, van barre en de flauwe winters, van de overwegende windrichting, van de stenen in de grond waar zijn wortels langs moeten, van prikkeldraden, zompige oevers of magere zandgrond, van betonnen opritten of snelwegen vlakbij, van spechten die op bezoek komen, van vleermuizen…Van stormen of vrachtwagens die takken decimeren, van verliefde koppels die hun namen kerven in de stam, van bliksems, van nesten en snoeibeurten…Er is dus heel veel wat de boom niet te kiezen heeft. Er is heel veel wat de boom niet kan helpen. Zelfs niet dat hij soms meedogenloos wordt omgehakt. “Wat David Hockney van zijn bomen zou denken?”, blokletterde Wim als vraag op één van zijn tekeningen.

Toen David Hockney in 2009 terugkeerde naar zijn monumentale bomenrij in Yorkshire, omdat hij die wou schilderen in de vier jaargetijden, stelde hij vast dat ze die hadden omgehakt en in schijven gezaagd. Jammer. Maar zelfs dat kreeg de magie van de boom niet klein.

“This will be my next painting of the wood…”, repliceerde hij “…It will be very different - but the piles of wood are quite beautiful in their own right, simply because wood can't help being beautiful.”

Er is inderdaad veel wat de boom niet kan helpen. Maar die kwetsbaarheid doet niets af van zijn monumentaliteit.

Dames en heren, wat vermag een tekening met een mens? Het werd een vraag die bij deze expo werd gesteld. Het geeft te denken. Bij Wim is tekenen ook empathie. Misschien is tekenen gewoon een vorm van vereenzelvigen. In de letterlijke zin van het woord dan: jezelf ergens één mee maken. Met een potlood of een pen weer aanknopen met een werkelijkheid waar je dacht buiten of boven te staan. Want dat durven wij wel eens als mens: onszelf buiten de omringende wereld wanen, hem “over-denken”, ons ervan lossnijden, overtuigd dat we keuzes hebben en zelf ons lot bepalen. Bomen kunnen dat niet. Bomen hebben geen keuze noch vluchtweg. Bomen tekenen enkel zichzelf al groeiend, vanop een gegeven plek, ondoordacht.

Ik herinner me uit een interview met Wim hoe zijn tekeningen soms ontstaan op onbewaakte, ‘verloren’ wachtmomenten. Een beetje in de veronachtzaamde plooien van zijn drukbezette tijd. Daar worden tekeningen vaak het interessantst, niet bezoedeld door teveel gepeins of expres najagen van schoonheid. U en ik doen dat vaak: droedels krabbelen tijdens een saaie vergadering of een telefoongesprek, met de vinger in de damp op een ruit, of pissend in de sneeuw. Veelbetekenend tekenen. Gewoon één worden met het moment en de plaats door er een teken achter te laten.

De studie van de bomen heet Dendrologie, zo drukletterde Wim Opbrouck bij één van zijn bomen. Een mens duikt tegenwoordig al snel eens in de krochten van Wikipedia. Ik leerde er dat Dendrologen zich liever beperken tot de gewassen die in gematigde streken groeien. Hout in de tropen is immers minder interessant, door de afwezigheid van seizoenen. Misschien schuilt daar wel onze verwantschap met, onze fascinatie voor en het broedergevoel tussen mens en boom: die seizoenen die het verschil maken. Dat dat groeien en dat tekenen op zijn mooist zijn als ze

afhangen van het gemoed. Dat een boom of een tekening pas interessant worden als die ergens sporen met voorspoed of tegenslag, met zon, droogte, vocht of duisternis, met ups en downs… U zal het wel met me eens zijn dat ook een mens zijn seizoenen kent. En dat die zich ook in onze schors en ons lover laten lezen. Ik herinner me het voor mij mooiste schilderij van mijn streekgenoot Raoul De Keyser, een man die zowel Wim als ik bewonderen. Het is een vlokkerige, snel geschilderde studie van de boom naast z’n atelier en woonst. Een apenverdriet. Hij werd geschilderd in de periode na de dood van zijn vrouw Dina. En dat was wellicht niet zijn zonnigste seizoen, al zou de gereserveerde ziel die Raoul De Keyser was, daar liefst van al niks over gezegd hebben. Hij verzegelde het gewoon in een simpel schilderij.

De tekening of het schilderij als een vorm van ‘gereserveerd denken: ik vond deze frappante omschrijving zomaar in een bijzonder eerlijk, vertederend stukje tekst waarin Stefaan Vantieghem probeert te omschrijven wat hij maakt. En ik vond die heel straf, die omschrijving. Er schuilt onmiskenbaar ervaring in van iemand die zijn plastisch kunnen jarenlang bevraagd heeft, om het door te geven in kunstonderwijs. Kunst als ‘gereserveerd’ denken: een denken dat je opzij zet dus, slechts beperkt toegankelijk maakt. Waarbij je als kunstenaar zorgzaam de sluiswachter bent van wat er in je omgaat. Met woorden lukt dat bijzonder moeilijk. Want hou ze maar eens tegen, de misverstanden die aan boord van woorden zomaar meesluipen naar je ziel. Al schilderend durft het wel al eens lukken. Omfloerst, zo heeft Stefaan dat het liefst. De schemer, de deemster, het fluisteren… Stefaan koestert die begrippen. De voorzichtigheid ook. Of noem ik het beter omzichtigheid? De behoedzaamheid voor de kwetsuur van iemand die zich misschien al wel eens gesneden heeft aan de wereld. Ik zie op de kleine doeken van Stefaan een ontzag voor de onbenoembare kracht van natuur. Wandelaars die de rand van de klif opzoeken, die het punt willen voelen waar ze nog wel vaste grond hebben, maar toch al lichtjes dronken kunnen worden van de diepte en de verte. Als een Caspar David Friedrich op de drempel van een landschap waar je zo kan in tuimelen. Ik meende ook Noordfranse krijtrotsen te herkennen, een plaats waar ik zelf ook al eens ronddwaal als ik een knoop moet ontwarren. Zelf spreekt Stefaan ook over Tiegem bos, de streek van zijn kleinte. Over hoe de bomen die daar in dat heuvellandschap geplant staan hem “be-indrukten” in zijn jeugd en zijn identiteit bepalen, in zijn geval zelfs tot in zijn achternaam. Bomen dus alweer, ook hier. Hij is niet alleen. Wim, Hockney, De Keyser; ze zouden vast hun ogen

uitkijken bij de meest weergaloze bomen uit de kunsthistorie, die Valerius De Saedeleer net daar, in dat mooie Tiegem ooit schilderde.

In het geval van Stefaan vormen de bomen een woud, dat hij wisselend en atmosferisch schildert. In de romantische traditie is dat een woud dat je geborgen omarmt, maar ook soms de dreiging van verdwalen ademt. En je hoopt stilletjes dat de zwerver nog wat kruimels in de zak heeft, die hij kan laten vallen, zodat hij straks ook de terugweg weervindt.

Zo voelt het ook als je samen met Stefaans’ dwalende figuur plots oog in oog komt met een punaise, of aan de rand van een asbak, of achter het glas van een stolp. Met genres kan je alle kanten uit. Wim Opbrouck fixeert al tekenend een levende boom en maakt van het landschap een stilleven, Stefaan betreedt aarzelend het stilleven, alsof het een landschap was.

Het stilleven, dames en heren; dat fascinerende, al dan niet geënsceneerde zwijgen van de dingen. Het is iets wat de derde ziel van deze expo al jaren beroert. We hadden het al eventjes over die werkelijkheid, waarvan wij als mens al eens durven denken dat we daar buiten kunnen staan, om ze te bekijken en ze te overdenken. Hoe wij ons verhouden tot de dingen, of wij daar nu tussen staan, of aan de zijlijn, is een vraagstuk waar Jean De Groote een heel oeuvre rond opbouwt. Er is bijzonder weinig nodig bij Jean, of net heel veel. Of net heel veel ballast overboord gooien. Een schakelaar, een fles, een deurknop. Ik kan daar met u over praten, omdat we hun verschijning ooit een naam hebben gegeven, wat letters en klanken die samenvallen met hun functie: het aan - en uit zetten van de lamp, een omhulsel voor drank, iets om een deur mee te openen… Maar hoe pover vallen die woorden niet uit bij de loutere aanschijn van de dingen? Bij het glimmen van bakeliet, het doorschijnende en weerkaatsende van glas, het beduimelde van een handvat? Het kleinste, onnozelste ding is immers tegelijk een zintuiglijk feest en een onpeilbaar mysterie.

Jean deelt met ons geen zielenroerselen. Of die nu halfvol of halfleeg is laat hij liever aan u en mij over, maar de fles blijft bij hem gewoon de fles. Hoewel? Hebben wij het over fles zelf? Kunnen wij dat? Of enkel over het licht dat valt op of door de fles, die van die fles voor onze ogen een fles maakt? (Dat licht, dames en heren, het is geen toeval dat Jean zo graag ‘interrupteurs’ en lichtpeertjes schildert…) En als het woord fles al zo ontoereikend bleek voor zijn verschijning, hoe ver geraken we dan wel met verf? Het blijft allemaal een raadsel. En net dat

raadsel neemt Jean al schilderend voor lief. Ook de onvolkomendheid waarmee je al schilderend die simpele, maar tegelijk o zo complexe aanwezigheid van dingen aftast. Want verf is stug, verf glijdt uit, verf laat door, verf geeft vlekken…Verf goochelt en ontgoochelt op zijn manier. Ze blijkt dus niet effectiever dan woorden om dicht bij de dingen te geraken, ze geraakt hoogstens minder snel vuil door misverstanden. Tenzij er een inleider passeert, die voor elk van de doeken een verhaal wil opdissen. Vergeefse moeite is dat bij Jean. Of een curator, die een schilderij met een schrale matras in een kelder hangt. Dan komen de angst van de dakloze of het schuilen in Oekraïne plots dichtbij. En dat mag hoor. Voor u en mij. Voor even. Maar dan zijn we samen al weer al te ver voorbij die matras en dat licht die Jean schilderde. Want tegelijk in Charkov of Bachmoet staan en in dat kleine atelier, waar Jean gewoon de dingen waarneemt en vertaalt, is een waan. Immers, zie ons hier staan in die zon; weten wij veel hoe het vandaag voelt om in Charkov of Bachmoet te zijn. God zij dank. Wat we wel weten is dat voor ons allen dagelijks de zon opkomt en de dingen streelt. En dat die ook bomen doet groeien. Of een mens die daar tussen dwaalt. En soms volstaat dat wonderwel.

Frederik Van Laere
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.