3 minute read

EXPO Kamer vol klei

Keramiek is vandaag ontzettend populair. Velen zijn gestart met pottenbakken en ervaren hoe aangenaam het werken met klei is. De hoeveelheid aan workshops, initiatielessen en televisieprogramma’s zijn daar zeker een bewijs van. Maar ook in de kunstwereld wordt keramiek meer en meer omarmd. Wist je trouwens dat België al een hele generatie kunstenaars-keramisten kent? Het museum Albert Van Dyck is dat in ieder geval niet ontgaan. Zij vroegen Liesbet Waegemans (zie cover) om curator te zijn van de gloednieuwe expo ‘Kamer vol klei’. We laten haar graag aan het woord.

Hoe komt het museum bij jou terecht, Liesbet?

Advertisement

Kunst is mijn passie en ik ben er zelf op verschillende manieren mee bezig. Zelf werk maken, tentoonstellingen samenstellen, maar ook schrijven over kunst. Via de monografie die ik schreef over de intussen 98-jarige keramiste Lutgart

De Meyer, vond het museum mij. Ik ging heel graag in op hun vraag om een tentoonstelling samen te stellen. En hoe start je daar dan mee?

Hoe bepaal je welk werk je tentoonstelt? Welke kunstenaars je kiest?

Samen met de werkgroep van het museum hebben we verschillende brainstorms gehad. Allereerst is er een periode bepaald. Sinds de jaren vijftig heeft keramiek zich als volwaardige kunstvorm ontwikkeld. Vandaar logisch om met die periode te beginnen. Maar welk werk stellen we dan tentoon? Dat is niet zo eenvoudig. Er zijn enorm veel interessante keramisten. Als je gewoon van alles een beetje toont, heb je niet persé de meest interessante tentoonstelling. Vandaar dat er gekozen is voor een thema: de verbondenheid tussen mens en aarde. Keramiek staat voor verbinding. Dat komt duidelijk tot uitdrukking in symbolische objecten zoals een kom of een vaas. Het is dus vaak een gebruiksvoorwerp, maar het is meer dan dat. Veel kunstenaars kijken ook naar het materiaal zelf, naar de klei. Hoe dat ook een verhaal vertelt. Van waar de klei komt en bijgevolg naar de kostbaarheid van de aarde. Een thema dat vandaag toch ook heel actueel is. Daarin ligt voor mij de aantrekkingskracht van keramiek.

Uiteindelijk hebben we acht topkunstenaars uitgekozen die perfect aansluiten bij dit thema. Dat staat vast. Vier kunstenaars uit de eerste generatie (1950 – 1970) en vier uit de tweede generatie (vanaf 1970).

Kun je ons nog wat meer vertellen over de acht kunstenaars? Wat is hun verhaal? Waarom moeten onze inwoners zeker eens naar hun werk komen kijken?

Het is sowieso een heel diverse tentoonstelling. Bezoekers gaan niet enkel de afgewerkte producten zien. We willen hen ook de ervaring meegeven van hoe een werk tot stand komt. Want dat is ook voor de kunstenaars zelf zo belangrijk.

Lutgart De Meyer (1924) is de enige van de vier kunstenaars van de eerste groep die nog leeft. Ze is ondertussen 98 jaar oud. Zij studeerde keramiek in de jaren veertig en vijftig en was de volgende jaren een actief lid van de artistieke scène in Antwerpen. In 1965 gaan haar man en zij uit elkaar. Als alleenstaande mama van twee jonge kinderen moest ze wel commercieel gaan werken. Ze maakte onder andere asbakken, salontafels met tegeltjes en spiegels. Op latere leeftijd ging ze zich terug toespitsen op kunst. De laatste twintig jaar was het fysiek te zwaar om nog met klei te werken, maar tot op de dag van vandaag is ze nog bezig met kunst. Als haar gezondheid het toelaat, zal ze de tentoonstelling zeker komen bezoeken.

Dan is er de keramist Rogier Vandeweghe (1923 - 2020).

Hij heeft bijna heel zijn leven gewijd aan de vaas. Aan het uitpuren van de vorm. Alle verhoudingen kloppen perfect. Er is niets te veel en niets te weinig aan zijn vazen. Velen hebben geprobeerd hem te imiteren, maar vaak zonder succes. Zijn kunstwerken maakte hij niet alleen. Hij stond wel in voor het ontwerp, maar was een expert in het samenbrengen van specialisten op alle vlakken van keramiek: draaiwerk, glazuren, het bakken in de oven, … Vanaf de jaren vijftig werkten twintig tot dertig kunstenaars samen om tot topresultaten te komen. Het was in die jaren een echte hype om een Rogier Vandeweghe vaas in huis te halen. Misschien heb jij er nog wel één staan thuis? De meest gekende hebben een felle rode kleur. Zijn glazuur maakte hij zelf waardoor zijn werken enorm veel diepte hebben. Elke vaas is gesigneerd met de naam van zijn bedrijf ‘AMPHORA’.

Een volgende kunstenaar, die Rogier trouwens kende, is José Vermeersch (1922- 1997). Hij maakte altijd mensen- en hondenfiguren. Hij was een autodidact. Hij werkte niet veel met glazuur, en soms zelfs gewoon met verf. Zijn figuren voelen hierdoor heel ruw en levendig aan. In de jaren ’80 maakte de toenmalige BRT een reportage over hem. Ze toonden de reusachtige veldoven van meer dan tien meter lang die hij zelf gebouwd had in de achtertuin van zijn atelier. Deze reportage kun je ook bekijken op de tentoonstelling. Zeker de moeite waard. Sinds ik de reportage zag, ben ik echt verliefd op zijn werk. José Vermeersch zat tijdens het stoken dag en nacht bij zijn oven. Op het einde van de reportage zegt hij dan ook: ‘ik doe het nooit meer’.

De laatste kunstenaar van de eerste generatie is Pierre Culot (1938 - 2011). Hij maakte al op jonge leeftijd internationaal carrière. Dat belette hem zeker niet om zich enkel toe te spitsen op de kunstkeramiek. Hij is bijvoorbeeld altijd serviezen