
24 minute read
Nieuwbouwlocatie Hof van Blom biedt veel mogelijkheden
Een bijzonder moment voor de vijftien bewoners van Hoenwaard in Hattem: in januari verhuizen ze naar de Hof van Blom. Een nieuwe locatie met veel meer mogelijkheden. Hoenwaard kan daar uitbreiden naar 32 cliënten. Een van de bewoners is Willy de Ruiter (84). Op haar manier kijkt ze al uit naar de verhuizing, vertelt dochter Tinie (59).
Het is best moeilijk om je moeder te zien veranderen door een ziekte. Toch probeert Tinie vooral naar het positieve te kijken. ‘Ze is misschien vergeetachtig, maar door die ziekte is ze nog veel liever en humoristischer geworden. Het is gewoon gezellig om naar haar toe te gaan.’
Advertisement
Dichtbij
Eerst woonde haar moeder in een aanleunwoning, uitgerekend tegenover de Hof van Blom – waar Hoenwaard nu naartoe verhuist. Maar toen zelfstandig wonen echt niet meer ging, kon ze terecht in De Voord in Elburg. Tinie: ‘Gelukkig kwam daarna een plek vrij in Hoenwaard. Want mijn zus en ik wonen allebei in Hattem en je wilt graag dichtbij zijn.’
Hoewel Tinie best tevreden is over de huidige locatie, verwacht zij dat de nieuwe plek veel voordelen biedt. ‘Alles is up-to-date en ze werken daar met kleurconcepten die beter aansluiten op bewoners. Ik vind sowieso dat de verpleging een dikke pluim verdient. Wanneer ik ook kom, het is altijd een warm bad.’ Tinie ziet het moment van verhuizen met vertrouwen tegemoet. ‘Met z’n allen zullen we die kar wel weer trekken,’ zegt ze. Over verhuisstress bij moeder maakt ze zich niet druk. ‘Ze leeft in het moment. Dus je kan heel goed een gesprek met haar voeren, maar vijf minuten later is ze het alweer kwijt. We zijn al vaak langs de nieuwbouw gelopen. En steeds zeg ik: hier kom je te wonen. En zij helemaal verrast: o já? Wat leuk!’
Onrust beperken
Via digitale bijeenkomsten zijn naasten bijgepraat over de nieuwbouw en verhuizing. Er volgen nog meer sessies om heldere afspraken te maken, vertelt manager Vera Lammers. ‘Het vergt de nodige organisatie, omdat we alles binnen een dag willen verhuizen. Dat doen we ook om eventuele onrust zoveel mogelijk te beperken.’
De vijftien cliënten krijgen tussen de middag eerst een warme maaltijd en verhuizen vervolgens naar de nieuwe plek. Daar kunnen ze terecht in de huiskamers die tegen die tijd al helemaal klaar zijn. Ondertussen gaan familieleden en verhuizers de kamers verder inrichten.’ Hof van Blom telt vier communities, verdeeld over twee verdiepingen. De locatie biedt veel extra’s, vertelt Vera. ‘De Bongerd is gebouwd als verzorgingstehuis, maar dat is niet passend bij de zwaardere zorg die we nu bieden. Straks krijgen we bijvoorbeeld ruimere badkamers voor de rolstoelen en tilliften.’
Samen verhuizen
Vera somt nog meer voordelen op: ‘We hebben gescheiden huiskamers die we ook aan elkaar kunnen koppelen. Daar zijn bovendien balkons met uitzicht op de tuin rondom het complex. We gaan veel meer gebruik maken van domotica, als ondersteuning van de zorg. Ook is er een nieuw en beter zorgoproepsysteem.’ Het Baken gaat bovendien extra ruimte huren op de locatie. Daardoor is er ook plek voor kantoren en behandelkamers, bijvoorbeeld voor fysiotherapie.
De nieuwbouw wordt vermoedelijk half december opgeleverd. Een maand later kan de verhuizing beginnen, verwacht Vera. ‘We willen eerst nog een open dag organiseren voor naasten. Dan kunnen zij alvast binnen kijken en vragen stellen.’
Vera denkt dat de bewoners zelf niet veel meekrijgen van de verhuizing - op een enkeling na dan. ‘Het vraagt vooral inspanning van alle dochters, zonen en andere familieleden. Samen met hen willen we de reuring rondom bewoners zo beperkt mogelijk houden, zodat hun gewone programma zoveel mogelijk door kan gaan.’

Lisette Aarnoudse en Jeanette Schelvis

Lisette Aarnoudse (24) en Jeanette Schelvis (50) zijn collega’s, maar ze kennen elkaar niet. Zo gek is dat niet, want Lisette is nog maar net begonnen bij Het Baken. Zij werkt als helpende bij locatie De Hullen in Oldebroek. Jeanette is al 25 jaar in dienst en is verzorgende bij De Voord in Elburg. Hoe ervaren zij de zorg binnen Het Baken? En hoe kijken zij naar elkaar?
Jeanette begon haar opleiding in 1989.
‘Ik leerde voor ziekenverzorgster en heb daarna zeven jaar in Apeldoorn gewerkt. Toen ik ging samenwonen in Elburg werd achter ons huis een verpleeghuis gebouwd. Ik hoorde dat ze mensen zochten, dus dat was een buitenkansje. Het sollicitatiegesprek was in het kerkgebouw van de Vrije Evangelische Gemeente, weet ik nog. Ik had een leuk gesprek met Jitse Smid en Kor Kroes van P&O. Dat klikte heel goed. Ik werd vrijwel direct aangenomen. Die beginjaren waren zó gezellig. Alles was nieuw en er kon nog veel.’
Er is in die 25 jaar wel veel veranderd, vindt Jeanette.
‘Op de PG-afdeling kregen we steeds meer te maken met zwaardere zorg. In de begintijd waren mensen nog vitaler als ze werden opgenomen. Nu praat je veelal over ouderen met gedragsproblemen en psychiatrische problemen.’
Lisette deed vijf jaar geleden de opleiding Helpende en woont op ’t Harde.
‘Ik heb eerst bij Viattence in Vaassen gewerkt. Daar werkte ik op een PG-afdeling. Dit jaar ben ik overgestapt naar De Hullen. Er was een vacature op de somatiek-afdeling en Oldebroek is dichtbij huis. Ik werk op een afdeling met elf bewoners. Een paar mensen hebben beginnende dementie en vaak spelen er psychiatrische klachten. Dat maakt de zorg wel intensief, maar ik houd ervan.’
Kan Lisette nog iets leren van een ervaren rot als Jeanette?
‘Natuurlijk! Ik vind het knap hoe mensen zichzelf blijven vernieuwen. Niet alleen omdat er steeds weer andere bewoners komen, maar ook omdat de omstandigheden veranderen. De apparatuur waarmee je werkt, de aanpak, de formulieren…’
Jeanette:
‘Dat kan alleen als je meegroeit en flexibel blijft. Ik luister ook graag naar wat jongere collega’s te vertellen hebben, want het is echt niet zo dat ik alle wijsheid in pacht heb.’
Lisette:
‘Jezelf ontwikkelen kan heel goed binnen Het Baken. Je krijgt hier allerlei e-learning en ze proberen ook dingen uit, zoals een dagje weg met ouderen om het welzijn te vergroten. Die kansen pak ik wel aan.’
Jeanette:
‘Voorheen deed je alles met pen en papier, nu rapporteer je in de computer. Er is veel administratie bijgekomen. Dat vind ik minder. Ik denk dan: ik heb dit werk niet gekozen om achter de computer te zitten.’
Lisette:
‘Ik heb er minder moeite mee. Misschien ook omdat ik voor rapportages soms mijn telefoon gebruik. Ik doe dat terwijl ik door de gang loop. Dan hoef ik niet altijd achter de computer te zitten.’
Jeanette:
‘Wij hebben er ook crisisopvang bij en dat vraagt wel iets meer registratie. Ach, ik red mij er prima mee, maar ik ben er niet mee opgegroeid. Dat is het verschil.’ Bij de jongere generatie is wel sprake van een andere mentaliteit, merkt Jeanette. ‘Je draaide vroeger de diensten die er te draaien waren. Ook al moest je zeven nachten achter elkaar. Nu stellen jongere collega’s veel meer eisen aan het werk. Ik zeg niet dat het verkeerd is, maar het is wel anders.’
Lisette:
‘Ik heb thuis een kleintje en het is puzzelen om werk en privé te combineren. Mijn man werkt ook in de zorg, dus we stemmen roosters zoveel mogelijk op elkaar af. Ja, daar zit wel wat druk op. Ik snap wel wat Jeanette zegt.’
Lisette vindt de coronatijd zwaar.
‘Het duurt vooral zo lang, waardoor we nog steeds met mondkapjes en beschermende pakken rondlopen. Knuffelen mag nog niet, dus ook bewoners merken die afstand. Ik merk dat hun geduld ook opraakt.’
Jeanette herkent dat.
‘Soms doe ik het mondkapje snel even omhoog als ik de kamer op kom, dat er toch herkenning is. Het is warm en je gaat ervan zweten. Maar goed, het zal nog wel even duren…’
Heel eerlijk: Jeanette vond haar werk vroeger toch een tikkie gezelliger.
‘Je werkte ook met meer collega’s samen. Nu moet je de gezelligheid vooral bij de bewoners zoeken.’
Lisette:
‘Wij lopen de hele dag met z’n tweeën op een afdeling. Er is best veel contact, ook met de schoonmaker of een stagiair. Als het even kan, houden we samen pauze.’
Jeanette:
‘Op onze afdeling werk je met twee collega’s op een groep van elf mensen. We gaan niet van die groep af; je drinkt koffie en eet samen met de bewoners. Ook mooi hoor. Weet je: die gezelligheid met collega’s is niet het belangrijkste. Uiteindelijk gaat het om de zorg.’
Lisette:
‘Je moet hart hebben voor dit werk. Ik heb bewust voor de zorg gekozen om mensen in hun laatste fase een goed en waardevol einde te bieden.’
Jeanette:
‘Ik zeg vaak: wil je een baan hebben waarin je dankbaarheid krijgt en mensen een glimlach bezorgt? Dan moet je in de zorg gaan werken. Oudere mensen hebben vaak humor en zitten vol verhalen. Dat is onbetaalbaar.’
Het Baken:
hart voor bewoners én de organisatie
Nieuwe ideeën omarmen, mouwen opstropen, lijnen kort houden; de ontwikkeling van Het Baken is te danken aan een sterke pioniersgeest. Juist die aanpak sprak Annemieke Zandbergen (54) enorm aan. Als fysiotherapeut groeide ze mee in de organisatie en sinds 2014 is zij directeur Zorg.
Begin jaren negentig kwamen fysiotherapeuten moeilijk aan het werk, vertelt Annemieke. Daarom week ze voor vijf jaar uit naar het buitenland, maar eenmaal terug rolde ze in kleine deeltijdbanen, onder meer bij verpleeghuis Wendhorst in Heerde. ‘Toen ik hoorde dat er in Elburg een nieuw verpleeghuis kwam, zag ik een mooie kans op een fulltime baan.’
Zo raakte ze nauw betrokken bij de start van locatie De Voord. Ze werd aangenomen als fysiotherapeut en samen met een parttime collega stond ze aan de basis van wat nu het Behandel- & Adviescentrum (BAC) is. De Voord kreeg al snel bewoners. Die kwamen ook vanaf andere instellingen. ‘Ouderen uit de regio Elburg wilden toch liever in de buurt wonen.’ De eerste zestig bedden waren al snel bezet en er ontstond zelfs een wachtlijst.
Het betekende dat haar werk behoorlijk uitbreidde. ‘Na verloop van tijd ontstond een heel team aan paramedici en konden we werken aan kwaliteit. Toen er ook nog nieuwe locaties bij kwamen ontstond het idee voor een eigen revalidatieafdeling.’ Alzo geschiedde. Annemieke kwam steeds meer in een coördinerende en leidinggevende rol en ging ook opleidingen volgen op dat terrein. Nadat een verpleeghuisarts uitviel - die manager van de behandeldienst was - nam zij tijdelijk de regie over. Dat beviel zo goed, dat ze ervoor koos om volledig manager te worden.
Annemieke: ‘Die eerste jaren lag de nadruk vooral op behandeling van fysieke beperkingen. Later kwamen er steeds meer cliënten met cognitieve problemen. Ouderen blijven langer thuis wonen en op onze PG-afdelingen hebben we vooral zwaardere cliënten; mensen die ernstig verward zijn en gedragsproblemen hebben door psychische klachten of dementie.’
Bij het BAC werken psychologen (Basis en GZ) , diëtisten, fysio- en ergotherapeuten, logopedisten maar ook een bewegingsagoog en specialisten ouderengeneeskunde. Ook het Cliënt Service Bureau valt daaronder. Deze goed opgeleide

vakgroepen ondersteunen bewoners van de woonzorglocaties, maar bieden ook eerstelijns zorg buiten de vier centra. ‘Daar willen we nog verder in groeien, bijvoorbeeld in het thuis bezoeken van cliënten die met beginnende dementie te maken hebben en waar bijvoorbeeld ergotherapie een belangrijke rol kan spelen.’
De korte lijnen uit de begintijd zijn er nog steeds. ‘Werken in de zorg is zwaarder geworden, maar ik merk dat we binnen Het Baken ook echt hart hebben voor de organisatie. Er werken nog tientallen mensen uit die beginperiode. Dat zegt iets over de betrokkenheid.’
Het tekort aan goed opgeleid personeel blijft een zorg. Maar waar andere organisaties door bezuinigingen de behandelafdelingen soms sloten, koos Het Baken juist voor investeren. Bijvoorbeeld door meer poliklinische behandelingen aan te bieden. ‘Het geeft een positief gevoel dat je bijdraagt aan een organisatie die vooruit kijkt. Ja, die pioniersgeest is er nog altijd.’
JE VOELT AAN ALLES: de kwaliteit is hoog
Verpleeghuis De Voord was nog volop in aanbouw toen Jitse Smid (66) in september 1995 als directeur in dienst kwam. Hij kreeg de bijzondere opdracht om de nieuwe zorgorganisatie van A tot Z in te richten.
Jitse Smid werd indertijd benoemd door het algemeen bestuur van
De Voord, toen nog een groep van maar liefst veertig diakenen uit verschillende kerken. Na vijf jaar overleg viel in 1994 het besluit: de NoordVeluwe zou in Elburg een gebouw voor verpleeghuiszorg krijgen. Tot die tijd moesten mensen nog naar Harderwijk, Kampen of Zwolle, vertelt Jitse. ‘Over de invulling had niemand nagedacht. Dat mocht ik doen.’ Jitse Smid had ruime ervaring bij zorgorganisaties in Groningen. ‘Maar dit was andere koek. Er was niets. Geen inventaris, geen personeel, geen beleid. Alles mochten we zelf opzetten.’
Dat pionieren sprak hem juist aan. ‘En het voelde goed dat we een regionaal probleem oplosten. Ik kende bijvoorbeeld een oude man uit Doornspijk die dagelijks vier uur in de bus zat om zijn vrouw in Zwolle te bezoeken. Zulke schrijnende situaties wilde je voorkomen.’
De eerste periode had Jitse Smid soms wel 25 sollicitatiegesprekken op een dag. In april 1996 ging De Voord open; een locatie met negentig bedden. Jitse Smid had staatssecretaris Erica Terpstra geregeld voor de opening. Een schot in de roos. ‘Ze had voor iedereen aandacht. Echt prachtig.’ De organisatie groeide snel. ‘Dat moest ook, want binnen een paar weken gingen we van nul naar zestig bewoners.’

Dankzij een nauwe samenwerking met Wendhorst in Heerde kon De Voord twintig ervaren verzorgenden overnemen. ‘Ik was ook aangesteld als plaatsvervanger in Heerde. We leunden graag op die kennis en ervaring, maar hadden ook sterk de behoefte om het in Elburg op onze eigen manier te doen. Dat heeft wel eens gebotst.’
De Voord breidde in 2000 uit met een locatie in Hulshorst. Dat werd Klein Rhijnvis, een zorgboerderij voor dementerende ouderen – vaak met een agrarische achtergrond. Het concept oogstte zelfs internationale belangstelling, vertelt Jitse trots. Zelf ging hij met zijn gezin in het voorhuis wonen, omgeven door paarden en schapen.
In 2003 volgde de nieuwe locatie Seewende in Nunspeet; met nog eens zestig bedden. Na een fusie met verzorgingshuis De Hullen in Oldebroek – rond 2004 - veranderde de naam in Het Baken. Een jaar later werd ook Hoenwaard in Hattem nog aan de groep toegevoegd, een locatie met 16 bedden.
De sterk christelijke identiteit heeft de organisatie in al die jaren gedragen, realiseert Jitse Smid zich. Ook de betrokkenheid van vrijwilligers en medewerkers is bovengemiddeld hoog. Zelf nam hij afscheid in 2008.
Inmiddels is hij weer regelmatig in Seewende te vinden, omdat zijn schoonmoeder Wilma Nieuwenhuysen (89) daar afgelopen juni is komen wonen. Het is fijn om oud-collega’s te ontmoeten, vertelt Jitse. ‘Je merkt dat die onderlinge samenhang er nog altijd is en je voelt aan alles: de kwaliteit is hoog.’
Aanvankelijk vond zijn schoonmoeder het erg druk en vreemd in Seewende. ‘Door gewenning en begeleiding is zij in de groep gegroeid. Het is ook leuk om te zien hoe verantwoordelijk zij zich voelt voor medebewoners. Als wij op bezoek komen, vraagt ze regelmatig aan anderen of zij wel even weg kan.’
De contacten met alle medewerkers in huis zijn goed, zegt Jitse. ‘Wij ervaren de warmte en betrokkenheid van de verzorging en verpleging. Wij zijn blij dat ze goed is geland op het Postpad.’


De Raad van Toezicht feliciteert bewoners en medewerkers van harte met het 25-jarig jubileum. De laatste tijd, inmiddels bijna 2 jaar, heeft veel in het teken gestaan van corona. Bijzonder om te zien dat zowel bewoners als medewerkers de veerkracht hebben om vol goede moed met deze nieuwe omstandigheden om te gaan. De Raad van Toezicht is, zij het op afstand, betrokken geweest bij het wel en wee van de organisatie. Vanuit haar visie ziet de Raad toe op de bestuurder en besturing van de organisatie. Dit doet de Raad niet alleen door het lezen van rapportages en vergaderingen. Ook ontmoetingen met medewerkers en bewoners, soms noodgedwongen via Zoom, staan op de agenda. In commissies wordt dieper op zaken ingegaan. Naast het toetsen van de organisatie is de Raad werkgever van de bestuurder en ook ‘sparring partner’ waar bestuur en directie terecht kunnen om advies. De brede achtergrond van de toezichthouders komt dan goed van pas. Harriët van Veldhuizen-Eshuis is manager kwaliteit en veiligheid in ziekenhuis de Gelderse Vallei, Anne Westerduin-De Jong is bestuurder bij de Sprank, gehandicaptenzorg, Edwin van Hoorn, bestuurder in het onderwijs (Gomarus College Noord Nederland), Jaap van Bennekom, toezichthouder en docent accountancy aan een universiteit, Herman Zwart is als gemeentesecretaris lang werkzaam geweest voor gemeenten en Jaap Kamphorst, toezichthouder en interim-manager. Deze expertise zetten we graag in voor Het Baken. Wij wensen Het Baken een mooie doorontwikkeling toe, voortbouwen op een stevig fundament waarbij bewoners en medewerkers tot hun recht komen ‘vertrouwd en dichtbij’!
Een grote groep diakenen stond 25 jaar geleden aan de wieg van De Voord in Elburg en daarmee aan de basis van Het Baken. Dankzij samenwerking van kerken kon het verpleeghuis er komen. Nog altijd zijn de diakenen betrokken bij de zorginstelling.
Bij de start stonden de diaconieën van Elburg, Nunspeet en Oldebroek financieel garant en ook bestuurlijk gezien hadden de diakenen een belangrijke stem. Die invloed veranderde naarmate de organisatie groeide. ‘Wij zijn ook geen bestuurders, wij zijn praktische mensen’, zegt Jan van der Heide, afgevaardigd namens de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt. ‘Bij een faillissement waren we zelfs aansprakelijk te stellen. Die verantwoordelijkheid werd te groot.’
Uiteindelijk deden de kerken afstand van hun bestuurlijke rol en kwam er een Diaconale Advies Raad voor terug. Van der Heide zit in die ‘DAR’ en vertelt: ‘We laten ons een paar keer per jaar informeren. Dat zijn bijeenkomsten met de Raad van Toezicht, de bestuurder, maar ook locatiemanagers. We stellen vragen, denken mee en geven advies. Ook waren we betrokken bij de sollicitatieprocedure voor een geestelijk verzorger.’
Diaken Jan Prins hoort bij de Hervormde Gemeente van Elburg en is sinds 2010 betrokken bij de DAR. ‘De identiteit van Het Baken zit in het omzien naar elkaar, met een hoofdrol voor de Bijbel. We komen uit verschillende kerkgenootschappen, maar vormen samen één lichaam. Dat is heel goed zichtbaar.’ In De Voord en Seewende verzorgen voorgangers uit de regio elke zondag vieringen. Op andere locaties, zoals De Hullen, vindt een weeksluiting plaats. Daarin spelen de drie geestelijk verzorgers een belangrijke rol, net als de voorgangers, ambtsdragers en vrijwilligers van lokale kerken. Roel Venderbos is geestelijk verzorger bij Het Baken: ‘Soms speelt de kerkelijke achtergrond nog wel een rol, bijvoorbeeld in de voorkeur voor een bepaalde bijbelvertaling of liedbundel. Maar bij de diensten merken we toch vooral verbroedering.’
Van der Heide: ‘In veel kerken merk je dat jongeren elkaar makkelijker kunnen vinden. Maar hier zie je juist bij ouderen de kerkmuren wegvallen. Dat is bijzonder.’ Venderbos: ‘Ik zeg wel eens: het is het voorportaal van het nieuwe Jeruzalem.’ Jan Prins knikt. ‘Sommigen worden in een bed binnengereden en je denkt dat ze niets meekrijgen, maar even later zie je ze meezingen.’
Broeders en zusters
Het verpleeghuis is het laatste station, zegt Van der Heide. ‘De mensen leveren steeds meer in. Een tafel, een stoel, een bed; slechts een paar spullen houd je over. Maar het mooie is dat het leven niet om bezittingen draait. Hier merk je dat het geloof de meeste steun geeft.’
Cliënten leren het leven loslaten, vult Prins aan. ‘Ze houden zich vast aan het geloof. Dat is confronterend, maar ook mooi om te ervaren.’ Binnen niet al te lange tijd gaan ze God ontmoeten, zegt Van der Heide. ‘Het belangrijkste is dat ze broeders en zusters hebben met wie ze het geloof kunnen delen.’
Naast diensten zijn er ook andere activiteiten rondom het geloof, zoals het ‘dauwrollen’ op Hemelvaartsdag in 2019. Een lange stoet van bewoners in rolstoelen trok toen door Elburg met afrondend een samenzang bij een boerenerf. Voor herhaling vatbaar, vindt Venderbos. ‘We hopen alleen dat er vrijwilligers blijven komen voor de diensten. Bijvoorbeeld voor het halen en brengen van bewoners. Daar kunnen we zeker nog verjonging gebruiken.’
Jan Prins en Jan van der Heide



Silvia Timmer (65) leidde Het Baken tussen 2010 en 2020 door een moeilijke periode. Haar afscheid als bestuurder viel door het coronavirus enigszins in het water. Toch kijkt zij terug op tien waardevolle jaren.
Haar achtergrond als gezinstherapeut gaf een duidelijke bedding onder het bestuurlijk werk. Alles en iedereen doet ertoe, vindt Silvia. Ze stelde de mens centraal en bleef graag weg bij waardeoordelen. Ook probeerde ze als bestuurder regelmatig ‘op de handen te zitten’. De inzichten moesten juist vanuit de organisatie komen.
Betrokken en persoonlijk
Toen zij begon, was er sprake van dat Het Baken zou fuseren. Er werd een partner gezocht. De financiële situatie dwong daartoe. ‘Er was druk vanuit alle kanten. Ook vanuit het Zorgkantoor. De zorg was goed, maar de tekorten liepen op en er waren besluiten nodig.’
Ondanks de spannende situatie bleven medewerkers bijzonder betrokken. ‘Het Baken is kleinschalig, overzichtelijk en persoonlijk. Zo heb ik dat altijd gevoeld. Betrokkenheid vind ik een van de kernwaarden.’ Dat veel zorgmedewerkers zelf in de regio wonen, helpt daarbij. ‘Je weet hoe mensen denken en zaken beleven. Zo kan je echt dichtbij komen.’ In die begintijd werd een fusiepartner gevonden, maar de liefde ontbrak. ‘Het zou uitpakken als een overname en niemand binnen de organisatie voelde daar iets voor. Onze belangrijke waarden en principes zouden naar de achtergrond verdwijnen.’
Silvia was op dat moment regiomanager. De Raad van Toezicht vroeg of zij bestuurder wilde worden. ‘Dat we zelfstandig zouden blijven, was een van mijn eerste besluiten. Maar er waren wel stappen nodig.’ Besluitvorming is niet ingewikkeld, vertelt ze. ‘Het gaat erom dat je draagvlak krijgt. Dat kost tijd, want je gaat eerst in gesprek met de mensen die het aangaat.’
Ruimte voor inbreng
Het werd een heel traject waarbij iedereen binnen de organisatie de ruimte kreeg om zijn of haar inbreng te geven. ‘Met alle 470 medewerkers uit die periode zijn gesprekken geweest. Met elkaar hebben we onder meer aan nieuwe functieomschrijvingen gewerkt en benoemd wat van belang was voor de organisatie.’
Uiteindelijk viel het moeilijke besluit om te stoppen met de thuiszorgtak en het aantal leidinggevenden werd teruggebracht van 23 naar 12. Ook zou voortaan in kleinere teams - zogeheten communities – worden samengewerkt, waarbinnen meer zelfstandigheid werd gevraagd.
‘We hebben alle processen grondig doorgelopen. Herman van Huffelen klaarde een grote klus door het financiële verhaal weer op de rit te krijgen. Daarnaast hebben we het zorgproces en de organisatiestructuur tegen het licht gehouden. Medewerkers moesten opnieuw weer teams vormen. Die omwenteling heeft meerdere jaren geduurd, maar we zijn daar als een gezonde organisatie uitgekomen.’
Het is de kracht van het totaal, zegt Silvia tot slot. ‘Ik heb daarin een bescheiden aandeel gehad. Zo zie ik dat echt. En nu gaan de mensen zelf weer verder.’
Hoe kijken cliënten naar Het Baken? Wat vinden zij van de zorg? Samen met geestelijk verzorger Roel Venderbos willen we langs een paar bewoners in Seewende en De Voord. Dat is het idee, maar het loopt een beetje anders…

Roel zit nog aan de boterham als we elkaar ontmoeten in Seewende. Hij verontschuldigt zich. ‘Ik ben bij meerdere mensen langs geweest, maar op één mevrouw na zien mensen toch af van een interview.’ Allerlei redenen komen voorbij, maar ook verlegenheid speelt een rol.
In het verpleeghuis ben je extra kwetsbaar, is Roels ervaring.
Gelukkig heeft hij op de valreep nog een afspraak kunnen maken met Gré de Boer (87), die sinds een jaar in Seewende woont. ‘Zij verwoordt heel goed wat er dan door je heen gaat.’
Straks haar verhaal. Nu eerst de job van Roel. Als pastor en geestelijk verzorger spreekt hij veel bewoners en neemt hij tijd om door te vragen. Bij het ouder worden kunnen diepere gevoelens naar boven komen. Juist die gesprekken vindt Roel zo waardevol en om die reden maakte hij als gemeentepredikant de overstap naar een zorginstelling. ‘Voor sommigen klinkt dat misschien raar, maar ik vind die donkere kant veel interessanter. Juist bij de barsten van het leven kan licht naar binnen stromen…’
Luisteren
In gesprekken komen ook wel kritische opmerkingen voorbij. ‘Een mevrouw vertelde dat ze sombere gevoelens heeft vanwege haar ziekte. Zelfs zodanig dat ze levensmoe is geworden. Ze zou zó graag willen dat er meer oor en oog is voor haar verhaal. Niet door er direct iets positiefs tegenover te zetten, maar vooral door even tijd te nemen en te luisteren.’
Als geestelijk verzorger voert hij niet alleen zware gesprekken. Zo is het ook weer niet. Er wordt genoeg gelachen en er komen ook regelmatig praktische zaken aan de orde. Hoe mensen het zicht vanuit een rolstoel ervaren, bijvoorbeeld. ‘In sommige gebouwen – niet van Het Baken trouwens – zitten de ramen te hoog om op straat te kunnen kijken. Terwijl dat uitzicht enorm belangrijk is om de connectie met buiten te houden.’
De boterham is op. Hoog tijd om naar ‘mevrouw De Boer’ te gaan. Ze wacht ons al op, in haar appartement op de benedenverdieping. Een jaar geleden is ze hier komen wonen met haar man Piet. Vanwege zijn dementie verblijft hij op een andere afdeling. ‘De laatste tijd gaat hij sneller achteruit, maar op goeie dagen gaat hij met iedereen in gesprek en maakt hij grapjes,’ vertelt ze kalm. ‘De ziekte sluimerde al, maar drie jaar geleden kreeg hij een herseninfarct. Daardoor kwam alles in een stroomversnelling.’ Na een paar weken in het ziekenhuis kon hij revalideren in De Voord en daarna kreeg hij een plek bij

Gré de Boer en Roel Venderbos
Klein Rhijnvis in Hulshorst. Die locatie is inmiddels dicht en zo kwamen ze - na veel vijven en zessen - in Seewende terecht. Het is nog vroeg op de avond en haar man slaapt al. Dat geeft tijd om iets voor haarzelf te doen. Op tafel ligt dagblad Trouw. Lezen, tv kijken; zo blijft ze op de hoogte. ‘Ik verdiep mij graag in hoe anderen denken. Dat helpt mij om een mening te vormen. Dat vind ik belangrijk.’
Ruim dertig jaar woonden ze in Zeewolde en daarvoor in Sassenheim, waar ze een transportbedrijf hadden dat ze goed konden verkopen. Daarna verhuisden Gré en Piet naar Flevoland. ‘We hadden het heerlijk met onze drie kinderen en later de kleinkinderen. Ik schilderde veel en heb altijd geëxposeerd. Ja, God is goed voor ons geweest. Ik ben dankbaar voor dit leven.’ Vandaag is ze moe, merkt ze. ‘Ik hoef mijn man niet te verzorgen, maar ik doe gauw teveel. Alleen als het écht niet lukt, roep ik de zusters erbij. Dat heb ik moeten leren. Wat ze hier doen, zou ik thuis niet meer kunnen.’ Ook haar gezondheid laat te wensen over. ‘En ik ben behoorlijk doof. Daardoor kan ik de gesprekken in een groep niet volgen, terwijl ik juist zo graag wil meedoen. Ja, lastig. Soms maakt mij dat mismoedig.’
Goede keuze
Ze moest behoorlijk wennen aan de nieuwe woonomgeving, maar voelt ook dat het een goede keuze is geweest. Dicht bij haar man, dicht bij de zorg. ‘En als ik mij triest voel, ga ik wandelen. Dat helpt echt.’ Tevens heeft ze een tuintje en kan ze veel schilderen, maar alles op een laag tempo. ‘Af en toe gaat het moeizaam, maar ik heb ontzettend veel kracht gekregen van God, die vaak dichtbij was en is. Dat maakt zoveel verschil.’
Roel luistert vol aandacht mee en vraagt tot slot: wat zou u de zorg willen toewensen? Gré denkt even na en zegt: ‘Ik draai ‘m om. Ik zou willen dat de maatschappij iets meer heeft van wat binnen de zorg nog heel gewoon is. Ja, de hartelijkheid en betrokkenheid. Ik maak mij zorgen over de verruwing in de samenleving. Zo lief als ze hier zijn, zou ’t overal wel mogen zijn.’
Hart voor bewoners én de organisatie
