Aanvoerder Rode Duivels EK 2021

Gerard van Gemert

Noah, AANVOERDER VAN DE RODE DUIVELS met illustraties van Mark Janssen

Noa

h

Gerard van Gemert

Noah,

aanvoerder van

DE RODE DUIVELS met illustraties van Mark Janssen

h, Beste Noa ag. e verjaard 9 je t e m rd etbalboek, o v Gefelicitee e k u le eelt. oor jou dit ijke rol sp r Speciaal v g n la e b zelf een waarin jij & mama Liefs papa

Gerard van Gemert Noah, aanvoerder van de Rode Duivels © 2021 Clavis Uitgeverij, Hasselt – Amsterdam – New York in samenwerking met YourSurprise Omslagontwerp: Studio Clavis Illustraties: Mark Janssen www.clavisbooks.com Trefw.: voetbal, EK Alle rechten voorbehouden.

Bestellen: www.yoursurprise.be Druk: ARSprintmedia

Hoofdstuk 1 Zaterdag 10 juli 2021 ‘Na de vragen aan de bondscoach kunt u nu vragen stellen aan Noah Mertens, aanvoerder van het Belgische elftal.’ Perschef Stefan Van Loock keek de bomvolle zaal in. Er was veel pers afgekomen op de persconferentie van de Rode Duivels. Dat was natuurlijk geen verrassing, een dag voor de finale van het EK. ‘U kent de regels,’ ging Stefan verder. ‘Vanwege de drukte graag één vraag per journalist.’ Hij knikte naar een journalist die midden in de zaal stond.

Noah Mertens zat ontspannen achter de tafel en liet de vragen komen. Een voor een beantwoordde hij ze geduldig.

‘Verwacht u dat België kans maakt tegen Duitsland?’ vroeg een journalist van de Italiaanse krant La Gazzetta dello Sport. ‘Zij spelen immers thuis.’

Noah glimlachte. ‘Duitsland heeft een brede selectie met allemaal uitzonderlijk goede voetballers. Ik denk dat zij licht favoriet zijn. Maar we zijn niet voor niets doorgedrongen tot de finale. Dus zij zullen ook rekening houden met ons.’

Stefan Van Loock wees naar een journalist die achter in de zaal zat. ‘Stel uw vraag maar.’

Een Spaanse journalist vroeg: ‘U bent uitgegroeid tot een van de sterren van het toernooi. Verwacht u dat in de finale door te kunnen trekken?’

5

‘Ach, wat is een ster? Je kunt pas goed presteren als het hele elftal goed speelt. Voor een aanvaller is het dan makkelijker om op te vallen dan voor een verdediger. Maar ik ben vooral blij met de goede teamprestatie die we hier hebben neergezet. Mijn rol is daar volledig ondergeschikt aan.’

‘Denkt u er ook zo over als u morgen wint en iemand anders de grote uitblinker is?’

Stefan Van Loock fronste kort, maar liet Noah de tweede vraag van de Spanjaard beantwoorden.

‘Ook dan,’ antwoordde Noah zonder te twijfelen.

‘Dan gaan we naar Peter Vandenbempt van de VRT. Peter?’ nodigde Stefan Van Loock de altijd kritische verslaggever van Sporza uit. Hij kreeg altijd meer tijd om vragen te stellen.

‘Ja, Noah. Op de training van vanmiddag was te zien dat jullie weer met een ruit op het middenveld gaan spelen en met jou op het middenveld, kort achter Lukaku. Jij bent de spits van Real Madrid, topscorer van de Spaanse Primera Division en van de Champions League. Heb je zo langzamerhand niet het gevoel dat je tweede keus bent voor de spitspositie?’

‘Waarom?’ Noah haalde zijn schouders op. ‘De bondscoach zet me op een andere plek omdat hij denkt dat ik daar, in dit elftal, beter tot mijn recht kom. Dat heeft toch niets met eerste of tweede keus te maken? Of vond je het in de vorige wedstrijden slecht gaan?’

Vandenbempt negeerde de vraag van Noah. ‘Maar ik neem toch aan dat je het liefste in de spits speelt?’ drong hij aan.

6

‘Dat maakt mij niet zoveel uit. Zolang de bondscoach me niet op doel zet, speel ik op de plek die hij voor mij het beste vindt.’

‘Ook als hij je rechtsachter zet?’ Hier en daar klonk gelach in de perszaal.

Noah glimlachte. ‘Zelfs dan. Maar ik vraag me af of dat slim is. We willen graag Europees Kampioen worden en als meneer Martínez mij in de verdediging zet, is de kans daarop aanzienlijk kleiner.’ Het gelach in de zaal nam toe.

‘Dus je hebt geen moeite met Lukaku in de spits?’

‘Romelu is een van de beste voetballers van Europa. En ik dacht dat we hier uitstekend samen gespeeld hebben. Dus nee, daar heb ik geen moeite mee.’

Stefan Van Loock nam weer het woord. ‘We gaan naar de laatste vragen van deze persconferentie.’ Hij zocht naar de volgende vraagsteller. ‘Die meneer daar aan de zijkant.’

‘Wat is uw lievelingseten?’ vroeg de man in gebrekkig Engels.

Noah schoot in de lach. ‘Stoofvlees, maar dat zullen jullie wel niet kennen.’

De man glimlachte en schreef iets op.

Van Loock boog naar Noah toe. ‘Ik vraag me af of hij het antwoord begrepen heeft.’

‘Vast niet,’ antwoordde Noah.

‘Mevrouw hier vlak vooraan.’ Van Loock glimlachte nog steeds.

De mevrouw schraapte haar keel. Ze had een donkere huidskleur en aan haar naambordje te zien kwam ze uit een Afrikaans land. ‘Onze lezers zou7

den graag willen weten of u ooit de overstap zou kunnen maken naar Barcelona.’

‘Goede vraag.’ Van Loock wist dat Noah deze vraag, als speler van Real Madrid, regelmatig te horen kreeg.

‘Als ik nu moest beslissen, zou ik nee zeggen. Ik ben speler van Real Madrid en die stappen niet gemakkelijk over naar aartsrivaal Barcelona. Maar er zijn genoeg grote spelers die bij beide clubs hebben gespeeld. Denk aan de Portugees Luis Figo en de Deen Michael Laudrup.’ Noah stak zijn vinger op. ‘En wat maar weinigen weten, is dat Kameroener Samuel Eto’o, die met Barcelona tweemaal de Champions League won, in de jeugd van Real Madrid heeft gespeeld. Dus zeg nooit nooit.’

‘Die laatste zin zullen de Madridfans je niet in dank afnemen,’ fluisterde Van Loock.

Noah haalde zijn schouders op. ‘Het is toch de waarheid?’

‘De laatste vraag is voor die meneer met het rode shirt, aan de rechterkant.’

De journalist stapte uit de menigte naar voren.

‘Bent u ooit in aanraking geweest met de politie?’

Stefan Van Loock lachte. ‘Dat zou ik nou ook weleens willen weten.’

Noah zuchtte. ‘Om heel eerlijk te zijn, ja, ik heb in mijn jeugd wel een keer iets meegemaakt waardoor ik met de politie in aanraking kwam.’

‘Kun je ons daar wat meer over vertellen?’ vroeg de journalist met het rode shirt.

Noah keek op zijn horloge. ‘Heb je even? Het is een nogal lang verhaal.’

8

De man haalde zijn schouders op. ‘Ik heb alle tijd.’

‘Laten we dat straks even doen.’ zei Stefan Van Loock. Hij rondde de persconferentie af.

De journalist meldde zich bij Noah. Ze gingen samen aan een tafel zitten. ‘Ik ben benieuwd,’ glimlachte de man.

‘Ik zat in het laatste jaar van de basisschool,’ begon Noah. ‘Met mijn beste vriend Gabriel, die totaal niet geïnteresseerd was in voetballen, ging ik regelmatig na schooltijd knikkeren. Zo ook op de dag dat dit avontuur begon.’

9

Hoofdstuk 2 Negen jaar eerder ‘Gaan we nog knikkeren?’ Gabriel probeerde zijn jas aan te doen en zijn armen in de mouwen te steken terwijl hij de school uit rende. Veel kinderen gingen na schooltijd nog knikkeren. En op het schoolplein waren maar een paar knikkerpotjes.

‘Is goed.’ Noah pakte zijn knikkerzak. Grappig eigenlijk, dacht hij, dat je knikkeren maar een paar weken in het jaar doet.

‘Alle potjes zijn bezet.’ Gabriel keek over het schoolplein uit. ‘Balen.’

‘Dan moeten we naar het pleintje,’ zei Noah.

Gabriel knikte. ‘Kom snel. Voordat dat ook bezet is.’

In de buurt waar Noah en Gabriel woonden, was een plein met bankjes. Tussen twee banken was één stoeptegel met een knikkerkuiltje. Waarschijnlijk was die tegel er per ongeluk terechtgekomen, maar de jongens gebruikten het potje vaak om te knikkeren. Het plein werd omringd door struiken en hoge bomen. Als je op het plein was, leek het net of je midden in het bos zat.

‘Er is nog niemand,’ hijgde Gabriel. Zo snel als ze konden, waren ze naar het plein gerend. ‘Vandaag wil ik die grote gekleurde knikker van je winnen.’

‘Die is niet te winnen.’ Noah klonk overtuigend.

Gabriel zocht in zijn knikkerzak. ‘Ook niet voor vier bonken en zes knikkers?’

10

‘Misschien.’ Noah had zijn mooiste knikker gepakt. Plagend gooide hij de bijzondere knikker omhoog en ving hem weer op.

Het hoofd van Gabriel ging op en neer en volgde de bewegingen van de knikker. ‘Wat is je tegenbod?’

Noah keek overdreven aandachtig naar zijn glazen balletje. ‘Ik zie toch zeker dertien verschillende kleuren.’ Hij kneep zijn ogen half dicht. ‘Zes bonken en vier knikkers.’

‘Voor een knikker waar op geschreven is?’ Gabriel schudde zijn hoofd.

Noah bekeek de knikker. Een tijdje terug had hij er met zwarte stift het cijfer negen op geschreven, omdat dat misschien geluk bracht. Het was zijn rugnummer. Hij had geprobeerd het eraf te halen, maar dat was niet gelukt. ‘Oké, vijf bonken en drie knikkers.’

‘Geaccepteerd,’ reageerde Gabriel meteen.

Noah ging op de plek staan waar vandaan hij moest gooien. ‘Jij gooit eerst vier knikkers. Dan gooi ik de mijne en dan jij weer de laatste vier.’

‘Is goed.’ Gabriel vond alles best. Hij had niet gedacht ooit de kans te krijgen om voor de mooie knikker van Noah te kunnen spelen. Gabriel gooide en twee knikkers belandden in het potje. ‘Zo, daar kun jij niet overheen.’

‘Tenzij ik hem erin gooi,’ zei Noah. Maar dat gebeurde niet. Zijn gekleurde knikker ging vlak langs het potje.

De spanning was aan het spel van de jongens te zien. Ze durfden geen risico te nemen. Na een minuut of tien lagen er nog twee bonken en de 11

gekleurde knikker van Noah.

Gabriel potte een bonk, maar miste de andere. Die lag dichtbij genoeg voor Noah om te proberen hem te potten. Maar de gekleurde lag te ver.

Noah scoorde de laatste bonk, zodat alleen de bijzondere knikker nog over was. Die was een slag groter dan een bonk. En door de helderheid van het glas en de vele kleuren was het een heel bijzonder exemplaar. Noah nam geen risico en om te voorkomen dat hij te dicht bij de pot kwam te liggen, speelde hij hem te hard.

De knikker stuiterde over de tegels en belandde met een boogje tussen de struiken aan de rand van het plein. ‘O-o,’ zei Gabriel. Hij was als eerste bij de rand van de bosjes. Eerst keek hij of hij de knikker vanaf de tegels zag liggen, maar toen dat niet het geval was, stapte hij de struiken in.

‘Zie je hem al?’ Noah was er nu ook.

‘Jemig, wat zijn die struiken dichtbegroeid. Ik kom er haast niet tussendoor.’

Noah had een tak van een boom getrokken die toch al half los zat en begon in het struikgewas te slaan. Maar het hielp niet. De takken waren zo dicht op elkaar gegroeid dat ze helemaal in elkaar verweven zaten. Er was geen doorkomen aan. ‘Heb je hem

al?’ Noah had zijn hoop op Gabriel gevestigd.

‘Nee, joh. Het lijkt hier wel een oerwoud.’

De jongens zochten minutenlang verder. Zelfs in een gebied waar ze eigenlijk zeker wisten dat hij niet lag.

‘Hé,’ hoorde Noah Gabriel zeggen.

‘Wat? Heb je hem?’

Gabriel antwoordde niet.

Noah zocht Gabriel, maar zag hem niet. ‘Gabriel?’

‘Ja. Ik ben hier.’ En tegelijkertijd kwam Gabriel overeind. Hij stond bij een dikke boom helemaal achter aan de begroeiing. ‘Ik heb iets gevonden.’

‘Wat dan? De knikker?’ Noah kon het zich eigenlijk niet voorstellen, maar je wist natuurlijk maar nooit.’

Gabriel baande zich een weg terug tussen de dichtbegroeide struiken door. ‘Een enveloppe.’

Noah pakte de hand van zijn vriend vast zodat die met een grote stap weer op het plein kon komen.

‘Wat zit erin?’

Gabriel draaide met zijn ogen. ‘Zie ik eruit als een helderziende?’

Noah grinnikte.

Dat moedigde Gabriel aan. ‘Denk jij dat ik een bionisch oog heb of zo?’

‘Een wat?’

‘Ogen waarmee ik door papier heen kan kijken.’

Noah schudde zijn hoofd. ‘Maak nou maar open.

Misschien zit er wel geld in.’

Gabriel ging op een van de banken vlak bij het knikkerpotje zitten.

Noah ging naast hem zitten.

13

Gabriel opende de enveloppe.

‘En?’ Noah was erg nieuwsgierig.

‘Een brief.’ Gabriel haalde een stuk papier tevoorschijn en keek weer in de enveloppe. ‘En een pasje.’

‘Meer niet?’ Noah klonk teleurgesteld.

‘Gabriel hield de enveloppe op zijn kop. ‘Nee.’ Hij bekeek het pasje. ‘Het is een bankpas.’

‘En die brief?’

Gabriel vouwde het papier open. ‘Codes, zo te zien.’ Er waren letters en cijfers te zien, die in een onleesbare volgorde door elkaar stonden.

‘Wat is dit?’

Gabriel reageerde niet. ‘Kom, we gaan naar huis.’

Noah bleef zitten. ‘En mijn knikker dan?’

‘Die is onvindbaar. Morgen zoeken we wel verder.

Misschien hebben we dan meer geluk.’

‘Lekker dan,’ mompelde Noah. ‘Het is wel een heel bijzondere knikker, hoor.’

Gabriel bekeek de inhoud van de enveloppe nog eens goed. ‘Hij is niet te vinden, Noah. Ik heb overal gekeken.’

‘En wat gaan we nou doen?’ zuchtte Noah. Hij baalde, maar wist ook niet meer waar ze moesten zoeken. Voor zijn gevoel hadden ze overal gekeken.

‘De code kraken en eens kijken wat voor pasje dit is.’

Noah wist dat zijn vriend gek was op moeilijke klussen die hij met de computer kon oplossen.

‘Vooruit dan maar.’ Hij stond op en sjokte achter Gabriel aan. ‘Kom je nog kijken morgen?’ veranderde hij van onderwerp.

‘Morgen?’ Gabriel dacht na. ‘O, wacht, dan speel je 14

die belangrijke wedstrijd met de Jonge Duivels tegen Finland. Waar is het?’

Noah grinnikte. ‘Nee, dat is dinsdag. Morgen spelen we met RVC Hoboken tegen De Romanen en die staan bovenaan.’

‘Aha. Ik moet even kijken of ik kan.’ Gabriel verlegde zijn aandacht weer naar de enveloppe.

Noah schudde zijn hoofd. Hij wist dat Gabriel niet van voetbal hield en er ook niets van snapte. Best knap van hem dat hij het af en toe kon opbrengen om naar Noah te komen kijken.

15

Hoofdstuk 3 ‘Eens kijken.’ Gabriel zat op zijn bureaustoel en had zijn computer aangezet. ‘Het is een pasje van de NGR Bank.’

‘Staat er een naam op?’ vroeg Noah.

Gabriel bekeek het pasje. ‘S. Wereldleven.’ Hij trok zijn mondhoeken naar beneden. ‘Dat is een rare naam.’ Gabriel legde zijn handen op het toetsenbord.

Noah keek over de schouder van zijn vriend mee.

‘Wat ga je doen?’

‘Kijken waar die codes voor staan en wat ze betekenen.’ Gabriel zat nu op een internetsite te kijken.

‘Dit is de site van de NGR Bank en hier kun je, zo te zien, inloggen.’

‘Inloggen?’ Noah zag het woord wel staan, maar hij begreep er niets van.

Gabriel liet met zijn muis de cursor over het scherm bewegen en klikte op inloggen. Er verscheen een veld waar je een gebruikersnaam moest invoeren en een wachtwoord. Erboven stond in dik gedrukte letters HOE LOGT U IN OP MIJN NGR. Gabriel klikte deze mogelijkheid aan. In moeilijke woorden werd uitgelegd hoe het allemaal werkte.

‘Dat wordt niets,’ zei Noah.

‘Waarom niet?’ Gabriel zat met zijn neus bijna tegen het beeldscherm aan. ‘Zo ingewikkeld is het niet, hoor.’

Noah besloot zijn mond te houden. Hij snapte er in ieder geval niets van.

16

‘Je mag twee keer een foute combinatie intoetsen.

Bij de derde keer wordt de rekening geblokkeerd,’ las Gabriel voor. Hij vouwde het blad open waarop de codes kriskras door elkaar stonden. Voor alle codes stond een letter. ‘Maar welke code is nou de gebruikersnaam en welke is het wachtwoord?’ Hij praatte meer tegen zichzelf dan tegen Noah.

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ Noah had al een stap achteruit gedaan.

Gabriel reageerde niet op de woorden van zijn vriend. Hij had zich over het vel papier gebogen en was vol concentratie. ‘Ik denk dat dit het is.’ Hij legde zijn vingers op het toetsenbord en typte een van de codes over in het veld waar de gebruikersnaam ingevoerd moest worden. ‘pc8BAwer21,’ las Noah hardop. Het werd nu spannend, dus was hij weer wat dichterbij gekomen.

‘En dan hoop ik dat dit het wachtwoord is.’

Gabriel keek heen en weer tussen het vel papier en zijn beeldscherm. dRabb8Z4, zag Noah op het scherm verschijnen.

‘Nou, daar gaan we.’ Gabriel ging achteroverzitten en klikte op het groene balkje waar INLOGGEN in stond. Meteen verscheen er een tekst: U heeft uw gebruikersnaam of wachtwoord verkeerd ingevuld.

Probeert u het nog een keer. Als u drie keer een ­verkeerd wachtwoord invult, wordt uw toegang tot MIJN NGR geblokkeerd. Via ‘inlogcodes vergeten’ vraagt u een nieuw wachtwoord aan.

‘Dus we hebben nog twee kansen.’ Noah had het vel papier van het bureau van Gabriel bureau gepakt en zag dat er nog drie codes op stonden. ‘Maar hoe 17

komen we erachter wat de goede zijn?’

Gabriel was overeind gekomen en stond naast Noah. ‘Het is een combinatie van deze codes. Een ervan is de gebruikersnaam en een het wachtwoord.

Maar je hebt gelijk: hoe weten we welke we moeten hebben?’

‘Laten we eens goed nadenken.’ Noah plofte op het bed van Gabriel neer en bestudeerde de vreemde combinatie van letters en cijfers. ‘Stel, iemand wil jou met dit papiertje duidelijk maken welke codes je moet gebruiken. Wat zou jij dan doen?’

Gabriel liet zijn ogen over het papier gaan. ‘Ik zou de codes aanduiden met iets waardoor ze afwijken van de rest. Door er een letter aan toe te voegen, of een cijfer.’

Noah en Gabriel bekeken alle codes, maar nergens was een overeenkomst te vinden.

‘Er moet iets zijn.’ Noah legde het blad op het bed en deed twee passen naar achteren. Vanaf een afstand bleef hij het twee minuten lang bekijken. ‘Ik zie het niet.’

Gabriel was naast Noah gaan staan. ‘Nee, ik ook niet.’

Noah zuchtte en ging op de bureaustoel zitten.

‘Wacht.’ Gabriel maakte een sprongetje. ‘Ik zie het!’

Noah kwam overeind. ‘Wat dan?’

‘Nou kijk.’ Gabriel wees naar het bed. ‘Alle codes zijn leesbaar als je het papier rechtop houdt. Maar er zijn er maar twee die half op hun kop geschreven zijn. En kijk, hier staat de letter I voor en hier staat 18

de letter W voor. Inlogcode en wachtwoord. Nou, dat kun jij zelfs verzinnen, Noah.’

Noah was niet overtuigd. ‘Denk je echt dat dat het is?’

‘Ik weet het zeker.’ Gabriel griste het vel van zijn bed en zorgvuldig tikte hij de twee codes onder elkaar in de daarvoor bestemde velden.

Gebruikersnaam Yro19Xax98 en wachtwoord 1WeP23BNm. Hij keek opzij naar Noah. ‘Doen?’

Noah knikte.

Gabriel klikte en meteen verscheen de waarschuwing weer waarin gemeld werd dat de gebruikersnaam of het wachtwoord verkeerd was ingevuld.

‘Balen.’

‘Misschien andersom,’ zei Noah.

‘Hoe bedoel je?’

Noah legde zijn vinger tegen het scherm.

‘Gebruikersnaam en wachtwoord omdraaien.’

‘O ja. Dat zou ook nog kunnen.’ Gabriel wisselde ze om. ‘Dit is onze laatste kans. Doen?’

Noah bekeek de codes op het vel papier nog een keer. ‘Ja, alles of niets.’

Gabriel klikte en hield meteen zijn handen voor zijn ogen.

Noah zag dat de computer even moest denken.

Daarna verscheen: WELKOM BIJ NGR. DIT IS UW REKENINGOVERZICHT. ‘Ja, het is goed!’ Hij sloeg Gabriel op zijn rug. ‘Ongelooflijk, je hebt het geflikt.’

‘Wij hebben het geflikt,’ verbeterde Gabriel. Hij pakte de muis en bewoog de cursor naar het saldo.

‘Eens kijken hoeveel geld we hebben.’

De klik was nog hoorbaar toen het banksaldo in 19

beeld kwam. 1.234.092,47 kwam in beeld.

‘Wát?’ Gabriel ging met zijn gezicht naar het scherm toe. ‘Eén komma twee miljoen euro!’

Noah deed een stap achteruit en ging op het bed zitten. ‘Eén komma twee miljoen euro,’ herhaalde hij. ‘Dat is veel geld.’

Gabriel zuchtte. ‘Enveloppe maar weer terugleggen waar we hem gevonden hebben?’

‘Dat lijkt me wel. Niemand legt zomaar een enveloppe met dit soort gegevens in de bosjes. Hier klopt iets niet.’ Noah had een vreemd gevoel vanbinnen.

Gabriel stond op en stopte alle spullen weer terug in de enveloppe. ‘Kom, straks staat de politie voor de deur en worden we opgepakt.’

Noah schrok. Daar had hij helemaal nog niet aan gedacht. Hij keek Gabriel aan, maar kon niet achterhalen of hij serieus was of het grappig bedoelde.

21

Hoofdstuk 4 ‘Denk je echt dat de politie op zoek is naar deze enveloppe?’ Noah rende achter Gabriel aan, die met grote stappen richting het plein liep.

‘Denk eens na. We hebben een enveloppe gevonden met een bankpas en alles wat je verder nodig hebt.’ Gabriel stopte even met praten omdat ze een drukke weg over moesten steken. ‘Op de rekening staat één komma twee miljoen euro. Wat zou jij doen als je zo veel geld had en je komt erachter dat je spullen gestolen zijn?’

Noah had Gabriel ingehaald. ‘Wie zegt dat ze gestolen zijn?’

‘Waarom ligt die enveloppe anders in de bosjes?’

Daar moest Noah zijn vriend gelijk in geven.

‘Er is gewoon iemand die die spullen gestolen heeft, dat geld wil hebben en alles in de bosjes verstopt,’ ging Gabriel verder.

Noah veranderde van onderwerp. ‘Weet je nog wel waar de enveloppe precies lag?’

‘Bij de grote boom die achter die dichtbegroeide struiken staat. Hij stond rechtop, dus iemand had hem daar bewust neergelegd.’

Ze waren bij het pleintje aangekomen en moesten door een nauw gangetje tussen twee heggen door.

Gabriel liep voorop en stapte als eerste over het lage hekje.

Noah kwam vlak achter hem aan, maar lette even niet op en knalde toen tegen Gabriel aan, die plotseling stilstond. ‘Wat doe je?’ zei Noah geschrokken.

22

Gabriel hield zijn vinger voor zijn mond. ‘Ssshhht.’

Hij duwde Noah terug naar de nauwe doorgang. ‘Er is iemand.’

‘Er is wel vaker iemand op het pleintje.’ Noah zag het probleem niet.

Gabriel vond dat Noah nog steeds te hard praatte en gebaarde dat hij stil moest zijn. ‘Er is iemand in de bosjes op de plek waar ik de enveloppe gevonden heb.’

Nu begreep Noah het. ‘Echt?’

Gabriel ging met zijn rug tegen de heg staan en keek om het hoekje. Noah zakte door zijn knieën en deed hetzelfde. In de bosjes zagen ze iemand tussen de struiken. Het was een jongen. Hij was in het zwart gekleed en had een capuchon over zijn hoofd.

‘Herken je hem?’ Noah fluisterde.

Gabriel schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik kan zijn gezicht niet zien.’

Ze bleven staan kijken tot de jongen uit de struiken kwam lopen. Gabriel probeerde nog een glimp van zijn gezicht op te vangen, maar dat lukte niet.

‘Wegwezen,’ zei hij zacht toen de jongen hun rich-

ting uit kwam lopen.

Noah kwam snel overeind en de jongens renden bij het pleintje vandaan. Pas toen ze vlak bij huis waren, stopten ze.

‘Nu weet ik zeker dat er iets niet in orde is.’

Gabriel was voorover gaan staan en steunde met zijn handen op zijn knieën.

Noah hijgde ook, maar was door zijn goede conditie veel sneller hersteld dan zijn vriend.

‘Inderdaad. Wat moest die gozer daar?’

‘Ja, en hoe weet hij dat die enveloppe daar ligt?’

‘Misschien heeft hij hem daar zelf wel neergelegd,’ zei Noah.

Gabriel zuchtte diep. ‘Het kan ook zijn dat hij naar iets anders zocht.’

Noah geloofde daar niet in. ‘Dat is dan wel heel toevallig.’

‘Morgen proberen we het opnieuw,’ zei Gabriel.

‘We moeten zo snel mogelijk van die enveloppe af.’

‘We kunnen hem ook naar de politie brengen. Dat is misschien het eerlijkst,’ vond Noah.

Gabriel dacht daar even over na. ‘Nee, laten we hem maar terugleggen en net doen of we hem nooit hebben gezien. Straks verdenken ze ons er nog van dat wij er iets mee te maken hebben.’

‘Oké,’ zei Noah. Hij vond dat logisch klinken. ‘We leggen de enveloppe morgen terug.’

‘Heb je de krant gelezen?’ Gabriel kwam de volgende ochtend uit de poort naast zijn huis fietsen.

Hij had naar Noah gebeld om te vragen hoe laat de wedstrijd begon. Noah had verbaasd geantwoord en 24

Gabriel had op zijn beurt weer gezegd dat hij dan wel met Noah mee zou fietsen naar het sportcomplex. Noah waardeerde het enorm, omdat Gabriel voetbal eigenlijk maar niets vond.

Noah schudde zijn hoofd. Hij deed zijn voetbaltas over zijn schouder en zette zijn voeten op de ­pedalen.

‘Er stond een artikel in dat alle bankgegevens van een stichting op een of andere manier letterlijk en figuurlijk op straat liggen.’

‘Oké.’ Zo interessant vond Noah dat niet. De krant stond dagelijks vol met criminele zaken.

‘Weet je hoe die stichting heet?’

‘Is dit een quiz?’ vroeg Noah.

Gabriel kon er niet om lachen. ‘Nou, wat denk je?’

‘Stichting Noah?’ Noah moest er zelf om lachen.

‘Geef geld voor de beste voetballer ter wereld.’

Nog steeds kwam er geen lach op het gezicht van Gabriel. ‘Stichting Wereldleven.’

‘Wereldleven?’ Noah was zijn grap ook meteen vergeten. ‘Van de bankpas?’

Gabriel knikte. ‘S. Wereldleven staat voor Stichting Wereldleven. Ik heb vanochtend snel even de rekening gecheckt. Maar er staat geen geld meer op.’

Noah moest het allemaal even verwerken. ‘Die één komma twee miljoen euro is weg?’

‘Ja. Overgeschreven naar een andere rekening. En als ik het bericht goed gelezen heb, betekent dat dat ze het geld nooit meer terugzien.’ De stem van Gabriel trilde.

Noah begreep wel waarom. ‘En wij hebben het 25

pasje en alle gegevens.’

‘Precies. Dus ik hoop dat je begrijpt dat we behoorlijk in de problemen zitten.’

‘Dat begrijp ik.’ Noah zuchtte.

Ze waren bij het sportcomplex aangekomen. Noah probeerde de hele kwestie uit zijn hoofd te zetten.

Hij moest een belangrijke wedstrijd spelen en dat kwam nu even op de eerste plaats.

26

Hoofdstuk 5 ‘Hoe spannend is het eigenlijk vandaag?’ Gabriel kwam weer naast Noah lopen. Hij had zijn fiets een stuk verder in de fietsenstalling gezet dan Noah.

‘Nou, als we vandaag winnen, staan we nog maar één punt achter op De Romanen. Als we gelijkspelen, blijft het verschil vier punten en als we verliezen komen zij zeven punten voor.’

‘Dus als jullie met 2-0 winnen, dan staan jullie weer gelijk.’

Noah begreep Gabriel niet. ‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, als jullie winnen, staan jullie nog maar één punt achter. Dus als jullie met 2-0 winnen, staan jullie gelijk. En als jullie met 3-0 winnen, staan jullie één punt voor.’

Noah schoot in de lach. ‘Nee, joh. Als je wint, krijg je drie punten, als je gelijkspeelt één en als je verliest nul.’

‘Hè?’ Gabriel krabde op zijn hoofd. ‘Dus het maakt niet uit of je met 1-0 of met 10-0 wint?’

‘Nee.’ Gabriel trok een raar gezicht. ‘Waarom voetbal je dan verder als het 3-0 staat? Er valt dan toch niet meer te verdienen dan drie punten.’

‘Voor het doelsaldo.’ Noah wilde het uitleggen.

Ook al was het, voor zijn gevoel, voor de tiende keer. ‘Kijk …’

Maar Gabriel onderbrak hem. ‘Laat maar. Je hebt het al één komma twee miljoen keer uitgelegd.’

Noah grijnsde. Hij was blij dat Gabriel nog grapjes 27

over het geld kon maken. Ze liepen de kantine binnen en Noah ging al snel met zijn teamgenoten naar de kleedkamer. Gabriel bleef in de kantine achter.

Hij had op een van de tafels, tussen allemaal voetbalbladen, een computertijdschrift gevonden en zat daarin te lezen. Meestal duurde het wel even voor de spelers het veld op kwamen.

Na een paar minuten kwam er iemand bij Gabriel aan tafel zitten. Gabriel keek kort op van zijn tijdschrift. Het was een jongen die ouder was dan hijzelf. Hij had een blauwe muts op zijn hoofd.

Vreemd, dacht Gabriel. Er zijn lege tafels genoeg en deze jongen komt uitgerekend bij mij aan tafel zitten. En wat dan nog? dacht hij en hij verdiepte zich weer in zijn tijdschrift. Toen hij even later nog eens over zijn tijdschrift keek, zat de jongen er nog steeds. Hij zat onderuitgezakt en staarde naar Gabriel.

‘Kan ik iets voor je doen?’ Gabriel liet zijn tijdschrift een stukje zakken.

De jongen hees zich overeind. ‘Misschien wel, misschien niet.’

Gabriel trok zijn wenkbrauwen op en klapte zijn tijdschrift dicht.

‘Jullie waren gisteren op het pleintje aan het knikkeren, toch?’

Gabriel schrok. Hoe wist die jongen dat? Had hij gezien dat ze de enveloppe hadden gepakt? En wat wist deze jongen nog meer? Gabriel voelde dat zijn hart sneller ging kloppen. Rustig, Gabriel, dacht hij.

Misschien gaat het over iets heel anders.

Dit alles ging in anderhalve seconde door het 28

hoofd van Gabriel. Daarna trok hij zijn onnozelste gezicht. ‘Pleintje. Even denken.’ Hij kneep zijn ogen half dicht en probeerde zo goed mogelijk toneel te spelen. ‘Ja, dat klopt. Ik heb daar gisteren met mijn vriend geknikkerd.’

De jongen glimlachte.

Gabriel wist niet of dat was omdat hij het bevestigde of omdat zijn toneelspel heel slecht was.

‘Hebben jullie daar iets gevonden?’

Gabriel liet zijn hersenen ratelen. Deze knul wist meer dan hem lief was. ‘Nee.’ ‘En hebben jullie daar iemand gezien?’

Gabriel trok zijn mondhoeken naar beneden.

‘Nee.’ Het kwam er weifelend uit. Te weifelend, vond Gabriel zelf. Hij dacht aan de jongen met de capuchon die ze hadden gezien. Maar dat was niet toen ze aan het knikkeren waren, dus hij loog niet.

‘Zeker weten?’ vroeg de jongen.

‘Zeker weten!’ Nu klonk het een stuk overtuigender. ‘Waarom vraag je dat?’

De jongen stond weer op. ‘Zomaar.’

Jaja, dacht Gabriel. Het kon toch bijna niet anders dan om de enveloppe met de bankpas gaan. Hij pakte het tijdschrift weer van tafel. ‘Ik weet echt niet waar je het over hebt.’ Hij sloeg het blad open en hield het weer half voor zijn hoofd omdat hij niet wilde dat de uitdrukking op zijn gezicht hem zou verraden.

‘Als je toevallig iets te binnen schiet, dan moet je me maar bellen.’ De jongen greep in zijn broekzak en pakte er een papiertje uit. ‘Dit is mijn nummer.’

Gabriel pakte het papiertje aan. ‘Oké,’ zei hij.

29

De jongen knikte naar hem, draaide zich om, keek om zich heen en liep bij Gabriel vandaan. Die keek de jongen na tot hij de kantine verlaten had.

Gabriel staarde naar het papiertje. Het was het krantenknipsel waarop stond dat Stichting Wereldleven beroofd was van haar bankgegevens.

Onderaan stond geen mobiel nummer, maar was met rode letters geschreven: Pas op voor Ingomar, hij is gevaarlijk en onderdeel van een criminele organisatie!

Gabriel bleef nog een paar minuten zitten om na te denken. Daarna keek hij op zijn horloge en zag dat de wedstrijd over vijf minuten zou beginnen. Hij stond op en liep de kantine uit, richting het veld waar Noah net op liep om aan de belangrijke wedstrijd tegen De Romanen te beginnen.

Hoofdstuk 6 De warming-up ging lekker. Noah had een goed gevoel. Zijn balaannames waren zoals het hoorde en zijn passes strak en zuiver. Zoals altijd schoot hij vlak voor het einde van de warming-up een paar keer op doel. En die vlogen er lekker in.

Toen Noah na de laatste aanwijzingen in de kleedkamer het veld op liep, zag hij dat het aardig druk was. De topper was op de website van de club en in het clubblad nadrukkelijk aangekondigd. En dat had veel supporters doen besluiten naar het sportcomplex te komen.

Bij het passeren van de bank zag hij dat Rocco, zijn trainer, in gesprek was met Cyril, de fysiotherapeut van de Jonge Duivels. Hij woonde ook in Antwerpen en was niet alleen fysiotherapeut, maar ook een soort assistent van Wilmots, de bondscoach. Noah reed vaak met hem mee naar trainingen en wedstrijden van de Jonge Duivels. Naast Cyril stond Ingomar, Cyrils zoon. Noah kende hem van school. Hij was een stuk ouder dan Noah en zat inmiddels op de middelbare school. Soms voetbalden ze samen op het veldje in de buurt.

Ingomar groette Noah en Cyril knipoogde naar hem toen hij het veld op liep. Gabriel was nergens te bekennen. Of wacht, toch wel. Hij kwam net de kantine uit lopen.

De Romanen namen vanaf de aftrap meteen het initiatief. De middenvelders van RVC Hoboken konden geen grip krijgen op hun tegenstanders. Het 31

leverde twee heel goede kansen op die, tot opluchting van Noah, niet benut werden.

Naarmate de eerste helft vorderde, kreeg RVC Hoboken wat meer vat op de wedstrijd. Noah kwam meer in balbezit en kon hierdoor zijn stempel meer op de wedstrijd drukken. Zoals wel vaker als het wat minder liep, liet hij zich terugzakken naar het middenveld om vandaar het spel te verdelen.

Een uittrap van de doelman belandde rond de middenlijn. Een van de centrale verdedigers van De Romanen liet de bal stuiteren. Noah zette zijn lichaam tegen dat van de verdediger en hield hem zo bij de bal vandaan. Eerst was hij bang dat er gefloten zou worden voor een overtreding omdat hij het nogal ruw deed. Maar blijkbaar vond de scheidsrechter de manier waarop Noah de bal beschermde toelaatbaar.

Met een schijnbeweging zette Noah de verdediger op het verkeerde been. Hierdoor kreeg hij even wat ruimte en hij dribbelde over de breedte van het veld.

De rechtsbuiten van RVC Hoboken sprintte bij zijn tegenstander vandaan op het moment dat Noah vrij kwam. Met een loepzuivere pass door de lucht legde Noah de bal in de loop van de snelle aanvaller.

Die nam de bal mee naar de achterlijn.

Dat wordt nog een hele toer om op tijd in het strafschopgebied te zijn, dacht Noah. Hij zette aan voor een lange sprint.

De buitenspeler had al gezien dat alleen de andere flankspeler naar binnen was gekomen en nu tussen drie verdedigers in stond. Hij wachtte een fractie van een seconde met zijn voorzet en zag toen Noah 32

aan komen rennen. Met een boog speelde hij de bal richting de rand van het strafschopgebied.

Noah had de andere verdediger eruit gelopen en zag de bal op zich afkomen. Hij moest even inhouden om het leer voor zich te houden. Zonder zich te bedenken, nam hij de bal in één keer uit de lucht.

Hij raakte hem vol op de wreef. Als een streep verdween deze richting het vijandelijke doel.

De doelman van De Romanen maakte, op het moment dat Noah de bal raakte, een klein sprongetje naar voren. Maar door de spelers die voor hem stonden en de snelheid van de bal kwam zijn reactie veel te laat. De bal sloeg als een kanonskogel vlak onder de lat tegen de touwen.

Het bewonderende gejuich van de toeschouwers en het enthousiasme van zijn medespelers bezorgden Noah kippenvel. Het was niet alleen een wondermooi, maar ook nog eens een belangrijk doelpunt. En dat voor de ogen van de fysiotherapeut van de Jonge Duivels, die dat ongetwijfeld aan de bondscoach zou vertellen. Een beter moment om zo’n doelpunt te scoren was er niet.

Noah liet zich aan de zijlijn bejubelen en liep daarna met een opgetogen gevoel terug naar zijn eigen helft. Onderweg zocht hij aan de zijkant oogcontact met Gabriel. Die stak zijn duim op. Noah deed als antwoord zijn vuist in de lucht. Hij vroeg zich af of Gabriel doorhad dat het een mooi doelpunt was. Hij was slim genoeg om dat te beoordelen aan de hand van de reacties om hem heen.

De rest van de eerste helft domineerden De Romanen weer, maar zonder echt gevaarlijk te wor33

den. Noah had nog een mogelijkheid op een snelle counter, maar de steekpass van de centrale middenvelder werd net onderschept door een van de verdedigers. Anders was hij doorgebroken en kon hij alleen op de doelman afgaan.

In de kleedkamer was het doelpunt van Noah hét onderwerp van gesprek. Rocco probeerde de jongens bij de les te krijgen door te roepen dat er nog een helft gespeeld moest worden en dat de overwinning nog lang niet binnen was. Dat werkte. Even later keken de spelers van RVC Hoboken naar een wit bord waar hij op liet zien wat wel goed was gegaan, wat niet en wat verbeterd zou kunnen worden. ‘Pak die drie punten,’ riep hij toen de scheidsrechter zijn hoofd om de hoek had gestoken om aan te geven dat de tweede helft ging beginnen.

Noah haalde diep adem. Hij had er een goed gevoel bij. Bij het oplopen van het veld zag hij Gabriel staan.

‘Gaat goed, hè?’ zei zijn vriend.

‘Zeker,’ antwoordde Noah. Hij glimlachte.

34

Hoofdstuk 7 De wedstrijd kantelde binnen tien minuten. De Romanen kwamen sterk uit de kleedkamer en scoorden na vier minuten in de tweede helft de gelijkmaker. De spelers van RVC Hoboken schrokken van de goede start van de tegenstander en liepen steeds meer achteruit.

Dit leverde een aantal hachelijke situaties op. Bij een daarvan reageerde de rechtsachter net te laat toen de aanvaller van De Romanen hem buitenom passeerde. In plaats van de bal raakte de verdediger het linkerbeen, waardoor de speler ten val kwam.

De overtreding vond net binnen de lijnen van het strafschopgebied plaats. De scheidsrechter kon niet anders dan naar de stip wijzen.

De spits van De Romanen liet de doelman van RVC Hoboken kansloos door de bal hard en hoog in de hoek te schieten.

‘Lekker dan,’ mompelde Noah toen hij bij de middenstip stond om weer af te trappen. ‘We zijn net de kleedkamer uit en we staan alweer achter.’

Door de plotselinge verandering in de stand raakten de spelers van De Romanen gek genoeg de kluts kwijt. Moesten ze nu doorduwen en proberen de voorsprong te vergroten? Of was het verstandiger om iets meer achterin te blijven en de voorsprong te verdedigen? De aanvallers dachten het eerste en de verdedigers het tweede. Hierdoor kwam er een enorme ruimte tussen de twee linies die door de middenvelders niet meer te belopen was.

35

Noah had dat in de gaten. Hij vertelde zijn middenvelders daar gebruik van te maken. Dat lukte.

De centrale middenvelder van RVC Hoboken liep steeds vrij en kon met de bal het middenveld oversteken. De centrale verdediger van De Romanen schreeuwde en liep met zijn armen in de lucht. Hij zag het gevaar ontstaan.

De voorstopper moest Noah aan de laatste man overlaten om de centrale middenvelder op te vangen. Hierdoor kwam Noah in een één-tegen-éénsituatie en dat was nou net zijn sterke punt.

De centrale middenvelder speelde hem over de grond aan. Noah, die met zijn rug naar het doel van de tegenstander stond, deed alsof hij de bal met de buitenkant van zijn voet zou meenemen naar de linkerkant van het veld. Op het laatste moment draaide hij toch terug en tijdens de balaanname versnelde hij al. Deze beweging had hij tot vervelens toe getraind en het leverde hem steeds vaker voordeel op.

De rechtsbuiten startte alweer. Noah zag het, maar besloot nu de bal bij zich te houden. De linksachter moest nu kiezen tussen zijn directe tegenstander en Noah. Het leek erop of hij voor het eerste koos.

Noah had hierdoor een vrij veld voor zich en sprintte met de bal aan zijn voet naar het doel.

Op het allerlaatste moment koos de verdediger toch voor Noah. Hierdoor kwam de buitenspeler vrij. Noah wachtte op het juiste moment voor de pass.

De buitenspeler faalde, oog in oog met de doelman, niet en scoorde door de bal beheerst langs 36

hem heen te schieten.

Na de gelijkmaker golfde het spel op en neer. De Romanen en RVC Hoboken speelden vol voor de winst. Maar in de laatste tien minuten van de wedstrijd zakte het tempo doordat beide elftallen met hun krachten hadden gesmeten.

Diep in blessuretijd ging de snelle rechtsbuiten van RVC Hoboken nog een keer diep. Met een laatste krachtsinspanning wist hij er een hoekschop uit te slepen. Rocco stond aan de kant te wijzen. Hij wilde niet te veel spelers mee naar voren hebben.

Hierdoor stonden maar drie spelers van RVC Hoboken, onder wie Noah, in het strafschopgebied tegen vijf tegenstanders.

De bal kwam ter hoogte van de penaltystip, waar een van de verdedigers hem weg kon koppen. Maar ongelukkigerwijs kopte hij tegen een medespeler aan, waardoor de bal voor de voeten van Noah stuiterde. Die bedacht zich geen moment en zette zijn schoen tegen het leer. Twee seconden later lag de bal in het net, 3-2.

Noah werd besprongen door zijn medespelers, die zich boven op hem stortten. Een berg spelers was het gevolg. De scheidsrechter kwam erbij staan en maande de jongens aan terug te gaan naar hun eigen helft. Er was nog een minuut te spelen.

De Romanen geloofden er echter niet meer in en ze hadden geen kracht meer voor een slotoffensief.

RVC Hoboken won de topper met 3-2 door twee doelpunten en een assist van Noah. Aan de rand van het veld werd hij opgevangen door Cyril en Ingomar.

37

‘Ik hoop dat je deze vorm meeneemt naar dinsdag.’ Cyril sloeg Noah op zijn schouder.

Noah glimlachte bescheiden. ‘Dat zou mooi zijn.’

‘Mooi doelpunt, hoor, dat eerste,’ zei Ingomar.

‘Een schoonheid.’

‘Dank je,’ antwoordde Noah. Hij wist nooit goed hoe hij hierop moest reageren.

De fysiotherapeut knipoogde. ‘Ga maar lekker douchen en genieten met je teamgenoten. En tot dinsdag. Je rijdt mee, toch?’

‘Als dat mag, graag,’ antwoordde Noah.

‘Natuurlijk.’ Cyril legde zijn hand op de schouder van Noah.

‘Tot dinsdag.’ Noah liep door. Hij zocht Gabriel, maar zag hem nergens. Die zit vast al in de kantine, dacht Noah.

In de kleedkamer werd de overwinning gevierd alsof het kampioenschap al binnen was. Noah was het feestvarken. Zijn medespelers wisten wel dat hij hun belangrijkste speler was.

Toen Noah de kantine binnenliep, zat Gabriel alleen aan een tafeltje. Hij zat met zijn mobieltje te spelen. ‘Het ging lekker, hè?’ zei Gabriel toen hij Noah zag komen.

‘Dat kun je wel zeggen.’ Noah ging zitten.

Gabriel schoof, zonder wat te zeggen, het krantenknipsel naar Noah toe.

Die pakte het op en las het. ‘Wat is dit?’

‘Dit kreeg ik van een jongen die bij mij aan tafel kwam zitten.’ Gabriel vertelde het hele verhaal.

‘Ingomar is toch die jongen die vroeger bij ons op school zat?’

39

Noah keek bedenkelijk. ‘Ja, hij is de zoon van de fysio van de Jonge Duivels. Hij staat daar bij Rocco.’

Gabriel draaide zijn hoofd. ‘Zou hij de jongen met de capuchon zijn?’

‘Geen flauw idee.’ Noah zuchtte.

‘Iets drinken?’ vroeg Gabriel. Hij stond op.

Noah dacht even na. ‘Doe maar cola.’

Gabriel knikte en liep naar de bar.

40

Hoofdstuk 8 ‘Nou, daar zitten we dan mooi mee opgescheept.’

Noah ging achteroverzitten. ‘Onderdeel van een criminele organisatie.’ Hij zuchtte.

Gabriel voelde zich al niet veel beter. ‘Tja, we hadden even de beschikking over één komma twee miljoen euro.’

‘Hoe wist die knul dat jij hier was?’ Noah wreef in zijn ogen.

Gabriel haalde zijn schouders op. ‘Geen idee, en ik heb het hem ook niet gevraagd.’

Noah zuchtte. Eigenlijk had hij hartstikke blij moeten zijn met de overwinning vandaag. En natuurlijk met zijn eigen prestatie. Maar het gedoe met de enveloppe en het geld overschaduwde de feestvreugde. ‘Als Ingomar iets met criminelen doet en hij er via die jongen achter komt dat wij de enveloppe hebben, dan kost dat mijn plek in de Jonge Duivels.’

Gabriel snoof. ‘Nou, dat is het laatste waar ik me zorgen over zou maken. Als we gepakt worden, zitten we jaren in de gevangenis.’

Noah schrok. ‘Denk je echt?’

‘Wat dacht jij dan? We hebben een pas, inlogcodes en wachtwoorden van een bankrekening waar net één komma twee miljoen euro van gestolen is.’ Hij wapperde met het krantenknipsel. ‘Niets daarvan is van ons.’ Gabriel stak zijn armen in de lucht. ‘De straf die daarop staat, is niet het missen van een wedstrijdje met de Jonge Duivels, hoor.’

Zo had Noah het nog niet bekeken. Gisteren vond hij het nog wel spannend, die één komma twee miljoen. Maar nu? Hij wilde dat ze die enveloppe nooit hadden gevonden. Had hij nu maar rustig aan gedaan met die knikker. Want als die niet in de bosjes terechtgekomen was, hadden ze nu niet met die enveloppe in hun maag gezeten.

‘Goedemiddag, heren,’ hoorde Noah achter zich.

Hij draaide zich om en keek in het lachende gezicht van een lange man met een snor en een hoed op zijn hoofd.

‘Ik hoor dat je weer belangrijk bent geweest vanmiddag, Noah,’ begon de man.

Noah haalde een keer diep adem. ‘Ehm …’ begon hij stotterend, ‘… het ging lekker, ja.’

‘Het ging lekker?’ De man schaterlachte. ‘Een assist geven en twee doelpunten scoren tegen de koploper en dan zeg jij: het ging wel lekker.’

Noah probeerde te glimlachen. Voor zijn gevoel leek het meer op een grijns, maar de man had niets in de gaten.

‘Je was de uitblinker vandaag.’ De man legde zijn handen op beide schouders van Noah. ‘De fysiotherapeut van de Jonge Duivels is er ook. Die zal dit vast aan de bondscoach vertellen. Als die nog niet 42

zeker wist dat hij jou zal opstellen, dan doet hij dat nu wel.’

‘En wie bent u?’ Gabriel kon zich niet bedwingen.

De man sloeg met zijn platte hand onder zijn hoed tegen zijn voorhoofd. ‘Ach, wat onbeleefd van mij.’ Hij stak zijn hand uit naar Noah. ‘Mijn naam is Hildebrand Landman. Ik ben de voorzitter van RVC Hoboken.’

Noah pakte de hand van de voorzitter vast en herkende hem. Hij was nieuw en pas een paar weken geleden aangesteld. Op de website van de club had een foto van hem gestaan, maar dan zonder hoed.

‘Noah Mertens. Aangenaam,’ mompelde Noah.

‘Ik weet wel wie jij bent, hoor.’ Landman praatte iets te luid. ‘Binnen twee dagen nadat ik voorzitter was, wist ik al dat het grootste talent van onze club Noah Mertens heette.’ Hij liep om de tafel heen en gaf ook Gabriel een hand. ‘En speel jij ook bij ons?’

Gabriel schudde zijn hoofd. ‘Ik hou niet van voetbal.’

Landman reageerde verbaasd. ‘Wat doe je hier dan?’ Het kwam er onvriendelijk uit.

‘Gabriel is mijn beste vriend.’ Noah antwoordde voor Gabriel. ‘Hij was mee om te kijken.’

Landman knikte begrijpend. ‘Vandaar,’ zei hij. En na een minuut of vijf over koetjes en kalfjes te hebben gesproken, liep hij weer bij de jongens vandaan.

‘Zullen we gaan?’ vroeg Noah.

Gabriel knikte en even later liepen de jongens de kantine uit. Vlak bij de ingang stond Landman met Cyril te praten. Ingomar stond ernaast met zijn mobiel te spelen. Toen ze voorbijliepen, wees de 43

voorzitter in hun richting. Ingomar knikte in de richting van Noah.

‘Het gaat over ons,’ zei Noah.

‘Meer over jou dan over mij.’ Gabriel grinnikte. ‘Ik kan namelijk niet zo goed voetballen.’

‘Straks zit die Landman ook in het complot. En hebben we hier met één grote criminele organisatie te maken.’

Gabriel haalde zijn fiets van het slot. ‘Je overdrijft.’

‘Leuk, joh. Een crimineel als fysiotherapeut en als voorzitter. Nou, daar hebben we wat aan bij RVC Hoboken.’

‘Ophouden, Noah. Je slaat door.’

Noah had nu ook het slot van zijn fiets gehaald en was opgestapt. ‘O ja. Sla ik door? Nou, voorlopig zitten we behoorlijk in de narigheid. Dit kan ons voor de rest van ons leven achtervolgen.’

‘Ja hoor, Noah. Voor de rest van ons leven.’ Het sarcasme droop van de woorden van Gabriel af.

‘Ja, ook al worden we niet gepakt en loopt het goed af. Dan nog zal dit ons altijd blijven achtervolgen.’

Gabriel reageerde niet meer. Hij schudde bijna onzichtbaar zijn hoofd.

‘Zo’n situatie die later ineens bekend wordt. Als ik geselecteerd word voor de Rode Duivels bijvoorbeeld. En dan staat er ineens in de krant dat Noah Mertens, de aanvoerder van de Rode Duivels, betrokken was bij de diefstal van één komma twee miljoen euro.’ Noah werd er steeds chagrijniger van.

‘Nou, dan hoop ik nu dat je doorhebt dat je te veel fantasie hebt.’ Gabriel grijnsde en praatte Noah na.

44

‘Noah Mertens, de aanvoerder van de Rode Duivels.

Ja, in je dromen misschien.’

Noah zweeg. De woorden van Gabriel maakten hem namelijk nog bozer.

45

Hoofdstuk 9 ‘Nou, wat ben je te weten gekomen?’ Noah deed zijn jas uit en hing hem aan de kapstok.

Gabriel liep al de trap op naar boven. ‘Ik zal het je laten zien.’

Noah volgde Gabriel, maar had eerst even zijn hoofd om de deur van de woonkamer gestoken om gedag te zeggen tegen de rest van de familie van Gabriel. Al heel vroeg op zondag had Gabriel een berichtje naar Noah gestuurd waarin stond dat hij iets gevonden had op het internet. Of hij tijd had om te komen.

Noah wist dat als Gabriel eenmaal op het internet aan het zoeken was geslagen, hij altijd wel wat vond.

Hoe hij dat deed, wist Noah niet. Het leek wel of hij er een neus voor had. ‘Nou, laat maar eens zien dan.’

Gabriel ging op één kant van zijn bureaustoel zitten zodat Noah er nog naast kon. Hij drukte op de spatiebalk van zijn toetsenbord om zijn beeldscherm te activeren. Er kwam een website op met foto’s die zo te zien in Afrika genomen waren. Noah zag allemaal donkere, magere kinderen in beeld.

‘Wat is dit?’ Hij hoopte niet dat Gabriel een grap met hem uithaalde.

‘Nou kijk.’ Gabriel kwam nu op een pagina van dezelfde site met weer andere foto’s. ‘Dit is de website van Stichting Wereldleven. En hier worden de bestuursleden van de stichting voorgesteld.’ Hij scrolde een paar keer op en neer. ‘En wie is dit?’

Noah kwam dichterbij en keek naar de foto die 46

Gabriel tevoorschijn had getoverd. ‘Dat is de voorzitter van de voetbalclub.’

‘Inderdaad.’ Gabriel klonk triomfantelijk. ‘Dit is Hildebrand Landman, oprichter en voorzitter van Stichting Wereldleven.’

‘En?’ Noah vond het geen bijzondere vondst.

‘Wereldleven werkt in Afrika en zorgt ervoor dat kansarme gezinnen met kinderen toch nog een toekomst krijgen. De stichting is in 2003 opgericht en inmiddels uitgegroeid tot een respectabele organisatie.’

Gabriel las de tekst voor van het beeldscherm.

Noah wachtte. Gabriel had iets gevonden en bouwde de spanning op. Dat was Noah wel gewend van zijn vriend.

Gabriel klikte weer een paar keer op de muis en er kwam een nieuwe foto in beeld. ‘En wie is dit?’

‘Cyril?’ Noah ging vooroverzitten.

‘Cyril is penningmeester van de stichting.’

Noah ging rechtop zitten. ‘O?’ ‘Precies,’ zei Gabriel. ‘Dit kan toch geen toeval zijn?’

‘Laten we alles eens op een rijtje zetten.’ Noah stond op. ‘We hebben bankpapieren van een rekening waar één komma twee miljoen euro op staat, of liever stond. Een jongen weet dat wij die documenten hebben en waarschuwt ons voor Ingomar en meldt dat hij onderdeel is van een criminele organisatie. En de vader van Ingomar is toevallig de penningmeester van de stichting, dus de man die voor het geld zorgt.’ Noah ging op de rand van het bed van Gabriel zitten.

‘Precies.’ Gabriel draaide zijn bureaustoel, zodat 47

hij Noah kon aankijken. ‘Maar ik was nog niet klaar.’

Hij wenkte Noah.

Die kwam weer overeind, maar bleef nu achter Gabriel staan.

Gabriel opende een andere webpagina, waar weer een foto op te zien was. ‘En wie is dit?’

Noah kneep zijn ogen half dicht. Op het beeldscherm zag hij een jongen, maar hij herkende hem niet. De jongen had heel korte stekeltjes een vrij grote brede neus en hij keek nogal somber in de camera. ‘Geen flauw idee.’

‘Klopt. Jij hebt hem ook niet eerder gezien, maar ik wel. Dit is de jongen die mij in de kantine aansprak.’

‘Echt? Hoe heb je die nou gevonden?’ Noah was verbaasd. Typisch Gabriel om iemand te vinden die hij maar één keer gezien had. Hij had geen enkele link om te gaan zoeken. Noah zelf zou niet weten waar hij zou moeten beginnen.

Gabriel scrolde weer met de muis. ‘Nou, dat was niet zo ingewikkeld. Op de Facebookpagina van de voorzitter.’

‘Hè? Kent hij de voorzitter?’

Gabriel knikte alleen maar. Hij surfte naar Facebook en zocht naar de pagina van Hildebrand Landman. Dezelfde foto van de jongen was ook daar, tussen de vrienden van de voorzitter, te zien.

‘En hier staat hoe ze elkaar kennen.’ Via info zag je aan de linkerkant de foto opnieuw. Gabriel omcirkelde met de cursor het woordje zoon onder de naam Wiebe Landman.

Noah snoof. ‘Dus de jongen die jou aangesproken 48

heeft, is de zoon van Hildebrand Landman.’

‘Inderdaad. En die jongen waarschuwt ons voor de zoon van de penningmeester van de stichting van zijn eigen vader.’

‘Ik snap er niets meer van.’ Noah schudde zijn hoofd. ‘Wat een rare situatie waar wij in zitten.’

‘En hier zie je nog iets leuks.’ Gabriel liet de muis weer over het beeldscherm gaan. ‘Tada.’

Noah las de tekst. ‘Zit je nou op de website van een school?’

Gabriel knikte. ‘Wiebe en Ingomar zitten bij elkaar in de klas. Toeval? Ik denk van niet.’ Hij stond op en liep naar de deur van zijn kamer. ‘En daar gaan we nu wat aan doen.’

‘Wat dan?’

‘We gaan Wiebe opzoeken.’ Gabriel draaide zijn hoofd en keek Noah aan. ‘Kom je?’

Noah fronste. ‘Weet je waar hij woont dan?’

49

‘Het internet heeft geen geheimen voor SuperGabriel.’ Gabriel deed net of hij een cape om zijn schouders sloeg. ‘Tuurlijk weet ik waar hij woont.’

‘Is dat wel verstandig?’

‘De aanval is de beste verdediging.’ Gabriel sloeg minachtend zijn ogen neer. ‘Dat zou jij toch moeten weten als aanvoerder van de Rode Duivels, Noah Mertens.’

50

Hoofdstuk 10 ‘Aanbellen?’ Gabriel hield zijn vinger voor de bel. Ze stonden in de hal van een flatgebouw. De familie van Hildebrand Landman woonde op nummer 638 op de zesde etage. Het was niet ver van het bewuste pleintje vandaan.

Noah knikte. De zenuwen deden zijn ademhaling versnellen. Hij vond dit eigenlijk maar niets. Gabriel was veel brutaler en was ervan overtuigd dat ze er zo achter zouden kunnen komen wat er aan de hand was.

Gabriel drukte op de bel. ‘Eens kijken of er iemand thuis is.’ Aan zijn stem was te horen dat Gabriel er ook niet helemaal gerust op was.

Het duurde even. En net op het moment dat Noah opgelucht adem wilde halen omdat er niemand thuis was, hoorden ze gekraak.

‘Daar is iemand.’ Gabriel praatte zacht.

Even later hoorden ze een vriendelijke vrouwenstem. ‘Hallo?’

Gabriel deed het woord. ‘Hallo, mevrouw. Wij komen voor Wiebe.’

Het bleef even stil aan de andere kant. ‘Zitten jullie bij Wiebe in de klas?’

‘Nee, hoor.’ Gabriel twijfelde even.

Noah vroeg zich af wat hij zou verzinnen.

‘Wij kennen hem van de voetbalclub.’

Dat antwoord was blijkbaar ook goed. ‘Kom maar naar boven.’ Meteen hoorden de jongens gezoem bij de deur.

51

Noah duwde ertegenaan om hem te openen. ‘Met de trap of met de lift?’

‘Met de trap.’

Noah was verbaasd. ‘Het is zes hoog, hè?’

‘Nou en,’ zei Gabriel stoer.

Noah vond het best en met twee treden tegelijk rende hij de trap op. Op de tweede verdieping begon hij zijn benen te voelen en ging hij langzamer lopen.

Toen hij omkeek, zag hij Gabriel nog niet komen.

Die deed het waarschijnlijk een stuk rustiger aan.

Noah besloot dat ook te doen, anders zou hij bezweet boven komen. Maar toen hij op de zesde verdieping aankwam, stond Gabriel al op hem te wachten.

‘Huh?’ was het enige wat Noah kon uitbrengen.

‘Op de tweede verdieping was ik al moe. Dus daar ben ik in de lift gestapt.’

Noah probeerde boos te kijken, maar de schuldige blik in de ogen van Gabriel voorkwam dat.

‘Nummer 638 is rechtsaf.’ Gabriel liep voor Noah uit. ‘Je deed er wel lang over, trouwens.’

Noah kon van achteren zien dat Gabriel moest lachen. Hij gaf hem een vriendelijk schopje onder zijn kont.

Gabriel belde aan op nummer 638. De deur ging meteen open en een vrouw met een vriendelijke uitstraling stond in de deuropening. ‘Ik zal hem even roepen.’ Ze draaide zich om en opende de deur van de woonkamer. ‘Twee jongens voor jou,’ zei ze.

‘Voor mij?’ Aan de verbazing was te horen dat dat vast niet vaak gebeurde. Wiebe liep naar de deur en toen hij zag wie daar stond, schrok hij. ‘Niet hier 52

komen,’ fluisterde hij. Hij keek half achterom en wachtte tot zijn moeder de woonkamer in was gegaan.

‘Waarom niet?’ Gabriel stond met zijn handen in de zakken van zijn jas.

‘Dat is niet verstandig.’ Wiebe was onrustig en bleef omkijken. ‘Als je met me wilt praten, spreken we wel ergens anders af.’

Gabriel keek opzij. ‘Hij doet net of hij ons al tien keer gesproken heeft en precies weet wie we zijn.’

Hij praatte met opzet zo hard dat Wiebe het onprettig vond.

‘Ssshhht,’ reageerde die terwijl hij zijn vinger voor zijn mond hield. ‘Niet zo hard.’

‘Ken jij ons?’ Het was voor het eerst dat Noah iets zei. Door de bijna onderdanige houding van Wiebe had hij wat meer vertrouwen gekregen. De jongen leek banger voor hen dan andersom.

Wiebe negeerde de opmerking van Noah. ‘Kom maar even binnen dan.’ Hij opende de deur een stuk verder en liep naar de woonkamer. Voor hij de deur opende, zei hij: ‘We gaan naar mijn kamer.’

Noah vond het grappig dat hij dat aankondigde.

Ze liepen door de woonkamer en gingen door een andere deur naar een hal waar de slaapkamers en de badkamer op uitkwamen.

De moeder van Wiebe zat aan de eettafel achter een laptop. Ze glimlachte naar de jongens toen ze voorbijliepen.

In de slaapkamer van Wiebe was het een rommeltje. Overal op de grond lagen kleren en schoolboeken. In de hoek voor het raam stond een stoel, maar 53

ook die lag helemaal vol met kleding.

Wiebe tilde alles in één beweging uit de stoel en gooide het op de grond. ‘Een van jullie kan hier zitten, de andere op de bureaustoel.’ Zelf ging hij op zijn bed zitten. ‘Waarom zijn jullie hier?’ viel hij met de deur in huis.

Gabriel was in de stoel bij het raam gaan zitten.

Van de vensterbank pakte hij een verrekijker die hij uitvoerig bekeek. ‘Ik was benieuwd waarom jij ineens bij mij aan het tafeltje kwam zitten.’

‘Ingomar is een gevaar voor jullie. Daar wilde ik je voor waarschuwen.’

Noah ergerde zich aan Gabriel. Hij had meer interesse voor de verrekijker dan voor wat Wiebe vertelde. ‘Ik vind Ingomar een aardige jongen. Ik kom hem regelmatig tegen als ik met de Jonge Duivels moet spelen. Soms rij ik met zijn vader mee en zit ik met hem in de auto. Dan hebben we heel gezellige gesprekken.’

‘Ingomar is niet zo vriendelijk als jij denkt.’ Wiebe snauwde, stond op en liep naar Gabriel. ‘Ik heb je een krantenknipsel gegeven. Ingomar zit in de bende die het geld van de stichting heeft gestolen.’

Hij pakte de verrekijker uit de handen van Gabriel en zette hem terug op de vensterbank.

Gabriel keek verstoord op. ‘Hoe weet je dat?’

‘Mijn vader is voorzitter van Stichting Wereldleven en de vader van Ingomar is penningmeester.’ Wiebe ging weer op zijn plek zitten.

Alsof wij dat niet weten, dacht Noah. Hij grinnikte vanbinnen omdat Gabriel dat al had uitgezocht.

‘Mijn vader had een enveloppe met bankspullen klaargemaakt voor Cyril. Ingomar heeft die enveloppe opgehaald op een avond dat ik alleen thuis was. Ik heb de enveloppe meegegeven, maar die is nooit bij Cyril terechtgekomen.’ Wiebe spreidde zijn armen alsof hij daarmee wilde zeggen dat dat alles zei.

‘En wat zegt Ingomar daarover?’ Gabriel was gaan staan en had de verrekijker weer gepakt. Hij keek ermee door het raam.

‘Dat er niemand thuis was toen hij de enveloppe kwam ophalen. Maar nu is de rekening leeg. Rara, wie heeft dat gedaan?’

Noah vroeg zich af of dit de eerste keer was dat Gabriel een verrekijker zag. Hij vond het apparaat erg interessant. ‘Dan kan Cyril Ingomar toch dwingen om die enveloppe aan hem te geven?’

Wiebe liep weer naar Gabriel en pakte de verrekijker opnieuw af. ‘Cyril gelooft Ingomar en mijn vader gelooft mij.’ Hij stopte de verrekijker in een la van zijn bureau. ‘Mijn vader en Cyril hebben aangifte gedaan bij de politie en die besloten onze huizen te doorzoeken. Mijn vader en Cyril vonden dat goed. Al was het maar om te bewijzen dat wij er niets mee te maken hebben.’

55

‘En?’ Gabriel was weer in de stoel gaan zitten.

‘Niets gevonden, natuurlijk. Ingomar had de enveloppe allang aan zijn criminele vriendjes gegeven.’

Wiebe stak zijn vinger in de lucht. ‘Maar die enveloppe wordt een keer gevonden en degene bij wie hij gevonden wordt, zal daar nog jaren spijt van hebben.’

56

Hoofdstuk 11 ‘Ik vraag me toch echt af of dit wel verstandig is.’

Noah had de enveloppe in zijn hand.

Gabriel ging naast hem staan. ‘Wat wil je anders?’

‘Dat weet ik ook niet. Er is eigenlijk niets wat ik nu kan bedenken dat in één keer het probleem oplost.’

Gabriel legde zijn hand op de rug van zijn vriend.

‘Daarom is dit het enige juiste op dit moment. Net doen of wij de enveloppe niet gepakt hebben en hem terugleggen waar we hem gevonden hebben.’

De jongens hadden het er de hele dag op school over gehad. Na hun bezoek aan Wiebe hadden ze besloten de enveloppe terug te leggen. Of eigenlijk, Gabriel had dat besloten. ‘Dan zijn we ervan af,’ had hij gezegd. Noah had nog wel geprotesteerd. Hij vond het te gemakkelijk. ‘We geven wel alle bankgegevens van een stichting die goed werk doet weg. Er stond wel één komma twee miljoen euro op die rekening, hoor.’

Wat wil je dan?’ had Gabriel gezegd. ‘De politie op de stoep die huiszoeking doet en de enveloppe vindt? Nou, dan mag jij hem meenemen en in de bovenste la van je bureautje stoppen.’

Dat zag Noah ook weer niet zitten. Het was een keuze tussen twee slechte mogelijkheden. Ze hadden nog even overwogen om de enveloppe zelf naar de politie te brengen, maar de angst voor een gevangenisstraf was te groot.

En nu zaten Gabriel en Noah vlak bij de plek waar 57

ze de enveloppe gevonden hadden. Ze hadden gewacht tot een jongen en een meisje, die op een van de bankjes zaten, weg waren.

‘Leg jij hem maar terug.’ Noah gaf de enveloppe aan Gabriel. ‘Jij hebt hem ook gevonden.’

Gabriel pakte de enveloppe aan en stond op. Hij hield de hand waar hij de enveloppe in had boven zijn hoofd. ‘Nou, daar gaat hij.’

‘Wat doe je?’ Noah glimlachte.

‘Een emotioneel moment,’ zei Gabriel. ‘Kijk, Noah Mertens, jij wordt aanvoerder van de Rode Duivels en gaat straks miljoenen verdienen. Maar ik zal nooit meer een rekening zien met één komma twee miljoen euro erop. En daar ga ik nu afscheid van nemen.’

Noah schudde zijn hoofd. ‘Leg hem nou maar terug.’

Gabriel kuste de enveloppe en liep daarna de bosjes in. Een paar seconden later kwam hij terug.

‘Kom, we gaan.’

Noah stond op. Hij had er nog altijd geen goed gevoel bij, maar ze hadden de beslissing genomen.

Nu wilde hij Gabriel niet meer aan het twijfelen brengen. Achter elkaar liepen ze door de nauwe doorgang tussen de struiken door, terug in de richting van hun huizen. Nadat ze de eerste keer de bocht om waren gegaan om een blok huizen heen, stopte Gabriel. ‘Even wachten.’

‘Ben je wat vergeten?’ vroeg Noah.

Gabriel schudde zijn hoofd en keek op zijn horloge. ‘We wachten hier even.’

Noah snapte er niets van. ‘Waarom?’

‘Daarom.’

Noah zuchtte. Hij had helemaal geen zin in die spelletjes van Gabriel. Die deed wel vaker mysterieus en wilde dan niet vertellen waarom hij iets wel of niet deed. Maar in dit geval vond Noah het erg irritant. ‘Nou, ik ga vast.’ Hij hoopte dat Gabriel dan of zou vertellen waarom hij wachtte of met hem mee zou gaan.

‘Dat is goed. Dan zie ik je morgen op school.’

Balen, dacht Noah. Dit was niet het antwoord dat hij wilde. Ongeduldig bleef hij staan.

‘Je ging toch weg?’ vroeg Gabriel even later. Hij keek steeds om het hoekje in de richting van het pleintje.

‘Laat nou maar.’ Noah gromde meer dan dat hij praatte. ‘Ik laat je niet alleen.’

Gabriel antwoordde door zijn schouders op te halen.

‘We gaan terug.’ Gabriel draaide zijn hoofd naar Noah.

‘Waarheen?’

‘Naar het pleintje. Maar wel voorzichtig zijn en 59

niets zeggen.’ Gabriel deed zijn vinger voor zijn mond.

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik het zeg,’ zei Gabriel.

Nu doet hij het weer, dacht Noah. Even twijfelde hij of hij toch naar huis zou gaan, maar hij was te nieuwsgierig.

Gabriel minderde vaart toen hij aan de rand van het pleintje kwam, dat omringd was door bomen en struiken. Het leek wel of hij op zijn tenen liep toen hij bij de nauwe doorgang kwam. ‘Blijf achter me,’ fluisterde hij.

Noah was gespannen, maar hij had geen idee waarvoor. Het kwam door het gedrag van Gabriel, die tussen de struiken door naar het pleintje probeerde te kijken. Noah ging dichter bij Gabriel staan. ‘Is daar iemand?’ Ook hij praatte zachtjes.

Zonder om te kijken, knikte Gabriel. Hij stond gebukt en bewoog heen en weer om iets te kunnen ontdekken. Ineens kwam hij overeind en duwde Noah bijna omver. ‘Weg,’ siste hij. Gabriel liep snel langs de struiken tot hij bij een boom kwam, waar hij achter ging staan. Hij wenkte Noah dat hij weer achter hem moest gaan staan.

Noah deed wat hem gevraagd werd. Met een vragend gezicht probeerde hij Gabriel om uitleg te vragen.

Die reageerde niet, maar keek steeds om de boom heen. ‘Kijk,’ fluisterde hij even later. Gabriel deed een stapje opzij om ruimte voor Noah te maken.

Noah keek vanachter de boom naar de ingang van de nauwe doorgang. Een stukje verderop liep 60

iemand van hen vandaan. Het was de jongen met de capuchon die ze al eerder op het pleintje hadden gezien. ‘Ingomar,’ fluisterde Noah. Hij keek naar Gabriel. ‘Die heeft de enveloppe opgehaald. Hoe wist je dat?’

‘Je bent slim of je bent slim,’ grijnsde Gabriel.

‘Maar hoe weet hij dat we net de enveloppe hebben teruggelegd?’

‘Dat weet hij niet,’ zei Gabriel. ‘En dat is nou juist het grappige.’

61

Hoofdstuk 12 Noah was de volgende dag zenuwachtig wakker geworden. En dat was niet meer overgegaan. De wedstrijd van vanavond tegen Finland hield hem al weken bezig. Het was een alles-of-nietswedstrijd.

Alleen een overwinning was voldoende om het Europees Kampioenschap te halen. Bij elk ander resultaat gingen de Finnen naar het kampioenschap.

‘Vergeet je niet bij Ingomar te hengelen naar die enveloppe, als hij meegaat?’ vroeg Gabriel.

Noah had de hele dag geprobeerd het over de enveloppe te hebben en wat er gisteren gebeurd was, maar Gabriel had er waarschijnlijk geen zin in, want hij kapte het steeds af.

Na schooltijd fietsten de twee vrienden naar huis.

Niet veel later zou Noah opgehaald worden door Cyril om naar het sportcomplex te rijden waar de wedstrijd gespeeld zou worden.

‘Als ik de kans krijg. Maar ik moet me eerst op de wedstrijd concentreren.’ Noah had geen zin om over iets anders dan de wedstrijd te praten. Maar hij wilde Gabriel ook niet teleurstellen.

‘Kan ik niet mee?’

Noah was verrast. ‘Jij houdt helemaal niet van voetballen.’

Gabriel haalde zijn schouders op. ‘Zaterdag vond ik het best leuk, hoor.’

‘Meen je dat echt?’ Noah zocht bij Gabriel naar een aanwijzing dat hij een grapje maakte, maar vond die niet.

62

‘En misschien kan ik dan met Ingomar in gesprek gaan. Hoef jij je daar geen zorgen over te maken.’

Het leek wel of Gabriel Noah probeerde te overtuigen, terwijl dat helemaal niet nodig was.

‘Ik vind het prima. Leuk zelfs.’ Noah voelde zich opgelucht. Zo kon hij zich op de wedstrijd tegen Finland concentreren. ‘Dan zal ik Cyril even een berichtje sturen en vragen of het goed is. Maar dat zal vast wel.’

‘Moet ik dan geen kaartje hebben?’ vroeg Gabriel.

Noah schoot in de lach. ‘Nee, joh. Onze wedstrijden zijn gratis.’

‘Is het niet in een stadion dan?’

‘Nee, het is op een gewoon voetbalveld bij een topamateurclub. Soms spelen we in een stadion, maar niet altijd.’

Gabriel haalde zijn schouders op. Hij kon het allemaal niet meer volgen. ‘Ik moet nog wel even langs huis. Even vragen of het mag. Hoe laat moet ik dan bij jou zijn?’

Noah keek op zijn horloge. ‘Cyril komt me over een halfuur halen.’

Ze kwamen bij de splitsing waar Gabriel naar rechts moest en Noah rechtdoor fietste. ‘Ik zie je zo.’

Gabriel zwaaide naar zijn vriend.

Drie kwartier later zaten de jongens bij Cyril in de auto. Ingomar was inderdaad mee en zat voorin naast de fysiotherapeut van de Jonge Duivels.

Gabriel en Noah waren achterin gaan zitten.

In de auto was de wedstrijd van die avond tegen Finland het onderwerp van gesprek.

‘Wat denk je, Noah? Gaan we het redden?’ vroeg 63

Cyril.

Noah had er wel vertrouwen in. ‘Ik denk het wel.

Uit hebben we ook goed gespeeld en daar hadden we moeten winnen. Maar door pech werd het toen een gelijkspel.’

Gabriel zat mee te luisteren, maar bemoeide zich niet met het gesprek.

Cyril dacht aan de uitwedstrijd in Helsinki. ‘Ja, dat was toch door die onterechte strafschop vlak voor tijd?’

‘Nou, een regelrechte schande. Het was een schwalbe. Hun spits liet zich vallen terwijl hij niet eens aangeraakt werd.’ Noah kon zich er nog boos over maken.

‘Als we die wedstrijd hadden gewonnen, waren we al geplaatst geweest voor het EK,’ trok Cyril de juiste conclusie.

Noah knikte. ‘Tja, nu moeten we hopen dat we het vanavond alsnog redden.’

‘Dat moet toch lukken,’ zei Cyril. ‘Jij bent in topvorm. Zaterdag speelde je ook de sterren van de hemel.’

Noah voelde een trots gevoel vanbinnen.

‘Wilmots zei het ook nog.’

‘Echt?’ Het deed Noah goed dat zijn coach vond dat hij in topvorm was. Dat betekende dat hij zo

goed als zeker in de basisopstelling zou beginnen vandaag.

Zo ging het gesprek een tijdje door. Gabriel zat zwijgend mee te luisteren tot er een stilte viel. ‘Zag ik jou gisteren nou bij het pleintje lopen, Ingomar?’ vroeg hij ineens.

Noah voelde het bloed naar zijn hoofd stromen.

Hij wist dat Gabriel het met Ingomar over de enveloppe zou hebben, maar hij had niet verwacht dat hij het op zo’n directe manier zou doen.

‘Bij het pleintje?’ Ingomar krabde nadenkend op de zijkant van zijn hoofd.

‘Ja, gistermiddag rond een uur of vier.’

Ingomar draaide zich half om, zodat hij naar Gabriel kon kijken. ‘Bij het pleintje bij jullie in de buurt? Met de bankjes?’

Gabriel knikte.

Die gaat natuurlijk ontkennen, dacht Noah. Als hij gaat toegeven dat hij daar was, dan zou Gabriel gaan vragen waarom hij een capuchon ophad. Of wat hij daar moest doen?

‘Je was met mama naar oma.’ Het was Cyril die antwoord gaf.

Ingomars gezicht klaarde op. ‘O ja, daar was ik.

Dus nee, ik was niet bij het pleintje.’

‘Dan was het vast iemand anders.’ Gabriel ging weer achteroverzitten en keek door het raam naar buiten. Even later draaide hij zijn hoofd naar Noah en glimlachte. Het was een geruststellende glimlach.

Noah snapte er niets van. Hij had niets gehoord dat duidelijk maakte dat Ingomar bij het pleintje was geweest. Sterker nog, hij dacht juist dat Cyril 65

iets verzon, zodat Ingomar kon bewijzen dat hij niet bij het pleintje was geweest. Noah zuchtte. Eerst maar voetballen, dacht hij.

66

Hoofdstuk 13 ‘Vandaag is het erop of eronder. Nu of nooit. Alles of niets.’ Wilmots ijsbeerde door de kleedkamer. ‘Als de wedstrijd er straks op zit, wil ik dat we steen­ kapot zijn. Dat we alles hebben gegeven. Ook al hebben we het dan niet gered, dan hebben we er in ieder geval alles aan gedaan.’

Noah zuchtte. De zenuwen gierden door zijn lijf.

Wilmots liep naar het bord toe waar een voetbalveld op getekend was en ging verder met aanwijzingen te geven. Looplijnen, vaste afspraken bij spelhervattingen en waar je moest staan als de tegenstander in balbezit was. Voor de warming-up had Wilmots de opstelling bekendgemaakt en zoals verwacht stond Noah in de basisopstelling. Het verrassende was dat hij op het middenveld zou spelen en niet in de spits.

‘Hun sterke punt is de omschakeling. Dus als wij de bal verliezen, moeten we ervoor zorgen dat we goed staan. In de uitwedstrijd kregen ze niet veel kansen, maar de kansen die ze kregen, ontstonden als wij balverlies leden.’

Noah kon zich dat nog goed herinneren. Ook de strafschop waar uiteindelijk de gelijkmaker uit gescoord werd, was zo’n moment.

Wilmots tekende een situatie op het bord bij een hoekschop van de tegenstander. Vervolgens liet hij zien wat hij van zijn spelers verwachtte, welke Finse spelers goed konden koppen en hoe ze meestal voor het doel bewogen.

67

Noah merkte dat Wilmots ook nerveus was.

Zelden gaf hij nog dit soort aanwijzingen vlak voor de wedstrijd. De jongens hadden dit al een paar keer gehoord en gezien.

Wilmots werd gestoord door een man die de deur van de kleedkamer opende en riep dat de wedstrijd ging beginnen. ‘Oké, mannen. We gaan ervoor. Zorg dat we in de zomer aan een belangrijk toernooi mee kunnen doen.’

De spelers stonden op, klapten in hun handen en schreeuwden aanmoedigingen. Noah voelde weer een golf van zenuwen door zijn lijf stromen. Hij wist dat dit aan zou houden tot de aftrap. Daarna was dat gevoel verdwenen en richtte hij zich alleen nog op het voetbal.

De Finnen mochten aftrappen en speelden de bal naar achteren. Vanaf hun verdediging wilden ze rustig opbouwen.

Noah had met de spits afgesproken dat ze meteen druk zouden zetten. Ze deden dat wel vaker als de tegenstander aftrapte. Vaak speelden de verdedigers hen simpel uit, soms resulteerde het in een lange bal vanuit de verdediging naar voren. Heel af en toe konden ze de verdediging in paniek brengen.

De spits volgde de bal en Noah kwam er kort achteraan om de afspeelmogelijkheden te blokken. Dit keer ging de bal precies naar de spelers die zij uitgekozen hadden om vast te zetten. Noah dekte de nummer vijf van Finland, die aangespeeld werd door de nummer vier. Die deed dit omdat de spits van de Jonge Duivels zo dichtbij kwam dat hij geen kant meer op kon.

68

De Finse verdediger draaide naar rechts, precies de kant die Noah gekozen had. Noah zette zijn lichaam tussen de Fin en de bal en nam de bal mee.

De andere verdediger zag het aankomen. Hij probeerde Noah de weg naar het doel te belemmeren.

Hierdoor kwam de spits vrij.

Noah had genoeg overzicht om te zien dat de spits er veel beter voor stond dan hijzelf. Hij wachtte nog even en dreigde te gaan schieten om de verdediger uit te nodigen hem feller te verdedigen. Dat gebeurde en op dat moment speelde Noah de bal naar de spits.

Die stond oog in oog met de doelman en faalde niet. Hij stiftte de bal over de vallende doelman en de bal rolde vlak langs de paal in het net.

De spits stak twee handen in de lucht, liep meteen op Noah af en sprong in zijn armen. ‘Prachtig, Noah.’

Noah ving hem op. ‘Het moest een keer lukken,’ zei hij.

Al snel kwamen de andere spelers hen feliciteren en even later liepen ze terug naar hun eigen helft.

Een beter begin hadden de Jonge Duivels zich in deze belangrijke wedstrijd niet kunnen wensen.

Nauwelijks twee minuten bezig en nu al stonden ze met 1-0 voor. Nu moesten de Finnen scoren en dat betekende dat ze in het verloop van de wedstrijd risico moesten nemen. Hierdoor zouden de Jonge Duivels zeker ruimte krijgen om aan te vallen. En dat was waar Noah sterk in was: bewegen tussen de linies en gebruikmaken van de ruimtes die de tegenstander toeliet.

69

De rest van de eerste helft leek meer op een schaakpartij dan op een voetbalwedstrijd. De Jonge Duivels namen geen enkel risico en liet het initiatief aan Finland.

De Finnen wisten niet zo goed wat ze moesten.

Nu al voor de gelijkmaker gaan met het risico dat ze een tweede doelpunt om de oren kregen. Of geduldig wachten op die ene kans die altijd wel een keer kwam. Ze kozen voor het laatste, waardoor beide elftallen halverwege met een 1-0-ruststand naar de kleedkamer gingen.

70

Hoofdstuk 14 Na de rust veranderde alles. De Finnen kwamen als gekken uit de kleedkamer. Ze waren een stuk feller dan in de eerste helft en namen meteen vanaf het begin risico. Achterin speelden ze een-op-een, waardoor ze een mannetje meer hadden op het middenveld.

Noah had binnen een paar minuten al door dat hun strijdwijze veranderd was. Hij probeerde zijn teamgenoten te coachen en de situatie onder controle te krijgen. Dat lukte niet helemaal. De Finnen wisselden veel van positie, waardoor de middenvelders en verdedigers van de Jonge Duivels in de war raakten en niet meer wisten wie ze nou moesten volgen. De drie aanvallers van de Jonge Duivels verdedigden niet of nauwelijks mee, waardoor de Finnen makkelijker de vrije man konden vinden.

Noah schreeuwde zijn stem schor en deed zijn uiterste best om de organisatie in het elftal weer goed te krijgen. Het hielp niet dat Wilmots aan de zijlijn ook aanwijzingen stond te schreeuwen.

Hierdoor raakten sommige spelers nog meer in de war.

De Finnen profiteerden optimaal van de chaos in het elftal van de Jonge Duivels en scoorden twee keer binnen een kwartier. Noah was woedend. Hij vond de paniek in het elftal onnodig en baalde ervan. De 1-2-achterstand leek uitzichtloos. De Jonge Duivels moesten nu twee keer scoren om zich te plaatsen voor het EK. 71

‘Gaan wij nu een-op-een spelen?’ Noah nam bij de dug-out een slok uit een bidon.

Wilmots stond naast hem. ‘Dat is nog te vroeg.’

‘Te vroeg? We moeten twee keer scoren. Het is nu alles of niets.’ Noah goot een straal water over zijn hoofd.

‘Laatste tien minuten misschien.’ Wilmots hield niet van gedurfd voetbal. Dat wist Noah wel, maar in deze situatie had hij meer lef van zijn trainer verwacht.

Noah schudde zijn hoofd. ‘Dan regel ik het wel zelf,’ mompelde hij terwijl hij terug het veld in liep.

‘We gaan een-op-een spelen.’ Hij was helemaal naar de verdedigers toe gelopen om het te vertellen. Om Wilmots niet te alarmeren wilde hij het niet over het veld schreeuwen. De laatste man ging voor zijn verdediging spelen als verdedigende middenvelder.

Hijzelf zou dan kort achter de spits spelen, die nog dieper moest gaan staan. Zo hoopte hij meer druk op de Finnen te kunnen zetten.

Wilmots had al snel door dat zijn elftal anders speelde. Al roepend probeerde hij het terug te draaien, maar doordat Noah tegen de voorhoede aan bleef staan, bleven de andere spelers ook in hun nieuwe rol. Als ze dat niet zouden doen, werden de ruimtes op het middenveld te groot. Na een paar minuten gaf Wilmots het op en met een chagrijnig gezicht en met zijn armen over elkaar ging hij op de bank zitten.

De Finnen hadden minder moeite met de omzetting bij de Jonge Duivels dan de Belgen kort na rust met de veranderde Finse speelstijl hadden. Met een 72

paar aanpassingen vingen ze de aanvalsgolven van de Rode Duivels op.

Toch werd het elftal van Noah dreigender en er ontstonden een paar kansen. Naarmate het einde van de wedstrijd in zicht kwam, werden de Finnen nerveuzer. Het uitzicht op het behalen van het EK deed hen bibberen.

Met nog vijf minuten op de klok kreeg Noah de bal op de rand van het strafschopgebied. Hij draaide weg van zijn tegenstander, speelde de spits aan en liep achter de bal aan. Het enige wat de spits deed, was de bal stilleggen en weglopen, waardoor hij zijn directe tegenstander met zich mee lokte.

Noah stond op dertien meter van het doel en was in de drukte net iets eerder bij de bal dan een andere verdediger. Met de punt van zijn schoen schoot hij de bal op doel. Door een woud van benen verdween de bal in de hoek.

De spelers van de Jonge Duivels namen niet de tijd om te juichen. Daarvoor was de tijd tot het einde van de wedstrijd te kort. Noah werd door de doelman tegengewerkt toen hij snel de bal uit het doel wilde halen om naar de middenstip terug te brengen. Met een stevige duw zette hij hem aan de kant. De scheidsrechter moest tussenbeide komen om het op te lossen.

73

De laatste minuten was het eenrichtingsverkeer.

Alle ballen werden hoog het strafschopgebied in gespeeld in de hoop dat hij één keer goed zou vallen.

De Finnen waren echter niet de kleinsten en wonnen verreweg de meeste kopduels. Doordat veel spelers op een kluitje stonden, was het onmogelijk om met combinatiespel een kans te forceren en dit was dus de enige manier.

Het was al in blessuretijd toen de zoveelste hoge bal door een Finse verdediger uit het strafschopgebied werd gekopt. Noah zag de bal op zich afkomen en besloot hem in één keer uit de lucht te nemen.

Hij raakte de bal goed. Een van de verdedigers wierp zich in de baan van het schot en kreeg de bal ongelukkig tegen zijn arm.

‘Strafschop!’ werd er meteen van alle kanten geroepen. De scheidsrechter floot.

Noah zocht waar de scheidsrechter stond en zag hem twijfelen. Dat het een handsbal was, was duidelijk. Maar de verdediger stond op de rand van het strafschopgebied. De vraag was of de bal op de stip zou belanden of net buiten het zestienmetergebied.

De man in het zwart rende naar zijn assistent om te overleggen. Spelers van beide elftallen probeerden de mening te beïnvloeden, maar werden weggestuurd. Na een kort gesprek rende de scheidsrechter terug en wees gedecideerd naar de penaltystip. Van de zijkant klonk gejuich. De Finnen protesteerden hevig.

De spits van de Jonge Duivels had de bal gepakt.

De afspraak was dat hij de strafschoppen nam. Hij 74

liep met de bal in zijn handen naar Noah en duwde de bal in zijn handen. ‘Doe jij het maar. Ik ben niet zeker.’

Noah slikte. Of de Jonge Duivels komende zomer aan het EK deelnamen, lag nu in zijn handen.

75

Hoofdstuk 15 Het duurde even voor de protesterende Finnen het strafschopgebied hadden verlaten. Het gaf Noah de tijd om na te denken en dat was niet zo gunstig. Van tevoren een hoek kiezen en daar niet meer van afwijken, zei hij tegen zichzelf. Hard met de binnenkant van de voet en een stevige aanloop. Want hoe hoger de snelheid van je aanloop, hoe hoger de snelheid van de bal.

De scheidsrechter trok nog een gele kaart voor een van de Finnen vanwege protest en dat was het sein voor de anderen om het strafschopgebied te verlaten.

Noah had de bal nog steeds in zijn handen. Hij zuchtte diep en legde de bal zorgvuldig op de stip.

De scheidsrechter keek nauwlettend toe of Noah het goed deed. De bal rolde eerst een stukje opzij, waarna Noah de kalk van de stip plattrapte. Daarna legde hij de bal opnieuw neer. Dit keer bleef hij wel liggen.

De doelman was er vlak bij gaan staan en wees nu naar de bal. Hij suggereerde dat de bal niet goed lag, maar deed dit natuurlijk alleen maar om Noah uit zijn concentratie te halen.

Die liet zich echter niet afleiden en liep, met de rug naar het doel, naar de rand van het zestienmetergebied. Pas daar draaide hij zich om.

De scheidsrechter had, terwijl hij dreigde met een gele kaart, de doelman teruggestuurd. Die ging op de lijn staan en deed zijn armen wijd.

76

Hard met de binnenkant van de voet, dacht Noah.

En in de hoek rechts van de keeper.

Het fluitje verdrong de stilte. Ademloos keken de spelers, de reserves, de technische staf en het publiek toe hoe Noah zijn aanloop nam. Hij raakte de bal goed, maar op het moment dat hij zijn voet verliet had hij het gevoel dat hij te ver naar de hoek had gemikt. Het leer zweefde door de lucht en ging richting de paal.

De doelman had de verkeerde hoek gekozen en lag op zijn zij. Samen met alle aanwezigen volgde hij de bal met zijn ogen en zag hem tegen paal stuiteren.

Noah maakte een klein sprongetje, alsof hij daarmee kon helpen de bal de juiste richting te geven.

Die rolde vanaf de paal over de doellijn.

Noah was, waarschijnlijk samen met de doelman, de eerste die zag dat het goed zat. Opgelucht stak hij zijn armen in de lucht. Daarna klonk er een golf van gejuich van iedereen die de Jonge Duivels een warm hart toedroeg. Noah werd bedolven onder zijn teamgenoten.

Ondertussen had de scheidsrechter de bal gepakt en afgefloten. De Jonge Duivels hadden met de hakken over de sloot het eindtoernooi van het EK gehaald. En Noah had daar een meer dan beslissende rol in gespeeld.

Eerst werd het feest uitvoerig op het veld gevierd.

Daarna zette alles wat bij de Jonge Duivels hoorde dat voort in de kleedkamer. Uiteindelijk zat Noah nog alleen in de kleedkamer. Hij had als laatste gedoucht. De anderen voorkwamen dat, omdat ze wisten dat ze dan de kleedkamer moesten aanvegen.

77

Noah

Noah zat daar niet mee.

Hij liep achter de bezem en was bijna klaar toen de deur van de kleedkamer openging en Wilmots binnenkwam.

‘Tjonge, dan ben je de man van de wedstrijd en dan moet je nog vegen ook.’ Hij ging op de bank zitten.

‘Regels zijn regels,’ grinnikte Noah. ‘Dan had ik maar op moeten schieten.’

‘Eigenlijk moet je een waarschuwing hebben.’

Wilmots deed zijn hoofd een beetje schuin.

Noah was verbaasd. Hij dacht juist dat hij wel een compliment verdiend had. ‘Want?’

‘Wegens het negeren van instructies van de coach.’

Noah glimlachte. ‘O, dat. Tja, het was alles of niets. En er was te weinig tijd om te wachten.’

Wilmots knikte. ‘Het pakte goed uit.’

‘Gelukkig wel.’

‘Het zijn de grote voetballers die zien wat er op het veld gebeurt en die initiatief durven te nemen,’ ging Wilmots verder. ‘Jij deed dat vandaag.’

‘Het had ook verkeerd uit kunnen pakken. Dan had ik die waarschuwing gekregen.’ Noah wist wel hoe het werkte.

‘Dat is waar. Maar het pakte niet verkeerd uit. En dat is nou net het verschil.’

Noah zette de bezem in de hoek en ging naast zijn trainer zitten. Dit was de kans om iets over Cyril te vragen. Maar Noah twijfelde. Hij wist niet zo goed hoe hij moest beginnen. Hij kon toch moeilijk vragen of Wilmots wist of Cyril lid was van een criminele organisatie? En waarom zou Wilmots dat 79

weten? Als dat zo was, was Cyril allang ontslagen.

‘En nu naar het Europees Kampioenschap.’

‘Daar heb ik zin in.’ Wilmots wreef in zijn handen.

‘Dat wordt mijn eerste eindtoernooi. Dat lijkt me zo gaaf.’

Noah knikte. ‘Mij ook. Als ik mee mag natuurlijk.’

Wilmots stond op. ‘Het moet wel heel raar lopen als we jou niet meenemen. En ik denk zelfs dat jij nog veel eindtoernooien zult meemaken.’

‘Denk je?’ Noah glunderde.

‘Dat denk ik, ja.’ Wilmots stond op. ‘Kom, we gaan naar de kantine.’

Noah stond ook op en pakte de bezem. ‘Nog even afmaken.’

80

Hoofdstuk 16 ‘Zei hij dat echt?’ Gabriel nam een hap van zijn broodje kroket. Hij had niet veel gegeten omdat zijn ouders vaak later aten. Meer dan een snelle boterham was het niet geworden en nu had hij honger.

Gelukkig had hij nog een munt van twee euro in zijn zak.

‘Ja, dus de kans is groot dat ik mee mag naar het EK deze zomer.’

Gabriel at zijn mond leeg. ‘Goed, man. Lijkt me supercool om dat een keer mee te maken.’

‘Zeker.’ Noah grinnikte vanbinnen. Dat uitgerekend Gabriel zoiets zou zeggen. De jongen die totaal geen verstand van voetballen had.

Noah zette zijn voetbaltas op de grond en ging bij Gabriel aan het tafeltje zitten. Hij had een flesje cola gehaald, haalde het rietje eruit dat de vrouw achter de bar erin gedaan had en nam een slok. ‘Nog met Ingomar gesproken?’

Gabriel schudde zijn hoofd. ‘Ik heb hem nauwelijks gezien. Dus ik weet niet of hij erachter zit.’

Noah zuchtte. ‘Het zijn ook allemaal erg vage bewijzen. Een jongen met een capuchon. En verder niets.’

‘Klopt.’

Gabriel stopte met praten omdat Ingomar bij hen kwam staan. ‘Mag ik bij jullie zitten? Mijn vader is nog bezig in het massagehok.’

Noah schoof een stoel achteruit en nodigde Ingomar zo uit om erbij te komen zitten. Het 81

gesprek met Gabriel was meteen afgelopen.

‘Je speelde erg goed vandaag,’ zei Ingomar.

‘Dank je.’ Noah glimlachte.

‘Moeilijk zeker, zo’n strafschop in de laatste minuut?’

‘Wel als je weet wat ervan afhangt. Ik was eerst bang dat hij op de paal of naast zou gaan. Maar gelukkig ging het goed.’

Ze kletsten nog wat over de wedstrijd en later over andere dingen, tot Cyril en Wilmots de kantine in kwamen lopen en bij hen kwamen zitten.

‘Zo,’ zei Cyril. ‘Dat zit er ook weer op.’

‘Die gaat er nog wel even last van houden, of niet?’ vroeg Wilmots.

Noah volgde het gesprek. Het ging over een geblesseerde speler, die in de laatste fase van de wedstrijd vervelend neer was gekomen na een luchtduel. Ze hadden al drie keer gewisseld, dus de speler had de wedstrijd geblesseerd uitgespeeld.

Gabriel stootte Noah aan. ‘Kijk nou.’ Met een hoofdknik wees hij naar de deur van de kantine.

Noah zag Wiebe en zijn vader binnenkomen, gevolgd door twee politieagenten, een man en een vrouw. ‘O-o.’

Wiebe liep voorop en zocht met zijn ogen de kantine af. Toen zijn blik die van Noah kruiste, kwam er een blijk van herkenning op zijn gezicht. Hij zocht contact met een van de agenten en wees naar het tafeltje waar Noah en Gabriel aan zaten.

‘Ze komen hierheen.’ Gabriel schoof onrustig op zijn stoel heen en weer.

Er viel een stilte in de kantine. Iedereen keek naar 82

de twee agenten.

‘Dit zijn ze.’ Wiebe wees naar Noah en Gabriel.

‘Zij hebben de enveloppe met alle gegevens.’

Het gezicht van Hildebrand Landman stond op onweer. Noah zag dat hij snel ademhaalde en rode vlekken in zijn gezicht had. Dat voorspelde niet veel goeds. ‘Waar is de enveloppe?’

Noah bedacht dat het maar goed was dat ze de enveloppe terug hadden gelegd. Als dat niet het geval was geweest, waren ze er nu gloeiend bij. Hij keek opzij naar Gabriel. Meestal was hij degene die het woord deed.

Maar Gabriel zei niets. Hij keek van Wiebe naar de agenten en weer terug.

Wiebe stond zenuwachtig met een balletje van zijn rechter- naar zijn linkerhand te gooien en weer terug.

Noah richtte zijn blik op Ingomar. Hij zou nu toch behoorlijk nerveus moeten worden. Twee agenten die de kantine binnen komen wandelen en om de enveloppe vragen die hij in zijn bezit heeft. Noah vond het verrassend dat hij zo ontspannen bleef zitten. Het leek wel of hij totaal niet geschrokken was.

Gabriel stond op en liep naar Wiebe. ‘Ik dacht dat Ingomar de enveloppe had? Dat zei jij toch toen we bij jou waren?’

Wiebe bleef met het balletje gooien. Hij keek kort naar Ingomar, die nu wel voorover was gaan zitten en ineens een en al aandacht was. Wiebe kreeg een rood hoofd. ‘Helemaal niet. Dat heb ik nooit gezegd.’

83

Noah voelde woede opkomen. Hij ging ook staan.

‘Wel,’ begon hij. Maar Gabriel draaide zich naar hem om. ‘Ssht,’ zei hij. Noah begreep dat hij zich er niet mee mocht bemoeien.

Gabriel greep in zijn binnenzak. Even later had hij de enveloppe in zijn hand.

‘Hè?’ Noah viel van verbazing zowat achterover.

‘Kon je hem niet vinden?’ Gabriel keek Ingomar aan.

Ingomar reageerde verrast. ‘Ikke?’

‘Ja. Volgens Wiebe moeten we voor jou oppassen omdat je onderdeel bent van een criminele organisatie.’ Gabriel keek Ingomar vragend aan.

Die keek met een verwoestende blik naar Wiebe.

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

‘Heb je toevallig een zwarte jas met een capuchon?’ ging Gabriel verder.

Het duurde even voor Ingomar antwoordde. ‘Nee.’ ‘Dat dacht ik al,’ mompelde Gabriel. Hij liep naar Hildebrand Landman toe en overhandigde de enveloppe. ‘Ik denk dat deze van u is.’

Hildebrand nam de enveloppe in ontvangst en opende die. ‘Dit is inderdaad mijn enveloppe.’ Hij pakte het papiertje met de codes.

‘Dan moet ik jullie vragen om mee te komen naar het bureau.’ De vrouwelijke agent liep naar Gabriel en had de handboeien al klaar.

85

Hoofdstuk 17 ‘Wacht even.’ Gabriel hield met opgeheven hand de agente op afstand. Die had waarschijnlijk geen zin in een scène in een volle kantine en bleef met de handboeien in de aanslag staan.

Noah vond dat Gabriel opmerkelijk rustig bleef, terwijl een agente hem ieder moment in de handboeien kon slaan.

‘Waarom staan er zo veel codes op?’ vroeg Gabriel.

Hildebrand Landman keek naar het papier in zijn handen. ‘Dat doe ik altijd. Als het dan in verkeerde handen valt, dan weet diegene niet welke codes de goede zijn. Het lijkt te werken.’

‘Niet als u de I van inlogcode en de W van wachtwoord gebruikt voor de codes.’ Gabriel glimlachte.

Hildebrand fronste. Hij wierp een blik op Cyril en haalde zijn neus op. ‘Nooit bij stilgestaan. Het zijn de eerste letters van onze zonen. I van Ingomar en W van Wiebe.’

‘Wij hebben de code wel gekraakt.’ Gabriel liep van Hildebrand naar Wiebe. ‘En uw rekening is geplunderd, hebben we gezien.’

‘Nee, hoor.’ Hildebrand schudde zijn hoofd.

‘Zodra wij wisten dat de enveloppe weg was, hebben we het geld van de rekening gehaald. Alle pasjes en codes zijn geblokkeerd. Ons geld is maar heel kort in gevaar geweest.’ Hildebrand haalde diep adem. ‘Ik vraag me alleen af hoe het jullie gelukt is de enveloppe te stelen.’

86

De agente deed een stap in de richting van Gabriel.

‘Die hebben we niet gestolen. We hebben hem gevonden in de bosjes op het pleintje vlak bij uw huis.’ Gabriel vertelde over het knikkeren en hun vondst. Hij vond het toch wel spannend, want hij veegde kleine zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd.

‘Dat kan iedereen wel zeggen,’ zei Wiebe. Zijn stem klonk onzeker.

‘Ik kan het bewijzen,’ zei Gabriel een stuk zekerder.

Noah vroeg zich af hoe Gabriel dat ging doen. Hij zag geen enkele opening. Als Ingomar volhield dat hij nergens van wist, konden ze geen kant op. Ze hadden geen enkel bewijs dat hij er iets mee te maken had. En Gabriel had de enveloppe uit zijn binnenzak gehaald.

‘Het zit namelijk zo …’ Gabriel won tijd om goed na te denken en zijn woorden zorgvuldig te kiezen.

‘Wiebe heeft de enveloppe in de bosjes verstopt.’

Wat? dacht Noah. Hij kneep zijn ogen dicht. Hoe dom kon Gabriel zijn? Nu haalde hij Wiebe erbij en als er nou één niets mee te maken had, dan was het wel Wiebe. Dit was een enorme misser.

Wiebe schoot in de lach. ‘Ik? Alsof ik mijn eigen vader zou bestelen.’

Gabriel deed een paar stappen opzij om even afstand te nemen en zo nog beter na te kunnen ­denken.

De politieagente stapte meteen op hem af, maar bleef op een meter afstand van hem staan.

Gabriel richtte zich tot Wiebe. ‘Ja, dat heb je wel.

87

Toen Ingomar de enveloppe kwam halen, deed je net of je niet thuis was. Vervolgens heb je de enveloppe bij je gehouden. Maar je wilde niet dat hij bij je thuis gevonden werd en dus heb je hem in de bosjes verstopt.’

‘Belachelijk.’ De stem van Wiebe sloeg over.

‘O ja?’ zei Gabriel. ‘Je wilde Ingomar van diefstal beschuldigen omdat hij je voortdurend pest.’ Gabriel draaide in de richting van Ingomar.

Die keek beschaamd om zich heen.

‘Je Facebook is openbaar. Iedereen kan daar meelezen en zien dat Ingomar en jij niet de beste vrienden zijn.’ Gabriel ging onverstoorbaar verder. ‘Maar toen vonden wij ineens de enveloppe en daar had je niet op gerekend. Maar met je verrekijker hield je het pleintje in de gaten.’

Aha, dacht Noah. Vandaar dat Gabriel steeds met die verrekijker aan het spelen was toen ze bij Wiebe waren. Hij controleerde hoe goed hij vanaf daar het pleintje in de gaten kon houden.

Wiebe keek vol minachting, maar nog steeds vol vertrouwen in de rondte. ‘Hou toch op, man.’ Hij klapte demonstratief in zijn handen. ‘Knap hoe je probeert jullie eruit te redden en de schuld op een ander te schuiven.’

Gabriel ging onverstoorbaar verder. ‘Je zag door je verrekijker dat wij de enveloppe pakten en schrok.

Je ging kijken of hij er nog wel lag. Om niet herkend te worden deed je een capuchon over je hoofd.’

‘Belachelijk,’ probeerde Wiebe het verhaal van Gabriel onderuit te halen.

‘Vandaag gebeurde hetzelfde. Wij deden net of we 88

de enveloppe teruglegden, maar in plaats daarvan hield ik de enveloppe bij me. Niet lang nadat we weg waren, kwam jij met de capuchon over je hoofd tevoorschijn.’

Wiebe veegde zweetdruppels van zijn bovenlip.

‘Waanzin. Het zijn allemaal vage beweringen. Jij hebt de enveloppe in je hand en dat is tot nu toe het grootste bewijs.’

‘Dan vergis je je.’ Gabriel ging vlak voor Wiebe staan. ‘Tot tien minuten geleden zou je gelijk gehad hebben. Maar je hebt zojuist zelf het bewijs geleverd dat ik gelijk heb.’

De zelfverzekerde houding van Wiebe was in één klap een stuk minder.

Noah was benieuwd waar zijn vriend mee zou komen. Het moest iets goeds zijn.

89

Hoofdstuk 18 Gabriel bleef vlak voor Wiebe staan. ‘In de rechterzak van je jas zit een knikker.’ Hij praatte langzaam en duidelijk, zodat iedereen het kon horen.

Wiebe greep in zijn zak.

‘Niet pakken.’ Gabriel stak zijn wijsvinger op. ‘Het is een grote, gekleurde knikker. Op die knikker is met een zwarte stift het cijfer negen geschreven.’

Gabriel polste de reactie van Wiebe. ‘Laat hem nu maar zien.’

‘Ik heb geen knikker,’ zei Wiebe.

Hildebrand Landman stapte naar voren, pakte Wiebe wild vast en greep in zijn jaszak. Even later toonde hij tussen duim en wijsvinger de felgekleurde knikker. ‘En wat is hiermee?’

Wiebe stond er verslagen bij. Hij had ontkend dat hij een knikker had en nu kon iedereen zien dat hij gelogen had.

‘Nou, wat is hiermee?’ herhaalde Hildebrand zijn vraag.

Gabriel gaf antwoord. ‘Deze knikker is van Noah.’

Hij nam hem over van Hildebrand. ‘En de reden waarom we de enveloppe vonden. We waren aan het knikkeren en deze bijzondere knikker stuiterde in de bosjes. Noah en ik gingen hem zoeken, maar ­vonden de enveloppe. De knikker hebben we nooit gevonden.’

Wiebe had zijn ogen op de grond gericht. Hij zag er schuldbewust uit.

Gabriel legde zijn hand op zijn schouder. ‘Maar 90

gelukkig heeft onze vriend hier hem wel gevonden.

Eigenlijk precies andersom. Hij zocht de enveloppe en vond de knikker.’

‘Jij?’ Hildebrand ging recht voor Wiebe staan.

‘Heb jij echt de enveloppe met de bankgegevens in de bosjes gelegd?’ Hij haalde diep adem en liep toen hoofdschuddend bij zijn zoon vandaan.

‘Ja! Dat heb ik gedaan.’ Wiebe schreeuwde. ‘Jij denkt alleen maar aan je stichting. De kinderen in Afrika zijn belangrijker dan je eigen kinderen.’

Hildebrand stond een stukje verderop en probeerde zijn emoties onder controle te krijgen.

‘Je bent nooit thuis. Of je zit bij RVC Hoboken of je bent voor Wereldleven bezig.’ Wiebes onderlip begon te trillen. ‘Mij zie je nooit staan. Je komt nooit bij mij kijken als ik moet hockeyen.’

Hildebrand deed een paar passen in de richting van Wiebe en zocht naar woorden.

Wiebe deed zijn hand omhoog om aan te geven dat hij moest blijven staan. ‘Ik hoopte dat, als je al dat geld kwijt zou zijn, je er wel mee zou stoppen.’

Met een schuin oog keek hij naar Ingomar. ‘En ondertussen kon ik meteen de grootste pestkop van school aanpakken.’ Hij schudde zijn hoofd en liep naar de agente toe, die de handboeien nog steeds vasthield. Hij stak zijn handen naar voren. Daarna liep hij tussen de twee agenten in naar buiten.

Hildebrand liep achter hen aan. Hij maakte een verslagen indruk.

‘Hoe wist jij nou dat Wiebe die knikker in zijn zak had?’ vroeg Noah.

Gabriel ging op de rand van de tafel zitten. Nu 91

Noah en hij niet meer verdacht waren, viel er een enorme vermoeidheid over hem heen. ‘Hij zat er de hele tijd mee te spelen. Ik zag dat de zwarte negen erop stond, dus het moest jouw knikker zijn. En of die lag nog in de bosjes of hij was bij degene die met capuchon naar de enveloppe had gezocht.’ Gabriel glimlachte.

Noah ging weer staan en sloeg Gabriel op zijn schouder. ‘Goed, man.’

‘Best een leuke sport, dat voetbal,’ zei Gabriel.

‘Daar maak je tenminste nog eens wat mee.’ Hij grinnikte.

Noah hing zijn voetbaltas over zijn schouder.

‘Nou, wat een gedoe.’ Hij keek naar Gabriel. ‘Zullen we gaan?’

Cyril pakte Ingomar intussen bij zijn arm. ‘Met jou heb ik nog een appeltje te schillen, vriend.’

Gabriel grinnikte en legde zijn arm om de schouder van Noah. ‘Zo, vriend, dat zit er ook weer op.’

Noah deed hetzelfde en omarmd liepen de twee vrienden de kantine uit. ‘Gelukkig wel.’

Negen jaar later De journalist maakte een laatste aantekening. ‘Mooi verhaal, zeg. Leuk dat je dat wilde vertellen.’

Noah stond op. ‘Graag gedaan.’

‘Hoe is het afgelopen met Wiebe?’

‘Wiebe is er goed afgekomen. De stichting heeft de aangifte ingetrokken. Hildebrand heeft zijn voorzitterschap van RVC Hoboken beëindigd en ging 92

voortaan ieder weekend met zijn zoon mee naar het hockey.’

‘Goh.’ De journalist schreef nog wat op en stopte alles in zijn tas. ‘Misschien maak ik er wel een boek van.’ Hij lachte. ‘Het zou zomaar kunnen.’

Noah lachte mee. ‘Goed idee. En wat is dan de titel?’

‘Noah, aanvoerder van de Rode Duivels.’ De journalist keek naar het plafond en met zijn rechterhand maakte hij een beweging alsof hij het al voor zich zag.

Noah maakte een wegwerpgebaar. ‘Bespaar je de moeite. Dat wil echt niemand lezen.’

De journalist gaf Noah een hand. ‘We zullen zien.

Bedankt in ieder geval.’

Noah knikte.

‘En veel succes in de finale.’

‘Dank je,’ zei Noah.

93

Hoofdstuk 19 Zondag 11 juli 2021 Noah keek door het raampje van de bus naar buiten.

Het was al behoorlijk druk rond het Wembley Stadion in Londen. Hoewel de Rode Duivels tegen de favoriet speelden, was de kleur rood overheersend. De beide supportersgroepen gingen vriendschappelijk met elkaar om.

Het stadion zag er indrukwekkend uit. Noah had al veel grote stadions in zijn carrière gezien, maar dit was zeker een van de mooiste. Het zou nog veel drukker worden, aangezien er bijna 90.000 toeschouwers in het stadion konden.

Tijdens het inspecteren van het veld, het omkleden en de laatste aanwijzingen van Roberto Martínez nam de spanning bij Noah toe. Hij realiseerde zich dat dit voor altijd een uniek moment in zijn carrière zou zijn. Een finale op een EK tegen de favoriet.

De warming-up zorgde ervoor dat de spanning wat wegebde, maar pas toen de scheidsrechter voor het begin floot en de bal rolde, was Noah alleen maar bezig met de wedstrijd.

De Duitsers startten furieus. Aangemoedigd door duizenden landgenoten probeerden de spelers van die Mannschaft, zoals de spelers liefkozend door hun supporters werden genoemd, meteen het verschil te maken. Vooral Leroy Sané, de vedette die bij Bayern München speelde, was met een paar goede 94

acties erg dreigend.

De verdediging van de Rode Duivels wist echter, onder leiding van de Toby Alderweireld, de aanvalsgolven te pareren.

Halverwege de eerste helft was de eerste Duitse storm overgewaaid. Het Belgische elftal kreeg wat meer grip op het middenveld en zo kwam ook Noah wat vaker in balbezit. De aanvallende middenvelder had met een mooie steekpass Romelu Lukaku al een keer in stelling gebracht. Maar diens schot ging net naast.

Het dubbele een-tweetje tussen Noah en Eden Hazard na zowat een halfuur spelen was zo mooi dat zelfs sommige Duitse supporters er voor klapten. De voorzet die Hazard vanaf de achterlijn gaf, werd door Kevin de Bruyne over gekopt.

Zo kropen de Rode Duivels langzaam uit de schulp en merkten de in het wit gestoken supporters dat een overwinning voor Duitsland geen vanzelfsprekendheid was. Of, zoals tv-verslaggever Filip Joos het zei: ‘Noah Mertens begint meer en meer uit te groeien tot de regisseur van de Rode Duivels.’

De ruststand was 0-0. Maar in tegenstelling tot wat de tussenstand liet vermoeden, was het alles­ behalve een saaie eerste helft geweest.

Zoals altijd nam Roberto Martínez in de rust het woord. Hij wees zijn spelers op de gevaarlijke momenten in het begin van de wedstrijd, maar ook op de kansen die ze hadden gehad. Hij liet zien waar de mogelijkheden lagen en hoe ze die konden benutten.

Noah luisterde. Hij zat naast Romelu Lukaku. Die 95

stootte hem aan.

‘Die laatste man van hen geeft geen rugdekking.

Dus als ik in de bal kom, komt er ruimte in mijn rug.’

‘Antonio Rüdiger, bedoel je?’ vroeg Noah.

Lukaku knikte. ‘Probeer hem er eens overheen te leggen. Kijken wat er gebeurt.’

‘Dan moet Toni Kroos wel met je meelopen.’

‘Die doet niet anders.’ Lukaku grijnsde. ‘Hij is de hele eerste helft dichter bij me geweest dan mijn eigen schaduw.’

Een belletje dat boven de deur hing, liet de spelers weten dat ze weer naar buiten moesten. Bij het oplopen van het veld juichte het publiek. Overal waren plukken rood te zien, maar achter het doel waar ze nu naartoe zouden spelen, zaten de meeste Belgische supporters.

Het spel golfde in het begin van de tweede helft op en neer. Duitsland kreeg twee heel goede kansen.

De eerste werd met de voet gered door Thibaut Courtois. De tweede werd door Leroy Sané op de paal geschoten. De rebound belandde in de voeten van Toby Alderweireld, die de bal hard naar voren schoot.

De Rode Duivels konden voetballend wel meekomen, maar hadden moeite om kansen te creëren.

Een kwartier voor tijd kwam Noah op het middenveld vrij. Hij nam de bal mee en zag Lukaku naar de bal toe komen. Toni Kroos zat in zijn nek. Dit is het moment, dacht Noah. Met een gevoelvolle pass legde hij de bal in de ruimte achter de twee spelers.

Lukaku draaide zich, op het moment dat Noah de 96

bal raakte, razendsnel om en sprintte de diepte in.

De bal viel precies voor hem. Hij nam hem in één keer mee en met dit balcontact legde hij de bal meteen goed. Vanaf de rand van de zestien haalde de spits van Inter Milaan uit.

De bal verdween halfhoog achter de verraste doelman Manuel Neuer in de korte hoek. Een luid gejuich uit het supportersvak achter het doel was het gevolg. Het leek wel een gekkenhuis daar.

Lukaku rende met twee armen in de lucht naar het vak toe en klom in de hekken. De andere spelers volgden.

Toen ze, na het feestje, terugliepen naar hun eigen helft, pakte Lukaku Noah beet. ‘Prachtige bal, Noah,’ complimenteerde de superspits zijn aangever.

‘Dank je,’ antwoordde Noah. ‘Hij was ook wel aardig afgemaakt.’

Lukaku grijnsde.

Noah klapte in zijn handen en moedigde zijn medespelers aan. Nog tien minuten volhouden en dan zouden ze Europees Kampioen zijn. Een absolute sensatie.

97

Hoofdstuk 20 De Duitse bondscoach Joachim Löw zette alles op alles. Hij wisselde twee verdedigers voor twee aanvallers. Het werd alles of niets.

Door het aanvallende geweld van de Spanjaarden werden de Rode Duivels met de rug tegen de muur gezet. Slechts af en toe konden de Rode Duivels onder de druk uit komen. De door Martínez ingebrachte Jan Vertonghen, als reactie op de aanvallende wissels, heerste in de lucht en kopte alles weg.

Vlak voor tijd belandde zo’n kopbal in de voeten van Alexis Saelemaekers, die de vermoeide De Bruyne was komen vervangen. De middenvelder verstuurde een lange bal op de snelle Dries Mertens.

Die maakte dankbaar gebruik van de ruimte.

Lukaku snelde naar voren en ook Noah zette nog één keer aan om ook op tijd in het vijandige strafschopgebied te zijn.

Mertens kapte de bal op twintig meter van de achterlijn, terwijl hij tegen de zijlijn aan stond, voor zijn goede been. Met een geplaatste bal probeerde hij Romelu Lukaku te bereiken. De bal was echter te hoog.

Noah stond erachter en hing al in lucht. Met een spectaculaire omhaal verplaatste hij de bal richting doel, waar het leer steenhard tegen de touwen sloeg.

Noah zag het zelf niet gebeuren, maar kon aan het gejuich horen dat de bal in het doel was beland.

Lukaku en Hazard lagen als eersten boven op Noah.

Al snel volgde de rest.

99

Noa

h

‘Mooiste doelpunt van het toernooi,’ zei Hazard toen hij naast Noah terugliep naar hun eigen helft.

Noah glimlachte. ‘Dat zou mooi zijn. Maar die wereldbeker vind ik belangrijker.’

‘En die zit in de tas,’ antwoordde Hazard. ‘Dat kan niet anders.’

De twee doelpunten deden de Duitsers breken. In de paar minuten die nog te spelen waren, probeerden ze nog wel aan te zetten, maar het geloof was verdwenen. Vanachter het doel waar de Belgische supporters zaten, klonk gezang. Ook zij waren ervan overtuigd dat de overwinning binnen was.

Na het laatste fluitsignaal vielen de spelers van de Rode Duivels elkaar in de armen. De Duitsers lagen teleurgesteld her en der op het veld. Noah werd door Roberto Martínez opgetild.

Nadat Noah de beker in ontvangst had genomen en de spelers alle tijd hadden genomen om een ereronde te lopen, verdwenen ze naar de kleedkamer.

Daar werd het feestje nog eens overgedaan. Noah was het middelpunt van de feestvreugde. Met een assist en een wondermooi doelpunt had hij zijn stempel op de wedstrijd gedrukt.

Noah liep als een van de laatsten naar de ruimte waar de selectie van de Rode Duivels verwacht werd voor wat officiële plichtplegingen. Noah had er een hekel aan, maar het hoorde bij het vak. Er waren allemaal mensen die hij niet kende en die tegen hem praatten alsof ze zijn beste vriend waren.

Noah had zich net met een colaatje bevrijd uit een groepje zakenmensen, toen hij weer werd aangesproken.

101

‘Ken ik jou niet ergens van?’ was de niet erg originele openingszin.

Noah draaide zich om en keek in het gezicht van een man die hij niet kende. Hij had een stoppelbaardje en glimmende, sprankelende ogen. ‘Ik dacht het niet,’ zuchtte Noah.

‘Kijk eens goed,’ zei de man.

Noah deed geen moeite. ‘Ik kan me u niet herinneren.’ Hij zocht de ruimte af om te zien of hij ergens naartoe kon vluchten.

‘Ging het over ons avontuur met de knikker, gisteren na de persconferentie?’

Noah was meteen alert. Hij kneep zijn ogen half dicht en bekeek het bebaarde gezicht nog eens goed.

‘Jemig. Gabriel, ben jij dat?’

Er verscheen een glimlach op het gezicht van de man tegenover Noah.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg Noah.

‘Ik woon hier.’

‘In Londen?’ Noah wist niet wat hij hoorde.

Gabriel knikte. ‘Als computerspecialist bij een bedrijf wat over de hele wereld zit en toevallig een van de sponsors van het EK is. Nu zit ik hier. Over drie weken zit ik in India.’

‘Goh,’ was het enige wat Noah kon uitbrengen.

‘En toen ik hoorde dat jij hier de finale zou spelen, dacht ik: dan moet ik mijn ouwe schoolmakker toch maar eens opzoeken.’

Noah deed een stap naar voren en omhelsde Gabriel. ‘Dit is bijna nog mooier dan het EK winnen.’

Gabriel grinnikte. ‘Niet overdrijven, Noah.’

‘Ik zei bijna,’ grijnsde Noah. ‘Tjonge, computer102

specialist. Ik had het kunnen weten.’

Gabriel knikte. ‘Tjonge, aanvoerder van de Rode Duivels. Had je dat niet zelf al eens voorspeld?’

103

Andere boeken van Gerard van Gemert bij YourSurprise: Topscorer van Oranje Het geheim van de voetbalgame Hockeyheld van Oranje

104

*888888888*

orderid/matchcode_bw

Als aanvoerder van de Rode Duivels zit Noah de dag voor de finale van het EK voetbal in Londen op een persconferentie. Een verslaggever vraagt Noah of hij ooit in aanraking is geweest met de politie. De wereldster hoeft hier niet op te antwoorden, maar doet het toch. Na de persconferentie vertelt hij de journalist een bijzonder verhaal. Als kind vindt Noah samen met zijn beste vriend Gabriel een enveloppe met daarin een bankpas en een code. Via de website van de bank komen ze op een rekening waar 1,2 miljoen euro op staat. Noah wil de pas naar de politie brengen, maar Gabriel gaat liever op onderzoek uit. Dat doen ze, maar voor ze het weten, zitten de vrienden in de nesten en worden ze bijna gearresteerd … De dag na dit verhaal speelt Noah met de Rode Duivels de finale tegen Spanje. Het wordt een bijzondere wedstrijd, net zo bijzonder als de ontmoeting die Noah na de finale heeft.

Een spannend voetbalverhaal dat Gerard van Gemert speciaal geschreven heeft naar aanleiding van het EK voetbal 2021.

*111111111* orderid/matchcode_bw