
6 minute read
Dieren op drift
Flamingo’s, Nationaal Park Doñana © Jorge Sierra / WWF-Spain
Tekst: Jaap Backx
De opwarming van de aarde drijft dieren uit hun oorspronkelijke leefgebied. Voor steeds meer soorten is het een kwestie van vluchten of uitsterven.
Sinds mensenheugenis is Nationaal Park Doñana een toevluchtsoord voor vogels. Het Zuid-Spaanse natuurgebied is beroemd om zijn lepelaars, ooievaars, zilverreigers, grutto’s, flamingo’s en talloze andere soorten. Of misschien kun je beter zeggen: Doñana wás een vogelparadijs. Want in een verbijsterend snel tempo is het drasland opgedroogd. De oorzaak? Een combinatie van klimaatverandering en overmatig watergebruik door landbouw.
Trekvogelonderzoeker Wouter Vansteelant zag de verdroging onder zijn voeten gebeuren toen hij tussen 2019 en 2022 regelmatig in Doñana kwam. ‘In die jaren heb ik de moerassen nooit onder water gezien. Van grote kolonies lepelaars en flamingo’s was al geen sprake meer en overwinterende watervogels weken uit naar de rijstvelden naast het natuurpark. Door aanhoudende neerslagtekorten zijn ook die landbouwgronden nu drooggevallen.’
Voor trekkende watervogels als de grutto is dit een ramp. Minstens 70 procent van de grutto’s gebruikt de wetlands van Doñana als pitstop op hun jaarlijkse reis tussen Noord-Europa en Afrika. Vansteelant: ‘We wachten nagelbijtend af of deze vogels zich kunnen aanpassen. Dat onderzoeken we aan de hand van gegevens van grutto’s met GPS-zenders. Gelukkig is er hoop. Toen het afgelopen februari eindelijk regende, en delen van het moeras onder een laagje water kwamen te staan, reageerden de gezenderde grutto’s daar onmiddellijk op. Dat laat zien dat als de wetlands worden hersteld, de grutto waarschijnlijk een toekomst heeft in Doñana.’
Veranderende migratie
De grutto is een van de vele migranten in het dierenrijk. Jaarlijks verplaatsen duizenden soorten zich tussen verschillende leefgebieden. Van vlinders tot vleermuizen, van walvissen tot zeeschildpadden, van zebra’s tot keizerspinguïns. Dit gebeurt overal ter wereld – te land, ter zee en in de lucht. Vaak bestaan deze migratiestromen al eeuwen, maar onderzoekers hebben ontdekt dat dieren door klimaatverandering vaak veel sneller migreren. En niet alleen trekkende soorten passen hun gedrag aan. Ook dieren die normaal gesproken niet migreren, veranderen noodgedwongen van leefgebied. Als ze dat tenminste kunnen.
Uit een grote studie van een internationaal team van wetenschappers bleek dat vele honderden plant- en diersoorten worstelen met stijgende temperaturen en
andere klimaatproblemen als extreem weer, verdroging, bosbranden, overstromingen en zeespiegelstijging. Voor veel dieren is uitwijken naar een nieuw leefgebied de enige uitweg. Op land verruilen ze de tropen voor koelere streken. Onderzoekers volgden de verspreiding van ruim 1700 soorten en ontdekten dat deze elke tien jaar gemiddeld 6,1 kilometer verder naar de polen zijn getrokken.
De situatie in de oceanen is mogelijk nog zorgwekkender. Wetenschappers van de Universiteit van Glasgow ontdekten dat het zeeleven tot zeven keer sneller van leefgebied verandert door de opwarming van de aarde dan dieren op land. Als je kijkt naar de zeeën bij ons in de buurt, betekent het dat onder andere makreel en haring noordwaarts trekken naar kouder water. Van oorsprong zuidelijke soorten als de ansjovis, pijlinktvis en rode poon nemen hun plaats in.
We moeten nu luisteren naar signalen uit de natuur
Ineenstortende voedselketens

De ene soort komt, de andere gaat. Dat lijkt misschien geen probleem, maar dit type gedragsveranderingen schudt hele ecosystemen door elkaar. Wanneer vissoorten of koraalrifen verdwijnen, storten complete voedselketens in. Voor jagers als walvissen, dolfijnen en haaien betekent het dat ze steeds noordelijker of zuidelijker moeten zwemmen om achter hun prooien aan te gaan. Daardoor leggen ze langere afstanden af en dat kost energie en zorgt voor extra risico’s voor de dieren. Naast de oplopende temperaturen vormt de door de klimaatcrisis stijgende zeespiegel een bedreiging. Veel zeeschildpadden keren al generaties lang terug naar hun geboortestrand om daar eieren te leggen. Door zeespiegelstijging verdwijnen die stranden en kunnen de vrouwtjes hun ei niet meer kwijt. Ze moeten uitwijken naar een steeds beperkter aantal plekken, totdat ook die verdwijnen.

Laatste strohalm
Op land zijn bergen vaak een laatste strohalm voor diersoorten die naar de koelere zones worden verbannen. In de jungle van Borneo gebeurt dit met orang-oetans. Door extreme regenval zijn in hun oorspronkelijke leefgebied minder vruchten te vinden. In de bergen zijn bomen nog niet door klimaatverandering aangetast, maar daar moeten de orang-oetans wel kunnen komen. Want nog steeds worden grote stukken regenwoud gekapt, waardoor de dieren geen kant meer op kunnen. Voor het voortbestaan van orang-oetans is het essentieel dat er aaneengesloten stukken regenwoud bestaan. WWF zet zich op Borneo daarom in om kap tegen te gaan en stukken bos te beschermen, herstellen en met elkaar te verbinden. Alleen dan heeft de orang-oetan een uitweg.

Wat op lange termijn de gevolgen zijn van de veranderende en toegenomen migratiestromen, is moeilijk te voorspellen. Ecosystemen zijn complexe netwerken van soorten die elkaar nodig hebben. Als daar elementen uit wegvallen, klopt het geheel niet meer. Sommige migranten zullen zich aanpassen en
gaan het wellicht zelfs beter doen op hun nieuwe plek. Andere soorten kunnen de gevolgen van de razendsnelle klimaatverandering nauwelijks of niet bijbenen.
Of dieren kunnen migreren, hangt af van hun vermogen om zich tijdig te verplaatsen, geschikt voedsel te vinden en zich voort te planten. Vogels kunnen over het algemeen naar nieuwe leefgebieden vliegen, maar voor langzamere dieren als luiaards, schildpadden, koala’s en veel reptielen zijn grote afstanden onoverbrugbaar.
Daar komt bij dat in koelere gebieden de onderlinge concurrentie van soorten toeneemt en dat niet elk dier kan vluchten naar koudere oorden. Denk aan Noordpoolbewoners als de ijsbeer of pinguïns op Antarctica. Wanneer hun leefgebieden worden vernietigd, kunnen zij geen kant op.
De geschiedenis laat zien dat na veranderingen meestal een nieuw natuurlijk evenwicht ontstaat, maar daar gaan wel vaak decennia of zelfs eeuwen overheen. Het is onwaarschijnlijk dat die tijd er nu is, want opwarming in deze eeuw verloopt veel en veel sneller dan in het verleden. Als we niks doen aan de klimaatcrisis kan een derde van alle plant- en diersoorten binnen honderd jaar uitsterven.

De grutto waarschuwt voor verdroging in Europa
De natuur waarschuwt
Dicht bij huis is ook de toekomst van onze nationale vogel onzeker. De droogte in Zuid-Spanje heeft direct efect op de grutto’s in de Nederlandse wei. ‘Je kunt de grutto beschouwen als een early warning system met vleugels’, zegt Maarten Bruns, expert Nederlands Landschap bij het Wereld Natuur Fonds. ‘We moeten leren luisteren naar dit soort signalen uit de natuur, want alleen dan kunnen we op tijd de juiste maatregelen nemen.’
Als het gaat om zoeken naar oplossingen, zouden we volgens Bruns dus naar de natuur moeten kijken. ‘Vanzelfsprekend moeten we zo snel mogelijk stoppen met fossiele brandstofen en het overmatig oppompen of afvoeren van water. Maar de natuur kan ons ook helpen bij het vinden van oplossingen. Door meer natuur zijn mens en dier beter bestand tegen gevolgen van klimaatverandering, zoals overstromingen en hittestress. Meer natuur zorgt bovendien voor meer CO2-opname en dus afkoeling. Het is daarom belangrijk dat we natuurgebieden uitbreiden en met elkaar verbinden. Alleen dan kunnen dieren op drift een nieuw thuis vinden en voorkomen we dat honderden soorten de komende decennia uitsterven.’