4 minute read

Een tragische liefdesgeschiedenis

Waartoe schrijven wij geschiedenis? Wat is de waarde van het verleden? Geschiedenis als vak lijkt haar bestaan steeds te moeten verantwoorden tegenover verveelde scholieren, nuchtere wetenschappers en onderwijscommissies die hun begroting moeten balanceren. Zelfs tegenover haar eigen beoefenaars moet ze zich verantwoorden. Ik moet toegeven dat ik me soms zelf die vraag ook stel. Het antwoord waar ik steevast op terugkom is dat dit mij simpelweg interesseert. Geschiedenis is een liefde. Het willen beoefenen ervan is een romantische overweging.

Advertisement

Haaks op deze liefde staat de nood van historici om hun vak te verantwoorden en te verdedigen. De verwetenschappelijking van geschiedenis was zowel een zegen als een vloek. De grote Leopold Von Ranke verhief geschiedenis tot geschiedkunde, van een literair genre tot een studie van het verleden die hetzelfde respect als fysica en wiskunde verdiende. Ik ben echter niet overtuigd dat mijn teerbeminde discipline hier thuishoort? Alleen maar de steriele en cijfermatige objectiviteit willen nastreven die de exacte wetenschappen zo hoog in het vaandel dragen is onrecht doen aan geschiedschrijving. Het doet het inherente romantische aspect van terugblikken naar het verleden onrecht aan. De Nederlandse letterkundige Marita Mathijsen ziet echter niet alleen het nut van objectieve geschiedenis, maar erkent ook de waarde van het romantische aspect en de emotionaliteit van geschiedenis. Ze ziet vooral het trieste terugblikken op dat wat voorbij is als bijzonder waardevol. Mathijsen noemt dit weemoedsgeschiedenis. In 1809 schreef Duitse schrijfster Dorothea Shlegel een brief naar een bevriende kunstverzamelaar in Cologne. Hierin beschrijft ze haar gevoel van vervreemding met een steeds versneller veranderend heden. Ze mijmert in haar brief dat “tijd zo ongelofelijk snel geworden is”. Ze voelde zich afgesneden van het verleden door de constante oorlogen en revoluties die haar tijd teisterden. De nieuwe wereld die langzaam vorm nam ging anders om met tijd. Niet langer werd er eerst naar het verleden gekeken, maar resoluut voorwaarts naar de toekomst. Shlegel vond echter troost in het verleden, specifiek de middeleeuwse ruïnes aan de Rijn, die haar het heden konden doen vergeten. Shlegel werd door de revoluties en oorlogen rondom haar uit de loop der tijd gerukt. De geschiedenis werd een voorwaartse mars: een constante opeenvolging van losse gebeurtenissen en tradities die elkaar vaak met geweld verzwolgen. De zelfbewustwording dat ze losstond van het verleden zorgde dat Shlegel haar toevlucht zou zoeken in de weemoedsgeschiedenis.

Waarom vertel ik dit u nu? De zucht naar het verleden die Shlegel voelt is sinds de komst van de moderniteit nooit weggegaan. Meer nog, ze heeft zich uitgebreid tot de volledige maatschappij. Sinds de jaren 1800 ontstond er een massale belangstelling voor het verleden. Mathijsen, zoals men wel kan verwachten van een hoogleraar taalkunde, vond hier ook een mooi woord voor: historiezucht. Vandaag de dag zien we de belangstelling voor het verleden voornamelijk vervuld door commerciële praktijken. Tussen 2014 en 2018 was er bijvoorbeeld geen spreekwoordelijke tulpenmanie, maar een klaprozenmanie rond het eeuwfeest van de Eerste Wereldoorlog: eindeloze documentaires speelde op elk televisiescherm en de hotelletjes sprongen in de westhoek als paddenstoelen uit de grond om de toestroom van oorlogstoeristen onderdak te bieden. Het bleef vaak echter een relatief oppervlakkige ervaring. De markt doet immers wat het goed doet en probeert de vraag te vervullen met zo min mogelijke investering. Deze vraag naar het verleden van het brede publiek komt echter vanuit hetzelfde gevoel dat Shlegel ervaarde. Dit waarschijnlijk eerder onbewust. De gemiddelde leek heeft immers niet de historische of filosofische context nodig om hierbij stil te kunnen staan. De moderne tijd wordt gedefinieerd door zijn vooruitgang. Sinds de Franse revolutie leven wij, toch in het westen, in een eeuwig voorwaarts denderend heden. Dit eeuwige heden zorgt voor een knagend verlangen voor stabiliteit en behoren dat men in geschiedenis vindt. De kennis over en het ervaren van het verleden, dit vooral in een gemeenschappelijke vorm en in gedeelde context, zorgt dat dit gemis enigszins kan verholpen worden. Wie immers alleen voorwaarts kijkt ziet niet waar hij vandaan komt en raakt ontworteld. Geschiedenis is niet het verleden, maar een verhaal over dat wat voorbij is. Het besef dat het verleden voorbij is, gaat steevast gepaard met een zekere treurigheid en ontreddering. Voor mij is het geschiedenis ook meer dan een verhaal over het verleden. Het is een oude vriend die steun en wijsheid biedt, met wie je samen verhalen kan ophalen en nostalgisch kan terugblikken, die je steun en wijsheid geeft, die je verbindt met de mensen rondom je en je een plaats in de wereld geeft.

Dit artikel is een bewerking van een opiniestuk dat ik enkele jaren geleden moest schrijven voor het vak Historiografische Debatten. Het vak bleek een van de weinigen te zijn waar ik een goed punt op haalde (in tegenstelling tot mijn gewoonlijke ‘met de hakken over de sloot’ op twintig). Daarom dacht ik dat mijn opstel wel goed genoeg was om te publiceren in ons kringblad. Vergeef me voor mijn hoogmoed.

In de tekst verwijs ik naar enkele auteurs. De specifieke artikels die ik gebruikte zijn hieronder gegeven.

Fritzsche, Peter. ‘The Melancholy Of History: Disenchantment And The Possibility Of Narrative After The French Revolution’. In Free Access to the Past: Romanticism, Cultural Heritage and the Nation, 2:1–19. Leiden: Brill, 2010.

Mathijsen, Marita. ‘De koers van geschiedenis’. Nexus 69 (2015): 76–87.

This article is from: