14 minute read

TOP MOTORS

Top Motors breekt door de provinciegrens

Groep wordt voorbereid op zekere toekomst

Met de overname van een dealer-conculega in Oost-Vlaanderen, zet familiebedrijf Top Motors, gesticht in 1989, een nieuwe historische stap. Het autoconcessiebedrijf (Audi, VW, Skoda, Seat en lichte vrachtwagens) schrijft een merkwaardig groeiverhaal, want ook het Waregemse Vergotte treedt toe tot de groep van de familie Van der Stichele.

Acyclisch investeren, heet dat in het academisch jargon over ondernemerschap. Zaaien in crisistijden om te oogsten in betere tijden, die er sowieso aankomen. Tom Van der Stichele laat zich alvast niet afschrikken door een virus min of meer. Slag om slinger breidt hij zijn groep uit met 2 concessies: het bekende Vergotte in Waregem en Vanhoonacker met toonzalen in Oudenaarde en Kruisem. In totaal dus 3 nieuwe scalpen aan een al goed gevulde gordel, wat het aantal filialen nu op 6 brengt (Wevelgem, Kortrijk, Roeselare, Waregem, Oudenaarde, Kruisem), ofte een verdubbeling in één klap. En dat in het veelbesproken en door sommigen vervloekte jaar 2020.

CEO Tom Van der Stichele van Top Motors zegt dat hij snel op één lijn zat met Tony Vergotte (Vergotte Waregem) en zijn broer Dominiek Vergotte (Vanhoonacker Oudenaarde en Kruisem). “Er is veel dat ons bindt”, zegt Tom Van der Stichele. “We worden allen gedreven door dezelfde streefdoelen, zoals klantentevredenheid, werksfeer en uitste-

“Enkel het coronavirus slaagde erin om de effectieve overname te vertragen tot de voorbije zomer.” — Tom Van der Stichele

kende service. Enkel het coronavirus slaagde erin om de effectieve overname te vertragen tot de voorbije zomer. Dit is geen stap in het onbekende, want de beide overgenomen concessies hebben sinds jaar en dag een stevige plaats verworven met een vast cliënteel in respectievelijk Waregem, Oudenaarde en Kruisem. Toch blijven we ook ambitieus. We willen het aanbod in deze regio’s nog verder uitbreiden tot alle merken die wij verdelen (in de praktijk komt Seat erbij, nvdr), aangevuld met een mooie selectie occasiewagens én met een complete dienstverlening, inclusief carrosserie. Ook in deze regio’s wil Top Motors een top-of-mind mobiliteitsverlener zijn.”

It’s all in the family

Tom en meewerkende echtgenote Lieve Van der Stichele bereiden de groep zo te zien voor op een zekere toekomst. Dat geldt niet alleen voor de marktstrategie, maar evenzeer inhouse, bij de intrede van de volgende generatie. Charlotte is al ruim 5 jaar aan boord als marketingexperte en 2 jaar geleden maakte ook zoon Louis zijn blijde intrede in het management. Louis heeft op zijn naamkaartje CFO staan en is financieel erg goed geschoold met 2 universitaire diploma’s. Nu volgt hij ook het Plato-traject van Voka. “Een super goede ervaring, onder leiding van Plato-peters Hans Boels (Lybover) en de Oost-Vlaamse consultant Gert Vandevijver”, aldus Louis Van der Stichele. “De Plato-sessies zetten mijn focus breed open. Financieel denk ik erg goed geschoold te zijn. Maar het is zaak om in een managementfunctie ook verder te kijken. Zo verwerf ik nu bijkomende inzichten in thema’s als hr, IT en organisatiemanagement. Voor de komende sessies mik ik op nieuwe inzichten inzake operational excellence. Nu de organisatie van onze autogroep danig groeit, zijn dat allemaal skills die goed van pas zullen komen.” (KC - Eigen foto)

WWW.TOPMOTORS.BE

Destijds begonnen als eenmanszaak, nu werkgever van 14.000 werknemers. Wat Nico Daenens elke dag neerzet met Group Daenens en zijn cluster van dienstenchequebedrijven (met als bekendste merknamen Dienstenaanhuis, Makkie en Greenhouse), is geen klein bier. Samen met zijn huishoudhulpen en andere medewerkers zet de bedrijvengroep zich in voor een dienstverlening die ruim 100.000 klanten en gebruikers gelukkig moet maken. Group Daenens is het resultaat van vele jaren werk en ruim 30 overnames. Maar overmoedig wordt Bruggeling Daenens daar niet van.

Nico Daenens — Group Daenens

“Problemen zijn opportuniteiten”

Hoe bent u op deze stoel beland?

“Na mijn studies facilitaire dienstverlening stelde ik tijdens mijn stages vast dat het beroep van poetshulp zwaar was, maar op weinig waardering kon rekenen. Niet bij de klanten, maar ook niet bij de dienstverlenende bedrijven zelf. Ik werd er als potentieel stagiair met meer egards ontvangen dan de solliciterende poetshulp, om wie het eigenlijk allemaal zou moeten draaien. Na heel wat ervaringen in de sector van de schoonmaak, leefde toch de droom om ooit iets zelf te beginnen. In 2004 kreeg ik de kans om bestuurder te worden bij een Brugs bedrijf in oprichting, Dienstenaanhuis, waarbij 9 OCMW’s waren betrokken. Toen zag ik mijn kans: ik stelde voor om het in de steigers staande project zelf te managen en te runnen. Ik ben begonnen als eenmanszaak. Nu tellen we om en bij de 14.000 medewerkers in enkele tientallen bedrijven. Elk met een eigen DNA, maar met altijd eenzelfde doel: diensten aanbieden. Zelf ben ik doordrongen van één centrale gedachte: door respect op te brengen voor je eigen medewerkers, kan je mensen als het ware verheffen. Noem het maar mijn eigen grote missie als ondernemer. Zo ga ik jaarlijks rond de Nieuwjaarsperiode langs bij alle filialen. Dan ga ik medewerkers bedanken en neem ik de tijd om met hen te praten, maar vooral naar hen te luisteren. Tijdens de familiedag staan het management en de bedienden ten dienste van de poetshulpen en leggen ze hen een hele dag in de watten. Een signaal dat typerend is voor de bedrijfscultuur, die sterk inzet op opleiding, begeleiding en een persoonsgerichte ondersteuning.”

Zoveel bedrijven onder één gemeenschappelijke noemer, met een eigen DNA maar ook met eenzelfde activiteit. Zij zijn dan toch concurrenten van elkaar?

“Onderschat die eigenheid en de voorgeschiedenis van elk bedrijf apart niet. Dat zorgt net voor een bepaalde sterkte. Ze

krijgen ook veel autonomie. Voor de rest is het zaak om die bedrijven onderling te laten leren van elkaar. Ik zie die coördinerende rol inzake kennisdeling ook als één van mijn belangrijkste taken.”

Waarnaar gaat het grootste deel van uw tijd? De CEO van een gereputeerd Amerikaans beursgenoteerd bedrijf antwoordde ooit: 75% van mijn tijd gaat naar communicatie.

“Ik zou dat eerder een onderschatting noemen. Persoonlijk wil ik sterk betrokken blijven bij de mensen die instaan voor onze dienstverlening. Zowel vandaag als in de toekomst wil ik blijven tijd vrijmaken om met al onze medewerkers en hun werk betrokken te blijven, hen te ontmoeten, te horen en oor te hebben voor hun vragen en zorgen. Dat vergt inderdaad heel wat communicatie. Daarnaast besteed ik ook heel wat tijd aan de opvolging van alle reglementering en beleidsmaatregelen die rechtstreeks of onrechtstreeks relevant zijn voor onze sector.”

Te oordelen aan de groei en het aantal overnames van de voorbije jaren, zit hier een bijzonder ambitieus ondernemer. Welke steen wilt u verleggen in deze sector?

“Mijn grootste betrachting is respect en waardering afdwingen voor onze sector én voor de huishoudhulpen. Graag wil ik ook onze groep verder uitbouwen en versterken. Maar ik wil ook een steen verleggen die verder gaat. Eigenlijk wil ik waar mogelijk bijdragen aan het verder perfectioneren van het dienstenchequemodel. Dat betekent onder meer dat de financiering van de sector op maat en fair moet zijn voor zowel de overheid als de gebruiker én dat het financieringsmodel garant moet staan voor betere arbeidsvoorwaarden en een nog betere omkadering voor onze huishoudhulpen. Ik probeer sinds geruime tijd om daaraan bij te dragen door allerlei initiatieven, door communicatie, overleg, het voorzien van kwalitatieve studiedagen, en door actief contact te houden met de werkgeversorganisaties, de vakorganisaties en sommige politici. Maar dat blijkt een werk van lange adem te zijn en het vergt passie.”

“Mits goed en degelijk studiewerk moet het dienstenchequesysteem kunnen worden uitgebreid.”

jaar en elk uur van de dag problemen oplossen. Ziet u dat ook zo?

“Ik zie in problemen vooral opportuniteiten om iets in gang te steken of in de juiste richting te helpen duwen. Ik hanteer daarbij een groot vertrouwen in mijn medewerkers die daartoe opgeleid worden. Dat vergt investeren in mensen en investeren in een goede organisatie die de problemen zelf en efficiënt kan aanpakken. Zeer recent hebben wij daartoe een expert center en een innovatie- en een shared services center opgericht. Het blijft een uitdaging, maar ik heb de overtuiging dat elke onderneming maximaal vanuit kennis en knowhow moet werken.”

Hoe heeft u deze sector zien evolueren?

“De sector (die van start ging in de jaren 2003-2004) is vooral sterk geprofessionaliseerd. Het dienstenchequemodel is nog meer rigide maar ook nog meer transparant geworden. De actoren in de sector hebben elkaar inmiddels goed leren kennen ook dat heeft bijgedragen aan de professionalisering. Daarnaast was er in de voorbije 10 jaar een zeer sterke schaalvergroting : veel bedrijven zijn vrij groot geworden, veel kleine bedrijven hebben hun activiteiten overgedragen. Dat heeft alles te maken met het feit dat de financiering van het dienstenchequemodel onder druk staat en de marges bijzonder klein zijn en bovendien blijven afnemen.”

Wat is de dieperliggende reden?

“De belangrijkste reden is het feit dat de vergoeding van de bedrijven niet volledig geïndexeerd wordt (elke indexering van de vergoeding wordt sinds 2009 beperkt tot 73% van een normale volledige indexering), terwijl de bedrijven helemaal niet gecompenseerd worden voor de stijging van de loonkostontwikkeling in geval van IPA-loonakkoorden. En dat terwijl de werking van een dienstencheque-onderneming heel wat middelen en expertise vergt. Gemiddeld komen onze medewerkers bij 5 à 6 verschillende gebruikers terecht. Dat moet je opera-

tioneel en qua communicatie efficiënt georganiseerd krijgen. Ik durf ook stellen dat de meeste organisaties in de sector bijzonder ‘lean & mean’ zijn geworden, en dat zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de omkadering en de dienstverlening. In onze eigen bedrijven hebben wij zeer sterk geïnvesteerd in eigen software en in de uitwerking en opvolging van optimale procedures, met de bedoeling zoveel als mogelijk ruimte en tijd te voorzien voor communicatie in alle menselijke arbeidsrelaties.”

De regering De Croo wil de activiteitsgraad, die inderdaad veel te laag is, opschroeven naar 80%. Is dat realistisch?

“Het is inderdaad dé sleutel tot relance en een begrotingsevenwicht. Maar dan zal zowel de federale als de Vlaamse regering alle instrumenten die ze ter beschikking heeft, moeten aanwenden. En dus ook een systeem als de dienstencheques. Vandaag zijn er 90.000 praktisch geschoolde werknemers dankzij dat stelsel aan de slag. Het

“We moeten de shift maken van passieve selectie en rekrutering naar actieve ‘empowering’ en activeringstrajecten.”

zijn voornamelijk vrouwen, en daar ligt net een kans. Waarom het warm water opnieuw uitvinden? Waarom kan er geen soortgelijk systeem worden opgezet om straks praktisch geschoolde mannen te activeren om kleine klusjes in en rond het huis (zoals tuinieren) op te knappen? Het zijn nu zaken die vooral in het zwarte circuit of in de assistentiediensten van OCMW’s en gemeentelijke diensten zitten en geen concurrentiële impact hebben op de reguliere tuin- en aannemingsbedrijven. Bovendien allemaal zaken die een sterke maatschappelijke meerwaarde en dus terugverdieneffect kunnen hebben. Mits goed en degelijk studiewerk moet het dienstenchequesysteem kunnen worden uitgebreid. Onze sector kan zeker een motor zijn om de roep naar jobs-jobsjobs verder verder in te vullen.”

Elke weldenkende ondernemer piekert zich al jaren suf over deze spreidstand op de arbeidsmarkt: we hebben een leger werklozen, maar vacatures geraken niet of moeilijk ingevuld. Kennelijk heeft ook het concept van de dienstencheques dit nooit echt kunnen weg verhelpen?

“De baseline van Group Daenens is ‘Empowering People’ en daar wringt nu vaak het schoentje. Het begeleiden van werkzoekenden bij de VDAB verloopt volgens een vastgelegd oplossingspatroon, een soort van vastgeroest referentiekader. De tijd waarin een bedrijf een vacature openzet, achteroverleunt en dan met de 5 beste kandidaten selectiegesprekken start, is voorbij. We moeten de shift maken van passieve selectie en rekrutering naar actieve ‘empowering’ en activeringstrajecten. Ik ben ervan overtuigd dat je als bedrijf actief naar de werkzoekende toe moet stappen en met hen een traject moet opzetten om hun competenties te versterken en hen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Nog veel te vaak wordt dat beschouwd als de taak van de VDAB. Het dienstenchequemodel heeft de doelstelling (praktisch geschoolden, al dan niet met een bepaalde afstand tot de arbeidsmarkt, actief inschakelen) volledig en succesvol waargemaakt. Uit recente studies blijkt dat ruim 90% van alle werknemers die actueel actief zijn in de sector zonder het dienstenchequemodel niet actief zouden zijn in de reguliere arbeidsmarkt en in ieder geval niet werkzaam zouden zijn in een volwaardig socialezekerheidsstelsel.”

Als gevolg van de coronacrisis kwam ook de activiteit in de dienstenchequesector op een laag pitje te staan. Maar u zette er snel opnieuw de beuk in, onder meer met de campagne ‘Veilig terug aan het werk’. Alleen leeft er bij de Vlaamse overheid heel weinig kennis over de sector, zei u.

“Ik ben verbijsterd dat onze wensen over rendabiliteit en duurzaamheid niet eens worden vermeld in de nieuwe regeringsverklaringen. Dat bewijst nog maar eens dat de Vlaamse regering de realiteit van de bedrijven en de sector niet kent. De rendabiliteit en de duurzame financiering van de sector staan al van lang voor corona ernstig onder druk. Toch hoorden we in de Septemberverklaring geen enkele maatregel om structureel tot oplossingen te komen. Nochtans gelden de verzachtende omstandigheden van gebrek aan ervaring en wetenschappelijke inzichten hier helemaal niet. Als onze verbijstering al groot was in maart, dan vallen we nu echt bijna letterlijk van onze stoel door het flagrante miskennen van de realiteit waarop 90.000 Vlaamse huishoudhulpen en meer dan 1.000 bedrijven op afstevenen.”

DOS SIER

— Industriebouw Steven Veryser en Steven Desmidt van Bureau E-norm over belang ingenieursbureau bij industriebouw.

“Efficiënte installaties verlagen bouwkosten”

Om een industriebouw goed te plannen, is een ingenieursbureau noodzakelijk. Zowel voor advies als voor opvolging van de werf en voor de nodige kennis over de meest recente technieken en mogelijkheden.

Bureau E-norm is een ingenieursbureau voor technieken en bouwfysica. Wat in 2009 begon als eenmanszaak van Steven Veryser is nu een bureau met 5 medewerkers, onder wie 3 ingenieurs. Het werk van Bureau E-norm bestaat uit 2 grote onderdelen. Enerzijds de bouwfysica, anderzijds de engineering van alle technieken. “Techniek is ruim. Het gaat over alle installaties: verwarming, koeling, ventilatie, elektriciteit, data, beveiliging, liften, brandinstallaties en ga maar door. Wij geven input aan de architect en de bouwheer, we maken de nodige berekeningen, ontwerpen en tekenen de plannen en maken de bijbehorende meetstaten en bestekken op. Op basis daarvan bepaalt een aannemer zijn prijs. Die samenwerking is cruciaal, zodat met alles rekening kan worden gehouden. Nadien iets moeten aanpassen is altijd moeilijker en duurder”, zegt Veryser.

“Door een gecontroleerde luchtcirculatie kan de verspreiding van virussen worden beperkt. Daarom wordt nu bij nieuwe gebouwen vaker stralingswarmte overwogen.” — Steven Veryser

Die voorbespreking met het ingenieursbureau, eigenlijk een kritische bevraging van de bouwheer, kan veel geld besparen. “Ook om te vermijden dat er dure en ingewikkelde technieken worden geïnstalleerd die niet echt nodig zijn, of nauwelijks worden gebruikt. Dat zie je wel eens met bepaalde high-end installaties. Er worden allerlei dure snufjes geinstalleerd die vervolgens nooit worden gebruikt. Dat proberen we te vermijden”, vult Desmidt aan.

Nieuwe normeringen

Bureau E-norm kan dat ook omdat de medewerkers zich constant informeren over de nieuwste technieken. Sommige zaken, zoals bijvoorbeeld hernieuwbare technieken, evolueren ieder jaar. En ook de nieuwe normeringen houdt Bureau E-norm uiteraard nauwlettend in het oog, zodat nieuwe gebouwen helemaal up-to-date zijn. Bureau E-norm hecht veel belang aan energiezuinig en duurzaam bouwen, en berekent welke technieken het meest efficiënt zijn qua energie. Ook met de kosten voor onderhoud wordt rekening gehouden.

Naast de technieken verzorgt Bureau E-norm ook het luik bouwfysica. “Dat gaat om het bouwen zelf. We zorgen er bijvoorbeeld voor dat er geen koudebruggen in het gebouw zitten, dat er geen condens- of schimmelproblemen ontstaan. We doen een thermografisch onderzoek, om te kijken welke bouwelementen warmer en kouder zijn, en hoe we dat kunnen oplossen. Uiteraard hanteren we de EPB-normen, en de regels voor luchtdicht bouwen. Dat luchtdicht bouwen zorgt er dan weer voor dat we moeten denken aan gecontroleerde ventilatie”, zegt Steven Veryser.

De luchtcirculatie in een gebouw is sinds dit jaar een belangrijk thema geworden. “Door een gecontroleerde luchtcirculatie, kan de verspreiding van virussen worden beperkt”, verduidelijkt Steven Desmidt. “Daarom wordt nu bij nieuwe gebouwen vaker stralingswarmte overwogen, zoals vloer- of plafondverwarming, in plaats van luchtverwarming. Zeker in verwarmde werkplaatsen, landschapskantoren en de gezondheidssector, speelt dat een belangrijke rol.”

Bouwfysica en technieken kunnen vaak niet los van elkaar worden gezien. Om bijvoorbeeld oververhitting tegen te gaan, kan Bureau E-norm bepaalde slimme keuzes in bouwtechniek adviseren.

BIM: een plan voor de aannemer in 3D

De plannen van Bureau E-norm worden gemaakt in BIM of Building Information Modeling, een overkoepelend digitaal 3D-model dat alle plannen en data van de architect en de betrokken studiebureaus bevat. “Het samenwerken in een dergelijk model vergemakkelijkt de onderlinge communicatie en zorgt ervoor dat eventuele fouten of conflicten op voorhand worden ontdekt”, aldus Steven Veryser. “De foutenlast in zowel de ontwerp- als uitvoeringsfase wordt zo sterk gereduceerd. Daardoor zal ook op de werf vlotter worden gewerkt en worden de timing en het budget beter gerespecteerd.”

Dat kan gaan van strategisch geplaatste beschaduwing, zonwerende beglazing of buitenzonnewering tot een volledig gebouwbeheerssysteem. “Zo’n systeem gaat alles meten wat er in het gebouw gebeurt, waardoor het ook zichzelf kan bijsturen. Zeker voor grote projecten is dat interessant, omdat eventuele defecten ook veel sneller worden opgespoord.”

Bureau E-norm ziet ook toe op de correcte uitvoering van de plannen. “Wij kijken of alles wel volgens de regels van de kunst wordt uitgevoerd, tot aan de oplevering. We sturen aannemers aan bij de installatie van bepaalde technieken. Dat is vooral interessant op grote werven waar veel verschillende aannemers aan het werk zijn”, besluit hij. (DV - Foto DD)