13 minute read

3.2.1.1 Voorbeeld berekening financiële middelen CSA-bedrijven

berekening met bedrijfseconomische gegevens uitgevoerd om een inzicht te krijgen van de inkomsten en de kosten bij de productie van groenten en fruit. Deze gegevens waren echter niet van elk bedrijf beschikbaar waardoor de vergelijking enkel werd samengesteld met de beschikbare bedrijfseconomische gegevens van CSAbedrijven.

Lokale bedrijven die reeds aan de korte keten verkopen, zullen waarschijnlijk eerder interesse tonen dan bedrijven die nog onvoldoende ervaring in de korte keten sector hebben. Toch zullen ook deze bedrijven gecontacteerd worden. Sommige bedrijven zoals CSA-bedrijven zullen ook sneller geïnteresseerd zijn in het trefpunt doordat de bedrijfsorganisatie sterk gelijkloopt met het concept achter het trefpunt. Met behulp van de database en de kennis van het Vlaams Agrarisch Centrum over de landbouwbedrijven in de omgeving van de ambachtelijke zone, werd er een selectie van zes landbouwbedrijven gecontacteerd met een verzoek tot een online vergadering. Drie bedrijven reageerden positief. Het standpunt van de producent zal worden bepaald door de input van twee CSA-bedrijven en een lokaal biologisch landbouwbedrijf. De online vergaderingen werden gestuurd met een aantal vooropgestelde vragen. Naast deze vragen werd ook een vrije discussie aangemoedigd. Naar volgende aspecten werd gevraagd:

Advertisement

- De werking van het bedrijf en het assortiment aan groenten en fruit - Visie m.b.t. tot het product: Verkiest de producent bestellingen gevormd door de consument of pakketten samengesteld door de producent? - Visie m.b.t. de levering: Hoe wordt het product geleverd? Hoe regelmatig wenst de producent aan het trefpunt te leveren? Hoe ziet hij de regeling van de bestellingen? Volgt de producent de redenering m.b.t. de levering door de producent zelf? - De minimale rendabiliteit van het trefpunt

Omdat voor potentiële producenten vooreerst alles staat of valt met rendabiliteit wordt hierna dit aspect eerst uitgewerkt waarna de visie van een aantal deelnemende bedrijven uit de online vergaderingen wordt uitgewerkt.

3.2.1.1 Voorbeeld berekening financiële middelen CSA-bedrijven

Om een beter inzicht te verkrijgen m.b.t. opbrengsten en prijszetting van groenten en fruit zal allereerst een financiële berekening uitgevoerd worden met gegevens afkomstig uit de database van het VAC. Een aantal CSA-bedrijven worden gedetailleerd onder de loep genomen om als resultaat een realistisch beeld te vormen van de prijsvorming in het trefpunt. De keuze om CSA-bedrijven breedvoerig te analyseren werd bepaald door een aantal praktische voordelen die de bedrijven kunnen bieden aan het trefpunt. CSA-bedrijven zijn namelijk al commercieel bezig met de verkoop van groenten en fruit op een gelijkaardige manier. Naast een oogstaandeel kan de consument ook groenten en fruit aankopen in de vorm van pakketten. Deze pakketten worden door de producenten zelf samengesteld en bevatten een ruim assortiment groenten specifiek voor het CSA-bedrijf. Dit ruim assortiment maakt een CSA-bedrijf ook interessanter om voor het trefpunt te leveren. 38

De bedrijfseconomische boekhouding van zeven anonieme CSA-bedrijven worden vergeleken en vanuit deze gegevens wordt er een fictief gemiddeld CSA-bedrijf berekend. Met deze resultaten wordt er een realistisch beeld gevormd hoeveel de gemiddelde vaste kosten en variabele kosten van een CSA-bedrijf bedragen en hoeveel klanten men minimaal dient te hebben om deze kosten te kunnen dekken. Hieruit kan een realistische aankoopprijs voor de groenten en fruit berekend worden. Dit geeft een goed beeld over de prijszetting bij het trefpunt.

Bijlage 1 bevat de financiële resultaten van zeven CSA-bedrijven die uit de bedrijfseconomische boekhoudingen van het boekjaar 2019 zijn genomen. Er wordt van elke inkomst en kost een gemiddelde berekend en deze wordt weergeven in Tabel 1. Hierna worden zowel de opbrengsten als de variabele en structurele kosten in detail geanalyseerd.

Tabel 1: Gemiddelde van de financiële resultaten van CSA-bedrijven

GEMIDDELD SPREIDING Minimum Maximum

Oppervlakte Groenten (are) Groenten opbrengst (euro) Para-agrarische opbrengst (euro)

180,29 50,00 341.00 73247,10 26557,13 108375.30 986,18 0,00 5783.34

Diverse opbrengsten (euro)

2311,78 607,77 5654.63

Totaal bruto-opbrengst (euro) 76545,06 27542,73 119689.57 Variabele kosten (euro) 13373,69 2003,47 23042.70 Brutomarge (euro) 63171,37 25539,26 103960.33

Afschrijvingen (euro) 3513,22 221,42 6729.51 Rentes (euro)

1017,52 395,48 2066.03

Algemene onkosten (euro) Pacht (euro)*

12429,65 6795,04 21670.87 2696,81 2300,00 3093.62

Fictieve pacht (euro)

Totaal structurele kosten (euro)

657,62 175,23 1140.00

17148,28 8422,67 28769.38

ARBEIDSINKOMEN (euro)

VAK

46023,09 9596,59 91175.72

2 1 2.00 Arbeidsinkomen per VAK (euro) 23697,02 9596,59 45587.86

*Opmerking: Wordt niet opgenomen bij ‘Totaal structurele kosten’ omdat het een onderdeel is van ‘Algemene onkosten’ die wel bij ‘Totaal structurele kosten’ worden opgenomen.

Uit Tabel 1 kan er geconcludeerd worden dat een gemiddeld CSA-bedrijf een oppervlakte aan groenteproductie heeft van ongeveer 1,8 hectare. Uiteraard is deze oppervlakte voor een landbouwbedrijf zeer gering, maar is dit voor een CSA-bedrijf genoeg om groenten en fruit te voorzien voor een gemiddelde van tweehonderdtal 39

mensen. Het minimum van 50 are behoort tot een bedrijf waarbij maar één VAK werkt en het maximum van 341 are behoort tot een bedrijf dat al een aantal jaren bestaat. Deze redenering verklaart de grote spreiding van ongeveer 3 hectare. Naargelang het aantal VAK en de bekendheid bij de consument kan de oppervlakte variëren. De oppervlakte van 1,8 hectare verwezenlijkt een grote bruto-opbrengst waardoor men een ruim arbeidsinkomen van 23697,02 euro per VAK realiseert. Naast de productie van groenten en fruit verwerven de CSA-bedrijven ook andere inkomsten uit nevenactiviteiten. Deze nevenactiviteiten zijn bijvoorbeeld het verkopen van geteelde bloemen, het geven van rondleidingen en educatie. Deze worden in de bedrijfseconomische boekhouding samengevoegd bij de para-agrarische opbrengsten. Hierbij is een ruime spreiding te zien, deze opbrengst hangt namelijk af van welke nevenactiviteit het CSA-bedrijf uitoefent en waar de focus voor het bedrijf op ligt. De cijfers van de nevenactiviteiten worden in de verdere berekeningen niet meegenomen omdat de focus in dit onderzoek ligt op de productie van groenten en fruit. Bij de diverse inkomsten worden premies en subsidies verzameld. Naargelang de landbouwactiviteit kan de landbouwer beroep doen op verschillende premies en subsidies. Bij de CSA-bedrijven krijgt men voornamelijk de premies van basisbetaling, jonge landbouwers, voortzetting of omschakeling naar biologische landbouw, voedselkwaliteitsregeling voor biologische landbouw en de vergroeningspremie. Het bedrag aan premies en subsidies wordt door verschillende parameters beïnvloed. Zo bepaalt de oppervlakte van de productie, de productiemethode, de landbouwer zelf en de nakoming van voorgaande reglementering het bedrag dat men van de overheid ontvangt. Dit verklaart de grote spreiding bij de inkomsten.

De structurele kosten die vooral bij de CSA-bedrijven een rol spelen, zijn de algemene onkosten. Hierin zitten o.a. aankoop van machines en materialen die meerdere jaren zullen gebruikt worden en de pacht van het bedrijf. De gemiddelde pacht wordt enkel berekend met gegevens van bedrijven die pacht hebben. Dit geldt ook voor de fictieve pacht. Bedrijven zonder pacht of zonder fictieve pacht worden in de berekening van de gemiddelden niet meegerekend. De pacht wordt in de BEB onder algemene onkosten gebracht, maar de gemiddelde waarde van de algemene onkosten houdt in tegenstelling tot de gemiddelde pachtwaarde wel rekening met bedrijven zonder pacht. Bijgevolg zal ook het totaal aan structurele kosten het gemiddelde aan algemene onkosten bevatten en niet de gemiddelde pacht. Verder zijn hier voor bepaalde bedrijven geen gegevens beschikbaar. Door een tekort aan duidende gegevens kunnen er voor pacht en fictieve pacht moeilijk conclusies getrokken worden. Verder worden de afschrijvingen, de rentes en fictieve pacht ook onder structurele kosten gebracht. Een CSA-bedrijf dient in vergelijking met een ander landbouwbedrijf minder investeringen te doen wegens de beperktere oppervlakte die men bewerkt. Hierdoor heeft men o.a. minder opslagruimte nodig en zijn kleinere machines voldoende om de teelten te onderhouden. De grootste afschrijvingen die men bij de CSA-bedrijven ziet, zijn o.a. serres, beregeningsmachines, loodsen, oogstmachines en tractoren. Verder zijn ook de rentewaarden hiervan afhankelijk. Deze worden berekend naargelang de

aanschafwaarde van de investering en de afschrijvingsperiode die afhankelijk zal zijn van het type investering. Een serre zal bijvoorbeeld afgeschreven worden op 20 jaar, terwijl een beregeningsmachine eerder over 10 jaar zal worden afgeschreven. Al deze structurele kosten staan ook in verband met de grootte van het bedrijf en het te telen oppervlakte wat deels de sterke spreiding verklaart in Tabel 1. De variabele kosten worden verder onderzocht in Tabel 2.

Tabel 2: Gemiddelde van de financiële resultaten van de groenteproductie van CSA-bedrijven

Inkomst/Kost (euro per are) Hoofdproduct Bijproduct Premies Heffingen

Bruto-opbrengst

Zaad- en pootgoed Meststoffen Gewasbescherming Loonwerk Diverse teeltkosten Energie Verkoopkosten Bewaarkosten Seizoenarbeid

Variabele kosten Brutomarge Structurele kosten Arbeidsinkomen

VAK Arbeidsinkomen per VAK GEMIDDELD

434,15 0,00 8,47 0,00

442,63

41,77 3,98 0,33 21,30 2,48 2,25 2,66 0,00 0,00

74,78 367,85 116,81 251,04

2 138,54

Op het eerste zicht is in Tabel 2 het resultaat van de bruto-opbrengst zeker voldoende om de variabele en de structurele kosten te dekken. Per are heeft een gemiddeld CSA-bedrijf een arbeidsinkomen van 138,54 euro per VAK. De variabele kosten worden vooral door het zaad-en pootgoed bepaald. Dit is ook duidelijk in Figuur 6 te zien. Doordat de meeste CSA-bedrijven biologisch telen, is de hoeveelheid meststoffen en gewasbescherming laag. Deze biologische werking resulteert wel dat een CSA-bedrijf meer spendeert aan loonwerk. Men zal o.a. vaker manueel of mechanisch onkruidbestrijding moeten uitvoeren.

80.00 70.00 60.00 50.00 40.00 30.00 20.00 10.00 0.00 Variabele kosten per are groenteteelt

Zaad- en pootgoed Meststoffen Gewasbescherming Loonwerk Diverse teeltkosten Energie Verkoopkosten

Figuur 6: Variabele kosten per are groenteteelt voor de onderzochte CSA-bedrijven

Om een idee te krijgen van de prijsvorming bij de verkoop van groenten en fruit, zal de prijsvorming bekeken worden bij de CSA-bedrijven. Deze hangt in ruime zin af van zowel het aantal klanten die het CSA-bedrijf jaarlijks heeft en de productieoppervlakte. Omgekeerd kan men ook stellen dat de benodigde productieoppervlakte afhangt van het aantal klanten en de jaarlijkse inkomst die men realiseert van één klant of in andere woorden de prijsvorming. Beide stellingen proberen een antwoord te vinden op de vragen: Hoeveel are heb ik als CSAlandbouwer nodig? Of hoeveel moet ik als CSA-landbouwer jaarlijks per klant realiseren? Dit kan grafisch weergegeven worden als men uitgaat van volgende stelling:

Concreet stelt deze formule dat de opbrengst ten minste gelijk moet zijn aan de kosten samen met een minimaal arbeidsinkomen die zorgt voor een minimale levensstandaard. Met deze formule kan een functie berekend worden met het aantal aren, het aantal klanten en de minimale inkomst per klant als parameters. De structurele kost wordt gelijkgesteld aan de structurele kost van het gemiddeld CSAbedrijf uit Tabel 1. Voor het minimaal arbeidsinkomen wordt er 30 000 euro gerekend en de variabele kost per are voor een gemiddeld bedrijf kan uit Tabel 2 gehaald worden. Wanneer al deze gegevens in de stelling worden gestoken, wordt de volgende formule verkregen:

17148,28��������+30000��������+74,78��������������������∗�������������������� =��������������������������∗������������������������������������������������������������������

. Deze stelling uit zich enkel wiskundig. Deze is opgesteld om informatie te bekomen m.b.t. de teeltoppervlakte, het aantal klanten en de minimale inkomst die het bedrijf moet genereren per klant. Natuurlijk moet deze informatie in de context van een CSAbedrijf realistisch blijven. Indien bijvoorbeeld in de formule de waarde voor het aantal 42

aren gelijkgesteld wordt aan nul, zal de formule toch resultaten kunnen genereren voor de parameters ‘aantal klanten’ en ‘minimale inkomst per klant’. Terwijl het natuurlijk evident is dat een bedrijf dat geen teeltoppervlakte ter beschikking heeft ook niets zal kunnen telen en dus geen klanten zal hebben met bijgevolg ook geen inkomsten. Om de formule realistischer te maken, zullen de ingegeven waarden begrensd worden. Volgens het CSA-netwerk, een netwerk van biologische landbouwers die werken volgens de ideeën van CSA, wordt er minimaal 0,80 are en maximaal 1,5 are per klant voorzien voor het telen van groenten en fruit. (CSA netwerk, 2014). De teeltoppervlakte zal dus beperkt worden tot het interval 0,80 are tot 1,5 are per klant. Doordat de formule drie onbekende parameters bevat, zal de parameter ‘aantal klanten’ vast worden gelegd met een aantal waarden. De resultaten zullen worden gegenereerd met een aantal klanten van 150, 175, 200, 225 en 250. Volgens gegevens uit de database van het VAC bevinden de meeste CSAbedrijven zich in deze range.

Tabel 3: Resultaten van de minimale jaarlijkse inkomst per klant in functie van de totale oppervlakte van een CSA-bedrijf met een aantal klanten van 150 TOTALE OPPERVLAKTE CSA-BEDRIJF MINIMALE JAARLIJKSE INKOMST PER KLANT ARE PER KLANT

120 140 160 180 200 220

374,14 384,11 394,08 404,05 414,02 423,99 1,47

Tabel 3 geeft een voorbeeld van de resultaten indien het aantal klanten vastgelegd wordt op 150. De oppervlakte wordt beperkt tot minimaal 0,8 are per klant en maximaal 1,5 are per klant. Voor 150 klanten staat dit ongeveer gelijk aan 120 are tot 220 are. Verder wordt op dezelfde manier gewerkt voor 175, 200, 225, 250 klanten. Al deze resultaten worden vertaald in een grafiek en worden samen gezet in Figuur 7. Hierin worden de grafieken opgesteld met de minimale inkomst per klant in functie van de teeltoppervlakte rekening houdend met de verschillende aantallen klanten. De term break-even point wordt gebruikt omdat de CSA-landbouwer uit deze grafiek de prijs kan afleiden die hij minimaal moet vragen om de kosten te dekken en een leefbaar arbeidsinkomen te genereren van 30 000 euro. Uit de grafiek kan ook het omgekeerde afgeleid worden. Een CSA-landbouwer kan uit de grafiek afleiden hoeveel teeltoppervlakte hij minimaal ter beschikking moet hebben voor een hoeveelheid klanten die een vast jaarlijks bedrag betalen. Volgende voorbeelden verduidelijken de dubbele werking van de grafiek:

- Een CSA-landbouwer met ongeveer 250 klanten bezit 250 aren waarop hij groenten en fruit kan telen. Uit Figuur 7 kan hij dan afleiden dat hij ongeveer minimaal 260 euro per klant moet behalen. 0,80 0,93 1,07 1,20 1,33

- Een CSA-landbouwer met ongeveer 200 klanten heeft een jaarlijkse inkomst per klant van 300 euro. Uit Figuur 7 kan hij afleiden dat hij minimum een oppervlakte van 175 aren nodig heeft om zijn kosten te dekken en om een minimaal arbeidsinkomen van 30 000 euro te bekomen.

Het trefpunt kan voor een CSA-bedrijf de enigste afzetmarkt zijn, maar dient daarom een minimaal aantal klanten te garanderen die de CSA-landbouwer uit Figuur 7 af kan leiden. Indien een CSA-bedrijf over 2 hectare teeltoppervlakte beschikt, moet het trefpunt 150 klanten realiseren waarbij elke klant een jaarlijkse opbrengst verwezenlijkt van 420 euro. Natuurlijk is deze piste bijna onmogelijk en gaat een CSA-bedrijf niet enkel aan het trefpunt leveren, maar zal men ook op andere plaatsen afzet willen realiseren. Het bedrijf zal ook groenten en fruit bezorgen aan bijvoorbeeld andere afhaalpunten. Om een realistisch beeld te verkrijgen, wordt er een fictief CSAbedrijf opgesteld. Een CSA-bedrijf probeert met een vijftal afhaalpunten en een oppervlakte van 2 hectare een leefbaar inkomen te realiseren. Deze gegevens zijn fictief en worden zodanig gesteld om het beeld van een CSA-bedrijf realistisch te maken. Het trefpunt wordt gezien als een afhaalpunt en maakt deel uit van de vijf afhaalpunten. Met behulp van Figuur 7 kunnen verschillende pistes voor dit bedrijf uitgewerkt worden. Er wordt ook gesteld dat elk afhaalpunt een gelijk aantal klanten realiseert om de berekening gemakkelijk te maken.

Tabel 4: Prijszetting en aantal klanten voor het fictief CSA-bedrijf met vijf afhaalpunten TOTAAL AANTAL KLANTEN AANTAL KLANTEN PER AFHAALPUNT MINIMALE JAARLIJKSE INKOMST PER KLANT (EURO)

150 175 200 225 250

30 35 40 45 50 249

Voor verschillende situaties met vijf afhaalpunten worden de resultaten weergeven in Tabel 4. Het fictief CSA-bedrijf met 2 hectare teeltoppervlakte en vijf afhaalpunten resulteert met een dertigtal klanten per afhaalpunt een totaalsom van klanten gelijk aan 150. Wanneer deze waarde in Figuur 7 wordt ingegeven, verkrijgt men een prijszetting van ongeveer 414 euro per klant. Concreet betekent dit resultaat dat de CSA-landbouwer jaarlijks minimaal 414 euro per klant dient te realiseren. Tabel 4 geeft ook de resultaten weer indien de afhaalpunten elk 35, 40, 45 of 50 klanten realiseert. Uiteraard daalt de prijszetting naarmate de hoeveelheid klanten stijgt. Hoe meer klanten, hoe meer bestellingen en hoe meer opbrengst het bedrijf realiseert. Natuurlijk dient hiervoor wel genoeg oppervlakte ter beschikking zijn. Figuur 7 houdt ook rekening met de spreiding die het CSA-netwerk stelde. De oppervlakte van 2 hectare zit bij alle hoeveelheden aan klanten tussen de minimale en maximale teeltoppervlakte voor een CSA-bedrijf. 414 355 310 276

This article is from: