8 minute read

Het licht breekt door

Next Article
Sterker samen

Sterker samen

THEA ZOETEMAN

HET LICHT BREEKT DOOR

Anita werkt al sinds haar zestiende bij dezelfde bakkerij. Elke dag is hetzelfde, maar ze mist de moed om de sleur te doorbreken. Haar broer Felix krijgt een relatie met Elise, zijn onderbuurvrouw. Elise is juist heel erg zelfverzekerd. Ze snapt niet dat Anita tevreden is met haar leven, aangezien ze helemaal geen uitdagingen heeft. Anita krijgt genoeg van Elises bemoeienis en voelt haar zelfvertrouwen nog verder wegvallen. Dan ontmoet ze Fred. Fred wil Anita graag helpen haar angsten te overwinnen, maar dat is nog niet zo makkelijk.

VThea Zoeteman schrijft over de onzekere Anita, de zelfverzekerde

Elise en de tevreden Felix in Het licht breekt door. Hoewel hun relaties niet allemaal even soepel verlopen, is het wel een verhaal vol warmte en liefde.

Een beetje hulp kan ervoor zorgen dat het zonlicht eindelijk door het wolkendek heen kan breken

‘De boer, de jogger, of het geredde reekalfje’

Anne-Marie Hooyberghs en haar man maken graag wandelingen in de buurt van hun huis, in De Kempen. Tijdens die wandelingen maken ze heel wat mee, zoals de keer dat ze bij de vijver een bekende dachten te zien. Maar was hij het wel?

De streek waar ik geboren en opgegroeid ben wordt De Kempen genoemd. Het is een heerlijk stuk natuur in België dat eveneens een flink stuk doorloopt in Nederland. Het is een gebied waarin heidevlakten, grove dennen, berkenbomen en beukenbossen, afwisselend met genoeglijke dorpjes, het zicht bepalen. Ik woon op ‘de boerenbuiten’ zoals ze hier zeggen, in Blauberg, een van die dorpjes in De Kempen. Het is een dorp waar buren nog voor elkaar zorgen en waar de natuur aan de achterdeur begint.

Dat laatste mag je letterlijk nemen. Met de bossen van prins De Merode in de omgeving is het groen alomtegenwoordig. En daar een prins in een kasteel woont, zijn er in de buurt ook drie mooie kastelen te vinden die tot de verbeelding spreken. Deze kastelen zijn er dan weer gekomen naar aanleiding van twee eeuwenoude Norbertijnenabdijen, die, aan beide zijden van ons dorp, op nog geen steenworp van ons af liggen. Ook op historisch gebied valt hier meer dan genoeg te beleven en te onderzoeken.

Het walhalla dus voor een schrijver en een kunstenaar als ik, ideaal om tot rust te komen en de muze haar ding te laten doen. Het gebied van De Kempen staat ook bekend om zijn vele vijvers en poelen. In de zomer worden libellen en vlinders uit hun schuilplaatsen verdreven, hangen vlierbessen in donkere trossen aan de takken, pakken geelgroene hopbellen stammen in, en staan de frêle, blauwe bloempjes van het grasklokje in het gras te pronken. In de winter zijn de vijvers ideale schaatsplekjes en geeft de sneeuw de plaats iets magisch. Als het regent, mistig is of druilerig, is het rustig aan de waterkant en kom je er weinig mensen tegen.

Zo was het ook toen mijn man en ik op de laatste zondag van februari een wandeling gingen maken in onze achtertuin. De lucht was zwaar bewolkt en de temperatuur steeg niet boven de vijf graden. Goed ingepakt en voorzien van een capuchon trokken we eropuit. De kale takken kraakten en we zagen een ree in de verte die, zodra ze ons zag, in het bos verdween. Toen we bij de eerste vijver aankwamen, zagen we aan de overkant een man, die in gedachten over het water stond te turen. Daar de man een pet droeg en toch op een redelijke afstand van ons stond, konden we niet goed zien of hij ons bekend was of niet. Op het eerste zicht dachten we dat het Viktor Jennes was, die op de boerderij woonde waarvan nog een stuk zichtbaar was in de verte tussen de bomen. We staken onze handen op als groet, maar zodra de man ons in de gaten kreeg, draaide hij zich meteen om en verdween. We stonden er niet bij stil. Waarschijnlijk had hij ons niet eens opgemerkt.

Na een fikse wandeling gingen we naar huis en dachten niet meer aan de man bij de vijver. Tot het regionale nieuws die avond begon, en de nieuwslezer vertelde dat er een patiënt was weggelopen uit een psychiatrisch zorgcentrum in Geel, een stad op dertig kilometer van ons dorp. Er werd gevraagd om contact op te nemen met het plaatselijk politiebureau indien men de man had gezien. Het was een dringende oproep,

want de man was al twee dagen vermist, hij was mensenschuw en het was bitterkoud. Men vreesde voor zijn leven. Zodra ze een foto van de man lieten zien, begon ik te twijfelen.

‘Was dat de man die we aan de vijver gezien hebben?’ vroeg ik mijn echtgenoot. Hij ontkende. ‘Ik blijf erbij dat het boer Jennes was. Wat zou die arme man hier trouwens zo ver van huis komen doen?’ concludeerde hij. Toch kon ik de gedachte niet van me afzetten dat er iets vreemds was aan het gedrag van die man.

‘Weet je nog dat hij zo vlug verdween?’ vroeg ik. ‘En hij stond zo verdwaasd over het water te kijken. Volgens mij leek hij toch op de man van de foto en volgens de beschrijving was hij lang en mager, net als die man. Zal ik de politie verwittigen?’ Mijn echtgenoot was nog niet overtuigd. ‘We hebben geen enkele zekerheid. De politie zal het niet prettig vinden als je ze voor niets lastigvalt.’ ‘Maar stel dat het toch die man was? De temperatuur daalt deze nacht tot onder het vriespunt. Als we niets doen, zal die arme man het misschien niet overleven. Ik ga toch bellen.’ Mijn aarzeling en twijfel waren voorbij. Ik had de man niet goed kunnen zien en dus kon het net zo goed iemand anders zijn, maar iets in mijn binnenste, noem het intuïtie, zei me dat ik moest bellen. Ik draaide het bewuste nummer en kreeg een politieman aan de lijn. Ik vertelde hem het verhaal en drukte hem op het hart dat ik het gezicht van de man niet goed had kunnen zien en dat ik enkel een vermoeden had dat het de vermiste persoon kon zijn. De man aan de andere kant van de lijn zei me dat het goed mogelijk was dat we de juiste man hadden gezien, omdat ze telefonisch op de hoogte gebracht waren dat Karel – zo heette de vermiste persoon - laatst in een autobus richting Blauberg was gezien. De politieman vroeg of hij even langs mocht komen zodat we konden aanwijzen waar we Karel hadden gezien.

Een halfuurtje later stonden twee politieagenten aan onze deur en ging mijn achtgenoot met hen mee naar het boerderij van Jennes, waar ze de

boer en zijn vrouw op de hoogte brachten van de verdwenen man. De boer ontkende met klem dat hij bij de vijver was geweest. Dus werd de kans groter dat het inderdaad Karel was. Vijftig meter verder werd een vervallen schuur onder de loep genomen in de hoop Karel daar aan te treffen. Maar buiten wat hooi en een oude houten kar was er niets te zien. Vandaar gingen ze verder langs een karspoor en met behulp van een paar zaklampen in de richting van de vijver waar we de man hadden gezien. Alles was er nu donker, stil en verlaten.

‘Volgens de psycholoog en de verzorgers is Karel vreselijk mensenschuw en zoekt hij eenzame plaatsen op,’ verklaarde een van de agenten. ‘Het zou dus wel kunnen dat hij zich verstopt in de buurt van de schuur. Maar hij heeft al in dagen niet meer gegeten en de temperatuur is al twee nachten onder het vriespunt. Hij redt het niet veel langer. We zullen zijn verzorgers waarschuwen. Karel is aan hen gewend en zij kunnen hem misschien uit zijn schuilplaats lokken. Als hij zich hier bevindt natuurlijk, want dat is nog de vraag. Misschien hebben jullie een andere man gezien of is het wel de juiste man, maar is hij al een heel eind verder getrokken. In ieder geval moeten we zeker zijn.’

Mijn echtgenoot werd weer naar huis gebracht en na een slapeloze nacht keken we reikhalzend uit naar nieuws over de vermiste Karel. We hoopten vurig dat ze hem gevonden hadden en dat hij de nacht overleefd had. Pas in late namiddag kwam het verlossende telefoontje van de politie. Diezelfde ochtend hadden verzorgers van het zorgcentrum de vermiste man gevonden in het verlaten schuurtje. Net op tijd, want hij was flink onderkoeld en uitgehongerd. Hij werd voor verzorging naar het ziekenhuis gevoerd, maar hij zou het redden. De politieman bedankte ons voor onze hulp en wij waren blij en opgelucht dat we toch gebeld hadden en dat Karel daardoor op tijd was gevonden.

En dit is niet het enige voorval dat we tijdens onze wandelingen beleefd hebben. Zo zijn er nog verhalen over een verloren gelopen hondje, over het redden van een uitgehongerd reekalfje, en over het helpen van een gewonde jogger. Gelukkig allemaal verhalen met een happy end. Daar ben ik blij om. Dat geeft altijd weer een goed gevoel.

Zo zie je maar! Een wandeling in De Kempen kan altijd gevolgen hebben. Jullie zijn gewaarschuwd. Haha!

De kale takken kraakten en we zagen een ree in de verte die, zodra ze ons zag, in het bos verdween. Toen we bij de eerste vijver aankwamen, zagen we aan de overkant een man, die in gedachten over het water stond te turen

ANNE-MARIE HOOYBERGHS

This article is from: