Tandem Brio 1 - Leerboek - Rit 3

Page 1

1 Leerboek

La méthode qui donne du sens à l’apprentissage du néerlandais LM1 !

1 Leerboek Marise Vanderwalle Aubert Verdonck Patricia Bellis

ISBN 978-90-306-8890-7 581138

9 789030 688907

vanin.be

A1+/A2–



RIT 3

Rit 3

Over mijn leefgewoontes

Zelforiëntatie Wat leer je? Ik stel en ik beantwoord vragen over – – – – –

het uur mijn dagindeling wat ik mag of niet mag doen mijn slaapgewoontes mijn eetgewoontes.

Ik houd een enquête over slaapgewoontes.

Ik leer ook over … – tijdsbepalingen – humeur.

Grammaticaflitsen: – mogen (mag ik) – questions avec ou sans mot interrogatif – verbes à particule séparable

ET

Eindtaak (ET) Dans le cadre d’un projet d’échanges mis en place par l’association des parents de ton école, tu as reçu deux fiches d’échanges possibles. Tu vas téléphoner aux deux correspondants pour savoir avec qui tu t’entendrais le mieux.

47


RIT 3

1. Instap Luister en volg op de mindmap.

p. 112

48


RIT 3

2. Wat doe je graag? Wat zijn je hobby's? CD 1

1. Voor de les Nederlands moet je een enquête houden over hobby’s. Je belt je Nederlandstalige vrienden en vriendinnen. Je interviewt ze. Luister eerst naar andere jongeren.

> 50

Communicatiesleutels Met + voornaam Met Elien. Met Joris!

2. Doe het nu zelf! Interview een paar klasgenoten en antwoord ook op hun vragen. Gebruik de werkwoorden op blz. 50 en 51. CD 1 > 51

p. 113

Mag ik je een paar vragen stellen?

Doe maar!

Wat doe je graag?

Ik zwem graag en ik speel graag online.

Wat zijn je andere hobby's?

Ik zing graag en ik luister graag naar muziek.

Doe je graag aan sport?

Ja, ik dans graag en ik doe ook aan judo.

49


RIT 3 3. Verbind de tekeningen met de passende activiteiten. Schrijf de nummers naast de passende werkwoorden in de tabel.

CD 1 > 56

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

muziek beluisteren koken

lezen zingen

videospelletjes spelen mopjes vertellen

sms'en

tv-kijken

chatten

knutselen

WERKWOORDEN IN DE KIJKER

50

knutselen

ik knutsel

je knutselt

tv-kijken

ik kijk tv

je kijkt tv

zingen

ik zing

je zingt

luisteren

ik luister

je luistert

lezen

ik lees

je leest

chatten

ik chat

je chat

vertellen

ik vertel

je vertelt

sms’en

ik sms

je sms’t

koken

ik kook

je kookt

spelen

ik speel

je speelt

Zb e


RIT 3 1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

CD 1 > 56

skiën

fietsen

turnen

paardrijden

wandelen

dansen

voetballen

zwemmen

klimmen

tennissen

karate * zumba * p. 116 Zb Hobby's en sporten

atletiek * judo *

WERKWOORDEN IN DE KIJKER zwemmen

ik zwem

je zwemt

wandelen

ik wandel

je wandelt

klimmen

ik klim

je klimt

tennissen

ik tennis

je tennist

voetballen

ik voetbal

je voetbalt

fietsen

ik fiets

je fietst

paardrijden

ik rijd paard

je rijdt paard

dansen

ik dans

je danst

skiën

ik ski

je skiet

doen

ik doe

je doet

doen (aan) *

ik doe aan ...

je doet aan ...

51


RIT 3

3. Mag je …? Wat mag je pennenvriend/pennenvriendin doen? Tijdens je interview stel je ook die vragen. CD 1 > 62

p. 120

Mag je elke week naar de bioscoop gaan?

Nee, ik mag een keer per maand naar de bioscoop gaan.

Mag je elke dag online spelen?

Nee, normaal niet. In het weekend mag ik wel online spelen.

altijd

vaak

elke avond elke dag elke week elk weekend

4 keer per week

naar de bioscoop gaan

soms af en toe 2 keer per week

online spelen

bijna nooit

nooit

1 keer per jaar

naar de stad gaan

bij vrienden gaan logeren

Z

vrienden uitnodigen

52

lang opblijven (na 23 uur naar bed gaan)

uitslapen


RIT 3

4. Hoe laat sta je op en hoe laat ga je naar bed? CD 1 > 63

p. 122

1. Je school doet mee aan een uitwisselingsproject. Je gaat een paar dagen in Vlaanderen logeren. Je stelt vragen over de dagindeling van je vriend/vriendin. Volgend trimester komt hij/ze bij jou. Je moet die vragen ook zelf kunnen beantwoorden. Vraag je klasgenoten hoe laat ze opstaan en naar bed gaan. Reageer op hun antwoorden.

Hoe laat sta je op?

Ik sta om kwart over zes op.

Dat is vroeg! En hoe laat ga je naar bed?

Ik ga om halfelf naar bed.

Zo laat? Dat vind ik tof!

Communicatiesleutels Zo laat? Zo vroeg? Dat vind ik laat! Dat valt nog mee! Dat vind ik te vroeg!

p. 124 Zb Het uur

halfzeven

kwart voor zeven

zeven uur

kwart over zeven

53


RIT 3 2. Speel de rol van een jongen of een meisje. Je buur moet raden wie je bent. Amelia

Rosaline

Louis

Sebbe

Dimitri

6.45 uur

6.30 uur

6.45 uur

7.15 uur

6.30 uur

9.30 uur

9 uur

9.30 uur

10.15 uur

10 uur

opstaan

naar bed gaan

3. Vertel hoe laat die jongeren opstaan en naar bed gaan.

staat om

op en

om

naar bed.

gaat

4. Kijk naar de kaarten en geef informatie over drie klasgenoten. De anderen raden over wie het gaat.

p. 155

54


RIT 3

5. Wat eet je als ontbijt? Wat eet je op school? 1. Je klas doet mee aan een uitwisselingsproject. Bram, een Vlaamse leerling, logeert bij jou. Je stelt hem vragen over zijn eetgewoontes. CD 1 > 70

p. 129

Wat eet je graag als ontbijt? 's morgens: het ontbijt

Wat eet je graag als middagmaal?

om 10 uur: 's middags: het tussendoortje het middagmaal

Wat eet je graag 's avonds? om 16 uur: het vieruurtje

's avonds: het avondmaal

2. Over drie maanden gaat je klas naar Vlaanderen. Dan moet je ook deze vragen kunnen beantwoorden. Kies wat je graag eet en wat je graag drinkt. Ik eet graag

en ik drink graag

.

3. Verbind de woorden met de foto’s. A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

1 boterhammen met kaas 2 broodjes met ham 3 koekjes 4 groentesoep

5 pasta met tomatensaus 6 chocoladebroodjes

7 jam 8 frieten

9 eieren 10 worst

11 een stuk fruit

55


RIT 3 A

B

C

D

E

F

G

H

1 2 3 4 5 6 7 8

chocolademelk limonade thee water melk cola vruchtensap koffie

3. Stel de vragen aan je buur. Beantwoord ze ook zelf! CD 1 > 71

Ontbijt je elke morgen? Wat eet je als ontbijt? Wat eet je ’s middags op school? Eet je een warme maaltijd op school? Wat neem je mee naar school? Hoe laat eet je ’s avonds? Wat is je lievelingsgerecht?

4. Lees de volgende teksten. Zoek op welke vragen deze jongeren antwoorden. ’s Morgens heb ik geen honger. Ik ontbijt bijna nooit. Ik drink een glas water, maar ik eet niets. Mijn moeder is niet blij. Ze vindt dat niet gezond! Ik neem boterhammen mee naar school. Rond 10 uur heb ik honger. Ik eet soms een boterham tijdens de pauze.

p. 130

’s Morgens eet ik cornflakes met melk. ’s Middags eet ik een warme maaltijd op school. Bij het eten krijgen we een drankje:: vruchtensap of water. Mijn school doet mee aan het project ‘Fruit op school’. Elke woensdag eet ik een stuk fruit op school (appel, pruim, peer, banaan, mandarijntje). Ik neem een broodtrommel mee naar school. Ik maak zelf mijn lunchpakket klaar. Ik neem meestal boterhammen met beleg (choco, kaas, ham of salami). Op school eet ik een stuk fruit. Mijn moeder komt laat thuis. Mijn vader maakt het eten klaar. We eten rond 20.00 u. STUDIETIP

56

Je choisis dans les textes, les phrases qui me permettent de répondre personnellement aux questions et je les adapte.


RIT 3

6. Wat doe je elke dag? 1. Hoe ziet een gewone schooldag eruit bij je pennenvriend/pennenvriendin? Verbind de activiteiten met de tekeningen.

p. 131

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

je schooltas klaarmaken je kamer opruimen opstaan de tafel dekken op je vriendin wachten je bed opmaken een douche nemen de bus nemen

9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

je tanden poetsen ontbijten je aankleden vertrekken terugkomen je huiswerk maken de tafel afruimen

2. Lees en luister! CD 1 > 73

Elke dag sta ik om 7 uur op. Ik neem vlug een douche en dan ga ik naar de keuken. Ik dek de tafel en ik ontbijt. Daarna ruim ik de tafel niet af want mijn zus moet ook nog eten. Tien minuten later poets ik mijn tanden in de badkamer. Ik maak mijn bed meestal niet op. Ik maak mijn schooltas klaar. Dan wacht ik op mijn vriendin. We nemen samen de bus naar school.

57


RIT 3 3. En jij, wat doe je elke morgen?

AGENDA

58

opstaan

ontbijten

lunchpakket klaarmaken

boekentas controleren

naar de badkamer gaan

vertrekken

schoolbegin

boterhammen eten

voetballen op de speelplaats

lessen beginnen

speeltijd

naar de studie gaan

naar huis teruggaan

een warme maaltijd eten

een halfuur chatten of spelen op de computer

huiswerk maken of lessen leren

schooltas klaarmaken

douchen

naar je kamer gaan

naar bed gaan


RIT 3 4. Luister naar je cd. Kijk naar de foto’s op p.58. Beschrijf dan de dag van een meisje of van een jongen. Gebruik de volgende zinnen. CD 1 > 74

om

op.

Daarna

naar de

Om 7.15 u.

.

Om kwart over vijf

Om 7.30 u. lunchpakket

zijn/haar

Rond 18 uur

.

10 minuten later

zijn/haar

Om kwart voor acht om

naar de

om

.

Om zeven uur

of

.

zijn/haar zijn/haar

Daarna

.

zijn/haar

schooltas

Tijdens de middagpauze zijn/haar .

.

.

of .

naar

Na het avondmaal mag

.

.

De school

.

.

Rond kwart over acht neemt Rond 12.30 u. Om 13 uur

op de de lessen.

Om 16.05 u. heeft

.

een

.

Om halfnegen kamer. .

om

naar zijn/haar

naar bed.

STUDIETIP

Je dis d’abord le texte mentalement sans rien écrire. J’écoute la correction et je corrige mentalement mes erreurs. Ensuite, je décris ma journée à partir de mon horaire !

59


RIT 3

7. Gesprek 1. Luister en lees. Een gewone ochtend bij Luna. Zo ziet haar ochtend eruit …

CD 1 > 78

8.00 u.: De wekker loopt af. Ik slaap verder …

pp. 136141

8.30 u.: Mijn moeder roept mij.

STUDIETIP

Observe le dessin de la p. 61 et fais des hypothèses sur ce que tu vas entendre. Écoute la conversation en regardant le dessin.

Ik slaap, ik slaap heel diep … 8.45 u.: Ik droom … 9.00 u.: Mijn moeder komt mijn kamer binnen. Ze ziet er niet blij uit! (Ik zie haar niet, maar ik weet het.) Sta op! Het ontbijt is klaar! Ik doe mijn kussen op mijn hoofd en ik slaap verder! 9.15 u.: Mijn moeder komt voor de tweede keer. Ze ziet er nu blij uit. Ik hoor het aan haar stem! “Er is post voor jou!” “Post voor mij? Mijn gsm ligt bij mij … Even checken. Geen bericht!” “Geen sms’je of mailtje! Een echte enveloppe, van papier … Die ligt op de tafel.” “Van wie?” “Weet ik niet! Kom maar vlug uit je bed!” Bingo! Ik ben nu klaarwakker en ik zit in de keuken. Mijn moeder toont een enveloppe. “Voor Luna”, staat erop. “Eerst ontbijten, je aankleden en daarna je tanden poetsen. En dan pas krijg je je brief!” “Komaan, mama! Doe niet zo dom!”

60


RIT 3

2. Zoek de antwoorden op in de tekst. 1. Hoe laat loopt de wekker af? 2. Hoe laat roept haar moeder voor de eerste keer? 3. Waar is Luna om kwart voor negen? 4. Waarom staat ze niet op? 5. Hoe laat komt haar moeder voor de eerste keer haar kamer binnen? 6. Hoe laat komt haar moeder voor de tweede keer haar kamer binnen? 7. Waarom staat ze eindelijk op? 8. Wat heeft haar moeder voor Luna?

3. Vertel de ochtend van Luna.

61


RIT 3 4. Je hebt mijn slaapkamer gezien … En bij jou? Wat staat er op je nachtkastje en wat ligt er bij je bed? CD 1 > 79

C G

B A

J F E L

D

I K

M

H

1. je gsm 2. je mp3-speler 3. je computer 4. je wekker 5. je favoriete snoepjes 6. een lievelingsboek 7. je map en je bladen 8. je knuffel 9. een foto van Matthijs 10. een lamp 11. kussens 12. een kaart van Matthijs 13. je vuile sokken

62


RIT 3 5. Heb je soms een ochtendhumeur? ’s Morgens ben ik meestal … CD 1 > 80

zenuwachtig slechtgehumeurd

prikkelbaar

goedgehumeurd

blij

fit rustig

uitgeslapen

klaarwakker boos

moe

Hoeveel slaap heb je nodig? 6 uur en ik ben een zombie 7 uur en ik ben wakker 8 uur en ik ben klaarwakker 9 uur en ik ben uitgeslapen 10 uur en ik ben in topvorm 11 uur en ik word weer moe 12 uur en ik ben een zombie (vrij naar MAKS)

63


RIT 3

8. Leesronde Ressou

1. Lees de tekst en maak het identiteitsfiche op van Sharon. 2. Beschrijf haar dagelijkse activiteiten. 3. Beschrijf haar eetgewoontes.

rces str atégiq ues Lire

Een dag uit het leven van een topsporter, Sharon van Rouwendaal Sharon is in Nederland geboren. Ze woont nu al meer dan 12 jaar in Frankrijk. Ze is topzwemster en heeft een bronzen medaille gewonnen. Mijn wekker loopt af om 6.30 uur. Ik begin de dag met een kop thee (met melk en suiker) en een kommetje cruesli met fruit en yoghurt. Ik vul mijn drinkbus (bidon) met sportdrank en water voor de training. Als ik klaar ben, fiets ik rond 7 uur naar het zwembad. Daar kleed ik me om en doe ik een lange jas over mijn badpak aan. Buiten doe ik mijn warming-up met mijn elastiek. Ik doe een aantal oefeningen om mijn schouders op te warmen. Ik heb een lange jas aan, want het is nogal koud in de ochtend; we trainen het hele jaar buiten. Rond 7.30 uur trek ik mijn heerlijk warme jas uit en spring ik samen met het hele team het water in. De trainer zegt ons wat we moeten doen: hoe hard we moeten zwemmen, welke afstanden we moeten zwemmen en met welke slagen. De training duurt zo’n 2,5 uur en we zwemmen tussen de 7,5 km en 9 km. Na de training kleed ik me om en ga ik meestal nog tussen de 30 en 45 minuten stretchen. Ondertussen eet ik nog even mijn banaan, want ik heb meestal honger.

© ANP, Belgaimage, 2014

64


RIT 3 Op woensdag en vrijdag heb ik om 10.45 uur een afspraak bij de chiropractor. Zij checkt of alles in orde is met mijn schouders en mijn nek. Na mijn afspraak bij de chiropractor ga ik naar huis om te koken. Zoals alle Fransen eet ik ’s middags een warme maaltijd. Het is beter dan boterhammen. Ik eet veel groenten met rijst of pasta. Bij de rijst doe ik geen saus, bij de pasta doe ik meestal een rode saus. Ik eet veel kipfilet en eieren. Zo krijg ik genoeg eiwitten (proteïnen) binnen. Om voldoende ijzer te hebben eet ik af en toe een biefstukje, en twee keer per week vis. Als tussendoortje neem ik meestal yoghurt en een stuk fruit. Overdag drink ik heel veel water en bij het eten neem ik meestal een glaasje melk. Ik vind dat lekker. Meestal slaap ik van 12.00 uur tot 14.00 uur. Ik heb 40 minuten nodig om in slaap te vallen. Soms lukt het slapen helemaal niet, soms lukt het direct en slaap ik twee uur lang. Na mijn middagdutje ga ik weer eten. Deze keer eet ik twee à drie boterhammen met jam en een kiwi. Ik maak ook nog twee boterhammen voor tijdens of na de zwemtraining. Op maandag en vrijdag heb ik om 14.45 uur krachttraining en op donderdag hebben we op hetzelfde uur hardlooptraining. Tussen 15.30 uur en 16.00 uur beginnen we aan de middagzwemtraining. Die duurt ongeveer 2,5 uur. Eenmaal thuis maak ik weer eten klaar. Het voorgerecht is elke avond sla met tomaat, avocado en mozzarella. Daarna moet ik afwassen en opruimen! Dat is nooit leuk als je moe bent, maar het moet. ’s Avonds kijk ik meestal wat tv, stretch ik nog een beetje en bel ik met mijn ouders en vriend. Ze zijn allemaal in Nederland. Rond 21.30 uur gaat het licht uit. De dag daarna loopt de wekker weer af en sta ik met plezier op. Alles begint opnieuw.

p. 143

© ANP, Belgaimage, 2014

65


RIT 3

9. Luisterronde Hier zijn de antwoorden op een enquête over leefgewoontes. Luister naar de interviews. Kloppen de volgende antwoorden met wat de jongeren vertellen? Verbeter mondeling wat niet klopt. Dries

Lea

Tijdens de week Opstaan

7.45 u.

6.30 u.

Ontbijt

nee

nee

Hoe laat?

-

7 uur

Wat?

niets

Brood, kaas, fruitsap, yoghurt

Vertrekuur naar school

8.20 u.

7.30 u.

Schoolbegin

8.25 u.

8.20 u.

Middagmaal

12.05 u.

11.55 u.

Studie

Tot 18 u.

Tot 17.15 u.

Na schooltijd

Zwemtraining (2 keer per week)

Volleybaltraining drie keer per week. Tv-kijken: elke avond.

Bedtijd

Meestal rond 22 uur soms later

Rond 21.30 u.

Opstaan

Lekker lang slapen

9.00 u.

Ontbijt – wat?

niets

Chocoladebroodjes of cornflakes

Bedtijd

Meestal rond 22 uur soms later

In het weekend

GEZONDE TIP

66

Gezond om te weten: tieners hebben tien uur slaap nodig! Slaap je fit!


RIT 3

10. Overzicht Ressources grammaticales Verbes à particule séparable opstaan

Ze

staat

elke dag om zeven uur

op.

klaarmaken

Wie

maakt

vandaag het eten

klaar?

opruimen

Ik

ruim

soms mijn kamer

op.

afruimen

Hij

ruimt

nooit de tafel

af.

uitnodigen

We

nodigen

onze vrienden

uit.

uitslapen

Hij

slaapt

elke zaterdag

uit.

terugkomen

Ik

kom

om zes uur

terug.

Mogen en moeten ik, je, u, hij, ze, het

mag

moet

we, jullie, ze

mogen

moeten

Ik

mag

elke week naar de bioscoop

gaan.

Ze moet

vandaag de tafel

dekken.

Ze moeten

om zeven uur

opstaan.

Ja-neevragen Doe

je

graag aan sport?

Mag

ik

je een paar vragen

stellen?

Sta

je

ook om zeven uur

op?

Moet

je

ook om zeven uur

opstaan?

dat?

Vragen met vraagwoorden Hoe

schrijf

je

Hoe oud

ben

je?

Hoeveel talen

spreek

je?

In welke klas

zit

je?

67


RIT 3 Welke taal

spreek

je

thuis?

Wat

ligt

er

bij je bed?

Waar

woon

je?

Wanneer

ben

je

Wie

is

dat?

Hoe laat

sta

je

op?

Waarom

staat

ze

niet op?

jarig?

Ressources lexicales

Vragen over dagelijkse activiteiten

Doe je graag aan sport?

Fais-tu volontiers du sport ? Aimes-tu faire du sport ?

Heb je soms een ochtendhumeur?

Es-tu parfois de mauvaise humeur le matin ?

Ontbijt je elke morgen?

Déjeunes-tu chaque matin ?

Mag ik je een paar vragen stellen?

Puis-je te poser quelques questions ?

Mag je elke dag online spelen?

Peux-tu jouer en ligne chaque jour ?

Mag je elke week naar de bioscoop gaan? Peux-tu aller au cinéma chaque semaine ?

68

Hoe laat eet je ’s avonds?

À quelle heure manges-tu le soir ?

Hoe laat ga je naar bed?

À quelle heure vas-tu au lit ?

Hoe laat sta je op?

À quelle heure te lèves-tu ?

Hoeveel slaap heb je nodig?

De combien d’heures de sommeil as-tu besoin ?

Wat doe je elke dag?

Que fais-tu chaque jour ?

Wat doe je graag?

Qu’aimes-tu faire ?

Wat eet je graag als middagmaal?

Qu’aimes-tu manger à midi ?

Wat is je lievelingsgerecht?

Quel est ton plat préféré ?

Wat ligt er bij je bed?

Qu’y a-t-il près de ton lit ?

Wat neem je mee naar school?

Qu’emportes-tu à l’école ?

Wat staat er op je nachtkastje?

Qu’y a-t-il sur ta table de nuit ?

Wat zijn je hobby’s?

Quels sont tes hobbys ?


RIT 3 Preposities (voorzetsels) Ik houd een enquête over hobby’s.

Je fais une enquête sur les hobbys.

Je spreekt met Elien.

Tu parles avec Eline. Ici Eline (au téléphone).

Ik doe graag aan atletiek.

J’aime faire de l’athlétisme.

Ik mag een keer per maand naar de bioscoop gaan.

Je peux aller au cinéma une fois par mois.

Ik ga vaak bij vrienden logeren.

Je vais souvent loger chez des amis.

Kom je mee naar de stad?

M’accompagnes-tu en ville ?

Je stelt vragen over de hobby’s.

Tu poses des questions sur les hobbys.

Over drie maanden gaat je klas naar Vlaanderen.

Dans trois mois, ta classe va en Flandre.

Ik eet ’s middags op school.

Je mange à l’école le midi.

Ik eet een stuk fruit tijdens de pauze.

Je mange un fruit pendant la pause.

Bij het eten krijgen we water.

Nous recevons de l’eau au repas.

Ze eet boterhammen met kaas.

Elle mange des tartines au fromage.

We wachten op de bus.

Nous attendons le bus.

Ik ga twee keer per week naar de studie.

Je vais deux fois par semaine à l’étude.

Ze spelen op de computer.

Ils (elles) jouent sur l’ordinateur.

Er is post voor jou.

Il y a du courrier pour toi.

De enveloppe ligt op de tafel.

L’enveloppe se trouve sur la table.

Na het avondmaal mag ik tv-kijken.

Je peux regarder la tv après le souper.

Om halfnegen begint de school.

L’école commence à 8h30.

Het is kwart over tien.

Il est 10h15.

Om kwart voor zes eten we.

Nous mangeons à 5h45.

Tijdsbepalingen altijd

toujours

meestal

la plupart du temps

vaak

souvent

soms

parfois

69


RIT 3 af en toe

de temps en temps

bijna nooit

presque jamais

nooit

jamais

elke dag

tous les jours

elke morgen

chaque matin

elk weekend

chaque week-end

een keer per week

une fois par semaine

een keer per maand

une fois par mois

’s morgens

le matin

’s middags

l’après-midi

’s avonds

le soir

over twee weken

dans deux semaines

om twee uur

à deux heures

voor de maaltijd

avant le repas

na het eten

après le repas

tijdens de pauze

pendant la pause

daarna

ensuite

dan

alors

tien minuten later

dix minutes plus tard

Je kunt vragen stellen en beantwoorden over: • het uur • de dagindeling • wat je mag of niet mag doen • je slaapgewoontes • je eetgewoontes. Je kunt: • een enquête in je klas houden • je ochtendhumeur beschrijven • een formulier opstellen.

70


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.