8 minute read

Sigrid De Bois: “Elke ruimtelijke beslissing lijkt wel een schietschijf”

Next Article
Wablief(t)?

Wablief(t)?

Sigrid De Bois: “Elke ruimtelijke beslissing lijkt wel een schietschijf”

Of het nu een windmolenpark, nieuwe brug of woonwijk is: ruimtelijke projecten stranden steeds vaker op bureaucratische blokkades. Professor Sigrid De Bois ziet een toekomst voor omgevingsbemiddelaars, een nieuwe generatie specialisten die projecten naar de eindstreep moeten leiden. En die nieuwe generatie is ze persoonlijk aan het opleiden.

Door Michaël van Tilborg

____

Sigrid De Bois

Hoofddocent faculteit Rechten aan Universiteit Antwerpen. Oprichter en coördinator opleiding ‘Omgevingsbemiddelaar’.

____

Twee jaar bestaat de opleiding tot omgevingsbemiddelaar aan de Universiteit van Antwerpen. Voor het tweede jaar op rij waren alle plekjes bezet. Goed voor een 70-tal alumni, van ambtenaren tot advocaten en ondernemers. De opleiding is een zogenaamde microcredential: een korte, professionele opleiding aan de faculteit Rechten gericht op professionals met ervaring.

We ontmoeten Sigrid De Bois in haar gezellige appartement, in het hart van de Antwerpse universiteitswijk. Ze is niet alleen professor aan de plaatselijke universiteit, ze is ook het brein achter de opleiding. Ze neemt ruim de tijd om stil te staan bij de ruimtelijke transitie, hoe we deze het beste kunnen aanpakken en welke rol haar omgevingsbemiddelaars erin kunnen spelen.

Vertel, waarom heb je de opleiding tot omgevingsbemiddelaar opgericht?

“Ons ruimtegebruik loopt grondig fout. Er is nood aan een ruimtelijke transitie om de biodiversiteit te herstellen en de opwarming van de aarde te beperken. We hebben meer open ruimte nodig, een betere waterhuishouding en minder stikstofuitstoot. De problemen zijn heel urgent. De uitdaging is om maatschappelijk draagvlak te verzoenen met juridische, ecologische, economische en ruimtelijke parameters. Dat zijn geen operaties waarover een overheid eenzijdig kan beslissen. Daarvoor zijn de problemen veel te complex geworden. Het vraagt dus een grootschalige reorganisatie.”

In je opleiding stel je een alternatief model voor. Leg uit.

“Ik stel een niet-hiërarchisch overlegmodel voor. Het overleg gebeurt onder leiding van een professionele omgevingsbemiddelaar, een nieuw soort ruimtelijk professional. Die brengt alle partijen rond de tafel: wetenschappers, beleidsmakers, ondernemers, ontwikkelaars, buurtbewoners … Zij bereiken samen een consensus en gieten het daarna in een besluit. Maar mijn model gaat niet om de privatisering van ruimtelijke ordening. Het algemeen belang blijft primeren. Daarom zijn er duidelijke juridische contouren nodig. Dat zijn de marges waarin de omgevingsbemiddelaar kan opereren.”

Hoe past jouw overlegmodel in ons democratisch systeem?

“De werkwijze met een omgevingsbemiddelaar past eigenlijk heel goed bij onze democratie. In het omgevingsrecht staan vooral procedures en instrumenten, maar geen ruimtelijke doelstellingen op lange termijn. Die doelstellingen staan in beleidsplannen. Maar daar knelt het schoentje voor mij. Voor een jurist zijn die beleidsplannen niets meer dan pseudowetgeving. Beleidsmakers kunnen bij wijze van spreken jaarlijks nieuwe beleidsplannen schrijven. Ze dragen niks bij aan de rechtszekerheid van burgers of het investeringsperspectief van ondernemers.”

“Daarom stel ik een andere manier van werken voor, waarbij de omgevingsbemiddelaar samen met alle partijen de doelstellingen vastlegt, binnen wetskrachtige doelstellingen op hoofdlijnen. Daarvoor moet de decreetgever eerst enkele belangrijke vragen beantwoorden. Binnen dat decretale kader kan de omgevingsbemiddelaar dan de doelstellingen concreet maken en operationaliseren, samen met alle betrokken partijen. Die manier van werken vraagt heel wat omdenken en nieuw wetgevend werk. Maar ik ben ervan overtuigd dat het noodzakelijk is om de ruimtelijke transitie te doen slagen.”

Omgevingsmanagement is in de wetenschappelijke wereld nog een blanco blad. Waarop baseer je de opleiding?

“Ik ben in de wetenschappelijke literatuur op zoek gegaan naar oplossingen. Ik kwam uit bij Anglo-Amerikaans onderzoek over ruimtelijke reorganisatie in Nieuw-Zeeland en Canada. Daarin staat een volledig nieuw model voor de ruimtelijke transitie. In dat model ligt de focus op de kwaliteit van governance, veel meer dan op de regelgeving.”

In Nieuw­-Zeeland en Canada is er veel meer ruimte dan in Vlaanderen of Nederland. Hoe kunnen we hier ruimte en milieu met elkaar verzoenen?

“Je kan de situatie bij ons inderdaad niet vergelijken met bijvoorbeeld Canada. Maar het gaat mij vooral om de juridische experimenten van die landen. Daar kunnen we veel uit leren. Onze overheden leggen allerlei stedenbouwkundige voorschriften op, op bestuurlijk niveau, zonder dat de voorschriften inhoudelijk gebaseerd zijn op wetskrachtige kaders. Dat maakt ruimtelijke besluitvorming heel kwetsbaar. De regelgeving legt wel verplichte participatiemomenten op, maar dat betekent niet dat burgers zich gehoord voelen. Dat lukt nu eenmaal niet met een lawine aan eenzijdige voorschriften van de overheid.”

Dat klinkt beloftevol, maar in de praktijk blijkt het steeds moeilijker om ruimtelijke projecten te realiseren. Hoe komt dat dan?

“Elke ruimtelijke beslissing lijkt wel een juridische schietschijf. Niet omdat het slechte projecten zijn of omdat de doelstelling niet doordacht is. Er zijn gewoon zoveel tegengestelde belangen en de ruimtelijke ordening is heel slecht georganiseerd. Bovendien ontbreekt er vaak diepgaand ecologisch onderzoek. Ik begrijp helemaal dat een burger die naar de rechter stapt omdat zijn uitzicht wordt verpest, gelijk krijgt. Het is te eenvoudig om de juridische achilleshiel van een project te vinden. Daar moet je geen groot advocaat voor zijn.”

Elk overlegmodel zal lijden onder de mogelijkheid om in beroep te gaan. Ook bij een consensus zullen er mensen zijn die ontevreden blijven.

“In een democratie is er uiteraard ruimte om het niet eens te zijn. Het is ook fundamenteel dat dat mogelijk blijft. Maar met een betere juridische basis wordt het als enkeling veel moeilijker om een beslissing die in het algemeen belang wordt genomen, in je eentje onderuit te halen. In het overlegmodel dat ik bepleit, wordt bovendien sterker ingezet op betrokkenheid in een vroeg stadium, niet wanneer alles al is beklonken. Op die manier geef je elke burger wel rechtszekerheid en vooral inspraak en inzicht in de veranderingen. Dat is nu niet altijd het geval.”

“Bovendien kan je door te overleggen weerstand wegwerken door over de randvoorwaarden goed door te praten. Opties zoals een extra tramhalte, meer groen of een leuk speelplein kunnen mensen overtuigen om bijvoorbeeld in te leveren op hun uitzicht.”

Portret van Sigrid De Bois, Hoofddocent aan Universiteit Antwerpen
Fotografie: Connect
Het is te eenvoudig om de juridische achilleshiel van een project te vinden. Daar moet je geen groot advocaat voor zijn.

Welke ambities heb je met deze opleiding? Wordt het een volwaardige afstudeerrichting? Of blijf je je richten op ervaren professionals?

“Voorlopig blijft het een korte opleiding voor profielen met ervaring. Mensen die complexe uitdagingen aankunnen, zowel uit de bestuurlijke context als uit een bedrijfsomgeving. De verhouding is ongeveer 50/50: de helft is actief bij de overheid, de andere helft werkt voor projectontwikkelaars, studiebureaus, bouwondernemers of architecten. Ik vind dat een hoopvol signaal. Het betekent dat zowel overheden als ondernemers open staan voor het overlegmodel dat ik heb ontwikkeld. En dat ze allemaal beseffen dat de zaken anders moeten worden aangepakt. Ik ben ervan overtuigd dat er op termijn steeds meer vraag zal zijn naar professionele omgevingsbemiddelaars. Denk maar aan geweigerde vergunningen, woningnood, natuurrampen ... In de toekomst kan de opleiding zeker uitgroeien tot een volwaardige afstudeerrichting. Maar laten we vooral stap voor stap gaan.”

Om een nieuw overlegmodel uit te rollen heb je de politiek nodig. Hoe benader je die?

“Ik werk op drie sporen om iedereen mee te krijgen in ons verhaal. Ten eerste is er wetenschappelijk onderzoek. Een deel daarvan is ook gefinancierd door bedrijven. Ten tweede zetten we onze alumni in als ambassadeurs in het werkveld. En ten derde proberen we politici die bezig zijn met ruimte aan te spreken en te sensibiliseren. Zo dragen we het concept uit.”

Blijft je zo niet te veel hangen op het academische niveau?

“Dat klopt wel ergens. Het blijft een opleiding aan een universiteit, geen commercieel product. Het concept is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en ook de betrokken docenten zijn wetenschappelijk actief. Toch merk ik ook veel belangstelling van burgerbewegingen, ondernemers en besturen. Het sijpelt langzaam door. De opleiding komt ook meer en meer in de kijker. Maar het is een werk van lange adem. Ik zou honderd wetenschappelijke artikels kunnen schrijven, maar je moet ook een breder verhaal brengen om mensen te overtuigen. Dit interview is al een goede stap.”

Zou je zelf een goede omgevingsbemiddelaar zijn?

(lacht) “Ik ben al een aantal keren gevraagd, maar ik verwijs liever door naar onze alumni. Ik sta hen graag bij met raad en daad, zonder zelf de handschoen op te nemen. Dat lijkt me meer iets voor na mijn pensioen.”

Je bent raadgever geweest van een Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken. Heb je iets in beweging kunnen brengen?

“Ik behandelde voor minister Lydia Peeters enkele juridische dossiers, ik was niet met politiek bezig. Ik heb toen gemerkt dat de administratie veel kennis in huis heeft, maar dat de politiek de richting bepaalt. Ik wil niet zeggen dat het allemaal de schuld van de politiek is. Dat zou wel erg plat zijn. Maar politici willen opnieuw verkozen worden. En die ambitie is moeilijk te verzoenen met processen op de lange termijn, zoals de ruimtelijke transitie. Daarmee maak je je niet altijd populair bij burgers en ondernemers. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we een generatiepact nodig hebben om onze ruimtelijke problemen op te lossen. Een overeenkomst die regeerperiodes overstijgt en waar een brede groep medestanders aan werkt.”

Nog een uitsmijter. Welke wijze les wil je delen met onze lezers?

“We moeten lotsverbonden keuzes maken. Nu maken we vaak egocentrische keuzes, ingegeven door persoonlijk comfort en gewoonte. Maar de ecologische schade en ruimtelijke uitdagingen raken ons allemaal. Door onze intelligentie, expertise en goede wil te bundelen, kunnen we die uitdaging aan en betere plekken maken om te leven. Daar ben ik heilig van overtuigd. En ik blijf ervoor ijveren.”

____

Meer weten over de opleiding? uantwerpen.be/nl/studeren/aanbod/alle-opleidingen/omgevingsbemiddelaar/

This article is from: