tilburgs hogeschoolblad
ina :6e2277)
jaargang 12 nr. 5 18 oktober 1974
•oefschrift ,,D e heek In de Nedj ng; een explo i in de jaren i%
in dit nummer: Meerjarencijfers: Rechtvaardig verdelen en heersen (p. 3) Stellingen van prof. dr. R. Bannink over het onderwijs (p. 5) KommissieWiegersma verdwijnt mogelijk (p. 6) Universiteit Limburg ligt niet lekker bij de Akademische Raad (p. 9) Dr. Terwindt over introverte bibliotheekwereld (p. 11)
school, C6, lerskursus Politi. Dbjekt en metht )nomie" door dt uur h e m a : „Investe ;, 20.15 u u r [go Claus in eet itz door Zuidelin n e t onder ande^ Hugo Metsers rOBER 17.00 u u r . ;. 20. IS u u r Danstheater let, 21.30 uur De Koerden in d i a ' s en diskus r, 00.15 uur ar ,,The Los Singers". Een spirituals en bL
lingen « S C H MUSEUM en". W a t doett it voor u? 1 MUSEUM 5: r, vroeger en ni
Klein: Meerjarencijfers ral(en bestaansmogelijicheden Tilburg niet In zijn Haagse werkkamer voerde dr. G.
EXTIELMUSEB het THB met staatssekretaris vember 1974 andjes". Postzeg Klein het volgende gesprek: ren, toegelicht t
Meerjarencijfers fEI" tober ren".
Wot IS de bedoeling van de onlangs gepubliceerde meerjarencijfers? Zijn het dishutabele richtlijnen of harde NSTSTICHTINC beleidsvoornemens?
Ik geloof, dat het erg goed is als men de bedoeling van de richtcijfers goed kent. Het wetenschappelijk on derwijs is de laatste decennia explo sief gegroeid. En we moeten natuur a n d e artoteel lijk toch met elkaar vaststellen dat Bierbrouwerij rs/Skol te Bredt de kwantitatieve begeleiding daar kreten d a t zij gee. van ernstig is achtergebleven. Nu ziet om de B t e kontinuerec zijn we met de instellingen samen einde van de bezig om te komen tot een zoge >'s van de Unive' rdam, de Rijks naamd planningssysteem, om het be lingen, de Rijks leid meer op kwantitatieve gegevens c h t en de Katht te kunnen baseren. D e bedoeling van TUburg. log steeds zestie de meerjarencijfers is niet anders dan t ingeleverd na 'e betrokken len een aanzet te geven tot zo'n kwanti L verzocht de tatieve beleidsonderbouw. D aar kan, spoedig mogelijl h e t Inzageburo dacht ik, toch niemand bezwaar tegen hebben! We hebben natuurlijk meteen gezegd, dat wij als departe ment nu geen uitspraak doen of de meerjarencijfers zelf per instelling goed of slecht zijn. Bijvoorbeeld of het juist is dat er een verschil is van een faktor tien stafstudenten bij rechtsgeleerdheid en bij technische natuurkunde. en worden opgn >t 30 woorden ^ Ik begrijp u goed, wanneer ih zeg tummer f I.— f dat de meerjarencijfers dishutabel enties onder ra r zijn en onderwerp van gesprek zuU iuren len zijn in het planningsorgaan der :D EN GOED KC WOinstellingen? ties en rappor im. Bellen 041Si Precies. In het planningsorgaan gaan wij over deze cijfers nog uitgebreid HELPEN aan van die M' praten. 544 (katterugl' van ■ geval in omi U denkt dat het de konkreetheid fekno". Prijs n* het overleg bevordert nu er cijfers, n. Tel. (66)227; meerjarencijfers nog wel, op tafel it doktoraalstut liggen? 3kswerk in onti* illen verricliten Ja..., maar het is niet alleen aan hun studie, f" dragen van materiaal voor die dis len krijgen val iereizen naar f>kussie. Het is tegelijkertijd, gegeven 1? Schrijf voor die landelijke gemiddelden van de latie naar: V' sGravenhage stafstudenten ratio's bij verschillen de instellingen en studierichtingen, 5t beelden en
theek
onontkoombaar te konstateren dat instellingen als Rotterdam, Tilburg en D elft op basis van deze eerste grove benadering duidelijk boven de gemiddelde landelijke personeels sterkte zitten. Andere instellingen zitten d a a r ver onder, zoals Nijmegen en de Amsterdamse VU. W a t doen we nu gelet op de krapte aan middelen op het moment we hebben er bij de kabinetsafspraken slechts 1 % bij gekregen ? Van de genen die een personeelsterkte heb Staatssekretaris dr. G . Klein sprak met het THB over zijn plannen.
(vervolg op pagina 4)
Nijmegen: Arbeidsmarkt vraagt niet om nieuwe letterenfalculteit Rektor Nielen: Meerjarencijfers tonen noodzaak wél aan weggelegd op het gebied van de toe gepaste taalkunde, met name ten aanzien van die takken die zich bezig houden met moedertaalonder wijs, funktioneel taalgebruik en taal achterstand als maatschappelijk pro bleem, en met het onderwijzen van moderne vreemde talen aan Neder landstalige kinderen. Voorts zou men kunnen denken a a n de gespe cialiseerde opleiding van Anglisten, Germanisten enz. die hun toekom stige werkkring niet in het onderwijs zoeken, m a a r als deskundigen op het gebied van een bepaalde taal werk zaam willen zijn in verschillende or ganisaties van de Europese Gemeen schap, bij film, radio, televisie, kran ten enz. Een dergelijke opleiding be staat thans nog niet, m a a r de maat schappelijke behoefte aan mensen met daarop gerichte wetenschap pelijke kwalifikaties doet zich hoe langer hoe meer voelen". W a t betreft het vak geschiedenis
Uit het oogpunt van behoefte aan afgestudeerden op de arbeidsmarkt is een nieuwe letterenfakulteit mo menteel een overbodige zaak. Wan neer men de toeloop van onderwijs vragenden voor een letterenstudie beschouwt, is het moeilijk over de stichting van een zevende letteren fakulteit een goed oordeel te vor men, omdat een globale visie op de toekomstige taakstelling en struk t u u r van het tertiair onderwijs ont breekt. D eze konklusies staan in een nota van de Katholieke Universiteit in Nijmegen waarin het Tilburgse Letterenrapport wordt bekommenta riëerd. Een nieuwe fakulteit die zich op minder traditionele opleidingen zou richten, zou volgens het kommen t a a r wél een taak in het onderwijs kunnen vervullen: „Voor een nieuwe letterenfakulteit lijkt in het bijzonder een taak te zijn 1
wordt gesuggereerd dat het, gezien de a a r d van de Katholieke Hoge school, een aantrekkelijke formule zou zijn een doktoraalstudie ge schiedenis te ontwerpen die als hoofdvakken slechts Sociale en Eko nomische Geschiedenis en Nieuwe Geschiedenis kent, in een program matische integratie vooral met de in Tilburg reeds aanwezige vakken uit de menswetenschappen. Opvallend is, dat het Nijmeegse kommentaar voorzien is van vrij gedetailleerd cijfermateriaal, dat de konklusie over het te verwachten overschot aan afgestudeerden in de letteren onderbouwt. In het Tilburg se rapport stelde men indertijd der gelijke cijfers niet te kunnen leveren. De nota liet dan ook het aanbod van onderwij svragenden prevaleren als argument. Nu Nijmegen de cijfers wel op tafel legt, wordt de diskussie (vervolg op pagina 2) verschijnt tweewekelQks t h b S 18 oktober 1974