Voorbeeldpagina's Formule 1 BVL

Klaar? START!

Welkom op het BVL-circuit van wiskunde!

Je zult gedurende 35 weken drie uur per zeven dagen op het circuit oefenen.

Het belooft een spannende, leerrijke en leuke race te worden.

De batterijen zijn opgeladen, de potloden gescherpt, de bandenspanning is gecontroleerd.

Start alvast je motor, we gaan vertrekken!

cht

o N-b

E

EK

R OFD HO

Ken je truc s om sneller de hoofdreke nbocht te nemen?

duct het pro Wat is ? en 1,45 van 16 CIJ

FER

-bo

cht

-race

START BVL

cht

BREUKEN-bo

t

i ircu c t e 2 van h ft. hel t 5 e g d e Jij l vriend ? kop je p , f o a t rijd Wie

Hoeveel km heb je na tien ritten v an 2,3 km o p het circuit a fgelegd?

EK

ND R

E MET

t

boch

NENE

Planner Aan de slag

1 Hoofdrekenen 2 Cijferen 3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten 4 Breuken

13 16 18 21

Ben ik mee?

23

Op mijn maat

1 Hoofdrekenen 2 Cijferen 3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten 4 Breuken

25 28 32 38

Even samenvatten

42

Test op mezelf

43

Gamezone

45

In dit hoofdstuk herhalen we wat leerstof van vorig schooljaar.

10

Oef 20 Oef 21

7-8

Oef 43

Oef 39 Oef 40

Oef 35 Oef 36 Oef 34

Oef 33 Oef 38

Oef 37

Totaal

TOM4

/40

/8

/12

/6

/14

Datum:

Leraar:

/

Klaar? START!

/

/

TOM3

TOM2

TOM1

Schooljaar 20 - 20 Trimester

Totaal

Oef 42

Oef 41

/

/

/

Resultaat

Test op mezelf

Naam:

Totaal /40

/8

Oef 31 Oef 32 Oef 30

Oef 29

5-6

BIM4

Oef 27

Oef 26

0-4

21

Oef 23

Oef 22

4 Breuken

9-12

Oef 19

Oef 18

7-8

Oef 9

Oef 8

Oef 5

9-12

Oef 28

/12

Oef 15

Oef 14

Oef 16 Oef 17

Oef 11

Oef 10

Oef 12 Oef 13

5-6

Oef 7

Oef 4

Oef 2

0-4

6-8

Oef 24 Oef 25

BIM3

/6

Oef 6

Oef 3

Oef 1

0-5

6-8

18

3 Lengte-, massa- en inhouds­

BIM2

/14

Op mijn maat

0-5

16

2 Cijferen

BIM1

Ben ik mee?

maten

13

pagina

Nr.:

1 Hoofdrekenen

Aan de slag

Evaluatie / Scoreblad Klas: / 20

/

11

Thuis

TOTAAL

Huiswerk

/

/

/

/

/

/

Diddit

/

/

/

/

/

/

Algemene indruk van de les Deze lessen waren zeer leerrijk en aangenaam om te volgen.

Deze lessen waren voor mij moeilijk. Ik had moeite om te volgen.

Deze lessen konden mij niet boeien. Het was saai en vervelend.

Deze lessen waren voor mij te moeilijk. Ik kon niet volgen.

Deze lessen waren niet echt uitdagend. Het was te makkelijk.

Ik denk even na over mijn prestaties.

Wat kon ik zeer goed?

Waar had ik moeite mee?

Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op

Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden.

Aandachtspunt

Evaluatie leerling

Evaluatie leraar

Heb ik net gewerkt?

0

1

2

3

0

1

2

3

Heb ik goed doorgewerkt?

0

1

2

3

0

1

2

3

Was ik telkens in orde?

0

1

2

3

0

1

2

3

Heb ik telkens een schatting gemaakt bij het cijferen?

0

1

2

3

0

1

2

3

Heb ik telkens een antwoordzin geformuleerd?

0

1

2

3

0

1

2

3

TOTAAL

15

Commentaar van de leraar

Handtekening leerling

12

Handtekening leraar

Handtekening ouders

Aan de slag 1 Hoofdrekenen unt en je k e j j i b tijd het? t het al Je heb kenen! Wat is re ermee

1.1 Benamingen

1 2

d je hoof

Klaar? START!

3

4

5 6

7 8 9 10

11

12

13

14

15

16

1 Het getal dat wordt vermenigvuldigd.

2 Het getal dat wordt gedeeld.

3 De naam voor de bewerking 45 + 67.

4 De naam voor de bewerking 45 : 9.

5 Het resultaat van een deling.

6 Het resultaat van een vermenigvuldiging.

7 De getallen die je optelt of aftrekt.

8 Het resultaat van een aftrekking.

9 De naam voor de bewerking 67 - 15.

10 De getallen die je vermenigvuldigt.

11 Het getal waarmee een ander getal wordt verminderd.

12 De naam van het getal waardoor je deelt.

13 Het resultaat van een optelling.

14 Het getal waarvan een ander getal wordt afgetrokken.

15 De naam voor de bewerking 12 x 9.

16 Het getal waarmee vermenigvuldigd wordt.

13

1.2 Optellen en aftrekken Bij het begin van het schooljaar heb je heel wat nieuwe spullen nodig.

rugzak € 56

cursussen € 143

schrijfgerief € 34

Wat kost het materiaal je bij het begin van het schooljaar?

Hoeveel houden je ouders over van de 310 euro die ze daarvoor hebben voorzien?

1.3 Vermenigvuldigen en delen

warme maaltijd €5

yoghurt €2

fruit €1

Elke middag eet je een warme maaltijd op school.

Hoeveel geld moet je per week voorzien om een warme maaltijd te kunnen eten?

Elke schooldag eet je een warme maaltijd, drink je een yoghurt en eet je een stuk fruit.

September telt 22 schooldagen.

Hoeveel geld heb je die maand uitgegeven?

Hoeveel warme maaltijden kun je eten met 80 euro?

Hoeveel dagen per week kun je een yoghurt en een stuk fruit kopen met 10 euro?

14

Om vlugger uit het hoofd te rekenen, bestaan er heel wat handige trucjes.

Hieronder is een aantal oefeningen op drie verschillende manieren opgelost.

Duid de juiste tussenstap(pen) aan.

Noteer ook het resultaat.

128 + 54

b

100 + (20 + 50) + (8 + 4)

(128 + 50) + 4 (128 + 2) + 56

=

d

125 - 38 125 - 30 + 8 125 - 40 + 2 (120 - 30) - 8 - 5

45 + (38 + 17) (40 + 30 + 10) + (5 + 8 + 7)

e

63 x 5 (60 x 5) + (3 x 5) (60 : 10) x 2 (60 x 10 ) : 2

h

87 x 2 (80 x 2) + (7 x 2) (90 x 2) + (3 x 2) (90 x 2) – (3 x 2)

234 : 2

k

(200 : 2) + (30 : 4) + (4 : 2)

(240 : 2) + (6 : 2) (240 : 2) – (6 : 2)

=

460 : 4 460 : 2 : 2 (400 : 4) + (60 : 4) (400 : 4) + (20 : 4)

23 x 9

(20 x 9) + (3 x 9) (23 x 10) - 23 (23 x 10) + (1 x 23)

n

=

(247 - 20) - 8 (240 - 20) + (8 - 7) 247 - 30 + 2

f

95 x 4 (95 x 2) x 2 (100 x 4) – (4 x 4) (90 x 4) + (5 x 4)

i

66 x 50 66 : 100 x 2 66 x 100 : 2 (60 x 50) + (6 x 50)

=

75 x 11 (70 x 10 ) + (5 x 1) (75 x 10) + (75 x 1) (70 x 11) + (5 x 11)

=

m

247 - 28

=

=

j

c

=

=

=

=

(45 + 30 + 7) + 17

=

=

g

45 + 38 + 17

Klaar? START!

a

l

360 : 5 (300 : 5) + (60 : 5) (360 x 10) : 5 (360 : 10) x 2

=

450 : 25 (450 : 5) : 5 (400 : 25) + (50 : 25) (450 : 100) x 4

o

3 200 : 50 (3 200 : 100) x 2 (3 000 : 50) + (200 : 50) 3 200 x 10 : 5

= 15

2 Cijferen Miet heeft maandenlang gespaard om een nieuwe tuinset te kunnen kopen.

Ze heeft 2 500 euro gespaard.

STOELKUSSEN €9

TUINTAFEL € 1 278

TUINSTOEL € 108,95 TERRASVERWARMER € 284,95

BLOEMBAK € 78,15

16

Hoeveel kosten de bloembak en de terrasverwarmer samen?

Rond de tuintafel kun je zes stoelen plaatsen.

Hoeveel betaalt Miet voor zes stoelen?

Schatten:

Schatten:

Cijferen:

Cijferen:

Antwoordzin:

Antwoordzin:

Hoeveel moet Miet betalen voor de tafel met zes stoelen, de bloembak en de terrasverwarmer samen?

Hoeveel houdt Miet van haar 2 500 euro over?

Schatten:

Schatten:

Cijferen:

Cijferen:

Antwoordzin:

Antwoordzin:

Hoeveel stoelkussens kan Miet kopen met het bedrag dat ze overhoudt?

Schatten: Cijferen:

Klaar? START!

1 schatten 2 cijferen 3 controleren

Antwoordzin: Schat, cijfer en controleer.

124,07 + 97,8

596,1 – 28,45

6 157 x 28

Schatten:

Schatten:

Schatten:

308 x 215

1 248 : 6

30,2 : 4

Schatten:

Schatten:

Schatten:

17

3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten 3.1 Grootheden en eenheden Welke meettoestellen meten dezelfde grootheid?

Kleur het bolletje met eenzelfde kleur.

Vul de gepaste eenheden bij de gevraagde grootheden in.

Welke inhoudsmaten kun je meten met bovenstaande meettoestellen?

Welke massamaten kun je meten met bovenstaande meettoestellen?

Welke lengtematen kun je meten met bovenstaande meettoestellen?

18

3.2 Referentiematen Duid aan of het om lengte, massa of inhoud gaat.

Noteer telkens de best passende eenheid.

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

De breedte van een deur

De inhoud van een koffiekop

Een kleine auto weegt

is ongeveer 1

is ongeveer 1

ongeveer 1

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

De breedte van een hand

Het gewicht van een pil

Een brik melk

is ongeveer 1

is ongeveer 1

is ongeveer 1

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

inhoud

Een pak suiker

In een inktbusje

De breedte van een duim

weegt ongeveer 1

kan ongeveer 1 inkt.

is ongeveer 1

lengte

massa

inhoud

Een paperclip weegt ongeveer 1

lengte

massa

inhoud

lengte

massa

Klaar? START!

lengte

inhoud

De breedte van een munt­stuk

De inhoud van een koffie­lepel

is ongeveer 1

is ongeveer 1

19

3.3 Herleiden Vul de gelijkheden aan.

1 km

=

m

1m

=

km

1m

=

dm

1 mm

=

m

1m

=

cm

1 cm

=

m

1m

=

mm

1 dm

=

m

1l

=

dl

1 dl

=

l

1l

=

cl

1 cl

=

l

1l

=

ml

1 ml

=

l

1 ton

=

kg

1 mg

=

g

1 kg

=

g

1g

=

kg

1g

=

mg

1 kg

=

ton

In de tabel zet je geen komma.

Herleid tot de gevraagde eenheid. inhoud massa

ton

100 kg

10 kg

lengte

100 l

10 l

l

dl

cl

ml

kg

100 g

10 g

g

dg

cg

mg

km

100 m

10 m

m

dm

cm

mm

2,5 m

cm

500 m

km

25 cl

l

375 ml

cl

25,4 kg

g

dg

65,8 g

In deze kolom moet je soms meerdere cijfers noteren.

20

4 Breuken 4.1 Een breuk nemen van een getal De kippen Tokkie en Takkie hebben elk een aantal eieren gelegd.

Na 21 dagen broeden kwamen de eerste kuikens uit de eieren.

Tokkie zat op 15 eieren, waarvan er 10 zijn uitgebroed.

Takkie zat op 12 eieren, waarvan er uiteindelijk 9 zijn uitgebroed.

TAKKIE

Klaar? START!

TOKKIE

Kleur 2 van de kuikens van Tokkie geel.

5

Kleur 1 van de kuikens van Takkie groen.

3

Verdeel de kuikens in evenveel groepjes als de noemer. Kleur het aantal delen van de teller.

Je zegt: 2 van 10 is 5

Je zegt: 1 van 9 is 3

Bereken.

1 van 32 is 3 van 48 is 4 van 63 is 4 4 7

4.2 Breuken vereenvoudigen Schrijf het aantal eieren dat de kippen hebben uitgebroed als een breuk.

Schrijf die breuk zo eenvoudig mogelijk.

Tokkie

= Takkie =

De teller deonvereenvoudigbare noemer van een breukbreuk. door eenzelfde getal delen, noem je vereenvoudigen.

Schrijf alsen een 6= 8

16 = 20

14 = 35

14 = 100

21

4.3 Breuken gelijknamig maken Tokkie heeft uiteindelijk 2 van de eitjes uitgebroed en Takkie 3 .

3

4

Welke kip was het productiefst?

Om dat goed te kunnen vergelijken zet je de breuken op dezelfde noemer.

Tokkie

12

Takkie 2 3

3 4

12

Breuken op eenzelfde noemer zetten noem je gelijknamig maken.

Maak de breuken gelijknamig. Vul daarna in met >, < of =.

= 5 2 = 7 3

= 4 5 = 5 6

4.4 Breuken optellen en aftrekken Gelijknamige breuken 2 + 5 = 7 12 12 12

7 – 2 = 5 12 12 12

Bij optellen of aftrekken van gelijknamige breuken verandert de noemer niet.

Bereken.

5 + 2 = 8 8

7 – 4 = 9 9

7 + 13 = 18 18

26 – 10 = 36 36

Ongelijknamige breuken 1+2= 5 + 4 = 9 2 5 10 10 10

5 – 3 = 20 – 18 = 1 3 4 24 24 12

Vereenvoudig indien mogelijk.

Bij optellen of aftrekken van ongelijknamige breuken maak je eerst de breuken gelijknamig.

Bereken.

22

4 + 1 = 5 3

1 – 2 = 2 9

13 + 7 = 25 10

7 – 2 = 12 5

Ben ik mee?

Nr.:

Naam:

Klas:

Schooljaar 20 - 20 Trimester Leraar:

Datum:

/

/ 20

/ 40

1 Hoofdrekenen

BIM1.2

Bereken uit het hoofd.

125 + 365

=

37 + 125 + 43

=

35 x 7

=

420 : 5

=

124 : 4

=

75 - 48

=

450 – 99

=

35 : 2

=

745 x 2

=

67 x 3

=

14,5 x 100

=

547,1 : 100

=

Klaar? START!

BIM1.1

12

Ilse vierde in 2016 haar dertiende verjaardag.

Haar broer Mathias is vier jaar jonger.

In welk jaar is Mathias geboren?

Antwoordzin:

2

2 Cijferen BIM2.1

Schat, cijfer en controleer.

737,15 + 82,4

10 206 – 4 516,7

Schatten:

Schatten:

3

23

BIM2.2

Schat, cijfer en controleer.

784,1 x 6,3

357,14 : 7

Schatten:

Schatten:

3

3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten BIM3.1

Vul de juiste maateenheid in.

• De hoogte van een deur is ongeveer 200 • De inhoud van een ligbad is ongeveer 1 500 • Een stuk zeep weegt ongeveer 20

BIM3.2

3

Herleid tot de gevraagde eenheid.

450 cm = m

0,5 l

= cl

75 g

= kg

2,5 km

= m

3l

= ml

1,5 ton

= kg

0,5 dm

= mm

250 ml = l

34,2 dg = g 9

4 Breuken BIM4.1

Los op.

1 van 35 is 5

BIM4.2

BIM4.3

BIM4.4

2

Schrijf als een onvereenvoudigbare breuk.

12 = 24 =

30 48

Maak gelijknamig. Vul daarna >, < of = in.

= 2 3 =

3 5

2

= 4 7

5= 8

2

Bereken. Vereenvoudig als het kan.

4 – 1 = 5 2

24

5 van 49 is 7

2 + 3 = 9 4

2

Op mijn maat 1 Hoofdrekenen

Kleur het deeltal geel.

Onderstreep het product met blauw.

30

:

6

=

5

Kleur de termen rood.

Kleur het vermenigvuldigtal groen.

33

-

8

=

25

Omcirkel het aftrektal met potlood.

Kleur de deler oranje.

45

+

6

=

51

Omcirkel de optelling met zwart.

Markeer het verschil met blauw.

14

x

3

=

42

Klaar? START!

1 Voer de opdrachten uit.

2 Vul aan met de juiste benaming.

In 45 : 9 = 5 noem je 45

In 18 + 9 = noem je 27

In 4 x 9 = 36 noem je 4 en 9 In 38 - 7 = 3 1 noem je 7

en noem je 31

3 Bereken uit het hoofd. Noteer indien nodig een tussenstap.

32 + 7

=

98 + 34

=

45 - 8

=

155 - 83

=

23 + 15

=

215 + 46

=

98 - 22

=

188 - 95

=

34 + 47

=

174 + 223

=

86 - 36

=

345 - 104

=

77 + 23

=

129 + 347

=

81 - 16

=

478 - 239

=

92 + 49

=

129 + 347

=

93 - 37

=

437 - 139

=

25

4 Vul de rekenpiramides aan. Ieder hokje is de som van de twee hokjes eronder.

704 360 175 88 41 10

9 3

8

12

6

4

44 26

7

8

11

12

5 Bereken uit het hoofd. Noteer indien nodig een tussenstap. € 3,40 + € 2

=

€ 14,80 – € 3

=

€ 7,50 + € 2,10

=

€ 34,60 – € 6,20

=

€ 6,30 + € 5,80

=

€ 9,50 – € 2,70

=

€ 12,70 + € 6,50 =

€ 15,20 – € 4,90

=

=

€ 22,20 – € 5,12

=

€ 3,25 + € 5,30

6 Bereken uit het hoofd. Noteer indien nodig een tussenstap.

26

8x7

=

32 x 50

=

45 : 5

=

48 : 4

=

13 x 5

=

23 x 8

=

84 : 7

=

125 : 5

=

34 x 10

=

1,74 x 10

=

86 : 10

=

345 : 10

=

19 x 4

=

0,2 x 100

=

76 : 2

=

778 : 100

=

12 x 25

=

32,3 x 1 000

=

102 : 3

=

25,6 : 1 000

=

7 Vul het rekenrooster aan. x

2

3

4

5

1

28 8 30

5

40 27 Klaar? START!

1 6 7

63

2

8

8 Bereken uit het hoofd. Noteer indien nodig een tussenstap. € 1,20 x 2

=

€ 24,30 : 3

=

€ 2,50 x 4

=

€ 30,60 : 6

=

€ 7,50 x 5

=

€ 10,50 : 2

=

€ 10,20 x 6

=

€ 5,20 : 4

=

€ 1,25 x 5

=

€ 12,20 : 5

=

9 Elke smiley stelt een verschillend cijfer voor. Welk cijfer hoort bij welke smiley?

Tip: het cijfer 8 heb je niet nodig.

: –

= x

+ =

+ =

=

=

=

=

=

=

=

=

=3

=

=

27

2 Cijferen 10 Schat, cijfer en controleer.

457 + 81

1 258 + 362

702,45 + 89,1

Schatten:

Schatten:

Schatten:

11 Schat, cijfer en controleer.

1 875 - 342

51 478 â&#x20AC;&#x201C; 23 085

98 000 â&#x20AC;&#x201C; 35 735

Schatten:

Schatten:

Schatten:

12 Schat, cijfer en controleer.

157 x 8

1 346 x 36

207,45 x 3,2

Schatten:

Schatten:

Schatten:

13 Schat, cijfer en controleer.

28

856 : 4

952 : 8

435 : 5

Schatten:

Schatten:

Schatten:

14 Schat, cijfer en controleer.

687 + 301

3 796 + 2 628

65,45 + 109,1

Schatten:

Schatten:

Schatten:

9 045 - 866

18 258 â&#x20AC;&#x201C; 8 155

8 000 â&#x20AC;&#x201C; 5 098

Schatten:

Schatten:

Schatten:

Klaar? START!

15 Schat, cijfer en controleer.

16 Schat, cijfer en controleer.

206 x 18

1 378 x 253

815,45 x 0,21

Schatten:

Schatten:

Schatten:

17 Schat, cijfer en controleer.

1 095 : 5

833 : 7

7,5 : 6

Schatten:

Schatten:

Schatten:

29

18 Bepaal telkens de ontbrekende cijfers bij deze optellingen.

.

+

3

.

8 7

2

.

3

5 6

5

+

.

5

9

.

.

.

6

2

1

+

19 Bepaal telkens de ontbrekende cijfers bij deze aftrekkingen.

-

.

.

.

.

3

1

8

5

4

1

1

1

-

2

7

5

1

.

.

.

3

7

7 -

.

3 .

30

.

6

4

2

2

4 .

9

.

3

.

2 9

.

7

8 5

Klaar? START!

20 Bepaal telkens de ontbrekende cijfers bij deze vermenigvuldigingen.

2

.

6

x 1

.

9

.

9

5

.

x

3 +

1

6

.

.

3 2

1

.

4

.

.

.

9

.

4

.

.

.

.

.

2

4

,

.

.

,

6

1

.

.

8

.

.

2

.

.

.

. , .

.

x

+ .

.

.

21 Bepaal telkens de ontbrekende cijfers bij deze delingen. .

.

.

.

- 3 6 .

. .

.

. .

.

.

.

- 6 0 .

- 2 7

.

.

.

.

.

.

.

. .

.

- 8 .

- 4 0

0 .

.

.

.

.

.

.

- 1 6 .

- 9

- 1 4 0

0

8

.

.

- 2 4 .

.

31

3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten 22 Kleur telkens het best passende hokje.

50 g

100 g

250 g

1l

5l

10 l

100 l

500 l

1 000 l

25 mm

5 cm

60 mm

10 cl

75 cl

2l

1 cl

10 cl

50 cl

10 cl

15 cl

75 cl

5g

20 g

100 g

50 m

250 m

100 m

80 l

180 l

250 l

25 m

32

100 m 0,5 km

250 kg 0,9 ton

2 ton

23 Herleid de volgende lengtematen.

5m

km

100 m

m

10 m

dm

cm

mm

= cm

0,25 km

= m

1,45 dm

= mm

4,506 m

= cm

75 mm

= cm

12,5 cm

= m

725 m

= km

Klaar? START!

lengte

24 Herleid de volgende massamaten. massa

ton

7g

= mg

2,5 kg

= g

0,5 g

= cg

0,5 ton

= kg

250 g

= kg

7 500 kg

= ton

= g

45,3 dg

kg

100 kg 10 kg

100 g

g

10 g

dg

cg

mg

25 Herleid de volgende inhoudsmaten. inhoud

l

dl

cl

ml

6,5 l

= cl

75 cl

= ml

15,75 dl

= cl

10 dl

= l

250 ml

= l

1 500 cl

= l

14,25 cl

= dl

33

26 Herleid tot de gevraagde eenheid. lengte massa

ton

100 kg 10 kg

inhoud

km

100 m 10 m

m

dm

cm

mm

kg

100 g

10 g

g

dg

cg

mg

100 l

10 l

l

dl

cl

ml

24 g

= mg

1,2 ton

= kg

75 cl

= ml

1,34 m

= mm

20,5 dm

= cm

4 320 g

= kg

50,5 dm

= m

1,5 l

= ml

250 ml

= l

6,5 cm

= m

86,4 cl

= l

0,2 kg

= cg

35,2 cm

= dm

0,35 l

= ml

25 000 kg

= ton

27 Hanne is erg creatief en handig. Alleen rekenen vindt ze wat moeilijk.

Ze heeft een groot stuk karton van 1 m breed en 3 m lang gevonden, en wil daaruit een aantal kartonnen kaartjes knippen van 15 op 20 cm.

Wat is het grootste aantal stukken dat ze uit het stuk karton kan knippen?

3m

1m Antwoordzin:

34

28 Beantwoord de volgende vragen over euromuntstukken.

grootte dikte gewicht

21,25 mm 1,67 mm 3,92 g

19,75 mm 1,93 mm 4,10 g

22,25 mm 2,14 mm

grootte dikte gewicht

24,25 mm 2,38 mm 7,80 g

23,25 mm 2,33 mm 7,5 g

25,75 mm 2,20 mm 8,50 g

Klaar? START!

5,74 g

a Hoe hoog is een toren met 5 stukken van 2 euro, 10 stukken van 1 euro en 15 stukken van 50 cent op elkaar?

b Wat is de waarde van 1 kilogram muntstukken van 2 euro?

c Hoeveel stukken van 5 cent moet je minstens naast elkaar leggen om 1 meter te hebben?

d In een blauwe zak zit ongeveer anderhalve kilogram muntstukken van 50Â cent.

In een groene zak zit ongeveer drie kilogram stukken van 20 cent.

Welke zak zou je het liefst willen? Waarom?

e Koen heeft vijf stukken van 1 euro, zeven stukken van 20 cent en vijf stukken van 10 cent.

Julie heeft vier stukken van 2 euro en acht stukken van 50 cent.

Wie kan de hoogste toren maken?

f Hoeveel muntstukken van 1 euro heb je minimum nodig om het tafelblad van deze tafel volledig te bedekken?

De muntstukken mogen niet overhangen en niet op elkaar liggen. Tip: bereken eerst hoeveel er in de breedte passen, daarna hoeveel er in de lengte passen.

60

cm

80 cm

35

29 Jasmijn geeft een verjaardagsfeest en nodigt 19 vriendinnen uit. Ze zet samen met vader twee tafels voor 4 personen (90 cm x 120 cm) en twee tafels voor 6 personen (90 cm x 220 cm) in de tuin. Ze wil de tafels wat opfleuren door er een papieren tafelkleed op te leggen. Moeder raadt haar aan om het papier aan alle kanten van de tafels 15 cm te laten overhangen.

Welke rol papier moet Jasmijn kopen?

€ 12,60

€ 8,40

1,15 m x 10 m

1,20 m x 5 m

€ 15,30 1,20 x 10 m

Antwoordzin: 30 Je verwacht voor een feest 15 personen.

Je voorziet voor elke aanwezige een drietal bekers frisdrank.

Met één fles van 2 liter kun je 8 bekers vullen.

Hoeveel flessen moet je kopen?

Antwoordzin: Hoeveel zul je moeten betalen?

€ 1,89/fles

Antwoordzin: 31 Het is de ‘Dag van de Klant’. Sintya van kapsalon ‘Sientje’ wil haar klanten een kleine attentie meegeven: een doosje met daarin een aantal pralines.

Het doosje is 15 cm lang, 6 cm breed en 2 cm hoog.

Ze verpakt elk doosje met een rood lint en een strik.

Voor de strik voorziet ze 6 cm.

Heeft ze met een rol van 10 m genoeg om twintig doosjes van een strik te voorzien?

Antwoordzin:

36

32 Vul de passende maateenheid in. Schrijf ze in de grijze hokjes.

Zoek de rest van het woord met behulp van de tip. a Een speldenknop is ongeveer 1 breed.

Een uitgestorven familielid van de olifant

b Je stapt makkelijk drie kilometer op één tijd.

Steen waar vonken vanaf springen als je erop slaat

Klaar? START!

c Naast de tent staat een jerrycan met 20 water.

Gereedschap dat altijd samen met een hamer gebruikt wordt om te hakken

d Duizend pakken suiker wegen samen één Sieraad in de vorm van een metalen staafje door een orgaan in de mond

e Een brief in een omslag mag hooguit 50 wegen.

Toverkunst f

We reden 950 tot onze camping.

Mes dat je kunt inklappen en in je zak bewaren

g Onze kampeerplek is ongeveer 4 x 5 groot.

Hierdoor word je vaak (figuurlijk) gebeten wanneer je plots iets heel leuk vindt

h Je haalt vijf glazen melk van 20 uit een verpakking van één liter.

Een groep bewonderaars

i

Een klein brikje bevat juist 2 fruitsap.

Toestel om de tijd te meten dat vaak wordt gebruikt bij gezelschapsspelen

j

Vier appels wegen ongeveer 1 .

Leidt het water van het dak naar de riool

37

4 Breuken 33 Los op.

1 van 30 is 5

3 van 56 is 7

7 van 300 is 10

2 van 15 is 3

5 van 80 is 8

13 van 200 is 10

34 Schrijf als een onvereenvoudigbare breuk.

4 = 10

12 = 20

27 = 45

35 = 40

35 Maak gelijknamig. Vul daarna >, < of = in.

= 1 1 = 4 5

= 2 5 = 3 8

= 5 1 = 9 2

36 Bereken. Vereenvoudig als dat kan.

2 + 3 = 9 9

1 + 2 = 2 3

8 – 5 = 12 12

2 – 1 = 3 6

2 + 6 = 10 10

4 – 2 = 5 3

5 – 3 = 7 7

9 + 1 = 10 3

3 + 1 = 4 4

12 – 4 = 15 5

37 Melanie heeft voor haar verjaardag 150 euro gekregen.

Ze zet daarvan 2 op haar spaarrekening.

5

Hoeveel euro heeft ze gespaard?

Antwoordzin:

38

38 Boer Birger heeft 64 kippen, waarvan 40 bruine.

De rest zijn witte kippen.

3 van de witte kippen leggen iedere dag een 4

ei.

Hoeveel witte kippen leggen dagelijks een ei?

Antwoordzin:

dagindeling van Dirar

Klaar? START!

39 Dirar werkt van 8.30 uur tot 12 uur en van 13 uur tot 17 uur.

Hoe ziet de dagindeling van Dirar er in minuten uit? aantal minuten

1/3 van de voormiddag post sorteren

3/5 van de voormiddag dossiers lezen

1/15 van de voormiddag koffiepauze

5/12 van de namiddag brieven beantwoorden

2/90 van de dag toiletpauze

1/4 en 2/3 van de namiddag e-mails lezen

3/8 van de namiddag rapporten lezen

40 Lily heeft pech: er zit een gat in haar broekzak en daardoor verloor ze 1 van haar muntstukken.

4

Ze houdt nog 3,60 euro over.

Hoeveel had ze eerst?

Antwoordzin:

41 Pippa kreeg voor een toets het cijfer 18. Ze had 3 van de vragen juist.

5 Op hoeveel punten stond de toets?

Antwoordzin:

39

42 Vul het kruiswoordraadsel in.

1

2

3

4

5

6 8

7

9

10

12 14

13 15

17

11

18

16 19

21

20 22

23 24 27

25 28

horizontaal

40

26

verticaal

1 3 6 8 10 12

Het verschil van 1 907 en 1 215 Het product van 532 en 160 Het aftrektal bij 710 - 592 = 118 De som van 1 044 en 5 304 36 minder dan het elfvoud van 50 Het dertienvoud van drie

1 2 3 4 5 7

13

9

14

De term die je bij 758 optelt om tienduizend te bekomen De helft van 4 326

16 17 18 20 21 22 23

169 is het product van 13 en …

840 euro verdelen onder 15 mensen 90 meer dan het viervoud van 200 De helft van het dubbele van 60 Het verschil van 2 500 en 1 345 De helft van 120 verminderd met acht 1TD + 3E + 7T + 2D + 5H

11 13 14 15 17 19 20

24 25 27

20 vermenigvuldigen met 421 31 cm minder dan zeven keer één meter Het vijfvoud van 81

22 23 24

28

Aantal centimeters in 1 kilometer

26

10

Het drievoud van 2 022 74 569 aftrekken van 100 000 13 van de honderd oefeningen verkeerd 1T + 2E + 5H Twee vijfde van 25 Het viervoud van het verschil tussen 35 882 en 27 309 14 minder dan 910 Het verschil van het tienvoud van 60 en het zevenvoud van elf Twee zevende van 49 De som van 210 en het dubbel van 350 Het quotiënt van 783 en 3 Het vermenigvuldigtal uit 38 x 79 Het dubbele van 25 647 De som van 39 503 en 55 697 3 ronden van 21 km verminderd met 640 meter Twee vijfde van een getal is 2 304 11 keer 11 Drie meer dan het verschil van 100 en 18 De factor die je vermenigvuldigt met 210 om 18 900 te krijgen

antwoord

letter

De noemer van de breuk nadat je 15 hebt 25 vereenvoudigd.

De helft van twee vijfde van twintig

Geef de kleinste noemer om de breuken 5 en 2 6 9 gelijknamig te maken.

antwoord

letter

antwoord

letter

? –1=1 21 6 2

2 + 1 = 11 3 ? 12

1+3= ?

3 5 15

9 =?

81 9

2=3 8 ?

? = 2 35 14

Klaar? START!

43 Het land waar Jari het liefst op vakantie gaat, vind je door onderstaande vragen te beantwoorden.

Het antwoord stemt overeen met de plaats van de letter in het alfabet.

Vorm met de verzamelde letters het lievelingsland van Jari.

Wat is het lievelingsland van Jari?

41

Even samenvatten Hoofdrekenen noem je 12 en 13 de termen.

25 de som. noem je 14 het aftrektal en 8 de aftrekker.

6 het verschil. noem je 9 en 5 de factoren.

45 het product. noem je 35 het deeltal en 7 de deler.

5 het quotiënt.

Bij de optelling 12 + 13 = 25

Bij de aftrekking 14 – 8 = 6

Bij de vermenigvuldiging 9 x 5 = 45

Bij de deling 35 : 7 = 5

Cijferen 1 2 4 + 8 3 3

1 4 , 5 9 , 8 4 , 3

9 5 0 – 7 4 2

15 11 10 5 , 2 0 8 , 5 4 6 , 6 6

1 5 , x 7 , 6 0 0 + 1 0 7 1 1 0 7, 7

3 0 1 0 .

1

4 2 . .

2

1 4 2, 1 0 2 – 1 4 7 1, 0 5 0 2 – 2 0 1 – 0 1 0 – 1 0 0

Lengte-, massa- en inhoudsmaten inhoud massa lengte

ton

100 kg

10 kg

kg km

100 l

10 l

100 g

10 g

100 m

10 m

l g m

dl dg dm

cl cg cm

ml mg mm

Breuken Een breuk nemen van een getal:

2 van 15 is 10.

5

Teller en noemer door eenzelfde getal delen noem je vereenvoudigen: 16 = 2 Breuken op eenzelfde noemer zetten noem je gelijknamig maken.

24

3

Bij optellen of aftrekken van ongelijknamige breuken maak je eerst de breuken gelijknamig.

1 + 2 = 5 + 6 = 11 3 5 15 15 15

Woordverklaring zuinigst = verbruikt het minst brandstof afbetalen = iets kopen, maar in stukjes (meestal per maand) betalen productiefst = het meest productief, levert het meeste op

42

Test op mezelf Nr.:

Naam:

Klas:

Schooljaar 20 - 20 Trimester Leraar:

Datum:

/

/ 20

/ 40

1 Hoofdrekenen Vul de juiste benaming in.

Klaar? START!

TOM1.1

Bij 7 x 4 = 28 noem je 7 en 4 Bij 35 : 7 = 5 noem je 7 TOM1.2

2

Bereken uit het hoofd.

325 + 817

=

145 + 367 + 65

=

42 x 8

=

3 200 : 20

=

220 : 5

=

185 - 52

=

380 – 99

=

110 - 32

=

127 x 4

=

47 x 5

=

204,5 x 1 000

=

841 : 1 000

= 12

2 Cijferen TOM2.1

Schat, cijfer en controleer.

12 487 + 8 065

87,25 - 56,7

Schatten:

Schatten:

3

43

TOM2.2

Schat, cijfer en controleer.

85 x 4,05

104,2 : 4

Schatten:

Schatten:

3

3 Lengte-, massa- en inhoudsmaten TOM3.1

Vul de juiste maateenheid in.

• De lengte van een olympisch zwembad is 5 000 • De inhoud van wijnglas is 15 • Een kilo lood weegt 1

TOM3.2

3

Herleid tot de gevraagde eenheid.

75 cm

= m

75 cl

= l

250 g

0,5 km

= m

2l

= ml

3,5 ton = kg

0,35 dm = mm

330 ml = dl

= kg

12,5 cg = g 9

4 Breuken TOM4.1

Los op.

1 van 120 is 5

TOM4.2

TOM4.3

TOM4.4

Schrijf als een onvereenvoudigbare breuk.

15 = 48 =

25 54

Maak gelijknamig. Vul daarna >, < of = in.

= 1 3 =

2 7

= 4 5 = 5 8

2

2

2

Bereken. Vereenvoudig als het kan.

1 + 2 = 3 5

44

2 van 36 is 3

7 – 1 = 9 4

2

Gamezone 1 Zoek hieronder zo veel mogelijk woorden die met wiskunde te maken hebben.

Je kunt zowel horizontaal, verticaal als diagonaal woorden vinden.

De woorden kunnen ook van achter naar voor gedrukt staan.

A F Z O I Q U G I D J I W N E V E E J X Z X A E

G C L G Q T V W Q M S S U G M U M O K I A T W T

E F V I H U E A K T K S Y M R V G H I Q P N S S

L K H K H X T L F R K D J M T O F L K P Z X Q D

I E V E G W G H L E U Y U R Z B E U Z I B O N R

J O I O W P X F C E G I W Y I I H N L H L G E E

K H N H P T O N I E R F M W U X N A N W X H L D

B T H P W E R Q L Q R P N T X B Y W E J N E L N

E H O R R X R A T F G D P O E R N I G D V R A O

N C U E K Q A C P L H Q O F D F V H I D D L T H

I E D H Z R S A E E T A J O P E I W D W U E E K

G R S C T E G Q Q N Z U Q U L I J G L P E I G Z

O L M S I X Z Q U O T I E N T Z O J U U D D A O

B P A M Z X O I L I H R U Y N W G B V R H E M D

N E T A M A S S A M N N J M A R G C G C E N M G

M H E E D I S Q V E R E E N V O U D I G E N O R

I J N A L Q K X K L E Y D L C N R X N Y K G K O

F F E L J L J K X Y C G E T E C O R E S T X D I

D I A M E T E R J Y I A E M J D Y J M B A V V J

N O E M E R P N N Y R H X Y S O V U R J O W O Z

D I E Z T V N M C R K B O I S B S A E U Z C N P

honderdsten

eenheden

loodrecht

evenwijdig

aftrekken

scherphoekig

parallellogram

vermenigvuldigen

nulhoek

trapezium

rest

gelijkbenig

rechthoek

quotiĂŤnt

vereenvoudigen

diagonaal

delen

teller

cirkel

herleiden

noemer

diameter

optellen

gelijknamig

straal

percent

inhoudsmaten

ruimtefiguren

kommagetallen

massamaten

J D C F N E D E H N E E B A F W K D V M T O F A

L M A R G O L L E L L A R A P L A A N O G A I D

Klaar? START!

F Z S U L C A P C Y J U G I M A N K J I L E G N

45

2 Zet de getallen op de juiste plaats in de piramide: de som van elke twee onderliggende stenen moet telkens gelijk zijn aan de steen erop.

3 Wie rijdt met welke auto?

Welke leeftijd heeft de bestuurder? Wat is zijn vakantiebestemming?

JURGEN

PORTUGAL

FRANKRIJK

46

KOEN

42 JAAR SPANJE

18 JAAR ITALIË

WIM

35 JAAR

61 JAAR

NADJA

bestuurder

leeftijd

vakantie bestemming

• Jurgen is het eerst geboren.

• Nadja is niet de jongste van de vier bestuurders.

• De 61-jarige persoon rijdt op vakantie het liefst naar Spanje.

• Koen rijdt met zijn sportwagen naar een land waar Frans wordt gesproken.

• De groene auto wordt door een vrouw naar Italië gereden.

• Wim is de bestuurder van de paarse auto. Hij heeft net zijn middelbaar diploma behaald.

• De persoon die 35 jaar oud is spreekt Italiaans en de oudste bestuurder vindt zijn zwarte auto het mooist.