6 minute read

doorheen de plant vervoerd?

WEETJE Een plant is opgebouwd uit verschillende grote delen. Elk plantendeel is opgebouwd uit weefsels. • De wortel: —bestaat uit: hoofdwortel en zijwortels met wortelharen, bijwortels met wortelharen; —belangrijke weefsels: epidermis met wortelharen, cortex, vulweefsel, meristeem en transportweefsels: xyleem en floëem. • De stengel: —belangrijke weefsels: vulweefsel, meristeem en vaatbundels: xyleem en floëem. • Het blad: —belangrijke weefsels: transportweefsels: xyleem en floëem, palissadevulweefsel, sponsvulweefsel en epidermis met huidmondjes. • De bloem • De vrucht met zaden Water en opgeloste stoffen worden vanuit de wortel naar alle delen van de plant getransporteerd. Dat gebeurt via de transportweefsels. ` Maak oefening 1 en 2 op p. 279. 1.2 Langs welke weg worden stoffen via het transportweefsel doorheen de plant vervoerd? A Transport van water Je ontdekte al dat water en opgeloste stoffen via de stengel naar de bloemdelen boven in de plant worden vervoerd. De plant heeft dat water nodig om aan fotosynthese te doen. We bestuderen de weg van dat transport doorheen de plant. De epidermis is nog bedekt met een waslaagje of cuticula dat het blad beschermt tegen uitdroging of ziekteverwekkers. Bij sommige bladeren kan dat waslaagje heel dik zijn. ©VAN IN

Bestudeer de proefopstelling en beantwoord de vragen.

Vier maatcilinders zijn gevuld met water en een laagje olie. In drie maatcilinders wordt een takje van dezelfde lengte geplaatst. Bij maatcilinder B worden alle bladeren van het takje verwijderd. Bij maatcilinder C worden een aantal bladeren verwijderd. Bij maatcilinder D blijven de bladeren van het takje intact. Plaats over maatcilinders B, C en D een plastic zakje, dat je afsluit met een elastiekje. De proefopstelling blijft enkele dagen staan. water olie A B C D liguster 1 In welke maatcilinder zal het waterniveau na enkele dagen het laagste staan? A / B / C / D 2 Waarom is het meeste water verdwenen uit deze maatcilinder? 3 In welke maatcilinder zal zich het meeste waterdamp in de plastic zak bevinden? A / B / C / D 4 Waarom bevindt zich het meeste water in deze plastic zak? 5 Hoe kan het water uit de plant? 6 Welke weg volgt het water in de maatcilinder om uiteindelijk in de plastic zak terecht te komen? ©VAN IN

Water dat via de stengel naar boven in de plant wordt getransporteerd, kan verdampen via de bladeren. Naargelang er meer water verdampt, wordt er ook meer water opgenomen door de wortels. Dat opwaarts transport van water en opgeloste stoffen gebeurt via de houtvaten in het xyleem.

Het water stroomt met een snelheid van 1 tot 6 m/uur in de vaatbundels (Ø 25-75 µm) van dunne bomen en 16 tot 45 m/uur in de vaatbundels (Ø 100 – 200 µm) van dikke bomen. WEETJE OPDRACHT 7 Op de onderstaande afbeelding zie je een microscopisch beeld van het blad van een prei. Beantwoord de vragen. 1 Welk weefsel herken je op de afbeelding? 2 Waar komt dat weefsel voor bij de plant? 3 Hoe kun je huidmondjes herkennen? 4 Wat is de functie van de huidmondjes? ©VAN IN Het is via de openingen, de huidmondjes, dat de verdamping gebeurt. De meeste huidmondjes liggen in de epidermis van de bladeren.

B Transport van assimilaten

Voor planten is water voor meerdere processen van belang. Eén daarvan is de fotosynthese. Fotosynthese kan plaatsvinden in de cellen die bladgroenkorrels bevatten, dus in alle groene delen van de plant. In het fotosyntheseproces vormt de plant glucose, een energierijke stof. Glucose wordt door de plant zelf opgebouwd; het is een assimilaat. Nadien worden de glucosemoleculen aaneengeschakeld tot grotere moleculen, zetmeel. Zetmeel is ook een assimilaat. Tijdens assimilatie worden er in planten organische stoffen gevormd uit eenvoudige bouwstenen. Om uit die organische stoffen energie te halen, breken de planten die weer af. Dat is de dissimilatie. Dieren halen hun bouwstenen uit voeding, bijvoorbeeld uit de voedingsstof glucose. Als er te veel glucose is in het lichaam, dan kan glucose worden omgezet naar vetten. Die vetten worden bij glucosetekort in het lichaam als energiebron gebruikt. Bij dieren wordt voor de opbouw van stoffen de term anabolisme gebruikt, en voor de afbraak de term katabolisme. WEETJE OPDRACHT 8 ONDERZOEK Welke weg leggen de assimilaten af in de plant? 1 Onderzoeksvraag Waar bevindt zich zetmeel in de plant? 2 Hypothese Noteer een hypothese. 3 Benodigdheden … kruidachtige plant met wortel (herderstasje, paardenbloem, geranium) … aardappel … (scalpeer)mesje … flesje lugol ©VAN IN

4 Werkwijze 1 2 3 Snijd met een scalpeermesje een zijwortel door en breng een beetje lugol aan op het snijvlak. Snijd met een scalpeermesje een zijstengel door en breng een beetje lugol aan op het snijvlak. Snijd met een mesje de aardappel doormidden en breng een beetje lugol aan op het snijvlak. 5 Waarneming Wat neem je waar bij de drie plantendelen? 6 Verwerking a Voor welke stof is lugol een indicator? b Uit welke bouwstenen is zetmeel opgebouwd? c Waar in de plant wordt die stof aangemaakt? e Tijdens welk proces gebeurt dat? f Waarom heeft de plant die stof nodig? 7 Besluit Noteer een besluit. ©VAN IN

8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:

b Vergelijk je hypothese met je besluit. ©VAN INEen aardappel groeit onder de grond en er groeit een stengel uit die boven de grond komt. Je zou denken dat de aardappel een wortel is, maar het is een stengel. Dat kun je zien aan de kleine kuiltjes of ogen op de aardappels. Daarin bevindt zich een knop. Wortels bevatten geen knoppen, die komen alleen op stengels voor. De aardappel is wel een speciale stengel, want hij groeit onder de grond en bevat reservestoffen voor de plant. We noemen die stengel daarom een stengelknol. WEETJE oog In de eerste graad leerde je dat planten via het fotosyntheseproces energie van de zon opslaan in glucose. Glucose is dus een energierijke stof. De fotosynthese vindt plaats in de groene delen van de plant. Tijdens celademhaling worden de energierijke stoffen omgezet naar energiearme stoffen waardoor de opgeslagen energie vrijkomt. De celademhaling vindt plaats in alle cellen van de plant. De energie die vrijkomt, wordt gebruikt om te groeien en om allerlei processen te regelen. De assimilaten worden geproduceerd in de bladeren en verbruikt in alle plantendelen; er is dus transport nodig. Het transport van die assimilaten naar alle cellen van de plant gebeurt via de zeefvaten van het floëem. Dat transport kan dus zowel naar boven als naar beneden verlopen.

blad

water

Afb. 147 De transportwegen van stoffen in de plant

houtvaten (xyleem) zeefvaten (floëem) deelweefsel zeefvaten houtvaten opname van water en mineralen glucose zuurstofgaskoolstofdioxidegas huidmondje bladgroenkorrel cel in het blad Stoffen die door de wortel worden opgenomen uit de bodem verplaatsen zich via de houtvaten van het xyleem opwaarts naar de cellen in heel de plant. De aangemaakte organische stoffen of assimilaten (bv. glucose, zetmeel) en zuurstofgas verplaatsen zich zowel opwaarts als neerwaarts via de zeefvaten van het floëem naar de cellen in heel de plant. Celademhaling is daardoor mogelijk in alle cellen van de plant. Ø ` Maak oefening 3, 4 en 5 op p. 279. ©VAN IN

This article is from: