24 minute read

AAN DE SLAG OEFEN OP DIDDIT ©VAN IN

1 Welk weefsel zorgt voor transport van stoffen van de wortel tot het blad? Kruis het juiste antwoord aan.

… … … parenchym xyleem floëem epidermis

2 Welke weefsels doorkruist water uit de bodem achtereenvolgens om tot in het xyleem te geraken? xyleem 3 Definieer het begrip ‘assimilatie’. 4 In de bladeren is glucose aangemaakt. Bepaalde glucosemoleculen zullen naar de cellen van de hoofdwortel gaan. Welke cellen van de hoofwortel zullen eerst die glucosemoleculen ontvangen? Kruis aan. De cellen van … … het xyleem … de cortex het floëem … de epidermis 5 Bestudeer de microscopische doorsnede van het blad. a Welke stoffen, die nodig zijn voor de fotosynthese, worden vanuit de wortel via het transportweefsel vervoerd tot in het blad? ©VAN IN b Welke stoffen, die nodig zijn voor de fotosynthese, komen het blad binnen via de huidmondjes?

c Welke stoffen, geproduceerd tijdens de fotosynthese, verlaten de plant?

e Teken met pijltjes de plaats waar de gasuitwisseling plaatsvindt.

6 Welke mechanismen van watertransport komen in iedere plant voor? 7 Als je rozen in een vaas zet, is het raadzaam om regelmatig van de stengels een stukje af te snijden. a Waarom moet je dat doen? b Welke mechanismen zorgen voor het transport bij dit rozenboeket? 8 De bladeren van helmgras of bamboe rollen zich over de lengte op als de plant zich in een droge omgeving bevindt. Wat is het nut daarvan? ©VAN IN

9 In een serre bevinden zich tomatenplanten. Hoe kun je ervoor zorgen dat de huidmondjes van de bladeren zich op een natuurlijke manier sluiten, zodat de planten geen water verliezen? Noteer drie manieren.

10 Kruis aan welke kenmerken van dierlijke hormonen we aantreffen bij plantenhormonen.

Kenmerk dierlijk hormoon Plantenhormoon? De productie wordt uitgelokt door inwendige en uitwendige prikkels. Aangemaakt door kliercellen De hormoonproducerende cellen zijn ook de receptorcellen. Hormonen worden verspreid over alle weefsels van het organisme. Hormonen worden verspreid via een transportstelsel. Hormonen zijn signaalstoffen. Hormonen fungeren als geleider omdat ze een schakel vormen tussen receptor en effector. Werken in op cellen met specifieke receptoren. Een hormoon kan op een of meerdere soorten cellen inwerken. Een hormoon werkt in heel lage dosissen. 11 Wat is het gevolg van het aanbrengen van abscisinezuur op planten? 12 Wat kun je doen om de groei van een plant te beïnvloeden, zodat de plant breder wordt en meer zijtakken krijgt? ©VAN IN

13 Een wetenschapper ontwikkelt een kunstmatig groeihormoon, dat exact tegengesteld werkt aan auxine. Welke effecten neem je waar, als je weet dat de plant horizontaal ligt, in:

a De stengel:

b De wortel

c Aan de hand van dat hormoon wil de wetenschapper dezelfde effecten veroorzaken als auxine. Duid met pijlen aan waar in de wortel/stengel hij het hormoon moet aanbrengen, als hij wil dat de wortel naar beneden groeit en de stengel naar boven?

14 Snijbloemen verwelken veel sneller als ze naast een fruitschaal met appelen of bananen staan. Hoe zou dat komen?

15 Wanneer fruit rijpt, krijgt het vaak een rode of gele kleur. Wat is het voordeel van die kleur?

16 Heel wat landbouwers in Florida lieten hun fruit rijpen in schuren waar kerosinebranders aanwezig waren. Toen ze die door moderne verwarmingstoestellen vervingen, rijpte het fruit niet meer. Hoe zou dat komen?

17 Verklaar waarom tomatenzaadjes niet kiemen als ze nog in een tomaat zitten.

©VAN IN

18 Illustreer met een voorbeeld of schema hoe een plant een nieuw evenwicht bereikt na een gebeurtenis, zoals droogte of verplaatsing.

19 Welke hormonen zijn bij de bladval betrokken?

20 In tegenstelling tot dieren kunnen planten zich niet verplaatsen als de omgeving ongunstig is. Daardoor hebben ze in de loop van de evolutie meerdere mechanismen ontwikkeld om ongeschikte veranderingen op te vangen. Vul de tabel aan.

Planten reageren op licht Planten reageren op aanraking receptoren in het blad cellen worden langer lengtegroei samenvouwen prikkel effector reactie signalen receptor Verder oefenen? Ga naar . ©VAN IN

LABO'S

Onderzoek 1: Onderzoek waar de chemoreceptoren voor smaak liggen. 333 Onderzoek 2: Onderzoek in welke mate je gevoelig bent voor afkoeling en opwarming. 335 Onderzoek 3: Onderzoek wat paradoxale pijn is. Onderzoek 4: Voer een dissectie uit van het oog. Onderzoek 5: Onderzoek de structuur van het hoornvlies. Onderzoek 6: Onderzoek hoe het glasachtig lichaam eruitziet. Onderzoek 7: Maak de bloedvaten in het oog zichtbaar. Onderzoek 8: Onderzoek hoe lichtstralen zich in het oog verplaatsen. 337 Onderzoek 9: Onderzoek de omgekeerde beeldvorming in het oog. Onderzoek 10: Onderzoek hoe de pupildiameter kan zorgen voor een scherp beeld. 339 Onderzoek 11: Onderzoek het minimale tijdsverschil dat je oren gebruiken om de richting van het geluid te bepalen. 341 Onderzoek 12: Onderzoek hoe de ongelijke verdeling van ionen ontstaat in een neuron. 343 Onderzoek 13: Onderzoek welke processen zich afspelen in het celmembraan bij een actiepotentiaal. 345 Onderzoek 14: Ga op zoek naar zenuwen in een kippenvleugel aan de hand van een dissectie. 349 Onderzoek 15: Voer een microscopieoefening uit van de dwarsdoorsnede van een zenuw. 351 Onderzoek 16: Onderzoek welk bewijs er is voor het transport van hormonen via de bloedbaan. 353 Onderzoek 17: Neem het transportweefsel waar bij een selderplant. 357©VAN IN

ONDERZOEK 1

Onderzoek waar de chemoreceptoren voor smaak liggen.

1 Onderzoeksvraag Waar bevinden zich de chemoreceptoren voor smaak? 2 Hypothese Kruis een hypothese aan. … De chemoreceptoren bevinden zich in de huid. … De chemoreceptoren bevinden zich in de mond. … De chemoreceptoren bevinden zich in de neus. … De chemoreceptoren bevinden zich in de mond en de neus. 3 Benodigdheden … blinddoek … vier bekers … water … vier verschillende voedingsstoffen of dranken met dezelfde textuur (moes van bv. appel, kiwi, aardbei, meloen of lauwe thee van kamille, munt, bosbessen …) 4 Werkwijze 1 Blinddoek een klasgenoot. 2 Laat je geblinddoekte klasgenoot met dichtgeknepen neus van een van de stoffen proeven. Vraag je klasgenoot welke stof hij of zij denkt te proeven. Noteer het antwoord in de tabel met waarnemingen. 3 Laat je klasgenoot de mond spoelen met wat water en laat hem of haar nu (nog steeds met dichtgeknepen neus en blinddoek op) de andere stoffen proeven. Laat bij elke nieuwe stof de mond spoelen. Noteer de waarnemingen telkens in de tabel. 4 Laat je geblinddoekte klasgenoot ruiken aan de verschillende stoffen en vraag of hij/zij de stoffen herkent. Noteer de antwoorden in de tabel. 5 Laat je geblinddoekte klasgenoot de stoffen proeven zonder dichtgeknepen neus om na te gaan of hij/zij de stoffen herkent. Vul de laatste kolom van de tabel aan. ©VAN IN

5 Waarneming 6 Verwerking

Vul voor elke stof de waarnemingen aan.

Aangeboden stof Wat wordt geproefd met neus dicht? Wat wordt geroken? Wat wordt geproefd met neus open?

7 Besluit Noteer een besluit. 8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vergelijk je hypothese met je besluit. ©VAN IN

ONDERZOEK 2

Onderzoek in welke mate je gevoelig bent voor afkoeling en opwarming.

1 Onderzoeksvraag Zijn de thermoreceptoren in de huid gevoeliger voor opwarming of afkoeling? 2 Hypothese Doorstreep een hypothese. Thermoreceptoren in de huid zijn gevoeliger voor opwarming / afkoeling. 3 Benodigdheden … zwarte, rode en blauwe stift … meetlat … twee spijkers … koud water … heet water … blinddoek … twee kleine emmers 4 Werkwijze 1 Vul één emmer met koud water en één emmer met heet water. 2 Leg in elke emmer een spijker. 3 Teken met een zwarte stift en met behulp van de meetlat een raster van 2,5 cm op 2,5 cm op de rug of in de palm van de hand van een klasgenoot. 4 Verdeel het raster in 25 gelijke hokjes. 5 Doe de klasgenoot een blinddoek om of vraag hem/haar de ogen te sluiten. 6 Duw in willekeurige volgorde de kop van een spijker die in heet en koud water lag, in elk van de hokjes (zowel de volgorde van de rasterhokken als de afwisseling tussen heet en koud water moet willekeurig gebeuren). Vraag de klasgenoot telkens of hij/zij een warme of een koude spijker voelde. 7 Vul de tabel bij de waarnemingen aan. Zet een blauwe stip in het hokje als de koude spijker op die plaats correct werd waargenomen; zet een rode stip als de warme spijker correct werd waargenomen. ©VAN IN

5 Waarneming 6 Verwerking

Duid aan op welke punten de koude of warme spijker correct werd waargenomen.

7 Besluit Noteer een besluit. 8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vergelijk je hypothese met je besluit. ©VAN IN

ONDERZOEK 8

Onderzoek hoe lichtstralen zich in het oog verplaatsen.

1 Onderzoeksvraag Wat gebeurt er met lichtstralen bij de overgang van de ene naar de andere stof? 2 Hypothese 3 Benodigdheden … … … Materiaal bekerglas (100 ml) twee pipetten (10 ml) potlood Stoffen

… … … 50 ml water 10 ml olie 10 ml ethanol 4 1 2 3 4 Werkwijze Neem het bekerglas en zet er een potlood in. Vul het bekerglas voor de helft met water (50 ml). Druppel daarop met een pipet 10 ml water. Voeg met de andere pipet 10 ml ethanol toe door het langs de rand van het glas naar beneden te druppelen. 5 Waarneming Wat neem je waar als je door het bekerglas naar het potlood kijkt? 6 Verwerking Licht verplaatst zich in een rechte lijn, maar bij de overgang van de ene naar de andere stof kan de straal ‘gebroken’ worden. We noemen dat de lichtbreking.

Check steeds goed de veiligheidsmaatregelen en gevaren van alle stoffen en materialen. Ethanol H 225, P 210 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT H- en P-ZINNEN Scan de QR-code om de labomaterialen te ontdekken. TIP ! LABO- MATERIAAL ©VAN IN

7 Besluit

Licht breekt op het scheidingsvlak tussen twee verschillende stoffen. Het volgt een andere richting.

water lucht gebroken en doorgelaten licht geabsorbeerd gereflecteerd licht invallend licht 8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vergelijk je hypothese met je besluit. ©VAN IN

ONDERZOEK 10

Onderzoek hoe de pupildiameter kan zorgen voor een scherp beeld.

1 Onderzoeksvraag Welke invloed heeft de pupildiameter op de scherpte van een gevormd beeld? 2 Hypothese Noteer een hypothese. 3 … … … … Benodigdheden naald blanco blad papier of stukje karton blad met tekst goed verlichte ruimte 4 1 2 3 4 Werkwijze Houd een blad papier met tekst op 5 à 10 cm van je ogen. Probeer de tekst te lezen. Druk met een naald een gaatje in een stukje karton of blanco blad papier. Kijk vervolgens door het gaatje in het stukje karton/papier naar de tekst. Je houdt de tekst op dezelfde afstand als voorheen. 5 Waarneming Wat neem je waar? 6 Verwerking Als het diafragma groot is, kunnen de lichtstralen op meerdere plaatsen doorheen de lens passeren. Ze worden op een verschillende manier gebroken, waardoor van een voorwerp meerdere beeldpunten ontstaan, die niet samenvallen. Dat levert een wazig beeld op. Gebruik je een zeer klein diafragma, bijvoorbeeld een stukje karton met een gaatje, dan vallen veel minder lichtstralen door de lens. Elk punt resulteert in slechts één of een beperkt aantal beeldpunten, waardoor een scherp beeld ontstaat.

wazig beeld er geraken veel lichtstralen door het gaatje scherp, maar flets beeld ©VAN IN weinig lichtstralen geraken door het gaatje

WEETJE 7 Besluit De diameter van de pupil heeft invloed op de scherpte van een beeld. Als de pupil kleiner wordt, is er een grotere / kleinere scherptediepte. 8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vergelijk je hypothese met je besluit. Bril kapot? Geen nood, een stukje karton helpt je voortaan verder. Je kunt ook een rasterbril gebruiken: dat is een bril die geen lenzen heeft, maar bestaat uit een stuk zwart plastic vol met kleine gaatjes. Door die gaatjes vallen de lichtstralen perfect op je netvlies. De rasterbrillen werken als hulpmiddel voor zowel bijziendheid als verziendheid. ©VAN IN

ONDERZOEK 11

Onderzoek het minimale tijdsverschil dat je oren gebruiken om de richting van het geluid te bepalen.

Als je een geluid hoort met beide oren, kun je bepalen uit welke richting dat geluid komt. Het geluid komt dan immers een fractie van een seconde eerder aan in een van beide oren. 1 Onderzoeksvraag Hoe klein is het verschil in aankomsttijd van het geluid waarmee je de richting bepaalt? 2 Hypothese Het tijdverschil dat je met de oren waarneemt en gebruikt om de richting van een geluid te bepalen, bedraagt seconden. 3 Benodigdheden … potlood … stift … twee plastic trechters … plastic darm of slang (ca. 1,5 meter) … schoolbank of tafel … plakband … meetlat 4 Werkwijze 1 Schuif de tuit van de trechters in de uiteinden van de slang. 2 Markeer het midden van de slang met een stift. 3 Breng over een afstand van 20 cm aan weerszijden van het midden elke centimeter een streepje aan. 4 Bevestig het deel van de slang met markeringen aan de schoolbank of tafel met tape. 5 Ga met je rug naar de bank zitten en plaats de trechters over je oren. 6 Een klasgenoot tikt met een potlood op een van de markeringen. Geef aan uit welke richting jij het geluid hoort komen: links, rechts, of niet te bepalen. 7 Je klasgenoot herhaalt dit en gaat zo op zoek naar die punten links en rechts van het midden, waar je niet meer correct kunt bepalen of het geluid van rechts of links komt. 8 Meet de afstand tussen deze twee punten. 5 Waarneming 6 Verwerking De afstand tussen de punten links en rechts van het midden waarvan je niet meer correct kunt bepalen uit welke richting het geluid komt bedraagt cm. Dat komt overeen met m. De snelheid van geluid doorheen de lucht bedraagt gemiddeld 340 m/s. Bereken hieruit de tijd die nodig is om de afstand die je verkreeg af te leggen. ©VAN IN

7 Besluit

8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vergelijk je hypothese met je besluit. ©VAN IN

ONDERZOEK 12

Onderzoek hoe de ongelijke verdeling van ionen ontstaat in een neuron.

Het celmembraan van een neuron is niet doorlaatbaar voor de ionen. Het celmembraan bevat echter wel verschillende kanaaltjes en pompjes waar enkel welbepaalde deeltjes door kunnen. De volgende kanaaltjes en pompjes spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van de ongelijke lading (de rustpotentiaal) en het elektrisch signaal: • de Na+-kanalen waar enkel natriumionen (Na+) doorheen kunnen als ze geopend zijn. Die kanalen zijn dicht bij een zenuwcel in rust; • de K+-kanalen waar enkel kaliumionen (K+) doorheen kunnen als ze geopend zijn. Die kanalen zijn dicht bij een zenuwcel in rust; • de Na+/K+-pomp die telkens 3 natriumionen naar buiten de cel pompt en 2 kaliumionen naar binnen. • Je start met een cel waar de concentratie (het aantal deeltjes per volume) Na+ en K+ ionen in de cel gelijk is aan de concentratie van die ionen buiten de cel (situatie 1). 1 Onderzoeksvraag Hoe zorgt de Na+/K+-pomp voor een ongelijke verdeling van ionen? 2 Hypothese 3 Benodigdheden 4 Werkwijze Teken de verdeling van ionen als de Na+/K+-pomp twee keer ionen heeft getransporteerd (= situatie 2). axon buitenzijde natriumion axon kaliumion Na-K-pomp X X (drie Na+ naar buiten 2 K+ naar binnen) Na+-kanaal binnenzijde axon X K+-kanaal

situatie 1 X situatie 2 ©VAN IN

5 Waarneming 6 Verwerking

Vul de tabel in om de verdeling van de ionen in beide situaties te vergelijken.

Situatie 1

Situatie 2 aantal Na+-ionen buiten aantal K+-ionen buiten som van alle ladingen buiten aantal Na+-ionen binnen aantal K+-ionen binnen som van alle ladingen binnen verschil ladingen (lading binnen – buiten) 7 Besluit Omcirkel het juiste antwoord. In rust (situatie 2) bevinden zich: • minder / meer natriumionen buiten de cel dan binnen de cel. • minder / meer kaliumionen buiten de cel dan binnen de cel. • minder / meer positieve ionen (natriumionen en kaliumionen samen) binnen de cel dan buiten de cel. Door de werking van de Na+/K+-pomp ontstaat een ongelijke verdeling van ionen, waarbij de buitenzijde meer / minder positief is dan de binnenzijde. 8 Reflectie De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: ©VAN IN

ONDERZOEK 13

Onderzoek welke processen zich afspelen in het celmembraan bij een actiepotentiaal.

1 Onderzoeksvraag Wat gebeurt er als natriumkanalen en kaliumkanalen in het celmembraan openen? 2 Hypothese 3 … … Benodigdheden twintig legoblokken in één kleur twintig legoblokken in een andere kleur 4 1 2 3 4 5 Werkwijze Plaats zowel binnen als buiten het axon tien legoblokken van beide kleuren (dus twintig blokken buiten en twintig blokken binnen). Laat in elke zone de rustpotentiaal ontstaan, door de Na+/K+-pomp tweemaal te laten werken (zoals in Labo 1). Vul bij ‘waarneming’ kolom A van de tabel in. Prikkeling van het neuron zal het Na+-kanaal openen. Boots nu na wat er gebeurt als het natriumkanaal opent (tip: diffusie!) en vul kolom B van de tabel in. Boots na wat er zal gebeuren als het K+-kanaal opent en het natriumkanaal sluit (tip: diffusie!). Vul kolom C van de tabel in. Boots de verplaatsing van ionen na als de kaliumionen sluiten en de Na+/K+-pomp werkt (laat ze twee keer ionen transporteren). Vul kolom D in.

buitenzijde axon buitenzijde axon binnenzijde axon Na+/K+-pomp (drie Na+ naar buiten 2K+ naar binnen) Na+-kanaal K+-kanaal ©VAN IN

5 Waarneming

A B C D

Rustpotentiaal

Verdeling ionen nadat Na+-kanalen openen Verdelingen ionen nadat K+-kanalen openen

Verdeling ionen nadat Na+/ K+-pompen ionen verplaatsten aantal Na+-ionen buiten aantal K+-ionen buiten som van alle ladingen buiten aantal Na+-ionen binnen aantal K+-ionen binnen som van alle ladingen binnen verschil binnen t.o.v. buiten lading binnenzijde t.o.v buitenzijde (negatief of positief) 6 Verwerking Zet nu in de grafiek de waarden van de lading van de binnenzijde van het membraan ten opzichte van het buitenzijde van het membraan voor de verschillende situaties (A, B, C, D). Verbind ook de punten met elkaar. 1 3 4 5 6 7 8 9 10 2 ©VAN IN 0 –1 –2 –3 –4 –5

kolom A kolom B kolom C kolom D

7 Besluit

Omcirkel het juiste antwoord.

Als de natriumkanalen in het membraan openen, dan wijzigt de binnenzijde van het membraan van

positief / negatief naar positief / negatief. Door het openen van de kaliumkanalen en de werking van de

Na+/K+-pomp herstelt de potentiaal van de binnenzijde van het membraan terug van positief / negatief

naar positief / negatief.

8 Reflectie De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: ©VAN IN

Notities

©VAN IN

ONDERZOEK 14

Ga op zoek naar zenuwen in een kippenvleugel aan de hand van een dissectie.

1 Onderzoeksvraag Isoleer het deel van de zenuw dat doorheen de onderarm van een kip loopt in een petrischaal. 2 Hypothese 3 … … … … … … Benodigdheden draagblad handschoenen schaar pincet petrischaal kippenvleugel Zodra je de kippenvleugel hebt aangeraakt, raak dan niets meer aan buiten je draagblad. Raak zeker je gezicht of je mond niet aan. Houd je kippenvleugel en je instrumenten altijd op het draagblad. Doe onmiddellijk na het practicum je kippenvleugel en het afval daarvan in de daartoe bestemde container. Gooi ook je handschoenen weg in de daartoe bestemde afvalzak. Bezorg je draagblad met alle instrumenten aan je leerkracht. Gebruik water en schoonmaakmiddel voor het reinigen van je labotafel. Was ten slotte je handen uitvoerig met water en zeep. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

Scan de QR-code om de labomaterialen te ontdekken. TIP

LABO- MATERIAAL©VAN IN laBo onDerZoek 14 349

4 Werkwijze 1 2 3 4 5 6 Knip door de huid heen aan de zijde van de plooier of biceps van het ellebooggewricht. Je krijgt een V-vorm in de doorgeknipte huid. Gebruik je duimen en je schaar om de huid rond de onderarm te verwijderen. Ga daarbij met je duimen onder de huid. Let op: beschadig de spier niet. Je kunt nu de spierbundels zien, aan het uiteinde liggen pezen. Als je goed kijkt, zie je in het midden van de vleugel een dun wit lijntje lopen volgens de lengte van de onderarm. Dat is een zenuw. Die ligt tussen twee spiergroepen in. Wanneer je de zenuw niet meteen vindt, zoek dan naar wat samenhangend wit bindweefsel met kleine bloedvaatjes, daarin zit de zenuw. Haal de spiergroepen voorzichtig uit elkaar zonder de zenuw te beschadigen. Nu de spierbundels loszitten, kun je voorzichtig de zenuw isoleren van de spieren en het bot. Knip de zenuw aan de uiteinden door en leg hem in een petrischaal. Bezorg het stukje zenuw aan je leerkracht. Scan de QR-code en bekijk de video van de dissectie. TIP

BEKIJK DE VIDEO

5 Waarneming 6 Verwerking 7 Besluit 8 a Reflectie De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Tijdens dit labo heb ik ordelijk en hygiënisch gewerkt.

Gedreven Ik draag altijd zorg voor het materiaal. Ik spoor de anderen ook aan om respectvol om te gaan met het materiaal. Ik ruim altijd spontaan op en zorg ook dat de anderen in mijn groep dat doen. Goed op weg In ontwikkeling Onvoldoende

Ik draag altijd zorg voor het materiaal van de school. De leerkracht moet mij zelden zeggen dat ik nog moet opruimen. De leerkracht moet me regelmatig aansporen voorzichtig met het materiaal om te gaan. Ik vergeet vaak op te ruimen.

Ik heb geen respect voor het materiaal van de school. Ik ruim niet op. ©VAN IN

ONDERZOEK 15

Voer een microscopieoefening uit van de dwarsdoorsnede van een zenuw.

1 1 2 Opdracht Maak de dwarsdoorsnede van een zenuw zichtbaar voor een microscoop bij een vergroting van 100x. Schets het beeld. 2 Hypothese 3 … … … Benodigdheden microscoop gekleurd micropreparaat met de dwarsdoorsnede van een zenuw potlood 4 1 2 3 Werkwijze Werk per twee. Volg het stappenplan voor het bekijken van een preparaat onder de microscoop. Begin ofwel met zelf uitvoeren, of doe eerst een peerevaluatie van een klasgenoot. Bekijk het preparaat en maak een tekening. Let bij het tekenen op de eisen voor een correcte microscopietekening. Benoem de delen in de legende. 5 Waarneming

Tekenen van microscopische waarnemingen • Noteer steeds de vergroting voor je tekent (vergroting = waarde van de ooglens x waarde voorwerplens). Je wilt later nog weten hoe groot je staal was. • Teken met een scherp potlood. Je kunt zo nauwkeuriger tekenen. • Respecteer de verhoudingen ten opzichte van de cirkeldoorsnede die je ziet. • Teken in detail de belangrijke delen. Schets de overige delen. • Benoem de delen via nummering en de legende. Zo vergeet je niet wat je zag. TIP Scan de QR-code om je te helpen bij het gebruik van de microscoop. TIP STAPPENPLAN MICROSCOOP Scan de QR-code en volg het stappenplan voor het bekijken van een preparaat onder de microscoop. TIP STAPPENPLAN PREPARAAT©VAN IN

6 Verwerking

Vergroting: Legende:

7 Besluit 8 a Reflectie De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat: b Vul de peerevaluatie in. 1 2 Deelhandelingen Staat de verlichting aan? Heeft je klasgenoot de voorwerptafel helemaal omlaag gedraaid? … … Kruis het correcte vakje aan voor je klasgenoot. Ja Nee

3 Heeft je klasgenoot de juiste vergroting correct ingesteld? … … Ja Nee

4 Is het preparaat goed op de voorwerptafel geklemd? … … Nee, foute voorwerplens Ja, met de kleinste voorwerplens

5 Positioneert je klasgenoot de delen in de lichtbundel? … … Nee, klemt, maar lijkt niet vast te liggen. Ja, klemt en controleert of het vastligt.

6 Brengt je klasgenoot de voorwerptafel correct naar boven? … … Nee, positioneert niet met positioneerklemmen. Ja, positioneert delen in lichtbundel.

… Nee, weet niet welke schroef te gebruiken. … Nee, draait snel naar boven. … Ja, langzaam naar boven, zonder hoogtecontrole. … Ja, langzaam naar boven, tot op 2 mm van de lens. Naam preparaat: ©VAN IN 7 Kijkt je klasgenoot door de ooglens en draait hij/zij de voorwerptafel correct naar beneden? … … … … Nee, kijkt niet terwijl hij/zij draait. Nee, kijkt, maar draait niet/fout aan macroschroef. Nee, kijkt, maar draait te snel naar beneden. Ja, kijkt en draait langzaam naar beneden.

ONDERZOEK 16

Onderzoek welk bewijs er is voor het transport van hormonen via de bloedbaan.

Hormonen worden door endocriene klieren in de bloedbaan gebracht. Om te begrijpen hoe dat werd ontdekt, onderzoek je eerst hoe de vertering van voedsel in de darmen van een hond gebeurt. Bestudeer daarna het wetenschappelijk experiment, en formuleer pas daarna de onderzoeksvraag en de besluiten bij dit onderzoek. Voorbereiding Beantwoord de vragen vanuit het gegeven regelsysteem voor het aanmaken van spijsverteringssappen door de pancreas van een hond: prikkel voedselbrij in de darm receptor groepjes S-cellen in de twaalfvingerige darm geleider secretine in de bloedbaan effector groepjes pancreascellen met afvoerbuisjes naar de twaalfvingerige darm reactie verteringssappen aanmaken 1 In dit regelsysteem is er sprake van exocriene klieren die verteringssappen maken. Leg uit welke. 2 Leg uit waarom die klieren een effector zijn. 3 Toch zijn het niet die exocriene kliertjes die de prikkel opmerken. Welke cellen detecteren de prikkel? 4 Welke stof wordt er door de receptorcellen aangemaakt? 5 Welk effect heeft dat secretine?

maag twaalfvingerige darm pancreas ©VAN IN laBo onDerZoek 16 353

1 Onderzoeksvraag

Formuleer een onderzoeksvraag.

2 Hypothese Mogelijk is er geen informatieoverdracht via het zenuwstelsel nodig tussen hersenen en pancreas om toch verteringssappen aan te maken. 3 Benodigdheden 4 Werkwijze

DEELONDERZOEK 1 1 Bij een hond wordt de zenuw die zorgt voor de stimulering van de alvleesklier verdoofd. 2 Daarna krijgt de hond brokken om te eten. 3 Met een sonde meet men in de twaalfvingerige darm welke verteringssappen de alvleesklier aanmaakt als de hondenbrokken daar toekomen.

DEELONDERZOEK 2 1 Bij twee honden wordt de zenuw die zorgt voor de stimulering van de alvleesklier verdoofd. 2 Een van beide honden krijgt daarna hondenbrokken te eten. 3 Het bloed van beide honden wordt nu uitgewisseld door de bloedbanen op mekaar aan te sluiten. 4 Met een sonde meet men in de twaalfvingerige darm van beide honden welke verteringssappen de pancreas aanmaakt. 5 Waarneming

maag twaalfvingerige darm pancreas verdoofde motorische zenuw naar pancreas bloedbaan twaalfvingerige darm©VAN IN Deelonderzoek 1: De pancreas van de hond produceert verteringssappen. Deelonderzoek 2: De pancreas van beide honden produceert verteringssappen na bloeduitwisseling.

6 Verwerking

7 Besluit Formuleer een besluit voor de twee deelonderzoeken. Deelonderzoek 1: Deelonderzoek 2: 8 Reflectie ©VAN IN

Notities

©VAN IN

ONDERZOEK 17

Neem het transportweefsel waar bij een selderplant.

1 Onderzoeksvraag Welke weg volgt het water in de selderplant? 2 Hypothese Noteer een hypothese. 3 Benodigdheden … … … … … … … … … … … Materiaal snijselderplant (Apium graveolens var. dulce) met wortel bekerglas scherp mesje scheermesje (of microtoom) druppelpipet prepareernaald pincet met fijne punt voorwerpglaasje dekglaasje keukenpapier lichtmicroscoop Stoffen

… eosine B-oplossing (CI 45400) 4 1 2 3 4 5 Werkwijze Vul het bekerglas met water en voeg er enkele druppels eosine aan toe zodat het water een duidelijke, blauwe kleur krijgt. Breng de selderplant met wortel in het water en laat deze een viertal dagen staan. Snijd met een scherp mesje de stengel los van de wortel. Neem macroscopisch waar. Snijd vervolgens met een scherp mesje de bladsteel door. Neem macroscopisch waar. Neem een bladsteel, leg het scheermesje plat op het snijvlak en snijd terwijl je drukt op het mesje een zo dun mogelijk plakje. Snijd altijd van je weg zodat je je niet kunt kwetsen.

Afb. 148 Apium graveolens var. Dulce ©VAN IN TIP Als er een microtoom in de klas aanwezig is, dan kun je dit toestel gebruiken om gemakkelijk dunne plakjes te snijden. Vraag aan je leerkracht hoe je dit hulpmiddel moet gebruiken.

6 Druppel met een druppelpipet een druppel water op een voorwerpglaasje. 7 Leg met de pincet voorzichtig het dunne plakje van de dwarsdoorsnede van de bladsteel op het voorwerpglaasje in de druppel. Als het plakje zich plooit, strek je met de prepareernaald het plakje glad. 8 Leg vervolgens het dekglaasje erop volgens de regels van de kunst. Als er zich te veel vocht rondom het dekglaasje bevindt, kun je met keukenpapier het overtollige vocht opnemen. 9 Leg vervolgens het preparaat onder de microscoop en stel scherp. Neem microscopisch waar. 5 Waarneming Macroscopische waarneming a Wat neem je waar als je de volledige plant uit de vloeistof haalt? b Wat neem je waar op het snijvlak als de stengel wordt losgesneden van de bijwortels? c Wat neem je waar op het snijvlak als je een bladsteel doorsnijdt? Microscopische waarneming a Welke vergroting gebruik je voor de microscopische waarneming? b Wat neem je waar als je een dwarsdoorsnede van een bladsteel onder de microscoop legt? 6 Verwerking 7 Besluit 8 Reflectie a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat ©VAN IN b Vergelijk je hypothese met je besluit.

c Hoe kun je de werking van pesticiden verklaren met dit labo?

©VAN IN