
2 minute read
Duinenpraat
In het Hollands Duin is altijd iets te beleven. Een landschap gevormd door zand, wind, water en mensen. In zijn maandelijkse column “Duinenpraat” neemt boswachter Joël Haasnoot van Staatsbosbeheer u mee de duinen in. Gaat u mee?

Advertisement
Gekriebel (2)
Als het mooi weer is, eten wij regelmatig buiten. Dat heeft als bijkomend voordeel dat je allerlei leuke soorten voorbij kunt zien komen. Terwijl we samen de dag doornemen, kan het zo ineens gebeuren dat ik een sprintje trek om snel de verrekijker te pakken. Dat heeft al leuke soorten opgeleverd: visarend en rode wouw (roofvogels). Ook fladderde er eens een kleine parelmoervlinder gewoon door de tuin. En laatst had ik weer zo’n moment, toen ik een goudwesp ontdekte met geweldige kleuren! Tijd om in te zoomen op deze en nog meer bijzondere kleine kriebelbeestjes. Daarom, zoals laatst beloofd, nu deel twee van Duinenpraat met als thema insecten. Een lastige vraag: op welke insecten richt ik nu de schijnwerpers? Er zijn op dit moment wereldwijd meer dan een miljoen soorten insecten bekend. In Nederland alleen al gaat het op dit moment om meer dan zeventienduizend soorten. Deze column is daarom ook niet meer dan een piepklein inkijkje langs wat lokale hoogtepunten op insectengebied.
In deze tijd van het jaar kun je op zandige plekken in de duinen de harkwesp tegenkomen. Een vrij grote zwartgele wesp, die tot 2,5 centimeter lang kan worden. Hij doet zijn naam eer aan. Het zand rond zijn nest harkt hij keurig aan. Een echt roofdier trouwens, deze harkwesp. Andere insecten, zoals dazen en zweefvliegen, vindt hij niet te versmaden.
INTERCONTINENTAAL INSECT
Ronduit fascinerend is het verhaal van de zadellibel. Deze uitstekende vliegers trotseren zelfs continenten. Bij gunstige (zuiden-)wind komt deze libel van maximaal zeven centimeter groot helemaal vanuit Afrika, richting Europa. Sommigen bereiken zelfs ons land. Misschien weet je wel dat libellen als larve in water worden geboren, vervolgens aan de kant kruipen en daar hun libellenuiterlijk krijgen. Dat is op zich al een wonder. Maar nu komt het: de zadellibel is zo aangepast aan zijn natuurlijke droge leefgebied in Afrika en Azië, dat de voortplantingscyclus extra snel verloopt. Poeltjes drogen in die contreien namelijk snel op, daarom groeien de larven al binnen drie maanden uit tot volwassen libellen. Kleine, geïsoleerde poelen in een verder droog landschap, dat klinkt ons natuurlijk bekend in de oren. Ook hier in de duinen zijn deze te vinden. Geen wonder dat de zadellibel ook Hollands Duin heeft uitgekozen om zich te vermenigvuldigen. Een bijzonderheid.
Ik hoop dat ik met deze verhalen ertoe verleid om met net iets andere ogen naar onze insecten te laten kijken. In plaats van lastige kriebelbeestjes zijn het hele nuttige en fascinerende wezens. Echt de moeite waard om naar te kijken! Nog even over die goudwesp uit het begin van deze column. Die had overigens snode plannen. Zijn bijnaam is namelijk koekoekswesp, en hij had wel hele bijzondere interesse in het insectenhotel in onze tuin. Daar had juist de rosse metselbij zijn eitjes in gelegd. Als een echte koekoek heeft de goudwesp mogelijk zijn eitjes ook in ons insectenhotel gelegd. Benieuwd wat daar straks uit komt!
