
5 minute read
Aartje en Saartje (134) - Bezoekverzoek
Tekst: Nellie Harrewijn - Illustratie: Mariska Harrewijn
“Jongens, hebben jullie het al gehoord, het blijde nieuws?” Kooltje de koolmees was op een mooie lentedag op bezoek bij zijn staartmeesvrienden Aartje en Saartje en stond duidelijk te trappelen om ze iets te vertellen onder het genot van een kopje mezenthee. “Nou,” reageerde Aartje die net een slokje thee nam, “we hebben een poosje geen echt goed nieuws gehoord, dus vertel maar op, Kooltje!” Vrouwtje Saartje knikte en keek verwachtingsvol naar de glimlachende koolmees terwijl ze een hapje nam van een spinnenkoekje. “Er zijn kleintjes geboren bij de drie visarendenparen in de Biesbosch. En niet zo weinig ook!” zei hij trots. “Drie kleintjes per paar! Kijk!” Met een triomfantelijke lach, overhandigde hij drie geboortekaartjes aan Saartje die ze gelijk ook aan Aartje liet zien. “Geweldig!” riepen ze allebei. “Dit is goed zeker goed nieuws, niet alleen voor onze regio maar voor heel Nederland!” voegde Aartje eraan toe. “Ja, dat dacht ik ook en ik ben een van de eerste – en weinige vogels in de wijk mag ik wel zeggen – die geboortekaartjes heeft,” zei Kooltje zelfvoldaan en hapte in een zadenkoekje. “Hoe kwam je eraan?” vroeg Saartje nieuwsgierig. “Zo ver ik weet zijn ze nogal op zichzelf en zijn hun broedplaatsen min of meer geheim.” “Tja…” antwoordde Kooltje een beetje geheimzinnig, “ik heb zo mijn contacten, hè?” Toen lachte hij en zei, “Ik kreeg ze van Gauw de kauw. Hij en Snaai de kraai hadden jaren geleden al hun verblijf ontdekt en hielden nog contact.” “Bijzonder, hoor,” zei Aartje. “En wat moeten we ermee eigenlijk?” ging hij verder op praktische toon. “Moeten ermee?” vroeg Kooltje verbaasd. “Nou, we gaan toch zeker op zijn minst op kraambezoek!?” “Bezoek?!” Saartje schrok enigszins. “Kooltje, ik weet niet of ze daar op zitten te wachten, hoor. En sowieso denk ik wij ook niet,” zei ze met een blik naar Aartje. “Ik weet dat ze meestal alleen vis eten maar persoonlijk ben ik nogal bang van ze. Mooi als ze zijn, ze zijn zo groot met zulke scherpe klauwen!” Ze huiverde en nam snel ook een slokje thee. Aartje knikte en zei niets. Saartje had zijn mening goed verwoord, vond hij. “Da’s kolder, jongens!” zei Kooltje met bravoure. “Dit is een uitgelezen kans om ze van dichtbij mee te maken en als ik het durf, dan kunnen jullie het toch ook?” Hij beet weer in zijn zadenkoekje en keek ze verwachtingvol aan. Er volgde een moment stilte terwijl de staartmezen Kooltjes voorstel duidelijk overwogen. Toen nam Aartje een besluit. “Oké, we kunnen ernaartoe maar eerst op afstand. Beter nog, vraag eerst aan Gauw of Snaai hoe de arenden erover denken. Misschien zitten ze helemaal niet te wachten op kraambezoek van drie mezen.” En daar moest Kooltje het mee doen. Een paar dagen later was hij weer terug bij het staartmezenpaar met het bericht dat Gauw contact had gehad met de visarenden en ja, ze waren welkom, maar geen lang bezoek en … snavels dicht over hun verblijfplaatsen! Dat vonden Aartje en Saartje begrijpelijk en ze spraken met Kooltje af dat ze twee dagen later op kraambezoekje zouden gaan. “Nu nog cadeautjes verzinnen,” zei Saartje toen Kooltje weg was gevlogen. “Ja, geen idee wat,” zei Aartje snel. Saartje hoefde niet al te lang na te denken. “Ze zijn visarenden, ze eten graag vis dus…” Ze keek Aartje aan. “Juist!” zei hij met een lach. “Maar wij kunnen zelf geen vis vangen.” “Wij niet maar…,” zei Saartje langzaam, “fluitje van een cent voor onze grote vriend Steiger de reiger! We vragen gewoon of hij ons wat wil geven! We verpakken ze in mooi babyvogelpapier en bingo! Kraamcadeaus klaar!” Zo gezegd, zo gedaan. Op de afgesproken dag, met rugzakjes vol vis, vlogen Aartje, Saartje en Kooltje naar de afgelegen broedplek in de Biesbosch om de bijzondere negen babyvisarendjes te bewonderen en de drie ouderparen te feliciteren. Op afstand hoorden ze al het gepiep van de baby’s en zagen ze flinke arendsnesten hoog in de bomen. Alle zes ouders zaten, uitzonderlijk tegelijkertijd, op hun nesten. Uitzonderlijk want meestal was wel een of andere ouder afwezig op zoek naar voedsel. Nu hadden ze heel even tijd vrij gemaakt voor het kraambezoekje van de mezen. En dat waardeerden de mezen erg. Met enige voorzichtigheid naderden ze de ouders, begroetten ze en overhandigden ze hun viscadeautjes. De visarenden waren daar heel blij mee – nu hadden ze voedselcompensatie voor de tijd dat ze zelf even niet konden jagen. Snel gaven ze de vissen door aan hun gulzige kuikens die met luid gekrijs en open bekjes hun honger duidelijk kenbaar maakten. Korte tijd daarna vlogen Kooltje en de staartmeesjes weer huiswaarts. “Tjonge, wat was dat een zowel eng als magnifiek gezicht, die majestueuze visarenden!” repte Kooltje nog onder de indruk. Saartje en Kooltje knikten allebei. “Indrukwekkend inderdaad…” voegde Saartje eraan toe, “en de kuikens waren schattig maar ik ga toch liever niet te vaak op bezoek!” En daar waren de mezen het hartelijk mee eens.
Advertisement
