14 minute read

The Optimist NL 164 april mei 2015

Bevrijd je stem, bevrijd jezelf

Wie zingt, kan zich openen voor zijn diepste kern. Daarom bedacht Jan Kortie een therapievorm rondom het zingen: ‘stembevrijding’. Een duik in de wereld van de langgerekte galm – en de wereld van de ziel. DOOR LISETTE THOOFT

HOU OP MET DAT KATTENGEJAMMER’, ZEIDEN MIJN BROER

en zusje vroeger tegen mij als ik luidkeels zingend door het huis liep of voor de spiegel stond, me verbeeldend dat ik zangeres was. De overtuiging dat ik geen nachtegaaltje ben, zette zich in mij vast.

Ik blijk niet de enige te zijn: opvallend veel mensen denken dat ze niet kunnen zingen. We hebben liever veilig vanaf de bank kritiek op de kandidaten van The Voice of Holland en laten het zingen over aan de mensen die conservatorium hebben gedaan of op zangles zitten, of ten minste in een koor. Die een mooie stem hebben en wijs kunnen houden.

Dat nu vindt Jan Kortie baarlijke onzin. Kortie is de bedenker van wat hij de kunst van de – stembevrijding – is gaan noemen. Iedereen kan zingen, is zijn ferme mening, en iedereen wíl zingen. Jouw ziel wil zingen heet zijn eerste boek, dat uitkwam in 2010. Zingen is goed voor je, betoogt hij daarin. Zingen opent je hart, maakt je warm en gelukkig, verbindt je

met anderen, heelt je zielepijn en brengt je bij je wezenskern. Als je dáárvan geen zin in zingen krijgt

In zijn paleisachtige praktijk aan een Amsterdamse gracht vertelt Kortie – lang, mager, bebrild – met een aanstekelijk enthousiasme over stembevrijding. ‘Met zingen kun je vrij snel terechtkomen bij de vraag “Wat is nou eigenlijk mijn lied?”, en dus ook bij de vraag “Wie ben ik echt?”’, zegt hij. ‘Op het meest wezenlijke niveau ben je geen taal, geen verhaal, maar wel trilling, beweging, energie. Al zingend kun je daarvan iets ervaren. En dan groeit je verlangen om te zijn wie je werkelijk bent, onder de schil van de persoonlijkheid.’

Zingen brengt je sneller dan andere activiteiten bij je ziel, stelt Kortie, omdat muziek in de kern van je wezen ligt. ‘Jij bent muziek’, zo heet zijn introductieworkshop, en het is zijn credo. ‘De kosmos is één groot harmonisch, trillend, levend geheel. Muziek dus. Dat is precies waarom jij en ik kunnen

en willen zingen, en waarom we daar ook geen enkele moeite voor hoeven doen’, schrijft hij.

Veel mensen willen maar al te graag zingen, blijkt elke maand bij de meezingavonden die Kortie organiseert in Amsterdam en andere steden. Vooraf staan er steevast lange rijen voor de deur en de zaal zit stampvol: per keer komen een paar honderd mensen om mee te zingen. Kortie improviseert aan de vleugel. Mannen, ongeveer een vijfde van het publiek, zitten bij elkaar voor het sonore effect; bij sommige liederen zingen mannen en vrouwen om de beurt. Na even oefenen gaan de grote lichten uit. Veel mensen staan. Er hangt een bijna religieuze sfeer – tussen de liederen door blijft het stil.

Het repertoire bestaat uit mantra’s: eenvoudige – om niet te zeggen ietwat eentonige – liederen uit verschillende spirituele tradities in diverse talen, traditioneel of zelfgecomponeerd door Kortie. Liederen met herhaling. ‘Er zit relatief veel ademruimte

in’, verklaart hij die keuze. ‘Tijd nemen voor de inademing doet ertoe. De ziel heeft geen haast; die wil alleen het nu ervaren.’

Eentonig is bij Kortie geen scheldwoord – integendeel. ‘Je kunt maar één toon tegelijk zingen’, zegt hij nuchter. ‘De vraag is: ben je in die ene toon helemaal aanwezig?’ Volgens hem houdt onze ziel van eenvoud, en komen we dichterbij onze essentie als we in de eenvoud blijven. Ook de stilte is belangrijk, zegt hij: ‘Uitbundig zingen kan alleen maar oprecht en betekenisvol zijn als de andere kant er ook is: durven wachten, vertragen. Ontvankelijkheid en leegte. Je openen voor het onbenoembare, voordat je daaraan tastend en wel uiting geeft.’

Zingen is niet moeilijker dan praten, volgens Kortie: ‘Open jezelf voor wat er hier en nu in je is. Als er ongemak en verlegenheid in je is, dan zing je dat. Is er verdriet of woede, zing dan verdriet of woede. En als de tranen je over je wangen lopen, zing dan door je tranen heen. Uiteindelijk zing je met hartstocht en overgave.’

In een voorwoord van zijn boek Jouw ziel wil zingen vertelt cabaretière Brigitte Kaandorp dat ze geen hoge dunk had van haar eigen zangkwaliteiten. Toen ze een sessie met Kortie deed, stond ze tot haar schrik binnen vijf minuten te huilen. ‘Wat Jan deed, weet ik nog steeds niet’, schrijft ze. ‘Hij ging aan de piano zitten en zei: “Maak maar geluid.” En in no time zat ik in een of ander kwetsbaar gebied waar ik niet verder durfde te zingen, terwijl ik geen idee had waarom niet.’

Het had echter wel effect. Sinds haar sessies met Kortie zingt Kaandorp onbekommerd de sterren van de hemel, vertelt ze, en heeft ze helemaal geen zin meer om te zeggen dat ze niet kan zingen. ‘Ik zing namelijk gewoon op mijn manier. Punt.’

Dat klinkt naar stembevrijding. Dat wil ik ook.

Ik schrijf me in voor een driedaagse cursus Stembevrijding bij Erica Nap, in een verbouwde boerderij nabij Zutphen. Nap heeft het vak geleerd van Kortie en runt Murali, School voor Vrije Zelfexpressie. We zijn met drie mannen en zeven vrouwen, in leeftijd variërend van 28 tot 71. In het kennismakingsrondje vraagt Nap wat we willen leren. En, zegt ze: vertel ons ook wat je grootste angst is. Wow, denk ik, dat gaat wel heel snel de diepte in. Maar het blijkt te werken.

‘Ik wil me beter leren ontspannen’, zeg ik. ‘Niet altijd het gevoel hebben dat ik zo enorm mijn best moet doen om geaccepteerd te worden. En mijn grootste angst is…’

Tja, wat is mijn grootste angst? ‘De gewone angst, denk ik, die iedereen heeft. Angst voor afwijzing.’

Het blijkt inderdaad universeel te zijn. De anderen hebben vergelijkbare doelen: ze willen zichzelf leren uiten, zichzelf oké vinden. En vergelijkbare angsten: dat ze niet goed genoeg zijn, dat ze er niet bij horen, dat ze niet gehoord worden. Op zich is dit al een bevrijdende ervaring. Wij zijn totaal verschillende mensen met heel verschillende achtergronden (één blijkt grof mishandeld in haar jeugd, horen we tijdens de lunchgesprekken; een ander is juist als enig kind op een voetstuk gezet) en toch kampen we met dezelfde angsten en koesteren we dezelfde wensen.

De uitnodiging is ook hier om ons gevoel te laten klinken. Dat gaat ongeveer zo.

We staan in een kring en Erica Nap doet voor: een diepe zucht. Daarna wordt het half-zucht, half-klank. Dan is het helemaal klank – een langgerekte toon. Om beurten begeleidt ze ons. ‘Waar voel je iets?’ Ik voel een krampje in mijn hartstreek. ‘Goed zo, laat het maar horen…’ De borstkramp wordt sterker. ‘Welk woord hoort erbij?’ Liefde. ‘Welke zin die met “ik” begint?’ En voor ik het weet, sta ik tranen met tuiten huilend te zingen dat ik altijd van ze heb gehouden, die mensen in mijn gezin waarin ik ben opgegroeid, die zo weinig tijd en aandacht voor mij hadden. Als ik om me heen kijk, zie ik op de gezichten van de anderen alleen maar warme aanmoediging en compassie. En als zij om de beurt hun gevoel uitzingen, merk ik dat ik het zelf ook heerlijk vind als ze zich durven te laten horen. Zelfs als ze ongeremd schreeuwen, is dat fijn. Omdat het echt is, en kwetsbaar.

Niemand houdt het droog die dagen; ook de mannen niet. De een vindt het kleine jongetje in zichzelf dat zo graag wilde dat zijn moeder naar hem keek; een ander begrijpt nu dat hij altijd naar zijn vader heeft verlangd.

In de loop van de driedaagse blijken we emotioneel een pad af te leggen dat is samen te vatten in vijf woorden. Het begint met ‘Oooooo…’ Daarna zingen we ‘Heeeelp!’ om hulp te vragen aan wat dan ook, wie dan ook, waar dan ook. Vervolgens laten we elkaar onze diepste pijn horen: ‘Zing maar Au…’, zegt Nap, en dat zingen we, schreeuwen we, razen we, snikken we uit.

Op de ochtend van de derde dag leren we ‘Neeeee!’ zingen. En tot slot, die middag, jubelen we om de beurt ons eigen ‘Jaaaaaa!’.

Als we in het eindrondje worden uitgenodigd om te vertellen wat we geleerd hebben, te beginnen met ‘Ik ben erin geslaagd om…’, zeg ik dat ik erin geslaagd ben om me kwetsbaar te tonen en me daarin geaccepteerd te voelen door de groep. Ik voel me warm en blij.

‘Mensen openen zich meer voor elkaar, omdat je op een andere manier communiceert dan met woorden’, zal Jan Kortie me later uitleggen. ‘Je kunt het niveau van de woorden overstijgen. Je gebruikt er wel woorden bij, maar het zijn niet de woorden die het doen – het is de trilling, de klank van de stem die het doet.’

Dat ondervind ik aan den lijve – alleen al met Het Lied van Het, de derde cd die Kortie heeft opgenomen met een mantrazingend publiek. Op een winteravond rijd ik over de Afsluitdijk. Luidkeels galm ik mee met deze cd. Het zingen helpt tegen de angst: het is donker, het regent, het waait en het stormt. Ik vind het maar niks, in mijn eentje in dat kleine autootje. Ik zit verkrampt aan het stuur, met klamme handen en opgetrokken schouders. Die Afsluitdijk is eindeloos. Soms komt een grote vrachtauto me tegemoet en zie ik even helemaal niets meer door het opspattende water.

Dan klinkt het lied Nada Brahma door de speakers. ‘Alles is trilling’ betekent dat. En ik herinner me de bijbeltekst waarin God aan Job vraagt: ‘Waar was jij toen Ik de wereld schiep […], terwijl de morgensterren samen

jubelden, en Gods zonen het uitschreeuwden van vreugde?’ Is de hele schepping soms een langgerekte vreugdekreet?

En ineens is het net of ik de waarheid hóór, of die me glashelder wordt uitgelegd: het hele bestaan is niets anders dan voortdurend jubelen. Alle angst en alle pijn kunnen de vreugde van het geschapen zijn niet wegnemen.

Het komt door mijn oren naar binnen, deze wetenschap, en ik kan niet zeggen dat ik het verstandelijk begrijp (Hoezo jubelen? En al die ellende dan?), maar het heeft een onmiddellijk en merkbaar fysiek effect. Ik ontspan totaal achter het stuur. Het is nog steeds donker, het regent nog steeds, maar de kramp is weg. Stralend en ontspannen kom ik aan op mijn bestemming.

Sindsdien heb ik het gevoel dat ik ‘het’ nu weet. Het mysterieuze, niet te begrijpen gegeven dat het bestaan eigenlijk bestaat uit vreugdeklanken. Omdat ik het zelf gehoord heb, daar op die Afsluitdijk.

‘Wat je beschrijft, sluit helemaal aan bij de boodschap die ik de wereld in wil helpen’, zegt Kortie als ik hem erover vertel. ‘Dat is wat muziek kan doen: ons losmaken van de persoon die we denken te zijn en ons brengen bij de spirit die we werkelijk zijn.’

In veel tradities wordt de oerklank ‘Ohm’ gezongen, zegt hij. Dat zou de universele, scheppende klank zijn waaruit het universum is voortgekomen. Zoals het Evangelie van Johannes begint met: ‘In het begin was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God’, zo kennen veel esoterische tradities het idee dat de hele schepping bestaat uit trilling, uit geluid.

‘Nada Brahma vertaal ik graag met: alles is muziek’, zegt Kortie. ‘Jij bent muziek! Dat is goed nieuws, want het betekent dat er per definitie harmonie is. Twee verschillende beginklanken zouden met elkaar kunnen dissoneren, maar één beginklank kan niet met zichzelf dissoneren. Dus we hoeven niet bang te zijn, want de harmonie is altijd groter dan de disharmonie. Wij zijn allemaal onderdeeltjes van een groot, kosmisch concert. Als ik nou maar dat deel van de muziek uit mij laat komen dat voor mij beschikbaar is, zorgt de rest wel voor zichzelf.’

VERANDEREN MENSEN ECHT ALS

ze hun stem bevrijden, door een paar sessies op een boerderij? Kortie is stellig: ‘Ook een eenmalige ervaring doet al iets, want je zult nooit meer vergeten dat die ontspanning, dat vertrouwen en die kwets-

baarheid mogelijk zijn. Je weet nu dat het kan, dat het bestaat. Maar wil het tot transformatie leiden, dan heeft het doorgaans wel meer tijd nodig, of gewenning. Mensen die we wat langer meemaken, die bijvoorbeeld een opleiding tot Stembevrijder volgen, zien we duidelijk veranderen. Ze vallen meer samen met zichzelf, met wie ze in wezen zijn.’

Het klinkt, met permissie, tamelijk wollig. Als ik niet met zoveel overgave had meegezongen en gehuild, had ik mijn wenkbrauwen opgetrokken. Maar nu kan ik niet anders dan begrijpend knikken: ja, als je je kwetsbaarheid kunt zingen zonder bang te zijn dat anderen je erom veroordelen, dan val je meer samen met jezelf.

Zelf is Jan Kortie ook veranderd door het zingen. Hij is begonnen als economieleraar op een middelbare school. Hij was ‘niet helemaal gelukkig’, zegt hij over die periode. Het was geen werk dat hij tot zijn pensioen wilde blijven doen. In een therapiegroep vroeg de begeleider hem wat zijn jongensdroom was. Hij herinnerde zich een beeld waarin hij een grote groep mensen het slotkoor van de Negende van Beethoven liet zingen: ‘Alle Menschen werden Brüder.’

‘Ik had geen conservatorium’, blikt Kortie nu terug, ‘en ben begonnen mezelf te scholen. Ik deed ook allerlei therapievormen en besefte hoeveel daarvan toepasbaar was op zingen. Uiteindelijk ben ik blij dat ik geen conservatorium heb: daar zou ik hebben geleerd hoe het hóórt. Maar nu kon ik zelf uitzoeken wat voor mij werkt en wat niet werkt, en hoe mensen vrijer worden in hun stem.’

‘Als ik aan het improviseren ben op de piano of aan het zingen, beleef ik kostbare momenten waarop ik niet meer mijn best hoef te doen’, zegt hij. ‘Niet meer bezig hoef te zijn met hoe het eigenlijk hoort, wat ik geacht word te doen. Ik ken de ervaring van niet mee mogen doen: als jongetje hoorde ik niet bij de groep jongens die stoer en populair waren. Dus ik heb een antenne ontwikkeld voor wat ik moet doen om er wel bij te horen; dat is een diep patroon waar ik nooit meer vanaf kom. Maar in de muziek kan ik dat loslaten. Op de beste momenten denk ik: dit is mijn muziek, dit ben ik, dit is wat ik te geven heb. Dat gaat moeiteloos. Omdat ik het in mij heb.’

Kortie begeleidt ook beroepsmusici, veelal klassiekemuziekvertolkers, die zijn vastgelopen in faalangst en prestatiekramp, of dat willen voorkomen. ‘Hun werk kan enorme druk op hen uitoefenen’, zegt hij. ‘Als kind hebben ze vaak veel waardering gekregen voor hun talenten, maar op het conservatorium komen ze terecht in een sfeer van competitie en beoordeling. Niet iedereen kan daarmee omgaan. Ik heb tal van verhalen gehoord van mensen die gepassioneerd naar het conservatorium gingen en er vanaf kwamen met het idee dat ze waarschijnlijk niet goed genoeg zijn. Er komt een kramp te liggen op hun spel.’

De kunst is vervolgens om hen af te leren wat ze hebben aangeleerd. ‘Er zijn veel musici die virtuoos bestaande muziek kunnen spelen, maar nauwelijks durven te improviseren’, weet Kortie. ‘Dat doe ik dan weer met hen, vanuit grote eenvoud. Het is vaak moeilijk ze weer terug te krijgen bij het

heel eenvoudige, want ze zijn complexiteit gewend en stimuleren dat bij elkaar. Maar de ziel is eenvoudig, gefocust op eenheid en eenvoud. De ziel wil maar één ding tegelijk, alleen maar deze ene toon die er nu is, en die voor de volle honderd procent geven. Kun je je daarmee helemaal verbinden, of laat je je afleiden door de tonen die geweest zijn of nog moeten komen, of met de vraag wat anderen ervan vinden?’

Kortie bedrijft dus eigenlijk een soort zangmindfulness. ‘Het komt vanzelf’, zegt hij. ‘Dat is een mooi woord, “vanzelf”: het komt van mijzelf, vanuit de overvloed van mijn diepste zelf. Muziek is een formidabele ingang om te ervaren hoe moeiteloos jezelf geven kan zijn.’

Ten slotte nodigt hij me uit bij zijn piano. En of het nou komt door wat ik allemaal al gedaan heb, of omdat ik nu bij de Meester zelf sta, of omdat hij een mysterieuze kwaliteit heeft die ik niet kan beschrijven, maar na een tijdje komt er iets uit mijn keel waarbij ik weet: dit heb ik niet bedacht, dit komt vanzelf. Erg mooi is het trouwens niet; meer een soort onhandige brul.

‘Ja, als het begint te stromen, komt eerst alles eruit wat verboden was’, verklaart Kortie. Maar met zijn enthousiaste pianobegeleiding erbij klinkt het eigenlijk best. En, besef ik na afloop: op die bijzondere momenten dat het helemaal vanzelf kwam, was mijn hoofd leeg, was ik niet aan het denken, alleen maar aan het zingen.

Zen-zingen. Eventjes helemaal bevrijd.

LISETTE THOOFT schrijft, spreekt en zingt steeds meer op eigen wijs

This article is from: