2 minute read

‘Je kunt wel naar een andere planeet gaan, maar je neemt jezelf altijd mee.’

Op zichzelf teruggeworpen tijdens de pandemie liet Esther Gerritsen haar fantasie de vrije loop en waagde zich aan een oude liefde: sciencefiction. Gelukkig wel met de psychologische diepgang die we van haar gewend zijn.

Waarom besloot je je aan sciencefiction te wagen?

Lang geleden las ik heel graag sciencefiction, en nog steeds word ik er altijd weer enthousiast van. Ook als het een slecht verhaal is blijft het leuk. Sciencefiction lezen geeft een soort lucht, je kan er zo lekker bij weg fantaseren. En ik had nu veel zin om ook bij het schrijven mijn fantasie meer te gebruiken dan in ander recent werk. Ik heb dit boek veel minder rationeel geschreven, veel meer met mijn hart. Het ging ook heel snel, omdat ik alleen maar schreef waar ik zin in had, aanvankelijk zonder precies te weten waar het eigenlijk over ging. Dat kwam pas later.

Door welke scifi-titels heb je je laten inspireren?

Kurt Vonneguts Slaughterhouse 5, vanwege die combinatie van ontvoerd worden door aliens en het bombardement op Dresden, van totale idiotie en zwaar realisme. Verder de verhalen die Ray Bradbury schreef over hoe het is om naar een andere planeet te reizen. En Michel Fabers Het grote boek van de wonderbaarlijke dingen. Daarin leef je als lezer intens mee met een predikant die aliens gaat ontmoeten. Zouden ze kunnen praten, zouden ze een hoofd hebben?

Het is een wonder dat zo’n gegeven zo spannend is, terwijl we weten dat het helemaal niet kan. Juist dat geeft je als schrijver meer speelruimte. Moest ik bij mijn andere romans vaak precies uitzoeken hoe iets werkt: nu is het uitgangspunt al een volstrekt onrealistische situatie.

Wat zou je zeggen tegen de lezer die nu denkt: ik hou wel van Esther Gerritsen maar niet van scifi?

Dat boek van Faber gaat uiteindelijk gewoon over relaties, dat geldt voor Gebied 19 ook. De psychologie van de mensen is nog altijd het belangrijkste – je kunt wel naar een andere planeet gaan, maar je neemt jezelf altijd mee.

Hoe is het verhaal ontstaan?

Toen tijdens corona de avondklok van kracht was, was ik vaak in mijn eentje op straat om de hond uit te laten. Als je niemand ziet, blijft er niemand over. Ik begon toen te fantaseren over hoe het zou zijn als dit opeens permanent zou zijn: een stad met veel minder mensen.

Is je hoofdpersonage, Tomas, een typisch Esther

Gerritsen-personage?

Jazeker. Hij is geen grote held, zit een beetje in zijn hoofd. Hij heeft misschien een soort depressie. Op het moment dat iedereen zijn best doet om hem gelukkig te maken, kan hij dat niet geloven. Alles voelt onecht. Voor mij gaat het boek uiteindelijk daarover: iemand die niet kan omgaan met de werkelijkheid. Hij moest helemaal naar een andere planeet verhuizen om te leren de dingen te laten zijn wat ze zijn.

Een echte Esther Gerritsen, vol onderkoelde humor en zoekende personages Van haar boeken worden tussen de 20.000 en de 40.000 exemplaren verkocht

This article is from: