
3 minute read
Archief Bergen, Toen en Nu
Geschiedkundige notities door het Archief Gemeente Bergen in samenwerking met Stichting Bergen Toen en Nu Van waar komen onze namen?
Ruim een eeuw geleden kwam het in ons land nog voor dat er mensen waren, die geen achternaam hadden. Dit betekent echter niet dat het geven van namen iets is, dat in de vorige eeuw uitgevonden is. Kijkend naar de geschiedenis van eeuwen geleden zie je dat de naamgeving altijd als een belangrijke aangelegenheid beschouwd is.
Advertisement
Reeds in de oudheid zag men het geven van een naam bij de geboorte als iets gewichtigs. Bij sommige primitieve volken beschouwt men de naam als de uitdrukking van de persoonlijkheid. Men is daar van mening dat het kind nog geen ziel heeft voordat het naar zijn naam luistert.
Tot het begin van de vorige eeuw was de naamgeving grotendeels beperkt tot de voornaam. Bij de geboorte kreeg een kind de naam van een van de grootouders of van een ander familielid, zoals we ook nu nog veel zien. In het geven van een naam ligt meestal een zeker respect en waardering opgesloten voor degene, naar wie het kind genoemd wordt. Dit geldt niet alleen voor de naaste bloedverwant naar wie men een kind noemt. De namen die men vroeger en ook nu zijn kind geeft, zijn tenslotte bijna alle ontleend aan grote figuren uit de geschiedenis. Dit kunnen mensen zijn uit de vaderlandse geschiedenis of figuren uit sagen en legenden. Voor de katholieken is het belangrijkste de naam, afgeleid van de namen van heiligen. Deze namen zijn in het spraakgebruik veelal ‘volksnamen’ geworden, terwijl in de officiële aanduiding de originele naam gebruikt wordt. Zo heet Gerrit officieel Gerardus; Klaas Nicolaas; Stien Christina en Lies Elisabeth.
Volgens het volksgeloof neemt de drager van een naam de eigenschappen over van degene, naar wie hij genoemd is. Men drukt dit kernachtig uit door het gezegde: ‘naam erft over’. Volgens het volksgeloof mag de naam van een overleden kind niet gegeven worden aan een kind, dat nadien geboren wordt, omdat dit kind dan ook spoedig zal sterven. Deze opvattingen zijn niet houdbaar. Men kan er slechts een soort bijgeloof in zien.



Iets geheel anders is de bijzondere verering, die katholieken vaak hebben voor hun patroonheilige. In verschillende Limburgse plaatsen kent men nog het oude gebruik om in plaats van de verjaardag de naamdag van de patroonheilige te vieren. Maar zoals vele andere gebruiken raakt ook deze gewoonte steeds meer in onbruik. Het gebruik van uitsluitend voornamen bleek bij het groeien van de bevolking ontoereikend. Als in dezelfde straat vijf personen wonen, die allemaal Piet heten, dan is het noodzakelijk een naam toe te voegen, zodat je ze kunt onderscheiden. Vroeger heeft men hiervoor een oplossing gevonden door ieder meer voornamen te geven. Een andere veel gebruikte methode was de toevoeging van een persoonsnaam die van de vader was afgeleid. Indien de vijf genoemde Pieten respectievelijk zoons waren van een zekere Jan, Wouter, Maarten, Peter en Gerrit dan werd de naam van Piet Jans-zoon tot Piet Janssen terwijl de andere Pieten aan hun voornaam toevoegden: Wouters; Maartens; Peters en Gerrits. Soortgelijke toevoegingen werden geleidelijk meer gebruikelijk terwijl de noodzaak van deze nadere aanduidingen ook steeds duidelijker werd.
Daarom werd tijdens de Franse bezetting in 1811 aan alle inwoners van Nederland de verplichting opgelegd om een geslachtsnaam te kiezen, die officieel geregistreerd zou worden. De toevoegingen, zoals hierboven aangegeven, werden toen vaak als geslachtsnaam gekozen.
Maar omstreeks 1850 bleken in Nederland toch nog mensen te zijn, die geen geslachtsnaam hadden. Toen werd bij Koninklijk Besluit van 8 november 1852 bevolen dat allen, die nog niet aan de wettelijke verplichting voldaan hadden, alsnog binnen zes maanden een achternaam moesten kiezen. Sindsdien hebben alle inwoners van ons land een geslachtsnaam die officieel in de registers van de Burgerlijke Stand is vastgelegd.