1 minute read

De fossiele hartenklop

IIk ben geboren toen ik drieëntwintig dagen oud was. In de ononderbroken opeenvolging van natuurlijke verschijnselen waren complementaire paarcellen, door zich te verenigen, een proces van vermenigvuldiging door celdeling begonnen, dat leidde tot de vorming van een zygote. Tot dan hebben we te maken met een volkomen normale, waarneembare en reproduceerbare toestand. En toen, op de drieëntwintigste dag van dit proces, deed zich een bovennatuurlijk verschijnsel voor. We kunnen het bovennatuurlijk noemen omdat het niet verklaard kan worden door natuurlijke wetten. De kleine hartspier van deze zygote begon te kloppen. Boem-boem.

Ah! Hoe? Waarom? We weten het niet. En dat is niet normaal. Maar zo gaat het met alle mensen, dus zeggen we: het is normaal.

Advertisement

Maar toch. Plotseling, we weten niet waarom of hoe, begint het hart van het embryo te kloppen en dit zal enkele maanden tot enkele tientallen jaren voortgaan. Het is onmogelijk om het kloppen van mijn hart te ontkennen, het is waarneembaar en meetbaar. Het is ook onmogelijk om het verhaal van de bovennatuurlijke hartslag te vergeten. Beide fenomenen zijn nauw met elkaar verbonden. Mijn bestaan bestaat uit een reeks van acties en reacties die elkaar opvolgen volgens een onontkoombaar determinisme en ik zou dit mijn levenslot kunnen noemen. De inslag van een wording die door ervaringen tot stand komt. De hartenklop spreekt me van iets anders. Hij spreekt mij van een intentie. Een beetje zoals een wever die een tapijt maakt op zijn weefgetouw. Hij verweeft de draden wol met een heel precies doel, volgens een vooraf bepaald patroon. Als ik alleen maar naar het weefgetouw kijk, zie ik draden door elkaar lopen, de een na de