4 minute read

Wist je dat?

Gele morgenster

Gele morgenster is de beloning van Moeder Natuur voor wie vroeg uit de veren geraakt. Wie pas na de middag gaat wandelen, zal deze prachtige bermplant nooit leren kennen. Vanaf 14u gaan de bloemen onherroepelijk dicht. Dan verdwijnt de slanke groene kelk van het bloemhoofdje in het omringende lange gras, net als de grasachtige bladeren. De pluisbol valt wel op, maar dan ben je sowieso te laat om de bloem te zien.

Dat planten een inwendige klok hebben, is al langer geweten. Linnaeus, de vader van de taxonomie, was vooral een eminent plantkundige. Hij ontwierp in 1748 met zijn ‘Horologium florae’ een plantaardige klok waarop de planten gerangschikt stonden al naargelang het uur dat ze openden of sloten! De gele morgenster is daarin de vroegste vogel: om drie uur ’s morgens gaat ze al open. Dat lijkt extreem vroeg, maar Linnaeus woonde dan ook in Uppsala, Zweden, en daar is het in de zomer vroeg licht… Zijn theorie was OK maar er is natuurlijk het feit dat het openen van planten ook bepaald wordt door weer en klimaat plus de breedtegraad van de plek waar ze groeien.

De interne klok is voor planten heel belangrijk. Dat planten dicht gaan ’s avonds en ’s morgens weer open komen, dat heb je zeker zelf al eens gezien. Planten met een verstoord dag/nachtritme zijn minder goed bestand tegen rupsenvraat! Slim van die planten? Neen, da’s ‘gewoon’ evolutie.

Een andere naam voor gele morgenster is Boksbaard. Die heeft niets met contactsport te maken, maar alles met de sik van een mannelijke geit. Als de kelkomwindsels ’s middags dicht gaan, steken er bovenaan aan het puntje nog onregelmatige franjes uit. Linnaeus, de man die zovele planten voorzag van een wetenschappelijke naam, had blijkbaar veel fantasie. ‘Tragos’ is een geit/bok en ‘pogon’ een baard en de geslachtsnaam Tragopogon was geboren.

Gesloten kelkomwindsels (Boksbaard)

Gele morgenster is een ‘composiet’, wat wil zeggen dat elke bloem eigenlijk een verzameling is van vele bloempjes op één hoofdje. In het geval van morgenster zijn dat allemaal lintvormige bloempjes, die bloeien in volgorde, in spiraalvorm te beginnen van de buitenste rand; de binnenste komen laatst open. De bruine buis in het hartje zijn de meeldraden die een gele stamper omringen die eruit ziet als een kleverige slangentong. Die moet het stuifmeel opvangen en omdat elke plant op zijn eigen tempo in bloei komt, is de kans groot dat dat stuifmeel van een andere plant afkomstig is, overgebracht door een bloembezoeker die al voor de middag op pad gaat.

Bloemhoofd met gele lintbloempjes

Toen ik die bruine buisjes in het hart van een bloem eens van nabij wou bekijken, bleken ze te bewegen! Tientallen tripsen - minieme sapzuigers die je misschien kent als ‘donderbeestjes’ - kropen met zijn allen tegelijk uit de bloem. Met hun afmetingen, vorm en kleur waren ze perfect gecamoufleerd tussen de meeldraadbuizen!

Tripsen

Wanneer de plant uitgebloeid is en zaad heeft gezet, springt de pluisbol in het oog. Die is een pak forser dan die van de verwante paardenbloem. De individuele parachutes zijn niet alleen groter, ze zijn nog ingenieuzer. Elk langwerpig nootje hangt met een draadje onderaan een parachute die lijkt op een omgeslagen paraplu: de baleinen in de lucht en daartussen fijne gekroesde draadjes. De wind zorgt voor de vlucht, de zwaartekracht voor een perfecte landing, want alleen als het nootje met het puntje naar beneden in de grond terechtkomt, zal een nieuwe morgenster ontkiemen.

Pluisbol

Peter De Ridder

This article is from: